Organisatie | Borger-Odoorn |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Vanzölf saomen! Beleidsplan sociaal domein 2017-2020 |
Citeertitel | Vanzölf saomen! Beleidsplan sociaal domein 2017-2020 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
20-06-2018 | Nieuwe regeling | 09-02-2017 | 16.23587 |
Vanzölf saomen! Vanzelfsprekend samen!
Welk pad hebben we gelopen en waar gaan we naar toe?
HET SOCIAAL DOMEIN BLIJFT IN BEWEGING
Op 1 januari 2015 hebben we de oude structuren en werkwijzen in het sociaal domein grotendeels losgelaten. Samen met onze partners hebben we de problematiek in de vier leefgebieden geanalyseerd. Op basis van de uitkomsten van deze analyses en statistische gegevens hebben we per leefgebied gericht en stevig ingezet op de doorontwikkeling van het sociaal domein. De stichting Sociale teams Borger-Odoorn heeft een belangrijke positie in de samenleving verworven. Deze stichting vormt de spil in het sociaal domein.
In ‘De gemeente als nuchtere noaber – beleidsplan sociaal domein gemeente Borger- Odoorn 2015-2016’ hebben wij de relatie met onze inwoners benoemd als die van ‘nuchtere noaber’. Van onze inwoners verwachten wij eigen kracht, eigen inzet en samen-redzaamheid. In noaberschap: zaken samen aanpakken. Met de wetenschap dat er, zeker in het begin, af en toe zaken ‘fout’ zouden gaan. Maar ook dan willen we als nuchtere noabers met elkaar omgaan. Concreet: steeds samen proberen tot een passende oplossing te komen. De focus op samenwerking komt ook weer tot uitdrukking in de titel –bedacht met hulp van Huus van de Taol – van dit plan: vanzölf saomen!
ONZE ROL VERANDERT: LOSLATEN EN REGIEVOEREN
De rol van de gemeente is veranderd. We voeren als gemeente (meer en meer) regie in het sociaal domein. Hierbij staat de kwaliteit van zorg en ondersteuning centraal. Iedere inwoner moet die zorg of ondersteuning krijgen die hij of zij nodig heeft. Daarbij kantelen we van zorgen vóór naar zorgen dát. We kijken naar wat iemand nodig heeft in plaats van naar wat iemand vraagt. Dit doen we binnen de door de gemeenteraad vastgestelde (financiële) kaders. Met het instrument sociale marketing kijken we in een vroeg stadium naar de wensen en behoeften van inwoners. Waar mogelijk faciliteren we initiatieven vanuit de samenleving. De gemeente legt samen met haar partners verbindingen. De uitvoering laten we waar mogelijk over aan de inwoners, waar nodig aan professionals.
DE TOEKOMST: VERBINDEN EN VERBREDEN
Tijd om onze blik op de toekomst te richten. We vervolgen de ingeslagen weg. We zijn al een eind op weg, maar willen verder. Samen met onze inwoners en partners zoeken we nog meer mogelijkheden en slimme verbindingen binnen het sociaal domein. Én wat daar nauw mee verbonden is. We focussen op verbinding met de beleidsterreinen in het sociaal domein die minder prominent onze aandacht hadden. Hier zien we kansen om het vroegtijdig signaleren nog meer in te bedden in onze samenleving. Zo willen we de inzet van zwaardere en langer durende zorg- en hulpverlening zoveel mogelijk voorkomen. De gemeente ontwikkelt zich verder door in haar regierol en geeft hier op efficiënte en effectieve wijze invulling aan.
RELATIES MET ANDER SOCIAAL BELEID
In ‘De gemeente als nuchtere noaber’ is de focus gelegd op de decentralisaties. Er was nog veel te ontdekken, daarom gingen we ook op expeditie. Wel benoemden we de samenhang met aanpalende beleidsterreinen, zoals:
Tijdens de expeditie zijn er op diverse terreinen pilots gestart. Met name om ervaring op te doen met preventief werken. Denk aan het ‘Beweegspreekuur’. Dit is een kosteloze consultatie door een fysiotherapeut, gericht op inwoners die zich niet voor fysiotherapie kunnen verzekeren. ‘Denken en Doen’ is een cursus bridge met gespecialiseerde vrijwilligers, bedoeld om eenzaamheid te doorbreken. In juli 2016 is ook de pilot sociale activering gestart. De komende jaren bouwen we verder op het gelegde fundament met alle kennis en ervaringen die we hebben opgedaan. De nadruk ligt enerzijds op het creëren en versterken van verbindingen. En anderzijds op integratie met de bovengenoemde beleidsterreinen.
In de visienota ‘Maatwerk in regie in het sociale domein’ beschrijven we dat de regievorm afhankelijk is van het belang dat de gemeente heeft en van haar beïnvloedingsmogelijkheden. Dit hebben we doorvertaald naar de Regenboog.
Afbeelding 1 De nieuwe versie van het regenboogmodel
Toelichting op de wijzigingen: de termen zijn algemener gemaakt, zodat het model actueler blijft. De boog algemene voorzieningen is groter gemaakt en voorzien van een andere kleur (de boog was zalmkleurig). De boog vormt daardoor een soort van ‘brug’ tussen het gezin en sociaal netwerk en de collectieve en individuele voorzieningen. In de bogen staat minder tekst om de leesbaarheid te vergroten.
Het model stelt het gezin/huishouden centraal en geeft aan welke vormen van ondersteuning mogelijk zijn, waarbij de kleur van de bogen - van groen tot rood - staan voor de mate van ondersteuning. De onderste balken geven aan op welke manier de gemeente de ondersteuning organiseert en uitvoert. De voorzieningen die in de bogen staan vermeld zijn bedoeld ter illustratie.
Het gezin/huishouden staat wordt gezien als een geheel. In deze boog is geen sprake van ondersteuning, het gezin/huishouden redt zichzelf.
Als er sprake is van een vraag of probleem wordt vaak in eerste instantie een beroep gedaan op het sociaal netwerk. Met de ondersteuning redt het gezin/huishouden zich geheel of ten dele.
Algemene voorzieningen zijn breed toegankelijke voorzieningen, die een (gedeeltelijke) oplossing kunnen bieden aan het gezin/huishouden als een beroep op het sociaal netwerk niet volstaat.
Collectieve voorzieningen zijn bedoeld voor een bepaalde groep, waarbij een 'toegangsbewijs' (besluit van een instantie) nodig is. Deze boog komt aan bod als de 'eerdere' bogen niet of onvoldoende een oplossing bieden.
Individuele voorzieningen (ook wel maatwerkvoorzieningen) worden afgestemd op de persoon. Ook hierbij geldt dat de voorgaande bogen niet of slechts een deel van de oplossing bieden.
Hoewel de bogen een bepaalde 'volgordelijkheid' in zich hebben, betekent dit niet dat eerst de ondersteuning uit de ene boog 'geprobeerd' moet zijn, voordat opgeschaald mag worden naar ondersteuning uit de volgende boog. Het kan nodig zijn om direct op te schalen.
Het Regenboogmodel sluit aan op het door het College voor de Rechten van de Mens opgestelde BAAT-kader voor mensenrechten. Participatie als mensenrecht betekent dat iedereen kan meedoen in de samenleving en meebeslist over zaken die hem aangaan. Over het eigen huishouden, de school, de inrichting van de straat of op het werk. Maar ook breder, in de lokale en landelijke politiek. BAAT staat voor:
Beschikbaar (bijvoorbeeld beschikbaarheid van zorg): zorg is op verschillende manieren beschikbaar. De gemeente faciliteert bijvoorbeeld initiatieven van inwoners en organisaties, werkt samen met verschillende partijen, heeft inkooprelaties en neemt deel aan gemeenschappelijke regelingen. Hierdoor proberen we het aanbod zo goed mogelijk af te stemmen op de vraag vanuit de samenleving.
