Organisatie | Steenwijkerland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Reïntegratieverordening Wet Werk en Bijstand |
Citeertitel | Reïntegratieverordening Wet Werk en Bijstand |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2005 | 01-01-2015 | nieuwe regeling | 09-11-2004 Gemeenteblad, 2004, 28 | 2004/127 |
De raad van de gemeente Steenwijkerland ;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 5 oktober 2004,
gelet op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet, de artikelen 7 en 8 en 10 tweede lid van de Wet werk en bijstand, de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers en de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen werknemers,
Hoofdstuk 2 Beleid en financiën
Het college kan voordat besloten wordt tot een reïntegratietraject en/of tot de inzet van voorzieningen een onderzoek (laten) doen waarbij gekeken wordt welke ondersteuning of voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van belanghebbende het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid.
Artikel 15 Concurrentieverhouding
Het college biedt de voorzieningen genoemd in de artikelen 10, 12, 13, 14 en 15 alleen aan indien door de plaatsing van een persoon de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en indien geen sprake is van verdringing van reguliere arbeid.
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Steenwijkerland in zijn vergadering van 9 november 2004
de voorzitter,
de griffier,
Toelichting op de Reïntegratieverordening Wet Werk en Bijstand
Deze verordening regelt de ondersteuning die het college biedt bij de arbeidsinschakeling van werklozen die behoren tot de doelgroep. De opdracht om die ondersteuning te bieden is geregeld in artikel 7 van de Wet Werk en Bijstand (WWB). Het voorschrift om een verordening vast te stellen waarin deze ondersteuning nader vorm wordt gegeven volgt uit artikel 8 WWB.
In dit artikel worden omschrijvingen gegeven van begrippen die in de verordening voorkomen, en waarvan het van belang is dat er telkens hetzelfde onder wordt verstaan. Bij het omschrijven van begrippen wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen in de Wet Werk en Bijstand.
De WWB geeft aan het college de verantwoordelijkheid voor het bieden van ondersteuning. Hoewel belanghebbenden aanspraak kunnen maken op ondersteuning, is er geen afdwingbaar recht op ondersteuning. Het is aan het college om zorg te dragen voor voldoende aanbod aan voorzieningen, waarbij zij te maken hebben met beperkte financiële middelen, terwijl de vraag naar ondersteuning afhankelijk is van een veelheid aan sociaal-economische factoren.
Artikel 3 Beleidsplan Reïntegratie
Het college stelt een meerjaren beleidsplan Reïntegratie op waarin, binnen de kaders van de reïntegratieverordening, het beleid voor meerdere jaren wordt beschreven. In dit artikel staat aangegeven welke elementen het beleidsplan Reïntegratie minimaal moet bevatten.
Jaarlijks wordt door het college een jaarplan Reïntegratie vastgesteld. In dit artikel wordt ook aangegeven welke elementen het jaarplan minimaal moet bevatten.
Na afloop van het kalenderjaar stelt het college een verslag op voor de gemeenteraad over de doelmatigheid en de effecten van het gevoerde beleid van dat jaar.
Artikel 4 Aanspraak op ondersteuning
De WWB stelt niet zo expliciet dat de aanspraak op voorzieningen in de verordening geregeld moet worden. Immers, het is ook al in de WWB zelf geregeld. Eveneens uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie is ervoor gekozen een algemene bepaling over de aanspraak op te nemen.
In het vierde lid wordt expliciet de koppeling gelegd tussen de algemene aanspraak van de cliënt en de criteria die gehanteerd worden bij het aanbieden van voorzieningen. Daarbij wordt verwezen naar elk document waarin die criteria geformuleerd kunnen worden, doch minimaal de verordening en het beleidsplan.
In een aantal gevallen zal worden verwezen naar een reïntegratiebedrijf. Ook is denkbaar dat uit eigen onderzoek al blijkt dat een diagnose door derden en/of de inzet van meerdere reïntegratie voorzieningen niet nodig is en kan direct naar een instrument of voorziening worden verwezen.
