Organisatie | Oldebroek |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene subsidieverordening gemeente Oldebroek |
Citeertitel | Algemene subsidieverordening gemeente Oldebroek |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen.
Gemeentewet, art. 149.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
25-06-2013 | art. 8, lid 4 | 30-05-2013 Huis aan Huis, 25-06-2013 | Onbekend. |
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 3. Bevoegdheid college
Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies rekeninghoudend met de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen of het subsidieplafond en - als de begroting nog niet is vastgesteld, of goedgekeurd - onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.
HOOFDSTUK 6. VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER
Artikel 13. Tussentijdse rapportage
Bij subsidies, hoger dan 50.000 euro, die verleend worden voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan het college de subsidieontvanger verplichten om tussentijdse verantwoording af te leggen. In deze verantwoording worden de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten beschreven. Een tussentijdse verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar gevraagd.
HOOFDSTUK 7. VERANTWOORDING EN VASTSTELLING VAN DE SUBSIDIE
Artikel 15. Verantwoording subsidies tot 25.000 euro
Bij een vaststelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, kan het college de aanvrager verplichten om op de door haar aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten zijn verricht en dat is voldaan aan de verplichtingen. In dat geval moet de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling indienen bij het college:
HOOFDSTUK 8. OVERIGE BEPALINGEN
De subsidieplafonds kunnen jaarlijks worden aangepast aan de ontwikkelingen van prijzen en lonen. Dit geldt ook voor bedragen die zijn opgenomen in de beleidsregel. De grondslag daarvoor wordt jaarlijks vastgesteld door het college.
Artikel 22. Intrekking Algemene subsidieverordening gemeente Oldebroek 2006
De Algemene subsidieverordening gemeente Oldebroek 2006 wordt ingetrokken per 31 december 2010.
Artikel 23. Overgangsbepalingen
Aanvragen om subsidie voor het jaar 2010 worden afgedaan volgens de bepalingen van de Algemene subsidieverordening gemeente Oldebroek 2006.
Aanvragen om subsidie voor het kalenderjaar 2011 en verder worden afgedaan volgens deze verordening.
Deze verordening wordt aangehaald als Algemene subsidieverordening gemeente Oldebroek.
In de Algemene wet bestuursrecht staat dat subsidieverstrekking moet zijn gebaseerd op een wettelijk voorschrift. Hierdoor wordt de rechtszekerheid van de subsidieaanvrager gewaarborgd. Daarnaast wordt zo een doelmatige besteding van overheidsuitgaven gerealiseerd.
Voor de gemeente betekent dit, dat de subsidieverstrekking moet zijn gebaseerd op een verordening van de raad (artikel 4:23, lid 1 Awb). De verordening moet de basis voor het proces van subsidieverstrekking bevatten, zoals een omschrijving of aanduiding van de te subsidiëren activiteiten, de bevoegdheid voor het vaststellen van een subsidieplafond en de bijbehorende verdelingsmaatstaf en de grondslag voor de verplichtingen, die het college aan de subsidieverlening kan verbinden.
In de nieuwe verordening zijn de administratieve en bestuurlijke lasten zoveel mogelijk verminderd. Er is gekeken naar hetverminderen van de indieningsvereisten, maar ook naar de mogelijkheden van een andere verantwoordingswijze.
Om in aanmerking te komen voor subsidie moet er in de eerste plaats een aanvraag worden ingediend. Het aantal documenten wat moet worden ingediend is verminderd. Daarnaast is de verantwoording veranderd. Hoe hoger het subsidiebedrag is, hoe uitgebreider ook de controle. Voor subsidies tot € 25.000,- heeft het college de mogelijkheid om deze direct vast te stellen.
Deze verordening is ontwikkeld vanuit de volgende uitgangspunten:
- Het subsidiebedrag en de lasten, die met de subsidieverstrekking gepaard gaan, moeten in redelijke verhouding tot elkaar staan.
