Organisatie | Apeldoorn |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Regeling Apeldoorn oplegging bestuurlijke boete WBP |
Citeertitel | Regeling Apeldoorn oplegging bestuurlijke boete WBP |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 4.17 van de Wet basisregistratie personen (Wet BRP) en titel 5.4 van de Algemene Wet Bestuursrecht
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
31-05-2018 | Onbekend | 04-04-2018 Officiele bekendmakingen d.d. 30 mei 2018 | Onbekend |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn,
Gelet op het bepaalde in artikel 4.17 van de Wet basisregistratie personen (Wet BRP) en titel 5.4 van de Algemene Wet Bestuursrecht,
Overwegende dat de bestuurlijke boete Wet BRP ten doel heeft de burger te bewegen alsnog te voldoen aan zijn verplichtingen, zoals genoemd in de artikelen 2.38, 2.39, 2.40 lid 5, 2.43 t/m 2.47, 2.50, 2.51 en 2.52 van de Wet BRP;
Vast te stellen de regeling bestuurlijke boete Basisregistratie personen gemeente Apeldoorn.
Bijlage Toelichting op de Regeling oplegging bestuurlijke boete Wet basisregistratie personen gemeente Apeldoorn
Sinds 6 januari 2014 is de Wet basisregistratie personen van kracht. Deze nieuwe wet vervangt de Wet Gemeentelijke Basisadministratie Personen (Wet GBA) en biedt de gemeente een aantal nieuwe instrumenten voor de handhaving van de plichten die de burgers op grond van de nieuwe wetgeving hebben (tijdige aangifte van vestiging, verhuizing, emigratie, overleggen van bescheiden, voldoen aan de informatieplicht, etc.). Een en ander ten behoeve van de borging en/of verbetering van de kwaliteit, integriteit en betrouwbaarheid van de in de basisregistratie opgenomen gegevens.
Op grond van het bepaalde in artikel 4.2 van de nieuwe Wet wijst het college één of meer ambtenaren aan die belast zijn met het toezicht op de naleving van de verplichtingen door de burger (toezichthouders).
Om deze nieuwe taak te kunnen uitvoeren heeft de toezichthouder een aantal bevoegdheden toebedeeld gekregen. Deze bevoegdheden, vastgelegd in artikel 5:15 tot en met 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht, mogen worden gebruikt als dat redelijkerwijs voor de vervulling van de taak nodig is. Het gaat om de navolgende bevoegdheden:
De toezichthouder is bevoegd elke plaats te betreden en apparatuur (laptop, tablet, telefoon, fotocamera, etc.) mee te nemen. Het betreden van een woning is alleen toegestaan met toestemming van een bewoner;
De toezichthouder kan zich indien nodig toegang verschaffen met behulp van de sterke arm;
De toezichthouder is bevoegd zich te laten vergezellen door personen die daartoe door hem zijn aangewezen;
De toezichthouder is bevoegd alle (relevante) inlichtingen te vorderen;
De toezichthouder is bevoegd inzage te vorderen in het identiteitsbewijs van betrokkene(n);
De toezichthouder is bevoegd inzage in (zakelijke) gegeven te vorderen, kopieën te maken of documenten om te kopiëren mee te nemen;
De toezichthouder is bevoegd nader onderzoek te doen.
Op grond van artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht is een ieder verplicht aan de toezichthouder de gevraagde medewerking te verlenen.
Toezichthouders worden ingezet als instrument om de kwaliteit, integriteit en betrouwbaarheid van de in de basisregistratie opgenomen gegevens te kunnen borgen en/of verbeteren. Een ander instrument dat wij gaan inzetten is de mogelijkheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete.
De bestuurlijke boete is een handhavingsinstrument in het bestuursrecht. Het is een boete die een bestuursorgaan of aangewezen toezichthouder kan opleggen voor een overtreding van een wettelijke regel. Het gaat hier om een zogenaamde punitieve sanctie, dat wil zeggen, een sanctie die wordt opgelegd met het doel te bestraffen. De opgelegde sanctie is onvoorwaardelijk. Dat betekent, dat de opgelegde boete niet kan worden ingetrokken of gewijzigd als alsnog aan de verplichten wordt voldaan. Tegen het opleggen van de bestuurlijke boete is wel bezwaar en beroep mogelijk.
Het bepaalde in titel 5.4 van de Algemene wet bestuursrecht is onverkort van toepassing. In deze titel is onder meer bepaald wanneer een bestuurlijke boete kan worden opgelegd, hoe de boete wordt opgelegd en wanneer de opgelegde boete vervalt. Bij het opstellen van deze Regeling is rekening gehouden met het in titel 5.4 bepaalde.
Hoofdstuk I, Algemene bepalingen
In dit artikel zijn de in de regeling gebruikte begrippen nader gedefinieerd en is aansluiting gezocht bij de wettelijke begripsomschrijvingen, die onverkort van toepassing zijn.