Artikel 6 Verplichtingen van de cliënt
Deelname aan reïntegratie is niet vrijblijvend. Uitkeringsgerechtigden zijn reeds door het ontvangen van een uitkering aan bepaalde verplichtingen gehouden. Voor diegenen zonder uitkering moeten voorwaarden aan het reïntegratietraject gekoppeld worden. Deze gelden vanzelfsprekend ook voor de uitkeringsgerechtigden. Het niet nakomen van de verplichtingen geeft de mogelijkheid om een traject af te breken of gevraagde ondersteuning te weigeren, bijvoorbeeld als iemand niet mee wil werken aan een onderzoek. Ook is denkbaar dat gemaakte kosten van de belanghebbende worden teruggevorderd, als door verwijtbaar handelen een traject niet tot het gewenste resultaat leidt. Om die mogelijkheid open te houden is het wenselijk dat de belangrijkste voorwaarden voor het behalen van succes als verplichting zijn opgenomen.
Natuurlijk heeft de belanghebbende ook rechten. Deze rechten zijn meestal elders in wet- of regelgeving ondergebracht. Tegen beslissingen op grond van deze verordening staat bezwaar en beroep open op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het recht op inzage in gegevens en zonodig correctie daarvan is geregeld in de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp).
Het tweede en derde lid biedt de verbinding met de maatregelenverordening en het Maatregelenbesluit Abw, Ioaw en Ioaz. Deze verordeningen regelen het opleggen van een maatregel indien de uitkeringsgerechtigde niet aan zijn verplichtingen voldoet. Deze maatregel bestaat uit het verlagen van de uitkering met een bepaald percentage.
Echter, voor personen zonder uitkering, ANW-ers en personen in gesubsidieerde arbeid kan de gemeente de uitkering niet verlagen als maatregel. Daarom is in het vierde lid de mogelijkheid opgenomen dat in die gevallen de gemeente (een deel van) de kosten die gemaakt zijn terug kan vorderen.
De wijze waarop wordt vastgesteld of een Nugger- of ANW-er moet bijdragen in de kosten van de voorziening en de hoogte van de eigen bijdrage, kan in het uitvoeringsbesluit worden vastgelegd.
Artikel 8 Subsidie- en budgetplafonds
De wet stelt dat het ontbreken van financiële middelen alleen geen reden kan zijn voor de afwijzing van een aanvraag. De gemeente dient na te gaan welke andere, goedkopere alternatieve er beschikbaar zijn. Dit houdt dus in dat er geen algemeen plafond ingesteld kan worden. Wel kan per voorziening een plafond ingebouwd worden; dit laat de mogelijkheid open dat er naar een andere voorziening wordt uitgeweken.
De aan het college gegeven mogelijkheid om een subsidie- of budgetplafond vast te stellen, is ingesteld om ongewenste overschrijding van de beschikbare middelen te voorkomen. Dat is nodig om dat vooraf niet exact bepaald kan worden hoe groot de instroom in de uitkering zal zijn, hoe effectief het reïntegratiebeleid zal zijn, en wat de uitgaven zullen zijn die daar het gevolg van zijn.
Een subsidieplafond geldt voor voorzieningen die subsidies inhouden. Een budgetplafond geldt voor de overige uitgaven die het college doet in het kader van voorzieningen. De subsidie- en budgetplafonds moeten door het college per voorziening worden vastgesteld. Een door het college ingesteld subsidie- of budgetplafonds vormt een weigeringsgrond bij de aanspaak op de desbetreffende voorziening.
Indien er geen budget- of subsidieplafond kan worden vastgesteld, kan het college besluiten een plafond in te stellen aan het aantal personen dat gebruik kan maken van de subsidie.
Artikel 9 Algemene bepalingen over voorzieningen
Dit artikel biedt de mogelijkheid zaken te regelen die te maken hebben met alle voorzieningen, ook die voorzieningen die niet met name in de verordening zijn opgenomen. Het eerste lid geeft daarom aan dat de verordening geen uitputtende opsomming van voorzieningen bevat.