Toegankelijk (voorzieningen zijn toegankelijk voor iedereen): In het Regenboogmodel zijn het sociaal netwerk en de algemene voorzieningen voor iedereen toegankelijk. Wanneer dit het best passend blijkt te zijn kunnen inwoners/ gezinnen toegang krijgen tot geïndiceerde voorzieningen, zowel collectief als individueel.
CASUS: Nieuwe mogelijkheden voor gezin De Vrieze
Maak kennis met Hilbert, Rika, Marieke en Bert-Jan de Vrieze uit Buinerveen. De gezinsleden en hun dagelijkse leven vormen een praktijkvoorbeeld. Het is een realistische casus die een inkijkje geeft in het werk van de sociale teams. Het gezin De Vrieze bestaat niet echt. Maar de situaties waarmee het gezin te maken heeft zijn gebaseerd op kwesties die de sociaal werkers geregeld tegenkomen.
Werkt als pakketbezorger. Hij rookt graag een sigaretje, hij sport niet. Hij is makkelijk in de omgang, maakt makkelijk een praatje, maar alleen over koetjes en kalfjes. Over zichzelf en zijn gezin hoor je hem zelden of nooit praten.
Rika heeft, voordat de kinderen geboren werden, als caissière in een supermarkt gewerkt. Nu zorgt ze voor de kinderen en het huishouden. Haar ouders wonen bij hen in het dorp. De band met haar ouders is goed, maar ze zien elkaar niet zo vaak. Rika is erg op zichzelf en erg verlegen.
Marieke zit in groep 8 van de basisschool en heeft veel vriendinnen. Ze doet het goed op school. Omdat het gezin niet veel te besteden heeft, zit ze niet op een sport, maar dat zou ze wel heel graag willen.
Bert-Jan zit in groep 5. Vorig jaar is hij blijven zitten. Bert-Jan heeft PDD-NOS, een ontwikkelingsstoornis die valt onder de stoornissen waartoe ook autisme behoort. Zijn taalontwikkeling loopt achter en hij is heel gesloten, maakt moeilijk contact met de kinderen in zijn klas. Thuis heeft hij vaak driftbuien.
Het gezin heeft het niet breed. Vader werkt gemiddeld 20 uur per week als pakketbezorger. Ze ontvangen een aanvullende uitkering. Moeder zorgt voor de kinderen en het huishouden.
Bert-Jan heeft PDD-NOS, een autisme- spectrumstoornis. Onlangs is diabetes bij hem geconstateerd. Ze komen via de intern begeleider van de school in contact met het sociaal team Het Veenland.
Sociaal werker Marion van Het Veenland komt bij de familie thuis als de kinderen naar school zijn. Zo kunnen de ouders rustig kennismaken met Marion en vertellen over waar ze tegenaan lopen. Marion merkt in het gesprek dat ze veel vragen moet stellen en dat Hilbert en Rika uit zichzelf niet zoveel vertellen. Ze maken een afspraak voor een vervolggesprek, waar ook kinderen bij zullen zijn.
Op kantoor maakt Marion een eerste rapportage van het gesprek. Het echtpaar heeft verteld dat ze zich zorgen maken over hun jongste kind, zoon Bert-Jan. Ze vinden het moeilijk om een goede balans te vinden tussen zijn voeding en het spuiten van insuline. Dit is allemaal nieuw voor ze. Ook al krijgen ze hier hulp bij, ze zijn nog erg onzeker. Dit heeft ook te maken met het gedrag van Bert-Jan dat voortkomt uit PDD-NOS. Daarnaast heeft Marion begrepen dat Hilbert weliswaar werkt, maar slechts voor twintig uur per week. Hierdoor ze zijn aangewezen op een aanvullende uitkering van de gemeente. Ze heeft niet het idee dat hij actief op zoek is naar een andere baan of naar uitbreiding van zijn uren.
Ook Rika is niet op zoek naar werk. Zij richt zich volledig op de kinderen en het huishouden - het huis ziet er schoon uit, sober ingericht met wat oudere meubels - en het komt op Marion over alsof ze een wat teruggetrokken bestaan heeft.
Marion brengt voor het volgende gesprek alvast in kaart op welke gebieden er ondersteuningsmogelijkheden voor het gezin zijn. Daarbij kijkt ze vooral naar wat het gezin zélf kan doen of veranderen.
PREVENTIE EN VROEG SIGNALERING
Preventie is van belang op heel veel gebieden en iedereen vindt het – terecht – belangrijk. We doen al veel aan preventieve activiteiten. Denk aan het project Gezonde Leefstijl, de aanpak van en omgang met laaggeletterdheid en het consultatiebureau.
Onze partners constateren dat inwoners vaak te laat aan de bel trekken als er iets niet goed gaat. Daarnaast hangt het ene probleem vaak met het andere samen. Preventief werken gebeurt vaak vanuit de eigen organisatie en binnen het eigen domein. Het breed preventief werken en signaleren moet meer vorm krijgen. Vroegtijdig signaleren wordt eerder mogelijk door samenwerking en afstemming tussen de belangrijkste schakels in het sociaal domein. Maar denk ook aan de rol van bijvoorbeeld docenten, peuterspeelzaalleidsters, trainers en leiders van sportverenigingen. Preventie is van belang in alle bogen. Daarom komt u het onderwerp in verschillende delen van dit plan tegen.
SOCIALE TEAMS EN SAMENWERKINGSPARTNERS
Inwoners die informatie of ondersteuning nodig hebben, kunnen terecht bij de sociale teams. De medewerkers van de sociale teams zijn allereerst geselecteerd op competenties die nodig zijn om breed te kunnen kijken en vraaggericht te handelen. Tijdens de selectieprocedure is ook gekeken naar de benodigde deskundigheid (specialisme, zoals bijvoorbeeld Jeugd). Door het grote aanbod van sollicitanten is tijdens de selectieprocedure een goede match op deskundigheid gemaakt, waardoor de samenstelling van de teams goed afgestemd kon worden op de gebiedsanalyses.
De sociale teams hebben hun taken met enthousiasme opgepakt. Onze inwoners hebben de weg naar de sociale teams gevonden. Ook onze partners zijn over het algemeen positief over het ingezette beleid. Natuurlijk was het voor iedereen wennen. Het ‘verhuizen’ van taken naar de gemeente was spannend. Het duurt een tijd voordat je gewend bent en zaken hun plek hebben gevonden. In de komende jaren zullen we het noaberschap verder invullen en uitbouwen. Daarbij willen we ook de samenwerking met schilpartijen als huisartsen en aanbieders versterken. Bijzondere aandacht gaat uit naar preventie en de toeleiding en het gebruik van algemene voorzieningen. Dit alles met uiteraard het Regenboogmodel als fundament.
MONITORING EN EVALUEREN VAN BELEID
Begin 2015 is de sturingsnota ‘Anders Vasthouden’ vastgesteld door de gemeenteraad. In deze nota is een pakket van indicatoren (wat gaan we meten) vastgelegd, waaraan we de nieuwe aanpak wilden monitoren en evalueren. Na de eerste kwartaalrapportage 2015 kwamen we tot de conclusie dat deze indicatoren geen volledig beeld en te weinig sturingsinformatie gaven. Daarom is in 2016 hard gewerkt aan een goed evaluatie-instrument. Begin 2016 is de notitie ‘Voortschrijdend inzicht, van meten en weten in het sociaal domein’ door het college vastgesteld. In deze notitie staan de vernieuwde indicatoren benoemd waarop we ‘kwaliteit van zorg’ willen meten.