Hoofdstuk II Doelstelling , bevoegdheden en mandatering
De nieuwe Wet basisregistratie personen introduceert de mogelijkheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete in het geval de burger (verwijtbaar) niet aan de verplichten als bedoeld in deze Wet voldoet. Het heffen van de bestuurlijke boete is geen doel op zich. Het moet de burgers aanzetten tot het nakomen van de verplichtingen die de Wet aan hen oplegt. Deze mogelijkheid vervangt de in de eerder in de Wgba opgenomen strafbaarstelling via de weg van het strafrecht
Artikel 3 Bevoegdheden en mandatering
Een bestuurlijke boete kan alleen worden opgelegd als daarvoor een wettelijke basis is. De noodzakelijke wettelijke basis is gelegd in artikel 4.17 van de Wet basisregistratie personen en luidt:
Het college van burgemeester en wethouders kan een bestuurlijke boete van ten hoogste 325 euro opleggen:
a. ter zake van overtreding van de artikelen 2.38, 2.39, 2.40, vijfde lid, 2.43 tot en met 2,47, 2,50, 2,51 en 2.52;
b. aan degene met een woonadres in de gemeente die bewust toelaat dat een andere persoon met datzelfde woonadres is ingeschreven, terwijl hij weet dat dit onjuist is.
Zoals blijkt uit dit artikel heeft het college de bevoegdheid een bestuurlijke boete op te leggen. Uit praktische overwegingen (snelheid, effectiviteit) is besloten de bevoegdheid te mandateren tot het niveau van teammanager en aangewezen toezichthouders.
Op grond van het bepaalde in artikel 5:43 van de Algemene wet bestuursrecht kan één overtreding slechts één maal worden beboet. Als de burger geen aangifte doet van adreswijziging en vervolgens niet verschijnt als het college hem daartoe verplicht, dan zijn er in feite twee overtredingen begaan. Het kan echter buiten proportie zijn om dan twee boetes op te leggen. Overweging kan dan zijn om "slechts" één boete op te leggen.
De bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete vervalt drie jaar nadat de overtreding is begaan (artikel 5:45 Algemene wet bestuursrecht). Het is dus van belang te bepalen op welke datum de overtreding van een verplichting op grond van de Wet basisregistratie personen is begaan. Uitgangspunt is, dat de overtreding wordt begaan op het moment, dat het college constateert, dat niet aan de wettelijke verplichtingen is voldaan. Na overtreding van de aangifteplicht bijvoorbeeld blijft de overtreding actueel. Elke dag, dat de burger in gebreke blijft, overtreedt hij de wet. De termijn schuift daarmee dus ook op.
In het geval de verplichtingen van de Wet basisregistratie personen rusten op de wettelijke vertegenwoordigers van minderjarigen tot 16 jaar of onder curatele gestelden, wordt de bestuurlijke boete opgelegd aan die wettelijk vertegenwoordiger(s) of de curator. De minderjarige bijvoorbeeld is niet bevoegd om zelf aangifte van verhuizing te doen, terwijl aan hem ook niet de verplichting tot het overleggen van (bron)documenten kan worden opgelegd. Die verplichtingen rusten op de wettelijke vertegenwoordiger of de curator, die op deze verantwoordelijkheid (middels oplegging van een bestuurlijke boete) kunnen worden aangesproken.
Een bestuurlijke boete kan niet worden opgelegd aan een overtreder die reeds is overleden. In artikel 5:42 van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald, dat de opgelegde boete vervalt als deze bij leven van de overtreder is opgelegd, maar voor inning van het opgelegde boetebedrag komt te overlijden.
Artikel 5 Verwijtbaarheid en bijzondere omstandigheden
Een bestuurlijke boete kan alleen worden opgelegd als er sprake is van verwijtbaar gedrag. De mate van verwijtbaarheid wordt volgens vaste jurisprudentie bepaald op grond van objectieve- en subjectieve verwijtbaarheid. Bij objectieve verwijtbaarheid gaat het om het handelen of nalaten van betrokkene, heeft betrokkene feitelijk een wettelijke regel overtreden? Bij subjectieve verwijtbaarheid gaat het om de persoon zelf: wist of kon hij redelijkerwijs weten, dat hij een verplichting had moeten nakomen? De mate waarin de gedragingen verwijtbaar zijn, wordt beoordeeld naar de situatie op het moment waarop de verplichtingen na gekomen hadden moeten worden.
Of er sprake is van verwijtbaar gedrag dient te blijken uit een dossier op grond waarvan uiteindelijk een boete wordt opgelegd. Het is in verband met de bewijslast noodzakelijk dat feiten en omstandigheden worden vastgelegd. Onderdeel van het op te bouwen dossier is in ieder geval een rapportage van de toezichthouder betreffende de geconstateerde overtreding. (artikel 5:48 Algemene wet bestuursrecht).