Het tweede lid geeft het college de bevoegdheid om aan een voorziening nadere verplichtingen te verbinden. Dit kunnen verplichtingen van diverse aard zijn. Zo kan bepaald worden dat een cliënt gedurende het traject op gezette tijden met de klantmanager de voortgang bespreekt.
Het derde lid geeft aan dat het college een voorziening kan beëindigen en in welke gevallen zij dat kan doen. Onder beëindigen wordt hierbij ook verstaan het stopzetten van de loonkostensubsidie aan een werkgever of het opzeggen van de arbeidsovereenkomst bij een detacheringsbaan. Bij deze laatste wijze van beëindigen dienen vanzelfsprekend de toepasselijke bepalingen uit het arbeidsrecht en de eventueel aanwezige rechtspositieregeling in acht te worden genomen.
Een bijzonder aandachtspunt is hier het uitbesteden van voorzieningen aan reïntegratiebedrijven. Immers, bij uitbesteden wordt een deel van de regie uit handen gegeven. Het verdient dan ook aanbeveling dat in het contract met het reïntegratiebedrijf wordt verklaard dat deze reïntegratieverordening van toepassing is.
Het vierde lid geeft het college de algemene bevoegdheid om voor voorzieningen nadere regels te stellen. Dit heeft met name tot doel om bij subsidieverstrekking de uitvoering zoveel mogelijk aan het college over te laten.
Werkstage is binnen deze verordening een voorziening om werklozen te laten reïntegreren. Voor de term werkstage is gekozen om te benadrukken dat het gaat om een soort scholingsinstrument: niet de arbeid zelf, maar het leren werken staat centraal.
Het is belangrijk in de gaten te houden onder welke voorwaarden de werkstage aangeboden wordt en dat deze niet beschouwd wordt als een gewone arbeidsovereenkomst. Volgens het arbeidsrecht is er sprake van een arbeidsovereenkomst indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
De Hoge Raad heeft bepaald dat er bij werkstages weliswaar sprake is van het persoonlijk verrichten van arbeid, maar dat dit overwegend gericht is op het uitbreiden van de kennis en ervaring van de werknemer. Daarnaast is bij een werkstage in de regel geen sprake van beloning. Het is daarom verstandig terughoudend te zijn met het verstrekken van een gerichte stagevergoeding. Er kan wel een onkostenvergoeding worden gegeven, maar daarbij moet dan ook daadwerkelijk sprake zijn van een vergoeding van gemaakte kosten.
Het eerste lid geeft de algemene bepaling voor het aanbieden van een werkstage en dat het aanbod zich specifiek richt op de uitkeringsgerechtigde.
Het tweede lid geeft nog eens specifiek aan wat het doel is van de werkstage, om het verschil met een normale arbeidsverhouding aan te geven. Dit is met name van belang om te voorkomen dat de cliënt claimt dat sprake is van een arbeidsovereenkomst, en bij de rechter loonbetaling afdwingt.
De werkstage kan twee doelen hebben. Op de eerste plaats kan het gaan om het opdoen van specifieke werkervaring. Dit is vergelijkbaar met de zogenaamde ‘snuffelstage’, waarbij de cliënt de gelegenheid krijgt om te bezien of het soort werk als passend kan worden beschouwd. Op de tweede plaats kan het gaan om het leren werken in een arbeidsrelatie. In de werkstage kan de cliënt wennen aan aspecten als gezag, op tijd komen, werkritme en samenwerken met collega’s.
Het derde lid geeft het college de bevoegdheid nadere regels te stellen over de duur van de stage en de daaraan verbonden verplichtingen.
In het vierde lid wordt bepaald dat er voor de werkstage een schriftelijke overeenkomst (stage-overeenkomst) wordt opgesteld. Hierin kan expliciet het doel van de stage worden opgenomen, alsmede de wijze van begeleiding. Door deze schriftelijke overeenkomst kan nog eens gewaarborgd worden dat het bij een werkstage niet gaat om een reguliere arbeidsverhouding.