- Er moet een betere sturing plaatsvinden op prestaties en hoofdlijnen, zo wordt er meer gewerkt met prestatiesubsidiëring dan de werkelijke kosten. Prestatiesubsidiëring houdt in, dat er een vast bedrag wordt gesubsidieerd voor een vooraf overeengekomen activiteit of prestatie. Bij subsidies, gebaseerd op verantwoording van de kosten, wordt vaak zekerheid gezocht in de administratieve verplichtingen, zoals facturen en urenadministratie. Hiermee gaan hoge administratieve en bestuurlijke lasten gepaard. Door het afrekenen op basis van prestaties en het vervallen van de financiële verantwoording bij kleine subsidies worden de lasten verminderd.
- Tenslotte wordt er gewerkt vanuit vertrouwen in plaats van wantrouwen. Er komt meer nadruk te liggen op de eigen verantwoordelijkheid van de subsidieontvanger en er geldt niet meer in alle gevallen een uitgebreide verantwoordingsplicht.
Om de subsidieverordening op een juiste wijze toe te passen, is het van belang dat helder is wat er onder subsidie wordt verstaan.
Er is sprake van een subsidie als het gaat om geldverstrekkingen, die aan de volgende kenmerken voldoen:
a. het betreft een aanspraak op financiële middelen;
b. die door een bestuursorgaan worden verstrekt;
c. met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager;
d. anders dan als betaling van geleverde goederen of diensten (= inkoop).
Het leveren van goederen of diensten door de gemeente "om niet" of onder de kostprijs valt niet onder het subsidiebegrip van de Awb. Dit betekent, dat de zogenaamde ‘subsidies’ in natura (de niet-financiële verstrekkingen), zoals het beschikbaar stellen van gemeentelijke accommodaties voor sportbeoefening of het heffen van een toegangsprijs voor een gemeentelijk museum, die de kosten niet dekken, niet aan de begripsomschrijving voldoen en dus geen subsidie zijn.
Een subsidie wordt altijd verstrekt met een bepaald doel, voor bepaalde activiteiten. Er moet sprake zijn van bepaalde, duidelijk omschreven activiteiten van de ontvanger. Om deze reden vallen bijvoorbeeld sociale uitkeringen niet onder de noemer ‘subsidie’. Het verschaffen van financiële middelen om te voorzien in de kosten van het bestaan gebeurt niet met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager. Het betreft een algehele of aanvullende inkomensvoorziening, bijvoorbeeld op grond van de Wet werk en bijstand (WWB).
Commerciële transacties vallen ook buiten het subsidiebegrip. Er is geen sprake van subsidie als de overheid een marktconforme vergoeding betaalt voor aangeschafte goederen of aan haar geleverde diensten. Onder betaling wordt verstaan het leveren van een tegenprestatie, die is afgestemd op de waarde van de verkregen goederen of diensten in het economische verkeer.
In de vorige verordening waren er verschillende benamingen voor subsidies, zoals structurele activiteitensubsidie, waarderingssubsidie, investeringssubsidie, incidentele activiteitensubsidie en budgetsubsidie. De juridische betekenis van deze benamingen is beperkt. Het is afhankelijk van de situatie en niet van de benaming.
In deze verordening zijn er nog maar twee subsidies, de jaarlijkse en de eenmalige. Het verschil in verantwoording zit nu in de hoogte van het subsidiebedrag.
Naast deze verordening heeft het college de mogelijkheid tot het vaststellen van nadere regels, ook wel beleidsregels genoemd. Onder een beleidsregel wordt verstaan ”een bij besluit vastgestelde, algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, over de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan”.
De beleidsregels bevatten per beleidsveld in ieder geval de volgende regels:
een omschrijving van de activiteiten;
de grondslag voor subsidiering.
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In dit artikel wordt een aantal begrippen verduidelijkt, dat in de verordening wordt gehanteerd.
Artikel 2. Reikwijdte verordening
In dit artikel wordt aangegeven voor welke beleidsterreinen subsidies kunnen worden verstrekt, dat de raad beleidsregels op kan stellen en waar deze aan moeten voldoen. De beleidsregels worden apart vastgesteld en hebben dezelfde looptijd als de verordening. Het derde lid gaat over verstrekkingen van middelen waarop deze verordening niet van toepassing is. Dit om te voorkomen dat andere bijdragen of betalingen onterecht als subsidie worden aangemerkt en getoetst. In het vierde lid wordt ingegaan op een verplichting van het college om minstens een keer per vijf jaar verslag uit te brengen over de doeltreffendheid van de verleende subsidies. Dit vormt ook al onderdeel van de jaarrekening en het jaarverslag. Om die reden is ervoor gekozen deze bepaling niet van toepassing te verklaren.