Daarnaast worden per deelonderwerp (bijvoorbeeld in een uitvoeringsplan of inkoopdocument) aanvullende indicatoren gesteld om de resultaten van het deelonderwerp te kunnen monitoren en evalueren.
In 2016 is een proef gedaan met drie onderzoeken die samen het evaluatie-instrument vormen, namelijk het cliëntervaringsonderzoek (CEO), de Maatschappelijke Kosten Baten Analyse (MKBA) en de Menselijke Maat (MM). Dit evaluatie-instrument geeft een beeld van de werking van het sociaal domein in het algemeen. De resultaten staan kort benoemd in het persbericht “Borger-Odoorn boekt resultaten met aanpak decentralisaties”. Dit bericht is als bijlage bij dit plan gevoegd (bijlage 5).
Naast het genoemde evaluatie-instrument monitoren we ook de feiten en de cijfers. Omdat we sociaal domein breed willen monitoren, zijn cijfers en feiten op veel terreinen nodig. Deze cijfers en feiten hebben we deels zelf beschikbaar, bijvoorbeeld het aantal inwoners met een vervoersvoorziening of het aantal inwoners dat 75 jaar of ouder is. Deels zijn we afhankelijk van andere partijen, denk daarbij aan de gezondheidsmonitor die GGD Drenthe periodiek uitvoert. Andere cijfers en feiten hebben we niet (volledig) in beeld zoals het exacte aantal laaggeletterden, mantelzorgers of zorgmijders in onze gemeente. Dat is de reden dat we in de actiepunten in dit plan ambities benoemen en aangeven dat we verkennende gesprekken willen voeren. Zodat we de preventie en ondersteuning beter vorm kunnen geven, omdat we een steeds scherper beeld krijgen.
In 2017 is onze monitor (ontschot) ingericht. Met de monitor en het evaluatie-instrument kunnen we meten op kwaliteit van zorg en financiën. Hierdoor kunnen we enerzijds sturen op kosten/resultaten en anderzijds op effecten voor de cliënt/ervaringen van de cliënt. Daarbij gaan we niet alleen uit van ‘tellen’, maar ook van ‘vertellen’: wat zeggen de cijfers? Om het verhaal achter de cijfers goed te duiden zal er gebruik gemaakt worden van (ervarings)deskundigen. Hoe dit exact vorm krijgt is nog in ontwikkeling.
Feiten/cijfers leveren (in eerste instantie) vooral sturing op voor de korte termijn. Sturing op effecten/resultaten is pas mogelijk na een langere periode omdat het hier om (gedrags)verandering gaat.
Op basis van de uitkomsten van de verschillende onderzoeken gaan we verder op de ingeslagen weg.
Ons uitgangspunt bij monitoring
Kwalitatief goede zorg maakt het mogelijk dat burgers zo optimaal mogelijk meedoen, waarbij de geboden zorg laagdrempelig en positief wordt ervaren. Door de preventieve aanpak en integrale samenwerking gaat de zorgvraag over de gehele linie dalen, danwel minder zware zorg wordt ingezet.
De budgetten die betrekking hebben op het sociaal domein zijn grotendeels ondergebracht in programma 6 van de programmabegroting. Programma 6 is ingedeeld op basis van de bogen van de Regenboog. Deze indeling wordt de komende jaren nog verder verfijnd. De Regenboog leidt ertoe dat vooraf beter gefundeerde keuzes tot investeringen gemaakt kunnen worden. En dat zowel tijdens de uitvoering als achteraf de financiële effecten van het gevoerde beleid meetbaar zijn. De begroting is hiermee ontschot. Maar door de systeemwereld is ontschot budgethouderschap nog niet mogelijk.
In 2017 proberen we hier een verbeterslag in te maken. We willen steeds scherper maken welke budgetten gekoppeld zijn aan wettelijk verplichtingen en welke budgetten ‘vrij besteedbaar’ zijn. Hierdoor wordt steeds duidelijker waar onze financiële speelruimte zit. Deze speelruimte biedt kansen om meer te investeren in preventie en algemene voorzieningen. Zo voorkomen we de inzet van zwaardere en duurdere zorg.
In dit beleidsplan beschrijven we onze ambities voor de komende 4 jaar. We scheppen de kaders en schetsen verbindingen en mogelijkheden. Op basis hiervan kunnen we de komende jaren onderdelen in project- of uitvoeringsplannen nader uitwerken. Voor de komende 2 jaar zijn actiepunten opgesteld waar we in ieder geval mee aan de slag willen gaan.
Dit beleidsplan is verbonden met en bouwt voort op eerder geschreven beleidsplannen, projectplannen en notities. Het plan is gemaakt in overleg met onze inwoners en partners. Op 28 april 2016 heeft de gemeenteraad tijdens een informatieve raad aangegeven welke prioriteiten zij terug wil zien in dit beleidsplan (bijlage 1). In de maanden juni, juli en augustus 2016 heeft een traject van interactieve beleidsvorming plaatsgevonden. Vanuit de interactieve beleidsvorming wordt een breed scala aan onderwerpen belicht. Dit is geen uitputtende opsomming. Het gaat om een denkrichting en om verbindingen mee te geven die breed toepasbaar zijn. Tijdens het proces van de interactieve beleidsvorming bleek het voor inwoners en vrijwilligers lastig om mee te denken over het beleidsplan. Voor hen een vrij abstract onderwerp. Bij de uitwerking in uitvoerings- en projectplannen nemen we dit gegeven mee. We willen de doelgroepen actief betrekken. In bijlage 2 is een overzicht opgenomen van de inzet en resultaten van de interactieve beleidsvorming.
Verder zijn inwoners en organisaties tijdens de inspraakperiode in de gelegenheid gesteld te reageren op dit plan. De inspraak en de reactie van het college daarop vindt u terug in bijlage 3. Evenals de afstemming van het beleidsplan met het Onderwijs. De Adviesraad sociaal domein Borger-Odoorn heeft als het formele adviesorgaan van het college van burgemeester en wethouders advies uitgebracht. Dit advies vindt u met de reactie van het college terug in bijlage 4.
Dit beleidsplan is gebouwd op de bogen van het Regenboogmodel. Wat zijn – binnen de verschillende bogen – de belangrijkste aandachtsgebieden? Wat doen we op het gebied van preventie? Waar staan we nu en waar willen we naartoe? Ieder hoofdstuk sluit af met een aantal actiepunten voor de komende 2 jaar. Deze actiepunten zijn heel verschillend: ambities, evaluatie van pilots, verkennende gesprekken met inwoners en partners of hele concrete uitvoeringspunten.
In dit beleidsplan maken we bewust zo weinig mogelijk onderscheid in doelgroepen als ouderen, statushouders, jongeren met een beperking en dergelijke. Dit past niet in onze integrale gedachte. Dit betekent niet dat er geen rekening wordt gehouden met de verschillende doelgroepen. Dit gebeurt bij de concrete uitwerking van het beleid.
De rode draad vormt de familie De Vrieze. Een fictief gezin dat met hun problematiek de rol en positie van de sociale teams in dit complexe geheel op praktische wijze beschrijft.
