Organisatie | Alphen aan den Rijn |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en de invordering van begrafenisrechten 2010 |
Citeertitel | Verordening begrafenisrechten 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Gemeentewet artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
31-12-2009 | 01-01-2011 | Onbekend | 17-12-2009 Witte Weekblad, 30-12-2009 | 2009/30037 |
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
1 In deze verordening wordt verstaan onder:
2 De in het eerste lid genoemde door het college aanwijsbare gedeelten kunnen via een uitvoeringsbesluit inclusief indelingstekening worden vastgesteld.
Artikel 2 Aard van de heffing en belastbaar feit
Onder de naam van “begrafenisrechten” wordt op basis van deze verordening rechten geheven voor het gebruik van de begraafplaats en voor het door de gemeente verlenen van diensten in verband met de begraafplaats.
De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.
De rechten worden niet geheven voor het verlenen van diensten op rechterlijk gezag of in opdracht en belang van de gemeente.
Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang voor de jaarlijks verschuldigde rechten
1 De onderhoudsrechten, als bedoeld in hoofdstuk 5, onderdeel 5.3 en 5.4 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld voor de overige rechten
1 Andere rechten dan die bedoeld in hoofdstuk 5, onderdeel 5.3 en 5.4 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening of bij de aanvang van het gebruik van de bezittingen, werken of inrichtingen.
2 Voor de toepassing van deze verordening wordt het tijdstip van aanwijzing van een graf, een nis of plaats voor een urn op een gemeentelijke begraafplaats als het tijdstip van aanvang van het gebruik van die gemeentelijke begraafplaats aangemerkt.
3 Voor de toepassing van deze verordening wordt het tijdstip, waarop met de voorbereidingen van de omschreven dienst(en) wordt begonnen, als het tijdstip van aanvang van de dienstverlening aangemerkt.
Artikel 10 Termijnen van betaling
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de onderhouds-rechten, bedoeld in hoofdstuk 5, onderdeel 5.3 en 5.4 van de tarieventabel, worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn twee maanden later.
In afwijking van het eerste lid kunnen de aanslagen in gevallen, waarbij de belastingschuldige aan de gemeente een automatische incasso heeft verstrekt, in maximaal tien termijnen worden voldaan. De eerste termijn vervalt daarbij op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
In afwijking van hetgeen in het derde lid is bepaald, worden, indien de belastingplicht eerst in de loop van het belastingjaar aanvangt, dan wel de belasting later dan de reguliere aanslag eerst in de loop van het belastingjaar wordt opgelegd, de termijnen van betaling bij automatische incasso beperkt tot het aantal volle termijnen dat nog van de genoemde tien gelijke termijnen resteert. Met dien verstande dat een minimum aantal van zes termijnen overblijft.
Bij de invordering van de begrafenisrechten wordt, uitgezonderd de rechten als bedoeld in hoofdstuk 5, onderdeel 5.3 en 5.4 van de tarieventabel, geen kwijtschelding verleend.
Indien het recht op een eigen graf, het recht op een nis of het recht op een plaats voor een urn is vervallen als gevolg van een besluit tot gehele of gedeeltelijke sluiting van een gemeentelijke begraafplaats, wordt van het vroeger ter verkrijging van dat recht betaalde aan de rechthebbende terugbetaald naar evenredigheid met de tijdsduur, gedurende welke van het recht nog gebruik gemaakt zou kunnen worden.
Het college verleent ontheffing van de rechten omschreven in hoofdstuk 5, onderdeel 5.3.1 van de tarieventabel voor onbepaalde tijd aan rechthebbenden op een gedenkteken op de begraafplaats Aarlanderveen, uitgegeven voor 1 januari 1972, ingeval de rechthebbende het gedenkteken zelf aantoonbaar onderhoudt of laat onderhouden.
Artikel 14 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels stellen met betrekking tot de heffing en de invordering van de rechten.
Hoofdstuk 1 Verlenen van rechten
1.1 Voor het verlenen van het uitsluitend recht op een graf, niet zijnde een keldergraf, voor een periode van 20 jaar, wordt geheven:
1.1.1 voor een graf gelegen buiten de kindervlinder € 1961,00
1.1.2 voor een graf gelegen in de kindervlinder € 1153,00
1.2 Voor het verlenen van het uitsluitend recht op een urnennis, voor een periode van 5 jaar, wordt geheven:
1.2.1 voor een nis, model klein € 158,00
1.2.2 voor een nis, model middel € 201,00
1.2.3 voor een nis, model groot € 244,00
1.3 Voor het verlenen van het uitsluitend recht op een plaats in de
urnentuin, voor een periode van 5 jaar wordt geheven € 292,00
1.4 Voor het verlenen van het uitsluitend recht op een keldergraf,
voor een periode van 20 jaar, wordt geheven € 5898,00
1.5 Voor het verlenen van het uitsluitend recht voor een gedenkplaatje,
voor een periode van 5 jaar, wordt geheven € 81,00
1.6 Ingeval het recht op een eigen graf, een urnennis of een plaats in de urnentuin wordt verleend anders dan direct gevolg van een overlijden, wordt een bedrag voor reservering geheven gelijk aan 50% van het in onderdeel 1.1, 1.2, 1.3 en1.4 genoemde recht.
