Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Omgevingsdienst Haaglanden

Besluit verlening mandaat, volmacht en machtiging aan de directeur omgevingsdienst haaglanden

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOmgevingsdienst Haaglanden
OrganisatietypeRegionaal samenwerkingsorgaan
Officiële naam regelingBesluit verlening mandaat, volmacht en machtiging aan de directeur omgevingsdienst haaglanden
CiteertitelBesluit verlening mandaat, volmacht en machtiging aan de directeur omgevingsdienst haaglanden
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerpmandaat volmacht machtiging bevoegdheid directeur

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Het 2e wijzgingsbesluit is gelijkluidend genomen door het algemeen bestuur in de openbare vergadering van van 17 november 2016, het dagelijks bestuur in zijn vergadering van 20oktober 2016 en door de voorzitter op 20 oktober 2016, ieder voor zover bevoegd.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene wet bestuursrecht, art. 10:1 en volgende

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

23-11-20162e wijziging; toegevoegd artikel 3a tweede lid

17-11-2016

Blad gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Haaglanden, 2016 nr. 549

ODH-2016-00098758
27-09-201323-11-20161e wijziging; toegevoegd artikel 3a, gewijzigd artikel 2 eerste lid

26-09-2013

Provinciaal blad van Zuid-Holland, 167

Onbekend
19-03-201327-09-2013nieuw besluit

30-08-2012

Provinciaal blad van Zuid-Holland, 38

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

BESLUIT VERLENING MANDAAT, VOLMACHT EN MACHTIGING AAN DE DIRECTEUR OMGEVINGSDIENST HAAGLANDEN

Het algemeen bestuur, dagelijks bestuur en de voorzitter van de omgevingsdienst Haaglanden, ieder voor zover bevoegd;

gelet op:

  • -

    afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • -

    de gemeenschappelijke regeling omgevingsdienst Haaglanden.

 

BESLUITEN vast te stellen het:

 

BESLUIT VERLENING MANDAAT, VOLMACHT EN MACHTIGING AAN DE DIRECTEUR OMGEVINGSDIENST HAAGLANDEN

Artikel 1: Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    regeling: de gemeenschappelijke regeling omgevingsdienst Haaglanden;

  • b.

    omgevingsdienst: het openbaar lichaam omgevingsdienst Haaglanden, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de regeling;

  • c.

    algemeen bestuur: het algemeen bestuur van de omgevingsdienst, zoals bedoeld in artikel 5 en 6 van de regeling;

  • d.

    dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van de omgevingsdienst, zoals bedoeld in artikel 5 en 11 van de regeling;

  • e.

    voorzitter: de voorzitter van de omgevingsdienst, bedoeld in artikel 5 en 14 van de regeling;

  • f.

    directeur: de directeur van de omgevingsdienst, bedoeld in artikel 22 van de regeling, tevens secretaris van het bestuur van de omgevingsdienst;

  • g.

    kwartiermaker: de als zodanig door het algemeen bestuur van de omgevingsdienst aangewezen natuurlijke persoon;

  • h.

    ambtelijke organisatie: de ambtelijke organisatie van de omgevingsdienst;

Artikel 2: Kaders mandaat, volmacht en machtiging

  • 1.

    De directeur kan de bevoegdheden genoemd in artikel 3, 3a en 4 in ondermandaat verlenen aan ambtenaren in dienst van de omgevingsdienst. De directeur stelt hiervoor regels vast.

  • 2.

    De uitoefening van bevoegdheden, verleend bij of krachtens dit besluit, geschiedt met inachtneming van de ter zake geldende instructies per geval of in algemene zin, van het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur of de voorzitter.

  • 3.

    De uitoefening van bevoegdheden in mandaat, verleend bij of krachtens dit besluit, geschiedt met inachtneming van de door het algemeen bestuur vastgestelde begroting en uitsluitend voor zover in die begroting financiële middelen zijn opgenomen voor de desbetreffende rechtshandeling en deze niet zijn uitgeput.

Artikel 3: Bevoegdheden met betrekking tot de ambtelijke organisatie

  • 1.

    Aan de directeur wordt in mandaat opgedragen de bevoegdheid tot:

    • a.

      het regelen van de ambtelijke inrichting van de organisatie van de omgevingsdienst;

    • b.

      het leiding geven aan en aansturen van de functionarissen van de ambtelijke organisatie;

    • c.

      het benoemen, schorsen en ontslaan van functionarissen van de ambtelijke organisatie, onverminderd het bepaalde in artikel 23, eerste lid, van de regeling;

    • d.

      het uitoefenen van de bevoegdheden voorvloeiend uit de CAR-UWO en de bevoegdheden uit de vastgestelde lokale regelingen die voortvloeien uit de CAR-UWO;

    • e.

      het namens het bevoegd gezag verrichten van handelingen en nemen van besluiten die in het kader van de plaatsingsprocedure voor het personeel voorzien zijn in het Sociaal Beleidskader Vorming Regionale Uitvoeringsdiensten in Zuid-Holland respectievelijk het Sociaal Plan Vorming Omgevingsdienst Haaglanden.

  • 2.

    De directeur besluit slechts tot het geven van strafontslag aan onder zijn gezag staande functionarissen, nadat het dagelijks bestuur in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen naar voren te brengen.