Bogen gezin en sociaal netwerk
Eigen kracht en de kracht van de omgeving
Wat een kind in de eerste jaren leert en ervaart, is van grote betekenis voor de volgende jaren. Goed functionerende gezinnen met een breed sociaal netwerk zijn vaak in staat zich op eigen kracht te redden. De kinderen binnen het gezin hebben voldoende moge- lijkheden om mee te komen in de maatschappij. Als de opvoeding en ontwikkeling van het kind in de eerste jaren problematisch verlopen, werkt dit vaak door op latere leeftijd. Het is dus zaak dat dit tijdig wordt onderkend en opgelost.
Een veilige, positieve en sociale omgeving is dus voor kinderen van belang om gelukkig op te groeien en zich te kunnen ontwikkelen. De sociale teams bieden algemene ondersteuning en advies op het gebied van opvoeden en opgroeien. Inwoners kunnen daar – indien nodig – voor ondersteuning terecht. Voorheen was er vooral aandacht voor het voorkomen en verminderen van risicofactoren in de ontwikkeling van ouders en kinderen. We zien dat er een beweging plaatsvindt van probleemgericht naar positief en oplossingsgericht. Positief Opvoeden Drenthe (POD) is een provincie-breed programma voor opvoedingsondersteuning aan ouders met kinderen van 0 tot 18 jaar. Vanuit deze methodiek worden oplossingen gezocht bij de krachten die zich in het gezin bevinden. De sociale teams werken ook volgens de POD-methodiek. Binnen onze gemeente gaan we met POD sport aan de slag om de sportverenigingen te ondersteunen bij het uitvoeren van hun maatschappelijke rol.
GEZONDHEID EN GEZONDE LEEFSTIJL
In de nota ‘Gezonder in Borger-Odoorn - gemeentelijk gezondheidsbeleid 2016 en verder’ staat al beschreven dat gezonde mensen in het algemeen een betere kwaliteit van leven hebben. Ze kunnen beter voor zichzelf zorgen en doen minder vaak een beroep op zorg. Het is bekend dat er in onze gemeente gezondheidsachterstanden zijn, met name inactiviteit en overgewicht. We willen daarom graag dat zoveel mogelijk mensen in Borger-Odoorn op een verantwoorde wijze deelnemen aan sport of andere gezonde bewegingsactiviteiten.
Daarnaast heeft sport ook maatschappelijk nut. Bijvoorbeeld voor de participatie en integratie van diverse achterstandsgroepen. En voor de leefbaarheid in de gemeenschap.
Daarom is het belangrijk om de aanpak van gezondheidsproblemen in samenhang te behandelen. Problemen als gebrek aan mobiliteit, alcoholmisbruik en overgewicht staan niet op zichzelf, maar zijn vaak onderdeel van sociale, psychische en/of lichamelijke problemen.
SOCIAAL NETWERK EN ‘NOABERSCHAP ’
Niet ieder gezin beschikt over een goed of groot sociaal netwerk. Het opbouwen en versterken van het sociaal netwerk met hulp van bijvoorbeeld de sociale teams, draagt bij aan de eigen oplossingsmogelijkheden van gezinnen. We hebben alle inwoners zonder sociaal netwerk nog niet voldoende in beeld. Het gaat dan om zorgmijders, kwetsbare inwoners en inwoners die zich eenzaam voelen. Gelukkig zien we in onze gemeente ook veel ‘noaberschap’. Samen met onze partners faciliteren we dit vanuit de sociale teams en welzijnsgroep Andes. Omdat het duurzamer is om mensen elkaar te laten ondersteunen.
Inwoners nemen steeds meer verantwoordelijkheid voor hun eigen leefomgeving. Zij maken en houden deze leefomgeving leefbaar en nemen hiervoor zelf initiatieven. De gemeente heeft vooral een faciliterende (ondersteunende) rol.
Steeds meer mensen doen een beroep op zorg, waardoor budgetten onder druk komen te staan. In toenemende mate wordt er een beroep op inwoners en hun (informele) netwerk gedaan voor het organiseren en bieden van hulp, steun en zorg. De sociale teams hebben een rol in het activeren en versterken van deze zorgkracht van onze inwoners en hun netwerken. Hiertoe behoort ook het onderzoeken hoe professionals op het gebied van zorg en welzijn effectiever kunnen samenwerken met mantelzorgers, buurtbewoners en vrijwilligers(organisaties).
Veel mensen zorgen voor elkaar: voor hun partner, hun ouders of hun kinderen en soms voor hun buurman of vriendin. Voor mantelzorgers is een goed vangnet nodig. Respijt- zorgmogelijkheden (respijtzorg: het tijdelijk overnemen van de taken van de mantel- zorger) moeten helder, toegankelijk en laagdrempelig zijn. Het Contactpunt Mantelzorg (CPM) adviseert en ondersteunt mantelzorgers en organiseert bijeenkomsten en lotgeno- tencontact.
Vanaf 1 februari 2016 is het Steunpunt Vrijwilligerswerk verdergegaan onder de naam VIP! Borger-Odoorn. VIP staat voor Vrijwilligers Informatie Punt. Veel activiteiten en werkzaamheden zijn niet mogelijk zonder de inzet van vrijwilligers. Daarnaast biedt vrijwilligerswerk mensen kansen zich te ontplooien. Zij kunnen ervaring opdoen. Andere mensen ontmoeten. Het gevoel krijgen dat ze hun tijd zinvol besteden. De gemeente waardeert vrijwilligers(organisaties) en onderzoekt daarom hoe ze hen nog beter kan ondersteunen en faciliteren.
SOCIAAL ECONOMISCHE STATUS EN GENERATIEPROBLEMATIEK
In (delen van) onze gemeente is sprake van een lage sociaal economische status (ses), waarbij sprake is van meerdere problemen, slechte gezondheid en een grotere zorgvraag. Daarnaast kent onze gemeente relatief veel ‘generatieproblematiek’: gezinnen die generatie op generatie te maken hebben met (een combinatie van) schulden, laaggeletterdheid, armoede, verslaving, vechtscheidingen en een gebrek aan opleiding. Binnen deze gezinnen ontbreekt vaak de veilige basis en is er weinig tot geen zicht op een goede ontwikkeling van het kind noch het gezin. Voor de aanpak van deze problematiek is het van belang niet alleen te kijken naar het individu, maar naar het gehele (gezins) systeem.
(VECHT)SCHEIDINGEN EN HUISELIJK GEWELD
(Vecht)scheidingen en huiselijk geweld zijn in toenemende mate aan de orde, ook in onze gemeente. Binnen de sociale teams is er veel aandacht voor dit onderwerp. Ook in relatie tot de generatieproblematiek. Met de komst van de Wmo 2015 hebben gemeenten de volledige verantwoordelijkheid gekregen voor het voorkomen en aanpakken van huiselijk geweld en kindermishandeling. De sociale teams kunnen huiselijk geweld en kindermishandeling eerder opmerken en laagdrempelige ondersteuning bieden wanneer dat nog mogelijk is. De sociale teams werken daarbij goed en nauw samen met partners in de veiligheidsketen zoals politie, Veilig Thuis Drenthe en jeugdbescherming.
