Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Goeree-Overflakkee

Beleidsregel handhaving Wet kinderopvang Goeree-Overflakkee

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieGoeree-Overflakkee
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel handhaving Wet kinderopvang Goeree-Overflakkee
CiteertitelBeleidsregel handhaving Wet kinderopvang Goeree-Overflakkee
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp
Externe bijlageAfwegingsoverzicht dagopvang / buitenschoolse opvang / gastouderopvang / gastouderbureau

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Vervangt Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Goeree-Overflakkee

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet kinderopvang, art. 1.61, lid 1
  2. Wet kinderopvang, art. 1.65, lid 1
  3. Wet kinderopvang, art. 1.66
  4. Wet kinderopvang, art. 1.72, lid 1

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

27-06-2018nieuwe beleidsregel

05-06-2018

Gemeenteblad 2018, 135212

Z-18-99652

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel handhaving Wet kinderopvang Goeree-Overflakkee

Burgemeester en wethouders van Goeree-Overflakkee;

 

gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

gelet op de artikelen 1.61, eerste lid, 1.65, eerste lid, 1.66 en 1.72, eerste lid, van de Wet kinderopvang;

 

besluiten vast te stellen de volgende Beleidsregel handhaving Wet kinderopvang Goeree-Overflakkee.

HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN

Artikel 1 Toepassing

Deze beleidsregel is van toepassing op de handhaving naar aanleiding van een overtreding van de bij of krachtens de Wet kinderopvang gestelde regelgeving.

Artikel 2 Vormen van handhaving

Bij het uitvoeren van het handhavingsbeleid hebben burgemeester en wethouders de volgende mogelijkheden:

  • a.

    informeel middel zoals een waarschuwing;

  • b.

    op herstel gericht handhavingsmiddel zoals een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom;

  • c.

    bestraffende sanctie, zoals een bestuurlijke boete.

Artikel 3 Kwaliteitseisen

  • 1.

    De kwaliteitseisen waaraan voldaan moet worden, staan genoemd in de Wet kinderopvang en alle onderliggende regelgeving.

  • 2.

    De toezichthouder kinderopvang onderzoekt de naleving van deze kwaliteitseisen en legt de bevindingen vast in een inspectierapport.

  • 3.

    In deze beleidsregel wordt uitgegaan van deze kwaliteitseisen.

  • 4.

    In het afwegingsoverzicht worden per domein de kwaliteitseisen geclusterd weergegeven en voorzien van een prioritering en bepaling van de hoogte van de bestuurlijke boete in geval van een overtreding. Het afwegingsoverzicht is als bijlage 1 aan deze beleidsregel toegevoegd.

HOOFDSTUK 2 HERSTELLEND TRAJECT

Artikel 4 Herstelmaatregel

  • 1.

    Indien gebleken is dat een houder van een kindercentrum, een gastouderbureau of een voorziening voor gastouderopvang niet voldoet aan een of meer kwaliteitseisen van de Wet kinderopvang en alle onderliggende regelgeving, starten burgemeester en wethouders in beginsel een op herstel gericht handhavingstraject. Dit traject is gericht op beëindiging van de overtreding(en) en op voorkoming van herhaling van de overtreding(en).

  • 2.

    Bij het uitvoeren van een herstellend handhavingstraject hanteren burgemeester en wethouders de volgende stappen:

    • a.

      stap 1: aanwijzing;

    • b.

      stap 2: last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang;

    • c.

      stap 3: exploitatieverbod;

    • d.

      stap 4: intrekken van de toestemming tot exploitatie en verwijdering van de registratie uit het landelijk register kinderopvang.

  • 3.

    Indien de aard van de overtreding hiertoe aanleiding geeft, kunnen burgemeester en wethouders besluiten om een bepaalde stap of bepaalde stappen in het herstellende traject over te slaan dan wel meerdere keren toe te passen.

  • 4.

    De duur van de hersteltermijn is afhankelijk van de prioriteit die is toegekend aan de kwaliteitseis zoals afgeleid kan worden uit het afwegingsoverzicht dat als bijlage 1 is opgenomen.