Het nalaten van het vervullen van verplichtingen, al dan niet bewust, kan als verwijtbaar bestempeld worden. Aan de hand van feiten en omstandigheden kan bepaald worden in welke mate het niet voldoen aan de verplichtingen verwijtbaar is.
In het bestuursrecht wordt onderscheid gemaakt tussen lage- en hoge bestuurlijke boeten. Voor lage bestuurlijke boeten gelden minder voorschriften en administratieve regels dan voor hogere boeten. De grens ligt op € 340, -. Om onnodige administratieve lasten te voorkomen, heeft de wetgever voor het opleggen van boeten ingevolge de Wet basisregistratie personen gekozen voor een maximum boetebedrag van € 325, -. De Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (NVVB) heeft geadviseerd per overtreding een bedrag van minimaal € 200, - op te leggen, zodat het beoogde effect wordt bereikt.
Een boete als deze kan alleen worden opgelegd, als betrokkene er van tevoren op gewezen is, dat bij niet voldoen aan de verplichting mogelijk een boete zal worden opgelegd. Communicatie over dit onderwerp is dus van groot belang, temeer daar van dit handhavingsinstrument ook een preventieve werking dient uit te gaan. Daarom zal de mogelijkheid tot het opleggen van een boete vanaf heden worden vermeld in alle relevante correspondentie, er komt een aanduiding op de aangifteformulieren en ook op de gemeentelijke website zal hieraan aandacht worden besteed.
In dit artikel is aangegeven in welke gevallen de maximum boete zal worden opgelegd. Dat is het geval:
Artikel 7 Valsheid in geschrifte
Er is sprake van valsheid in geschrifte wanneer iemand een geschrift, dat bestemd is om als bewijs van enig feit te dienen, valselijk opmaakt of vervalst, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken. Uit deze wettelijke definitie blijkt, dat het om een schriftelijk document moet gaan, dat het een bewijsbestemming heeft, dat het valselijk is opgemaakt of vervalst met de intentie het als echt en onvervalst te gaan gebruiken. Ook het opzettelijk gebruiken van een door iemand anders valselijk opgemaakt of vervalst geschrift is valsheid in geschrifte.
Bij een valse aangifte als hier bedoeld kan een bestuurlijke boete worden opgelegd, vanwege overtreding van de aangifteplicht. Er dient dan wel rekening te worden gehouden met het bepaalde in artikel 5.44 van de Algemene wet bestuursrecht. Als er naast het overtreden van de aangifteplicht tevens sprake is van valsheid in geschrifte, dient de zaak eerst aan het Openbaar Ministerie (OM) te worden voorgelegd. Besluit het OM niet strafrechtelijk te vervolgen, dan kan alsnog een bestuurlijke boete worden opgelegd. Er dient in een dergelijk geval dus aangifte van valsheid in geschrifte bij de politie te worden gedaan. Daarna moet er met het OM worden overlegd: of strafvervolging of een gemeentelijke bestuurlijke boete. Op grond van genoemd artikel 5:44 mag voor hetzelfde feit niet beide sancties worden opgelegd.
Artikel 8 Onvoorziene omstandigheden en afwijkingsbevoegdheid
In dit artikel is het College nog enige "speelruimte" gegeven. In een geval waarin deze regeling niet voorziet kan het College alsnog besluiten een bestuurlijke boete op te leggen. Op grond van het bepaalde in het tweede lid van dit artikel kan het College in geval van bijzondere omstandigheden echter ook besluiten om geen boete op te leggen, of het boetebedrag te matigen. Dat kan bijvoorbeeld zijn in het geval het niet voldoen aan de verplichtingen weliswaar verwijtbaar is, maar het opleggen van een boete vanuit onze gemeentelijke zorgplicht onwenselijk is. Hierbij is te denken aan mensen die een bijstandsuitkering hebben, failliet zijn, een schuldsaneringstraject doorlopen.
Hoofdstuk IV Overgangs- en slotbepalingen
De oplegging van de bestuurlijke boete is gebaseerd op de Wet basisregistratie personen. Genoemde Wet is op 6 januari 2014 inwerking getreden. Deze regeling betreft de uitwerking van de vanaf die datum verkregen bevoegdheid. Na de publicatie wordt deze regeling toegepast waarbij de datum inwerkingtreding daarvoor bepalend is.