De ervaren leefbaarheid in een dorp blijkt met name bepaald te worden door de tevredenheid over de voorzieningen in een dorp (dus niet enkel de aanwezigheid ervan). Ook de mate waarin de inwoners zich verbonden voelen met hun dorp is van invloed. Daarnaast spelen de omstandigheden waarin mensen wonen en een aantal persoonlijke kenmerken een grote rol. Het al dan niet hebben van een betaalde baan, het inkomensniveau en de ervaren gezondheid zijn van invloed op de ervaren leefbaarheid. Ook mobiliteit is van invloed: mensen die kunnen beschikken over een auto, zijn aanzienlijk tevredener over hun dorp dan mensen die dat niet kunnen. Vervoer is van belang om te kunnen bewegen en participeren. Het draagt bij aan de zelfredzaamheid. De nabijheid van ontmoetingsplaatsen is ook van belang voor de zelfredzaamheid van inwoners. Denk daarbij aan sportverenigingen, kerken, de bibliotheek, het dorpshuis en winkels.
Zoals bekend hebben wij al geruime tijd te maken met krimp en vergrijzing. Daar spelen we op in met ‘Kern en Kader’. Daarin zijn een aantal voorzieningen benoemd die erg belangrijk zijn voor de leefbaarheid. Zoals dorpshuis, jeugdsoos, bibliotheek en peuterspeelzaal. Dit betreft een apart project dat zich in de afrondende fase bevindt.
De concept Woonvisie 2016+ heeft als ondertitel ‘Samenwerken aan een aantrekkelijke woongemeente’. De woonvisie kent drie pijlers: leefbaarheid, beschikbaarheid en betaalbaarheid. Hierbij wordt ingespeeld op de demografische ontwikkelingen (krimp en vergrijzing) en op de landelijke ontwikkelingen zoals langer thuis wonen.
In de door de gemeenteraad vastgestelde notitie ‘leefgebied en sport’ wordt aangegeven dat (uitgezonderd van de wettelijke verplichting voor het primair onderwijs) er geen nieuwe sportaccommodaties in gemeentelijk eigendom en beheer worden genomen en de bestaande gemeentelijke sportaccommodaties waar mogelijk over worden gedragen of anderszins afgestoten.
De projectorganisatie ‘Publiek vervoer Drenthe & Groningen’ wil zoveel mogelijk reizigers in haar gebied de mogelijkheid bieden om zelfstandig, efficiënt en betaalbaar te reizen. Dit door de verschillende soorten van openbaar vervoer en doelgroepenvervoer zó in te richten en te combineren dat iedereen voldoende reismogelijkheden heeft. Ook mensen zonder eigen (aangepast) vervoer. De komende tijd wordt het (doelgroepen)vervoer opnieuw aanbesteed. Hierin is ruimte voor lokaal maatwerk.
We hebben in provinciaal verband ook aandacht voor de houdbaarheid van zorg(functies). Dit bevindt zich in de verkennende fase.
In de nieuwe Omgevingswet wordt nadrukkelijk de verbinding gemaakt met het sociaal domein. De inrichting van de publieke ruimte kan bijvoorbeeld ervoor zorgen dat inwoners eerder gaan bewegen of elkaar gemakkelijker ontmoeten. Een van de instrumenten die gemeenten kunnen hanteren is de Omgevingsvisie: een samenhangend, strategisch plan voor de leefomgeving. We streven voor iedereen naar een veilige, levensloopbestendige omgeving. Waarin bewoners langer zelfstandig kunnen wonen en die de sociale cohesie bevordert. Met voldoende, goede, bereikbare en beschikbare voorzieningen. Hier liggen kansen om vanuit het sociaal domein invloed uit te oefenen op de Omgevingsvisie. Daarin komt de integraliteit tot uitdrukking. De gemeente kan dit alleen met hulp van maatschappelijke partners. Zoals woningcorporaties, middenstand, zorginstellingen en burgers. De verbinding van wonen met zorg is bijvoorbeeld een bruikbare invalshoek.
SOCIALE TEAMS – ÓÓK VOOR ONDERSTEUNING EN ADVIES
Inwoners weten de sociale teams goed te vinden, maar kloppen vaak aan voor een voorziening en weten niet of onvoldoende op welke manieren zij –via de sociale teams- laagdrempelige ondersteuning kunnen krijgen. De sociale teams zullen daarom in nauwe samenwerking met de gemeente gaan werken aan het verbeteren van hun communicatie.
De sociale teams hebben nog onvoldoende zicht op het totale aanbod aan zorg en ondersteuning om altijd adequaat te kunnen aanhaken en vice versa. De sociale teams nemen dit ook in hun verdere ontwikkeling mee.
Uitkomsten cliëntervaringsonderzoek (CEO) Wmo
Zeker 84 % van de Wmo-cliënten geeft aan zich beter te redden met de ondersteuning die men ontvangt. Ruim 80% vindt dat de kwaliteit van leven is verbeterd door de ontvangen ondersteuning. Deze positieve uitkomsten sterken ons in de wijze waarop de gemeente haar taken rondom het sociaal domein heeft geregeld.
Op het gebied van gezonde leefstijl vinden er activiteiten en interventies plaats op basis van de actieplannen die er al zijn. Dit werpt zijn vruchten af en zetten we de komende jaren voort. De combicoaches blijven we inzetten om te ontdekken aan welke preventie-activiteiten behoefte is (zoals het beweegspreekuur).
We zetten onder andere Positief Opvoeden Drenthe in op het gebied van sport. Hiermee willen we een positief klimaat creëren binnen sportverenigingen, regie voeren op de verschillende initiatieven en het (slim) verbinden ervan.
Naar het voorbeeld van het project POD Sport gaan we onderzoeken hoe we andere gebieden bij gezonde leefstijl kunnen betrekken. Denk aan cultuurvoorzieningen, speelruimte en onderwijs.
We gaan onderzoek doen naar vragen, belemmeringen en behoeften van mantelzorgers en vrijwilligers. Daarbij willen we onze aandacht richten op het realiseren van respijtzorgmaatregelen vanuit de boog algemene voorzieningen. Nu loopt de overbelasting vaak te ver op en wordt er een geïndiceerde voorziening verstrekt. Ook willen we aandacht schenken aan de (taal)ontwikkeling van jonge mantelzorgers, hun (taal)ontwikkeling loopt vaak achter. En we willen aandacht geven aan de waardering, ondersteuning en het faciliteren van mantelzorgers en (vrijwilligers)organisaties.
MULTIPROBLEM/COMPLEXE CASUSSEN
De sociale teams hebben geregeld te maken met gezinnen waar meerdere problemen spelen, de zogenoemde multiproblem-gezinnen. Daarbij is sprake van complexe problematiek. Soms heeft deze problematiek ook gevolgen voor de omgeving en kan er onrust ontstaan. De sociale teams schalen dan op naar de gemeente en andere partners. In de praktijk is gebleken dat het soms nog zoeken is wie welke rol en verantwoordelijkheid heeft. Dit gaan we nader uitwerken.
HUISELIJK GEWELD EN KINDERMISHANDELING
We hebben nog geen sluitend beeld van deze doelgroep. We gaan onderzoeken hoe we nog beter en eerder kunnen ‘signaleren’ door onder andere het gebruik van de meldcode kindermishandeling en kindcheck een betere plek te geven. We pakken dit breed op in samenwerking met onder andere scholen, sportverenigingen en bibliotheek. Zodat we de doelgroep nog beter in beeld krijgen.
Hilbert en Rika hebben het samen niet meer over het gesprek met Marion gehad. Rika zit niet zo lekker in haar vel. Het contact met haar ouders is prima, maar ze ziet ze niet heel vaak. Terwijl ze best wel dichtbij wonen. Vorige week is ze bij hen langs geweest en toen zag ze dat haar ouders moeite hebben met het schoonhouden van hun huis. Ze werd erg verdrietig toen ze dit zag, maar weet ook niet zo goed hoe ze hier met hen over moet praten. Het lukt haar ook niet in actie te komen.