Hoofdstuk 2 Verlengen van rechten
2.1 Voor het verlengen van het uitsluitend recht wordt geheven:
2.1.1 voor een graf, als bedoeld in onderdeel1.1, met
a gelegen buiten de kindervlinder € 977,00
b gelegen in de kindervlinder € 573,00
2.1.2 voor een keldergraf, als bedoeld in onderdeel 1.4, met een periode van 10 jaar € 2946,00
2.1.3 voor een urnennis, met een periode van 5 jaar
a een nis, model klein € 158,00
b een nis, model middel € 201,00
c een nis, model groot € 244,00
2.1.4 voor een plaats in de urnentuin, als bedoeld in onderdeel 1.3, met een periode van 5 jaar € 292,00
2.1.5 Indien de periode van verlenging als bedoeld in onderdeel 2.1.1 en onderdeel 2.1.2 korter is dan 10 jaar dan wordt het recht als genoemd onder 2.1.1 respectievelijk 2.1.2 berekend over zoveel tiende deel, gelijk aan het aantal jaren van de verlenging.
3.1 Voor het begraven van een overledene, zijnde een persoon van 12 jaar of ouder, wordt geheven:
3.1.1 in een eigen graf € 979,00
3.1.2 in een algemeen graf € 450,00
3.2 Voor het begraven van een overledene, zijnde een persoon van 1 jaar tot 12 jaar, wordt geheven:
3.2.1 in een eigen graf € 489,00
3.2.2 in een algemeen graf € 224,00
3.3 Voor het begraven van een overledene, zijnde een persoon beneden 1 jaar of een doodgeboren kind, wordt geheven:
4.1 Voor het (her)plaatsen van een asbus of urn wordt geheven:
4.1.2. in een algemeen rnengraf € 336
4.1.3 op een eigen graf € 209,00
4.1.4 in een eigen graf € 336,00
4.1.5 in de urnentuin € 209,00
4.2 Voor het ter bewaring afgeven van een asbus wordt geheven: € 95,00
4.3 Voor het verstrekken van een afdekplaat wordt geheven:
Hoofdstuk 5 Vergunning grafbedekking / onderhoud
5.3.1 voor een gedenkteken, waarvan het eerste recht op een graf is
verleend vóór 1 januari 2008 € 126,00
5.3.2 voor een eigen graf, waarvan het eerste recht op een graf is verleend na 1 januari 2008 € 126,00
5.4 Voor het door of vanwege de gemeente onderhouden, wordt voor een periode van een jaar geheven:
5.4.1 voor een eigen urnennis € 65,00
5.4.2 voor een plaats in de urnentuin € 65,00
De rechten, genoemd in onderdeel 5.3 en 5.4 kunnen worden afgekocht voor zover het betreft de op het moment van de aanvraag nog niet aangevangen belastingjaren, die in de periode vallen, waarvoor het recht als bedoeld in hoofdstuk 1 nog geldend is. De afkoopsom bedraagt een veelvoud van het betreffende tariefbedrag per jaar, ter grootte van de in onderstaande tabel vermelde vermenigvuldigingsfactor.
Hoofdstuk 6 Opgraven, herbegraven, ruimen, verstrooien
6.1 Voor het opgraven van een overledene wordt geheven binnen 10 jaar na de datum van de laatste bijzetting € 1165,00
6.2.1 Voor het opgraven van de overblijfselen van een overledene na verloop van 10 jaar na de datum van laatste bijzetting wordt geheven:
6.2.1 aansluitend aan een reguliere begrafenis in hetzelfde graf € 326,00
6.2.2 niet aansluitend aan een reguliere begrafenis € 1069,00
6.3 Voor het na opgraven weer begraven in een ander graf van de overblijfselen van een overledene, zijnde een persoon van 12 jaar of ouder, wordt geheven:
6.3.1 in een eigen graf € 979,00
6.3.2 in een algemeen graf € 450,00
6.4 Voor het na opgraven weer begraven in een ander graf van de overblijfselen van een overledene, zijnde een persoon van 1 jaar tot 12 jaar, wordt geheven:
6.4.1 in een eigen graf € 489,00
6.4.2 in een algemeen graf € 224,00
6.5 Voor het na opgraven weer begraven in een ander graf van de overblijfselen van een overledene, zijnde een persoon beneden de leeftijd van 1 jaar of een doodgeboren kind wordt geheven:
6.5.1 in een eigen graf € 244,00
6.5.2 in een algemeen graf € 112,00
Voor het na opgraven weer opnieuw begraven van een overledene of de overblijfselen van een overledene in hetzelfde eigen graf, wordt een recht geheven van 50% van de onder 6.3, 6.4 en 6.5 genoemde rechten.
6.7 Indien de overblijfselen van meerdere overledenen in één kist zijn begraven, wordt bij opgraving per kist een recht berekend van € 326,00
6.9.1 uit een eigen graf € 350,00
6.9.2 uit een algemeen urnengraf € 222,00
Hoofdstuk 7 Overige heffingen en toeslagen