Artikel 3. Bevoegdheid college
Het college besluit binnen de daarvoor door de raad vastgestelde kaders, zoals neergelegd in de gemeentebegroting en deze Algemene subsidieverordening. Dit betekent dat het college geen subsidies kan verlenen, die niet passen binnen de door de raad vastgestelde algemene regels.
In het eerste lid is bepaald dat het college daarbij de gemeentebegroting en subsidieplafonds in acht neemt. Als de gemeentebegroting nog niet is vastgesteld en er formeel dus nog geen financiële ruimte door de raad beschikbaar is gesteld, wordt subsidie slechts verleend onder de voorwaarde dat de raad daarvoor geld beschikbaar zal stellen, het zogenoemde begrotingsvoorbehoud.
Artikel 4. Subsidieplafond, subsidieprogramma en begrotingsvoorbehoud
In het eerste lid is bepaald dat de raad subsidieplafonds per beleidsterrein kan vaststellen. In de regel valt dit samen met de vaststelling van de begroting. De raad stelt subsidieplafonds vast en maakt daarbij de wijze van verdeling van de beschikbare middelen bekend. Eventueel kan het college nadere regels opstellen over de wijze van verdeling van de beschikbare middelen.
In de Awb is opgenomen dat het subsidieplafond bekend wordt gemaakt, vóórdat de periode waarop het betrekking heeft, ingaat. Zo weten de subsidieaanvragers tijdig hoeveel geld er beschikbaar is. Wanneer het subsidieplafond bereikt is, dan worden de aanvragen die hier buiten vallen afgewezen.
Artikel 5. Bij aanvraag in te dienen gegevens
In het eerste lid is bepaald dat een aanvraag voor subsidie schriftelijk moet worden gedaan. Hiervoor is een formulier beschikbaar. Met ‘schriftelijk’ is meer bedoeld dan ‘op papier geschreven’. Zo kan een aanvraag ook digitaal worden gedaan. Hiervoor is een DigiD nodig. Zo kan de aanvraag digitaal worden ondertekend. Voor informatie zie www.digid.nl.
Hierin staat de termijn waarbinnen aanvragen voor subsidie ingediend moeten zijn bij het college. In dit artikel wordt alleen een uiterste indiendatum genoemd.
Hier worden de termijnen gegeven, waarbinnen het college moet beslissen op een aanvraag voor subsidie. In de Awb staan geen strikte beslistermijnen op een aanvraag om subsidie. Uitgangspunt is, dat de aanvraag binnen 13 weken moet zijn afgehandeld, of voor 1 januari van het jaar waarop de subsidie betrekking heeft.
De Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen zorgt ervoor dat bestuursorganen, die zich niet aan de termijnen houden, met een dwangsom kunnen worden geconfronteerd. Bepaalde subsidieaanvragen zijn zeer complex of omvangrijk, zoals bijvoorbeeld het bouwen van een gebouw. Ook kan het voorkomen dat de gemeente voor de besluitvorming afhankelijk is van een besluit (tot subsidie) van andere organen. In deze gevallen ligt het voor de hand dat er overeenstemming wordt bereikt over de behandeltermijn.
Onder bepaalde voorwaarden kan de gemeente de beslistermijn verlengen. De wet omschrijft de volgende situaties:
De gemeente verzoekt de aanvrager de aanvraag aan te vullen door meer informatie te verschaffen.
Als de gemeente wacht op informatie uit het buitenland.
Als de aanvrager schriftelijk instemt met uitstel.
Als de vertraging de schuld is van de aanvrager, bijvoorbeeld als hij steeds opnieuw vraagt om uitstel van aan te leveren gegevens of de dag voor de beslistermijn afloopt een grote hoeveelheid aanvullende gegevens opstuurt.