Ondertussen helpt Marieke haar broertje met zijn huiswerk. Dit heeft ze altijd gedaan en mede daarom vertrouwt Bert- Jan zijn zus volkomen. Marieke ziet hoe moeilijk Bert-Jan het heeft en daarom vindt ze het fijn hem te helpen. Net zoals ze de aanbiedingen in de huis-aan- huiskrant altijd voorleest. Ze weet dat haar moeder moeite heeft met lezen, maar daar wordt verder niet over gepraat. Soms heeft Marieke het zo druk met helpen, dat ze ’s avonds pas aan haar huiswerk toekomt - als ze eigenlijk al moet slapen.
Marion brengt een tweede bezoek aan het gezin en maakt kennis met Marieke en Bert-Jan. In dit gesprek verkent Marion verder wat er precies aan de hand is, waar het gezin behoefte aan heeft en hoe dit kan worden opgepakt. Doordat Marieke heel open is en veel vertelt over haarzelf en haar broertje, krijgt Marion een nog beter beeld van het gezin. Als ze samen de kopjes naar de keuken brengen, vertelt Marieke dat ze niet alleen haar broertje helpt, maar soms ook haar moeder.
Marion ziet hoe trots Hilbert en Rika zijn op hun kinderen. Bert-Jan doet heel erg zijn best; sinds vorige week gaat het beter met afspraken rondom eten en snoepjes. Als de kinderen naar boven gaan om te spelen en Hilbert buiten een sigaretje rookt, vraagt Marion naar de opa’s en oma’s van de kinderen. Rika vertelt dat de vader van Hilbert is overleden en dat zijn moeder in Friesland woont. Die zien ze eigenlijk alleen met verjaardagen, soms daar tussendoor een keertje. Steeds heen en weer rijden kost ook geld... Rika vertelt dat haar ouders in het dorp wonen en dat ze die ongeveer twee keer per maand ziet. Ook vertelt ze dat ze nogal geschrokken is de laatste keer dat ze er was.
Marion haakt hier op in en vraagt Rika of ze haar ouders misschien een handje kan helpen. Rika geeft aan dat ze dit lastig vindt, omdat ze dat niet met haar ouders durft te bespreken. Samen bedenken ze hoe ze dit gesprek kunnen openen. Rika gaat proberen om één keer per week bij haar ouders langs te gaan. Op de woensdagochtend als de kinderen naar school zijn. Eerst samen koffie drinken en dan aan de slag, de ene week maakt ze de bovenverdieping schoon en de andere week beneden.
Als Marion weer op kantoor is, meldt ze Marieke aan bij het contactpunt Mantelzorg. Ze weet dat er over een maand een uitje voor jonge mantelzorgers wordt georganiseerd en gaat hierover in gesprek met Marieke en het gezin. Het is fantastisch om te zien hoe Marieke op zo’n jonge leeftijd voor haar familie zorgt, maar er moet ook aandacht voor het kind zelf zijn. En contact met leeftijd- en lotgenoten is goed en leuk!
Algemene voorzieningen zijn niet geïndiceerde voorzieningen: ze zijn in principe toegankelijk voor iedereen, met en zonder beperking. Een algemene voorziening helpt mensen zelfstandig te zijn en mee te (blijven) doen. Er is al een heel scala van algemene voorzieningen. Denk aan schulddienstverlening, scholen, bibliotheek, huisartsen, kinderopvang, maaltijdvoorziening, vrijwillige thuishulp, uitleenpunten hulpmiddelen en dorpshuizen. Deze voorzieningen zijn laagdrempelig en worden daarmee als heel toegankelijk ervaren. Er gelden geen of slechts beperkte voorwaarden om van een dergelijke voorziening gebruik te maken. De sociale teams zijn ook een algemene voorziening. Iedere inwoner kan hier zonder verwijzing terecht.
UITBREIDING AANBOD ALGEMENE VOORZIENINGEN
Algemene voorzieningen kunnen voorkomen dat duurdere voorzieningen of ondersteuning nodig zijn. Hierbij is het van belang de bestaande voorzieningen waar nodig beter aan te laten sluiten op de vraag. Daarnaast willen we onderzoeken op welke gebieden uitbreiding nodig is. Zodat er minder collectieve en individuele voorzieningen nodig zijn. In dit proces is een belangrijke rol weggelegd voor de sociale teams en voor Andes vanwege haar rol in gebiedsoverstijgende thema’s. Zij zijn de oren en ogen in onze samenleving en kunnen behoeften peilen onder inwoners. Op basis daarvan kunnen zij meedenken in de beleidsontwikkeling.
CLIËNT ONDERSTEUNING EN VERTROUWENSPERSONEN
De gemeente is op grond van de Wmo 2015 en de Jeugdwet verplicht om onafhankelijke cliëntondersteuning gratis te bieden aan alle inwoners. De ‘gewone’ cliëntondersteuning is belegd bij de sociale teams. Als de medewerker van het sociaal team onvoldoende deskundig is, is er specialistische cliëntondersteuning beschikbaar via MEE Drenthe. Daarnaast kennen we de vertrouwenspersonen sociaal domein. Vertrouwenspersonen zijn aangesteld door de gemeente om cliënten te ondersteunen. Bijvoorbeeld als ze er niet uitkomen met de sociale teams. Of als ze problemen ondervinden met een aanbieder of instantie en een klacht tot niets heeft geleid. Dit geldt sociaal domein-breed. Dus ook als mensen problemen ervaren met –bijvoorbeeld– het UWV of Werkplein Zuidoost Drenthe.
Onderwijs biedt een fundament voor de toekomst. Daarom hebben we veel aandacht voor de ‘doorgaande leerlijn’ en zetten we in op de ontwikkeling van voorscholen. Hier- bij werken gemeente, onderwijs, kinderopvang en peuterspeelzalen samen om alle kin- deren een zo goed mogelijke basis te geven. Het onderwijs vervult ook een maatschappelijke rol. Vanuit deze rol kunnen ze breed signaleren (bijvoorbeeld dat er problemen spelen in de thuissituatie of in de buurt) en nog meer preventief werken. Hierbij is het van belang dat het onderwijs zich nog beter bewust wordt van hun rol. Vanuit de gemeente hebben we hierbij een faciliterende rol.
Als mensen niet goed kunnen lezen en schrijven blijven ze achter in hun ontwikkeling en kunnen ze vaak niet meedoen in de samenleving. Ieder kind verdient onderwijs op zijn of haar niveau. Uitgangspunt is zoveel mogelijk kinderen in het regulier onderwijs. Daar waar dat niet lukt, moet passend onderwijs een oplossing bieden (Wet Passend Onderwijs).
We willen dat jongeren mee kunnen doen en vroegtijdig uitvallen voorkomen door een sluitend systeem te realiseren. Daarom willen we een nog betere verbinding tussen de leerplichtambtenaar, het RMC, de sociale teams en de onderwijsinstellingen.
Een dergelijk sluitend systeem is er voor ‘oudere’ volwassenen niet. Voor hen zijn er veel minder mogelijkheden. De wens is dat er voor volwassenen ook tweede kansen of mogelijkheden worden gerealiseerd om zich te ontwikkelen. Zodat ze beter mee kunnen doen in de samenleving.