  • 5.

    Bij het geven van een aanwijzing gelden de volgende hersteltermijnen:

    • a.

      prioriteit hoog: maximaal twee weken;

    • b.

      prioriteit gemiddeld: maximaal twee maanden;

    • c.

      prioriteit laag: maximaal zes maanden.

    Deze termijnen worden eveneens gehanteerd als begunstigingstermijn indien ervoor gekozen is om een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang op te leggen.

Artikel 5 Intrekking toestemming exploitatie

Indien niet (langer) wordt voldaan aan de definities van de Wet kinderopvang voor wat betreft de geregistreerde voorziening (dagopvang, buitenschoolse opvang, gastouderbureau, voorziening voor gastouderopvang) wordt de gegeven toestemming tot exploitatie ingetrokken door middel van een beschikking overeenkomstig artikel 1.46, vijfde en zesde lid, van de Wet kinderopvang. Aansluitend wordt de registratie verwijderd uit het landelijk register kinderopvang.

HOOFDSTUK 3 BESTRAFFEND TRAJECT

Artikel 6 Gebruik bevoegdheid opleggen bestuurlijke boete

  • 1.

    Burgemeester en wethouders leggen een bestuurlijke boete op bij:

    • a.

      overtredingen met de prioriteit ‘hoog’ zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht in bijlage 1;

    • b.

      exploitatie zonder toestemming van burgemeester en wethouders;

    • c.

      niet onverwijld melden van een wijziging aan van burgemeester en wethouders van in het landelijk register kinderopvang opgenomen gegevens;

    • d.

      overtreding van een norm zoals genoemd in het afwegingsoverzicht in bijlage 1 onder ‘overige overtredingen’.

  • 2.

    Bij overtredingen met een prioriteit ‘gemiddeld’ of ‘laag’ zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht in bijlage 1 kunnen burgemeester en wethouders een bestuurlijke boete opleggen.

Artikel 7 Hoogte bestuurlijke boete

  • 1.

    Bij de berekening van de bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 1.72, eerste lid, van de Wet kinderopvang wordt voor alle overtredingen het boetebedrag dat is neergelegd in het afwegingsoverzicht in bijlage 1 als uitgangspunt gehanteerd.

  • 2.

    In afwijking van het vorige lid, geldt voor voorzieningen voor gastouderopvang als uitgangspunt dat het boetebedrag zoals neergelegd in het afwegingsoverzicht in bijlage 1 met 0,5 kan worden vermenigvuldigd.

Artikel 8 Recidive

Bij de vaststelling van de boete wordt uitgegaan van:

  • a.

    anderhalf maal het onder artikel 7 bepaalde boetebedrag indien een door een bestuurlijke boete te handhaven overtreding plaatsvindt binnen een periode van twee jaar nadat een eerdere overtreding van dezelfde wettelijke norm heeft plaatsgevonden waarvoor eveneens een bestuurlijke boete was opgelegd;

  • b.

    twee maal het onder artikel 7 bepaalde boetebedrag indien er sprake is van een derde of volgende overtreding van dezelfde wettelijke norm binnen een periode van twee jaar nadat de daaraan voorafgaande overtreding zich heeft voorgedaan waarvoor eveneens een bestuurlijke boete was opgelegd.

Artikel 9 Matiging

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen besluiten om de bestuurlijke boete te matigen indien de belanghebbende aannemelijk maakt dat op grond van

    • a.

      de ernst van de overtreding;

    • b.

      de mate van verwijtbaarheid;

    • c.

      de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan of;

    • d.

      de omstandigheden waarin de overtreder verkeert,

    boeteoplegging volgens deze beleidsregels handhaving Wet kinderopvang onevenredig is.

  • 2.

    Van een situatie als bedoeld in het vorige lid kan in beginsel slechts sprake zijn, indien sprake is van bijzondere omstandigheden waarin bij de vaststelling van deze beleidsregels niet is voorzien.