Als de gemeente door overmacht niet in staat is te beslissen. Er moeten dan wel abnormale en onvoorziene omstandigheden zijn, waarop de gemeente geen invloed heeft.
In dit artikel worden de weigeringsgronden genoemd. Naast deze gronden is in de wet in artikel 4:35 nog een aantal gronden opgenomen waarop subsidie geweigerd kan worden.
De Wet BIBOB is bedoeld als aanvulling op bestaande instrumenten, die het college al ter beschikking heeft. Het college zal bij ieder beleidsdoel, dat het wil subsidiëren, zich de vraag moeten stellen of er enig risico is van het faciliteren van strafbare feiten en of die risico’s niet voldoende worden ondervangen met de bestaande toetsing van aanvragen. Het is niet mogelijk te bepalen dat de Wet BIBOB generiek op alle subsidies wordt toegepast. Het college dient zelf een afweging te maken in welke situatie toepassing zinvol is.
Voordat tot toepassing op een gemeentelijke subsidieregeling kan worden overgegaan, moet daarvoor toestemming te zijn verkregen van de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het college heeft hier de bevoegdheid gekregen die goedkeuring te vragen.
Artikel 10. Verlening van de subsidie
In het eerste lid staat dat het college in het besluit tot verlening van de subsidie aangeeft op welke wijze de verantwoording van de ontvangen subsidies moet plaatsvinden. Zo is vanaf het begin duidelijk aan welke voorwaarden en administratieve eisen de aanvrager moet voldoen. In het tweede lid is geregeld dat het college de subsidieontvanger verplichtingen kan opleggen.
Artikel 11. Betaling en bevoorschotting
Bij de verlening van de subsidie kan de vaststelling direct plaatsvinden. In lid 2 is opgenomen dat er voorschotten kunnen wordt verstrekt. In de verleningsbeschikking wordt opgenomen op welke tijdstippen de voorschotten worden uitbetaald. De subsidieaanvrager hoeft geen aanvraag voor bevoorschotting in te dienen.
De subsidieontvanger is volgens artikel 13 verplicht te melden, als er omstandigheden zijn die van invloed zijn op de hoogte van het verleende bedrag. De subsidieverstrekker kan vervolgens, door een wijziging van de verleningsbeschikking het ritme en de hoogte van de voorschotten aanpassen.
Als in de verleningsbeschikking niet anders is bepaald, vindt betaling van het voorschot binnen zes weken na verzending van de beschikking plaats(wet artikel 4:87, lid 1).
Artikel 12. Verplichtingen van de subsidieontvanger
Naast de verplichtingen die in de wet in afdeling 4.2.4 zijn opgenomen , zijn in dit artikel nog aanvullende verplichtingen van de subsidieontvanger opgenomen.
In het derde lid wordt verwezen naar artikel 4.71 van de Algemene wet bestuursrecht. Voor de volgende handelingen moet de subsidieontvanger toestemming van het college hebben:
a. het oprichten van dan wel deelnemen in een rechtspersoon;
b. het wijzigen van de statuten;
c. het in eigendom verwerven, het vervreemden of het bezwaren van registergoederen, indien zij mede zijn verworven door middel van de subsidiegelden, dan wel de lasten daarvoor mede worden bekostigd uit de subsidiegelden;
d. het aangaan en beëindigen van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen of tot huur, verhuur of pacht daarvan, indien deze goederen geheel of gedeeltelijk zijn verworven door middel van de subsidie dan wel de uitgaven daarvoor mede zijn bekostigd uit de subsidie;
e. het aangaan van kredietovereenkomsten en van overeenkomsten van geldlening;
f. het aangaan van overeenkomsten waarbij de subsidieontvanger zich verbindt tot zekerheidsstelling met inbegrip van zekerheidsstelling voor schulden van derden of waarbij hij zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt;
g. het vormen van fondsen en reserveringen;
h. het vaststellen of wijzigen van tarieven voor door de subsidieontvanger in de gewone uitoefening van zijn gesubsidieerde activiteiten te verrichten prestaties;
i. het ontbinden van de rechtspersoon;
j. het doen van aangifte tot zijn faillissement of het aanvragen van zijn surséance van betaling.