De Brede school voert uit, de gemeente faciliteert. Er worden activiteiten samengebracht op en rond scholen (bijvoorbeeld Kinderboekenweek, Koningsspelen, activiteiten tegen taalachterstand). Preventie en signalering in deze activiteiten speelt een belangrijke rol. Als je bijvoorbeeld samen kookt en bakt, gebruik je een recept. Dan ben je dus ook met taal bezig. Op het gebied van laaggeletterdheid vinden er activiteiten en interventies plaats op basis van de actieplannen die er al zijn. Dit werpt zijn vruchten af en zetten we de komende jaren voort.
Cultuur verbreedt de horizon van mensen en stimuleert creativiteit. Onze gemeente kent vier bibliotheken. Deze spelen een grote rol voor mensen met een kleine beurs en hebben een belangrijke informatie- en adviesfunctie. Cultuur bindt mensen en is een middel om mee te doen. We zoeken naar een vorm om tenminste op drie Drentse (én lokale) thema’s actief te zijn: cultuurparticipatie (cultuur als middel om mee te doen), cultuureducatie en Het verhaal van Drenthe (het levendig houden van de Drentse cultuur en geschiedenis). Hierbij is het van belang dat er verbindingen worden gelegd, waarbij de gemeente faciliteert en stimuleert. Zo vervullen culturele instellingen en kunstenaars ook een maatschappelijke rol. Een voorbeeld hiervan is Hunebedcentrum en VAN SLAG (kerk in het centrum van Borger) die als culturele instellingen leer/werkplekken en dagbesteding bieden.
Door de toegang tot integrale schulddienstverlening dichtbij te regelen, is een begin gemaakt om te komen tot een integrale aanpak. Dit heeft ertoe geleid dat minder mensen onnodig in een schuldregeling terechtkomen. Vroegsignalering en preventie staan voorop. We kijken niet alleen naar de schulden zelf, maar juist óók naar achterliggende oorzaken en problemen.
Uitwerken plan voortijdig schoolverlaten en kwetsbare jongeren in BOCE-verband. Onder andere het vertalen van beleid passend onderwijs in de regio naar interventies en samenwerking vanuit de sociale teams. De sociale teams moeten meer verbonden worden met het passend onderwijs. Dit houdt onder andere in dat concrete gezamenlijke afspraken worden gemaakt tussen de sociale teams en onderwijsinstellingen. Het uitgangspunt is dat er vroegtijdig gezamenlijke afstemming plaatsvindt.
Onderzoeken of er kansen en mogelijkheden zijn voor een sluitend systeem voor volwassenen.
UITBREIDEN AANBOD (MEER EN ANDERE) ALGEMENE VOORZIENINGEN
In samenwerking met schilpartijen en op basis van signalen van de sociale teams onderzoeken hoe het aanbod van algemene voorzieningen uitgebreid kan worden (i.p.v. collectief/individueel). Hierin de mogelijkheden van het subsidiebeleid meenemen.
Specifiek voor mensen met een beperking en/of ouderen:
Uitbouwen van algemene voorzieningen (bijvoorbeeld rolstoelpools).
Bestaande activiteiten toegankelijk maken voor mensen met een beperking en/of ouderen.
Zorgdragen voor een meer groepsgewijs aanbod voor bijvoorbeeld schulden en gebruik maken van de inzet van ambassadeurs en ervaringsdeskundigen.
Om langer thuiswonen mogelijk te maken in overleg gaan met commerciële partijen om mogelijkheden te verkennen.
Onderzoeken via de pilot sociale activering of het buurtbedrijf Borger-Odoorn in staat is zichzelf in stand te houden. Daarnaast wordt gekeken hoe er verbindingen kunnen worden gelegd tussen de ontwikkelingen in het sociaal domein en mogelijkheden in de buitenruimte.
Dit is één van de doelstellingen. De pilot loopt ongeveer tot september 2017.
De huidige ondersteuning van cliënten (via sociale teams, MEE en vertrouwenspersonen) evalueren en indien nodig verbeterpunten doorvoeren. Aandachtspunt hierbij is of cliënten de ondersteuning als onafhankelijk ervaren. Vraag is of de mogelijkheden voor ondersteuning voldoende bekend zijn onder onze inwoners. Voor de komende periode is het van belang om meer inzicht te krijgen in de ondersteuningswensen van inwoners.
In 2016 zijn de taalhuizen geopend in de drie multifunctionele accommodaties. Hier werken verschillende organisaties (sociale teams, Andes, Stichting Lezen en Schrijven en de bibliotheek) samen om de omgang met taal te optimaliseren. Ook geven de taalhuizen een boost aan de aanpak van laaggeletterdheid. Daarbij worden ze in de eerste periode geholpen door een taalpuntcoördinator. En er wordt gebruik gemaakt van het programma ‘taal voor het leven’. Meer inzetten van non/informeel onderwijs (groepsgewijs door vrijwilligers of individueel door taalbuddy’s) naast het formele onderwijs (volwasseneducatie gegeven door professionele docenten).
Vlak voor de zomervakantie vindt er nog een gesprek plaats met Marion. Toen Bert-Jan vorige week heel boos was, is hij op zijn bed gaan springen en er dwars doorheen gezakt. Nu moeten ze ook nog een nieuw bed kopen, terwijl ze zo graag een dagje weg wilden in de vakantie. De auto moet ook nog een grote beurt. Ze maken zich zorgen, zoveel vakantiegeld heeft Hilbert nou ook niet gekregen.
Marion merkt dat het steeds makkelijker wordt om met het gezin te praten. Ze vertellen steeds meer dingen uit zichzelf. Rika vertelt aan Marion dat Bert-Jan zijn bed kapot is. Ze vraagt haar of ze een goed adres weet waar ze wellicht een tweedehands bed kan vinden. Marion en Rika spreken af dat Rika zich volgende week meldt bij de ruilgoederenbank. Daar is vast een geschikt bed te vinden dat ze gratis -in ruil voor een dienst- mag hebben. Toevallig heeft Marion gehoord dat de speeltuin in de wijk van familie De Vrieze moet worden opgeknapt. Dat is voor Rika een bekende omgeving en zo leert ze ook meer mensen in de wijk kennen.
Omdat Marieke naar het voortgezet onderwijs gaat, wijst Marion de familie op de webwinkel van de gemeente. Hier mag Marieke een iPad bestellen en kunnen haar ouders de ouderbijdrage betalen. Kinderen met autisme kunnen vaak heel goed overweg met dieren.
Daarom gaan ze ook kijken of Bert-Jan via de webwinkel en het Jeugdsportfonds op paardrijden kan. Misschien kan hij zelfs al in de vakantie beginnen!
Omdat het gezin de eindjes soms moeilijk aan elkaar kan knopen, bespreekt Marion de mogelijkheden van hulp op het gebied van financiën. Ze laat informatie achter, na de zomervakantie gaan ze samen kijken wat ze hiermee gaan doen. Marion belooft dan een ervaringsdeskundige mee te nemen, die al hun vragen kan beantwoorden. Ook gaan ze dan kijken of het gezin wel alle toeslagen heeft aangevraagd en of ze nog recht hebben op bijzondere bijstand.
Ze gaan ook kijken of Hilbert het inkomen kan vergroten. Hiervoor gaat Marion hem in contact brengen met een klantmanager van het Werkplein in Emmen. Hilbert mankeert fysiek niets en is dus lichamelijk in staat volledig te werken. Wel is Hilbert wat onzeker. Hij vindt het lastig om zijn werkgever te vragen of hij meer kan gaan werken. Samen met de klantmanager van het Werkplein bereidt hij het gesprek voor. Mocht het Hilbert toch niet lukken, dan kan de klantmanager altijd nog contact opnemen met de werkgever. Maar Hilbert gaat het eerst zelf proberen! Tegelijkertijd gaan de klantmanager en Hilbert samen met zijn cv aan de slag. Deze wordt waar nodig gemoderniseerd. De klantmanager gaat Hilbert ook voordragen bij andere werkgevers.