  • 3.

    Een besluit ten aanzien van de directeur wordt genomen door het dagelijks bestuur met uitzondering van besluiten betreffende aanstelling en ontslag. Voor deze besluiten blijft het algemeen bestuur bevoegd.

  • 4.

    Niemand is bevoegd om een beslissing te nemen ten aanzien van zichzelf, zijn eigen functie of zijn eigen functioneren.

Artikel 3A
  • 1.

    Aan de directeur wordt in mandaat opgedragen om, overeenkomstig de bepalingen van de Wet openbaarheid van bestuur, te beslissen op verzoeken die worden gedaan op grond van artikel 3 van de Wet openbaarheid van bestuur.

  • 2.

    Aan de directeur wordt in mandaat opgedragen om, overeenkomstig de bepalingen van de Wet openbaarheid van bestuur, te besluiten op grond van de overige artikelen van de Wet openbaarheid van bestuur ten aanzien van archiefbescheiden betreffende besluiten namens het college van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland door of namens de directeur genomen op grond van een aan de directeur gemandateerde, gedelegeerde of geattribueerde bevoegdheid.

Artikel 4: Vertegenwoordiging, privaatrechtelijke rechtshandelingen en andere handelingen

  • 1.

    Aan de directeur wordt in mandaat opgedragen de bevoegdheid om te beslissen tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen namens de omgevingsdienst. De directeur kan geen ondermandaat verlenen om verplichtingen voor de omgevingsdienst aan te gaan boven de europese aanstedingsgrens voor diensten onderscheidelijk werken. Het aanbesteden van werken boven de europese grens is voorbehouden aan de voorzitter en secretaris tezamen.

  • 2.

    Aan de directeur wordt volmacht verleend om het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur of de voorzitter in en buiten rechte te vertegenwoordigen.

  • 3.

    Aan de directeur wordt machtiging verleend om namens de omgevingsdienst handelingen te verrichten die een besluit noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.

  • 4.

    Het in artikel 2, eerste lid, bepaalde geldt ook voor de in de beide voorgaande leden bedoelde bevoegdheden.

Artikel 5: Ondertekening

  • 1.

    De ondertekening van stukken die uitgaan van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur wordt opgedragen aan de directeur.

  • 2.

    De ondertekening van stukken die uitgaan namens het algemeen bestuur of het dagelijks bestuur en van besluiten die worden genomen namens het algemeen bestuur of het dagelijks bestuur, wordt opgedragen aan de directeur respectievelijk aan degenen aan wie de directeur ondermandaat heeft verleend.

  • 3.

    In geval van uitoefening van bevoegdheden namens het algemeen bestuur, zoals vermeld in artikel 3 en 4 van dit besluit, worden schriftelijk vastgelegde besluiten als volgt ondertekend:

    Het algemeen bestuur van de omgevingsdienst Haaglanden,

    namens deze,

    de functiebenaming van de gemandateerde

    handtekening en naam van de gemandateerde.

  • 4.

    In geval van uitoefening van bevoegdheden namens het dagelijks bestuur, zoals vermeld in artikel 3 en 4 van dit besluit, worden schriftelijk vastgelegde besluiten als volgt ondertekend:

    Het dagelijks bestuur van de omgevingsdienst Haaglanden,

    namens deze,

    de functiebenaming van de gemandateerde

    handtekening en naam van de gemandateerde.

    In geval van uitoefening van bevoegdheden namens het dagelijks bestuur, zoals vermeld in artikel 3 en 4 van dit besluit, worden schriftelijk vastgelegde besluiten als volgt ondertekend:

    Het dagelijks bestuur van de omgevingsdienst Haaglanden,

    namens deze,

    de functiebenaming van de gemandateerde

    handtekening en naam van de gemandateerde.

  • 5.

    In geval van het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen wordt als volgt ondertekend:

    De omgevingsdienst Haaglanden,

    namens deze,

    de functiebenaming van de gemandateerde

    handtekening en naam van de gemandateerde

Artikel 6: Informatieplicht

  • 1.

    De directeur verschaft het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter gevraagd of ongevraagd informatie over de uitvoering van de aan hem opgedragen of gemandateerde taken en bevoegdheden.

  • 2.

    De directeur informeert het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur of de voorzitter bij zwaarwegende omstandigheden en gebeurtenissen die betrekking hebben op de gemandateerde bevoegdheden in de documenten behorende bij de begrotingscyclus.

Artikel 7: Overgangsbepaling

De kwartiermaker is bevoegd, zolang er nog geen directeur is benoemd, de in dit besluit aan de directeur verleende bevoegdheden uit te oefenen. Deze bevoegdheid vervalt met ingang van de dag dat er een directeur is aangesteld.

Artikel 8: Slotbepalingen

  • 1.

    Dit besluit kan worden aangehaald als Besluit verlening mandaat, volmacht en machtiging aan de directeur omgevingsdienst Haaglanden.

  • 2.

    Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag nadat het is bekendgemaakt.

Aldus besloten in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 30 augustus 2012.

De voorzitter,

De secretaris,

Aldus besloten in de openbare vergadering van het dagelijks bestuur van 26 oktober 2012.

De voorzitter,

De secretaris,

Aldus besloten door de voorzitter op 26 oktober 2012.

De voorzitter,