Een uitzondering hierop is lid g, maar in het vierde lid is bepaald dat het college wel voorwaarden kan stellen aan het vormen van reserveringen, voorzieningen en fondsen.
Artikel 13. Tussentijdse rapportage
Bij meerjarig verstrekte subsidies, hoger dan 50.000 euro, is er de mogelijkheid om jaarlijks een tussentijdse verantwoording te vragen. Het college moet vooraf bepalen welke vereisten worden gesteld aan de tussentijdse, inhoudelijke en financiële verantwoording.
De subsidieontvanger is verplicht tijdig (zonder onnodig tijdsverlies) bij het college te melden als aangenomen kan worden dat de gesubsidieerde activiteit, niet op tijd, niet geheel, niet volgens alle verplichtingen of helemaal niet wordt verricht. In dat geval kan de subsidie lager of op nihil worden vastgesteld of worden nadere afspraken gemaakt over het aanpassen van de verplichtingen, bijvoorbeeld het geven van meer tijd voor de uitvoering van de activiteiten.
Bij het niet voldoen aan deze meldingsplicht kan de subsidievaststelling alsnog worden ingetrokken, omdat de subsidieontvanger wist en behoorde te weten dat de vaststelling onjuist was.
Artikel 15. Verantwoording subsidies tot 25.000 euro
Bij subsidies tot 25.000 euro is het afleggen van verantwoording achteraf niet standaard. Dat betekent dat de subsidieontvanger geen aanvraag voor subsidievaststelling hoeft in te dienen.
Als de activiteiten nog niet hebben plaatsgevonden is het afhankelijk van de aard van de subsidie en risicoafweging of verantwoording noodzakelijk is of niet. Steekproefsgewijze controle na de vaststelling is mogelijk.
In het geval van verlening, gevolgd door vaststelling (eerste lid, onderdeel b), wordt in de subsidiebeschikking vermeld op welke wijze moet worden verantwoord dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.
Artikel 16. Verantwoording subsidies van 25.000 tot 50.000 euro
In dit artikel is aangegeven wanneer en op welke wijze de subsidieontvanger de subsidie aan het college moet verantwoorden. De wijze van verantwoording wordt in het besluit tot verlening aan de subsidieontvanger bekend gemaakt.
Ook kan het college bepalen dat verantwoording van de verleende subsidie niet nodig is. Te denken valt daarbij aan subsidies die voor een doel worden aangewend, dat nadere verantwoording van de besteding van het geld overbodig maakt. Bij dit laatste kan worden gedacht aan de huurkosten van een gebouw.
Artikel 17. Verantwoording subsidies vanaf 50.000 euro
Bij subsidies van 50.000 euro en meer vindt de vaststelling van de subsidie plaats op basis van uitgevoerde activiteiten en gemaakte kosten. Hiervoor dient de subsidieontvanger een aanvraag voor vaststelling in en overlegt hij een verantwoording zoals is aangegeven in de verleningsbeschikking.
Voor de financiële verantwoording mag het college een accountantverklaring vragen.
Artikel 18. Vaststelling subsidie
In dit artikel is geregeld binnen welke termijn het college besluit over de vaststelling van de subsidie.
Artikel 19 Standaardberekeningswijzen van uurtarieven en uniforme kostenbegrippen
Een veel gebruikte methode voor de bepaling van de omvang van het subsidiebedrag is de berekening van de (gedeeltelijke) bijdrage aan de werkelijke kosten van subsidiabele activiteiten. Hierbij is een belangrijke basis voor de financiering/subsidie de inzet van personeel. De subsidieontvanger moet zich verantwoorden over het aantal subsidiabele uren en de totstandkoming van de uurtarieven.
Het college kan hiervoor een standaardberekeningswijzen vaststellen.
In de hardheidsclausule is aangegeven op welke onderdelen van de regeling deze clausule van toepassing is. De subsidie die niet in de verordening is voorzien, dient altijd binnen de doelstellingen van de subsidie te passen. De toepassing van de hardheidsclausule is alleen bedoeld voor individuele gevallen.