Stappenplan toepassen Bestuurlijke Boete
De mogelijkheid van een bestuurlijke boete wordt gebruikt om ervoor te zorgen dat de burger zijn verplichtingen zoals deze in de Wet BRP zijn genoemd nakomt. Voordat een bestuurlijke boete wordt opgelegd, waarschuwt het college van B&W de burger eerst over de mogelijkheid dat de bestuurlijke boete kan worden opgelegd, als hij niet alsnog aan zijn verplichting voldoet.
het niet voldoen aan verplichtingen die te maken hebben met aangiften van vestiging (verblijf en adres), adreswijziging of vertrek,
het overleggen van documenten waaraan gegevens over de identiteit, de burgerlijke staat en nationaliteit moeten worden ontleend,
de verplichting om in persoon te verschijnen
of het verstrekken informatie.
Hieronder zijn de stappen beschreven in het proces dat leidt naar het opleggen van de bestuurlijke boete en het opleggen zelf.
Als de gemeente tijdens een gesprek ter plaatse of in persoon aan de balie of tijdens een telefoongesprek van de burger hoort dat hij niet aan de verplichting wil voldoen, dan kan er ook een boeterapport opgesteld worden. In dat geval kunt u gebruik maken van het model boeterapport (zie bijlage 2.)
Gaat het om een de verplichting tot het overleggen van documenten waaraan gegevens over de identiteit, de burgerlijke staat en nationaliteit moeten worden ontleend, de verplichting om in persoon te verschijnen of het verstrekken informatie: (Ga verder naar stap 9.)
Het college van B&W stuurt een voornemen dat er een ambtshalve beslissing genomen wordt over het opnemen van persoonsgegevens wanneer de burger niet alsnog binnen in deze brief gestelde termijn de verplichting vervult. In het voornemen is een clausule opgenomen dat de bestuurlijke boete wordt opgelegd bij gelegenheid van die ambtshalve beslissing.
Bij elk besluit is gemotiveerd en tevens is vermeld dat er bezwaar gemaakt kan worden op grond van 7:1 Algemene wet bestuursrecht. Deze twee besluiten kunnen in één brief worden meegedeeld of in twee afzonderlijke brieven.
Als u de besluiten in één brief meedeelt, is het wel van belang dat in de brief duidelijk staat dat er afzonderlijk bezwaar gemaakt kan worden tegen de ambtshalve beslissing en tegen de bestuurlijke boete. Het bezwaar richt de burger aan het college van B&W van de gemeente. Hij moet het bezwaar binnen 6 weken na verzending van het besluit indienen bij het college van B&W.
Het college van B&W stuurt de burger een brief waarin het besluit wordt meegedeeld dat aan de burger een bestuurlijke boete wordt opgelegd. Het besluit is gemotiveerd en tevens is vermeld dat er tegen het besluit bezwaar gemaakt kan worden op grond van 7:1 Algemene wet bestuursrecht. Het bezwaar richt de burger aan het college van B&W van de gemeente. Hij moet het bezwaar binnen 6 weken na verzending van het besluit indienen bij het college van B&W. Een afschrift van het besluit over de bestuurlijke boete wordt t.b.v. de inning verzonden aan Financiën & Control- Financiële Realisatie.
Datum: …………………………....................................................
Opgemaakt door: …………………………....................................................
Plaats van constatering: …………………………....................................................
Ik, in mijn functie als …………………………....................................................
van de gemeente ……………………………,…………………………………………
heb op ………………………………………………………… <datum>
geconstateerd op …….…………………………………………… <plaats/adres>
dat de heer/mevrouw .….………………………………………………………………….,
geboren op ………………………….……………………………………………
te ……………………………………………………………………….
BSN ……………………………………………………………………….
het volgende artikel van de Wet basisregistratie personen heeft overtreden:
□ 2:38 aangifte van vestiging vanuit het buitenland
□ 2:39 aangifte van verhuizing naar een ander adres
□ 2:40 aangifte van vertrek naar het buitenland
□ 2:45 na aangifte inlichtingen geven , geschriften overleggen, in persoon verschijnen;
□ 2:47 na verzoek van het college van B&W inlichtingen geven, geschriften overleggen, in Persoon verschijnen
□ 2:44 spontaan inlichtingen te overleggen over zijn burgerlijke staat
□ 2:46 op verzoek van het college van B&W inlichtingen verstrekken over zijn burgerlijke staat
□ 2:51 inlichtingen geschriften overleggen over een overlijden van een familielid
□ 2:52 identificatieplicht bij het in persoon verschijnen
□ 4:17, b iemand bewust de gelegenheid bieden zich in te schrijven op zijn/haar adres als woonadres, terwijl hij/zij weet dat diegene daar niet feitelijk woont
Dat betrokkene deze bepaling overtreedt, blijkt uit het volgende:
…………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………….
Taal en begrip van het gesprek
□ Het gesprek heeft plaats gevonden in het Nederlands.
Betrokkene spreekt □ goed Nederlands
□ Het gesprek heeft plaatsgevonden in een andere taal, namelijk:
□ Betrokkene geeft de volgende reden voor het niet voldoen aan zijn/haar verplichting
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..