Het vijfde lid geeft het college de mogelijkheid de werkstage te laten uitvoeren door een uitvoeringsorganisatie Voor de uitbesteding dient een mandaatbesluit te worden genomen en moet een uitvoeringsovereenkomst worden afgesloten.
Volgens de WWB dient ook sociale activering uiteindelijk gericht te zijn op arbeidsinschakeling. Bij de omschrijving van het begrip sociale activering in het tweede lid komt tot uiting dat sociale activering als voorziening kan worden ingezet.
Voor bepaalde doelgroepen is arbeidsinschakeling echter een te hoog gegrepen doel. Voor deze personen staat dan ook niet reïntegratie, maar participatie voorop.
In het derde lid wordt expliciet de koppeling gelegd tussen de algemene aanspraak van de cliënt en de criteria die gehanteerd worden bij het aanbieden van voorzieningen. Daarbij wordt verwezen naar elk document waarin die criteria geformuleerd kunnen worden, doch minimaal de verordening en het beleidsplan.
Artikel 12 Detacheringsbaan (doorstroombaan)
De WWB heeft de mogelijkheid om à la de WIW personen een detacheringsbaan aan te bieden, om op detacheringsbasis werkervaring op te doen zonodig in combinatie met scholing of andere voorzieningen. Het doel is kwalificeren voor regulier werk op korte of middellange termijn. Gedurende het traject zal belanghebbende worden geplaatst bij een werkgever om werkervaring op te doen. In deze verordening zijn de randvoorwaarden vastgelegd waarbinnen de banen vormgegeven worden.
Het eerste lid geeft de algemene bepaling voor het aanbieden van een detacheringsbaan en dat het aanbod zich specifiek richt op de uitkeringsgerechtigde.
In het tweede lid wordt de doelstelling van de detacheringsbaan nog eens benadrukt. Het kwalificeren naar regulier werk.
In het derde lid wordt bepaald dat het om detachering gaat en dat dit in een detacheringsoveréénkomst wordt vastgelegd. Daarbij worden op twee vlakken afspraken gemaakt. Ten eerste tussen het inlenende bedrijf en de werkgever. Hierin worden zaken geregeld als de verhouding tot de werkgever, de hoogte van de inleenvergoeding en de wijze waarop de begeleiding wordt vormgegeven. In de overeenkomst tussen werknemer en inlener worden afspraken gemaakt over werktijden, verlof, de inhoud van het werk etc.
Het vierde lid geeft het college de bevoegdheid nadere regels te stellen over de duur van de detacheringsbaan, de hoogte van het salaris, en de daaraan verbonden verplichtingen.
Het vijfde lid geeft aan dat als rechtspositie "de arbeidsvoorwaardenregeling van de uitvoeringsorganisatie" van toepassing is.
Het zesde lid geeft het college de mogelijkheid het materieel werkgeverschap te mandateren aan een uitvoeringsorganisatie of reïntegratiebedrijf, net zoals dat in de WIW mogelijk was. Voor de uitbesteding dient een mandaatbesluit te worden genomen. Daarnaast moet een uitvoeringsoveréénkomst opgesteld worden.
Artikel 13 Loonsuppletie gericht op reïntegratie
Doel van de loonsuppletie is om extra werkgelegenheid te bevorderen voor uitkeringsgerechtigden en werknemers in de gesubsidieerde arbeid die anders geen werk kunnen vinden. De reden hiervoor kan zijn dat deze doelgroep door de grotere afstand tot de arbeidsmarkt minder productief zijn, of dat werkgevers door gebrek aan werkervaring huiverig zijn om iemand in dienst te nemen vanwege de extra financiële risico's die daaraan verbonden zijn. Door deze suppletie worden de financiële risico's van de werkgever gecompenseerd, en komen er extra reïntegratie voorzieningen beschikbaar.
Het eerste lid geeft de basis voor de loonsuppletie, waarbij expliciet wordt aangeven dat het primair gaat om een reïntegratievoorziening. De doelgroep voor wie een suppletie verstrekt kan worden, is beperkt tot uitkeringsgerechtigden en werknemers in de gesubsidieerde arbeid.