Artikel 10 Samenloop

De totale bij boetebeschikking op te leggen boete bestaat, ingeval er sprake is van meerdere overtredingen, uit de som van de per overtreding berekende boetebedragen.

HOOFDSTUK 4 SLOTBEPALINGEN

Artikel 11 Intrekking oude beleidsregel

De Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Goeree-Overflakkee worden ingetrokken.

Artikel 12 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de eerste dag na die van zijn bekendmaking.

Artikel 13 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel handhaving Wet kinderopvang Goeree-Overflakkee.

Aldus vastgesteld op 5 juni 2018 door

burgemeester en wethouders van Goeree-Overflakkee,

secretaris, burgemeester,

W.M. van Esch mr. A. Grootenboer-Dubbelman

Nota-toelichting  

 

Bijlage 1 behorend bij Beleidsregel handhaving Wet kinderopvang Goeree-Overflakkee

Afwegingsoverzicht dagopvang / buitenschoolse opvang / gastouderopvang / gastouderbureau

Toelichting  

Algemene toelichting

 

Hoofdstuk 2 Herstellend traject

 

In een herstellend traject zijn verschillende stappen te onderscheiden.

Stap 1: aanwijzing, artikel 1.65 lid 1 Wet kinderopvang

Burgemeester en wethouders van de gemeente waarin zich een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang of een gastouderbureau bevindt dat de bij of krachtens de artikelen 1.47 lid 1 en 1.48d tot en met 1.59 gegeven voorschriften (de ‘kwaliteitseisen’) niet of in onvoldoende mate naleeft, geven de houder een schriftelijke aanwijzing.

  • 1.

    In een aanwijzing wordt met redenen omkleed aangegeven op welke punten de bedoelde voorschriften niet of in onvoldoende mate worden nageleefd. Ook wordt aangegeven welke maatregelen door de houder binnen de gestelde termijn genomen dienen te worden. De duur van de hersteltermijn is afhankelijk van de prioriteit die is toegekend aan de kwaliteitseis zoals afgeleid kan worden uit het afwegingsoverzicht dat als bijlage is opgenomen.

  • 2.

    In geval van een overtreding met de prioriteit hoog, bedraagt de hersteltermijn maximaal 14 dagen. Is er sprake van een overtreding met een gemiddelde of lage prioriteit dan bedraagt de hersteltermijn maximaal respectievelijk 2 of 6 maanden.

  • 3.

    Na het verstrijken van de hersteltermijn dient de overtreding duurzaam beëindigd te zijn. Ter controle hiervan kan de handhaver schriftelijke bewijsstukken opvragen dan wel aan de GGD opdracht geven voor een herinspectie. Is de overtreding niet beëindigd, dan wordt een volgende stap ingezet. 

     

Stap 2: last onder dwangsom of last onder bestuursdwang, artikel 125, tweede lid, van de Gemeentewet en artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht, hierna Awb.

De algemene bestuursdwangbevoegdheid is neergelegd in artikel 125 van de Gemeentewet. In gevallen waarin het bestuursorgaan de mogelijkheid heeft om zelf de overtreding te beëindigen (op kosten van de overtreder) kan een last onder bestuursdwang opgelegd worden. De bevoegdheid tot het opleggen van een last onder dwangsom is een van de bestuursdwangbevoegdheid afgeleide bevoegdheid; neergelegd in artikel 5:32 van de Awb.

  • 1.

    Een last onder dwangsom wordt opgelegd met als doel herstel van de overtreding en/of voorkoming van herhaling van de overtreding.

  • 2.

    De stap last onder dwangsom kan meerdere keren worden genomen voor een geconstateerde overtreding. Indien een eerste last onder dwangsom geen resultaat heeft gehad, kan worden overwogen een nieuwe, hogere last onder dwangsom op te leggen. Dit vereist dan wel een nieuw besluit. Ook kan besloten worden tot een volgende stap in het herstellend handhavingstraject.

  • 3.

    De last onder dwangsom kan ook preventief worden opgelegd. Van een preventieve last is sprake als de last wordt opgelegd voordat enige overtreding heeft plaatsgevonden. Hiervoor geldt dat het gevaar van de overtreding klaarblijkelijk dreigt: dat wil zeggen dat de overtreding zich met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal voordoen.