In het tweede lid wordt het doel nog een benadrukt, het beschikbaar stellen van arbeidsplaatsen voor deze doelgroep stimuleren
Het derde lid geeft het college de bevoegdheid nadere regels te stellen over de hoogte van de suppletie, de termijn, en de praktische uitvoering ( aanvraag, informatieverplichtingen, terugvordering, etc.)
Het vierde lid geeft het college de mogelijkheid het verstrekken van de loonsuppletie te laten uitvoeren door een uitvoeringsorganisatie. Voor de uitbesteding dient een mandaatbesluit te worden genomen en moet een uitvoeringsovereenkomst worden afgesloten.
Artikel 14 Werk-Nu (Work-first)
In het eerste en tweede wordt het college de mogelijkheid geboden een “Werk-Nu” project op te starten.
Werk-Nu is bedoeld om personen met een arbeidsverplichting direct bij de aanvraag om een uitkering een voorziening (werk c.q. werkstage) aan te bieden. De visie hierachter is dat daarmee voorkomen wordt dat mensen langdurig vervreemden van de arbeidsmarkt. Hoe langer iemand afhankelijk is van een uitkering des te groter wordt de afstand tot de arbeidsmarkt. Een deel van het traject zal bestaan uit een zeer intensief begeleidingstraject naar regulier werk.
In een door het college vastgesteld uitvoeringsbesluit zullen de kaders, de voorwaarden en de nadere verplichtingen worden vastgelegd.
Artikel 15 Concurrentieverhoudingen
Dit artikel geeft aan dat er bij plaatsing geen verdringing plaats vindt, of dat de concurrentieverhoudingen niet nadelig worden beïnvloed. Het college kan dit doen door expliciet na te gaan dat het werk dat verricht gaat worden niet productief is, of dat er geen recent ontslag heeft plaatsgevonden.
In deze verordening is ervoor gekozen het verstrekken van premies in algemene zin te regelen: de criteria en de doelgroepen kunnen worden omschreven in het beleidsplan reïntegratie, al dan niet gekoppeld aan de bevoegdheid van het college om nadere regels te stellen.
Het premiebeleid kan worden afgestemd op de verschillende activiteiten die in het kader van activering verricht worden en daarbij de hoogte van de premie laten variëren. Ook kan besloten worden bepaalde activiteiten in het geheel niet te premieren. Tenslotte kan de premie afhankelijk worden gemaakt van de doelgroepen, zoals arbeidsgehandicapten, ouderen, jongeren, afstand tot de arbeidsmarkt etc.
Artikel 17 Overige vergoedingen (flankerend beleid)
In deze verordening is ervoor gekozen het verstrekken van overige vergoedingen, het zgn flankerende beleid in algemene zin te regelen. Het is denkbaar dat ter stimulering van de arbeidsinschakeling wordt besloten diverse kosten te vergoeden voor activiteiten die daaraan bijdragen. In dit artikel zijn als voorbeelden genoemd reiskosten en kosten voor kinderopvang, maar dit is geen limitatieve opsomming.
Het flankerend beleid is nader omschreven in het beleidsplan Reïntegratie.
Het tweede lid geeft het college de bevoegdheid nadere regels te stellen voor deze voorziening zoals de aard van de voorzieningen, de hoogte van de vergoedingen, de duur, de praktische uitvoering etc.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 19 Citeerwijze en inwerkingtreding
In het Invoeringsbesluit WWB is bepaald dat de reïntegratieverordening en de maatregelenverordening op hetzelfde tijdstip in dienen te gaan.
De Reïntegratieverordening en de maatregelenverordening zijn op grond van artikel 8 Tijdelijke referendumwet referendabel. De datum van de inwerkingtreding van de Reïntegratieverordening en de maatregelenverordening moet daarom, met in acht name van artikel 22 Tijdelijke referendumwet, op tenminste 6 weken na datum publicatie gesteld worden.