     

Stap 3: exploitatieverbod, artikel 1.66 Wet kinderopvang

Burgemeester en wethouders kunnen de houder verbieden een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang of een gastouderbureau in exploitatie te nemen dan wel de exploitatie voort te zetten. Dit kunnen burgemeester en wethouders onder andere in de volgende gevallen:

  • 1.

    Zolang de houder een bevel of aanwijzing niet opvolgt en het opleggen van een last onder bestuursdwang niet mogelijk is (lid 1).

  • 2.

    Als een kindercentrum, gastouderbureau of voorziening voor gastouderopvang niet of niet langer aan de kwaliteitseisen voldoet (lid 2). 

     

Stap 4: het intrekken van de beschikking met toestemming tot exploitatie en het verwijdering van de registratie uit het landelijk register kinderopvang, artikel 1.46 lid 5 en 6 Wet kinderopvang, artikel 1.47a lid 2 Wet kinderopvang en artikel 8 lid 1 Besluit landelijk register kinderopvang en register buitenlandse kinderopvang .

Er zijn verschillende gronden waarop burgemeester en wethouders, in het kader van handhaving, de toestemming tot exploitatie kunnen intrekken en de registratie van deze voorziening verwijderen uit het register:

  • 1.

    Indien is gebleken dat de houder niet langer de kinderopvangvoorziening exploiteert.

  • 2.

    Indien uit een GGD-onderzoek of anderszins is gebleken dat de houder naar verwachting niet dan wel niet langer voldoet aan de bij of krachtens hoofdstuk 1 afdeling 3, paragrafen 2 en 3 gegeven voorschriften.

  • 3.

    Indien drie maanden na de registratie de exploitatie van de kinderopvangvoorziening niet daadwerkelijk is aangevangen.

 

Vanaf het moment dat voor een voorziening voor kinderopvang de toestemming tot exploitatie is ingetrokken en de registratie van deze voorziening verwijderd is uit het landelijk register kinderopvang, is er geen sprake meer van kinderopvang in de zin van de wet. Voortzetten van de exploitatie leidt tot niet geregistreerde kinderopvang (illegale kinderopvang) en kan leiden tot een bestuurlijke boete of vervolging door het Openbaar Ministerie op basis van overtreding van de Wet Economische Delicten.

 

Hoofdstuk 3 Bestraffend traject

 

Een bestraffende sanctie bestraft een overtreding die ‘in het verleden’ begaan is. Er is dus een overtreding geconstateerd en dat feit wordt bestraft. De vorm van een bestraffende sanctie onder de Wet kinderopvang is de bestuurlijke boete (artikel 1.72 lid 1 Wet kinderopvang).

In de Beleidsregel handhaving Wet kinderopvang Goeree-Overflakkee is neergelegd op welke wijze burgemeester en wethouders invulling geven aan hun beleidsvrijheid.

  • 1.

    Het beleid houdt in dat burgemeester en wethouders in geval van een overtreding met prioriteit ‘hoog’ altijd gebruik maken van hun bevoegdheid en een boete ter hoogte van het in het afwegingsoverzicht genoemde bedrag (met inachtneming van de bepalingen over de boete in deze beleidsregels) oplegt.

  • 2.

    Uitzondering hierop is de voorziening voor gastouderopvang. Hiervoor geldt dat de hoogte van de boete zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht wordt gehalveerd. De achterliggende gedachte hierbij is het bijzondere karakter van deze voorziening.

  • 3.

    Als er sprake is van een overtreding zoals genoemd in het afwegingsoverzicht onder ‘overige overtredingen’ dan leggen burgemeester en wethouders eveneens een boete op.

  • 4.

    Bij overtredingen met een prioriteit gemiddeld of laag, kunnen burgemeester en wethouders besluiten een boete op te leggen. De hoogte van de boete zal met inachtneming van de algemene bepalingen hieromtrent worden vastgesteld.