Bogen collectieve en individuele voorzieningen
Dit hoofdstuk beschrijft de geïndiceerde voorzieningen. Collectief betekent in dit verband dat het aanbod groepsgewijs wordt vormgegeven. Denk aan dagbesteding, collectief vervoer en minimavoorzieningen. Individueel betekent specifiek voor de persoon of (in geval van jeugdhulp) het gezin. Voorbeelden hiervan zijn een rolstoel, een bijstandsuitkering en opvoedondersteuning aan ouders.
Collectieve en individuele voorzieningen zijn het meest ingrijpend voor het gezin/ huishouden en het duurst voor de gemeente. Deze voorzieningen willen we het liefst zo min mogelijk of zo kort mogelijk inzetten. Als we een voorziening inzetten, doen we dat zo effectief mogelijk. Kwaliteit is hierbij een belangrijk aandachtspunt. We moeten ons realiseren dat dergelijke voorzieningen altijd nodig zullen blijven. Er zijn én blijven inwoners (met een beperking) die het zonder ondersteuning niet redden. Soms is kortdurende inzet van individuele hulp effectiever dan het gebruik van een algemene voorziening. Op dat moment bieden we maatwerk. Tot slot merken we hier op dat we signaleren dat inwoners die een indicatie hebben, niet altijd de juiste hulp weten te vinden. Omdat collectieve voorzieningen goedkoper zijn dan individuele, is het van belang om het groepsgewijze aanbod – waar mogelijk – uit te breiden.
Voor de Wmo 2015 en jeugdhulp geldt dat er zo veel mogelijk resultaatgericht is ingekocht. Dit betekent dat niet het product – het aanbod – centraal staat, maar het te bereiken resultaat. Hoe dit resultaat bereikt wordt, vult de aanbieder samen met de cliënt/het gezin in. Hiermee is een belangrijke aanzet gerealiseerd om ook onze inkooppartners tot een andere manier van werken te bewegen. Dit zal de komende jaren geëvalueerd en gemonitord worden. Daarbij is de manier waarop relatie-, prestatie- en kwaliteitsmanagement georganiseerd is van essentieel belang.
Op het gebied van onderwijs wordt er veel in regionaal verband samengewerkt. Daardoor hebben we slechts beperkte sturingsmogelijkheden. Voor wat betreft de Participatiewet geldt dat we dit willen integreren op basis van het Regenboogmodel. Ook hier willen we resultaatgericht werken en inkopen. Er vindt nu een heroriëntering plaats. Per 1 januari
2018 willen we de inkoop op het gebied van re-integratie zelf ter hand nemen. Deze ombuiging is een complex proces, omdat dit nu nog binnen diverse gemeenschappelijke regelingen plaatsvindt. We moeten besluiten waar en hoe we de Participatiewet kunnen laten uitvoeren binnen de kaders van het Regenboogmodel en ander lokaal beleid. Dit om aan te sluiten op de heroriëntatie op de uitvoering van sociale zaken.
Als het gaat om werk en inkomen wordt al jarenlang uitgegaan van de eigen kracht of zelfvoorziening van de burger. Een bijstandsuitkering ontvang je immers pas als blijkt dat je zelf niet in staat bent om voor het inkomen te zorgen. Met andere woorden, het is een uitzondering op de hoofdregel dat mensen voor hun eigen inkomen zorgen. Een belangrijk aandachtspunt is de tegenprestatie. Inwoners met een uitkering worden geacht om iets terug te doen voor die uitkering. Daarvoor is de tegenprestatie bedacht. In onze gemeente is ervoor gekozen om geen tegenprestatie te verlangen als mensen vrijwilligerswerk verrichten of mantelzorg vervullen. Hierin zit een extra stimulans voor mensen om mee te doen in de samenleving.
Deze stimulans, zo ervaren de sociale teams, wordt soms belemmerd door andere uitkeringsinstanties. Het doen van vrijwilligerswerk naast een uitkering is aan strikte voorwaarden gebonden. Dit kan de participatie belemmeren. Dit past niet in onze visie. Hier treedt spanning op tussen maatwerk en rechtmatigheid.
RE-INTEGRATIE EN BESCHUTWERKEN
In juli 2015 is de nieuwe re-integratieverordening Participatie door de gemeenteraad vastgesteld. Hierin zijn de kaders benoemd waarbinnen we werkzoekenden kunnen helpen bij hun terugkeer naar de arbeidsmarkt of hun ontwikkeling op de participatieladder. Ook zijn hier de verschillende voorzieningen benoemd die binnen de gehele arbeidsmarktregio Drenthe gelden voor iedere werkzoekende en werkgever. Dit laatste is vooral noodzakelijk om gezamenlijk aan de opgave te voldoen om de zogenoemde baanafspraakbanen te realiseren. Baanafspraakbanen zijn bedoeld voor mensen met een arbeidsbeperking, die daardoor niet in staat zijn om het volledige minimumloon te produceren.
Het Rijk is van plan om beschut werken per 1 januari 2017 verplicht te stellen voor gemeenten. Dus moet onze gemeente met ingang van volgend jaar mogelijk een voorziening organiseren voor mensen die vallen onder de indicatie beschut werken. Het kenmerk van beschut werken is dat de begeleidingsbehoefte voor deze mensen groter is dan gemiddeld. Daarnaast is het arbeidsvermogen gemiddeld ook wat lager dan die van de doelgroep voor de baanafspraakbanen. In de regio Zuidoost-Drenthe oriënteren de drie gemeenten zich gezamenlijk op hoe dit het best georganiseerd kan worden.
Met het verplicht stellen van beschut werken wordt er eigenlijk een soort nieuwe sociale werkvoorziening opgezet, met als verschil dat het gefinancierd moet worden uit gemeentelijke middelen. Hierin ligt een extra opgave voor onze gemeente binnen het sociaal domein.
Soms is werken niet mogelijk, of gewone dagbesteding (gericht op nuttige activiteiten) nog een brug te ver. Dan zorgen we ervoor dat mensen geactiveerd worden via bijvoorbeeld vrijwilligerswerk, de ruilgoederenbank of iets doen voor buren of in de wijk. Rond de zomer van 2016 is de pilot sociale activering gestart. Daarin zijn twee gemengde groepen aan de slag gegaan in Nieuw-Buinen en Borger. Het betreft mensen met een bijstandsuitkering en mensen voor wie arbeidsmatige dagbesteding het beste is. Ze doen allerlei nuttig aanvullend werk in de openbare ruimte. De medewerkers worden begeleid door een professionele, meewerkende voorman. De pilot is een experiment om te zien in hoeverre voorkomen kan worden dat mensen gebruik maken van andere (soms duurdere) voorzieningen en zorg. Het is niet alleen het doel om mensen te laten meedoen in de samenleving. Het biedt ons ook een kans om te zien hoe we dit in de toekomst verder kunnen vormgeven. De pilot loopt tot 1 juli 2017 en wordt dan geëvalueerd.
Op basis van de Wmo 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk voor de kwaliteit van het beleid en de uitvoering van de ondersteuning. Maar ook voor de handhaving daarvan en het toezicht erop. Het gaat daarbij om de ondersteuning die door de gemeente is ingekocht. We zijn bezig om het toezicht nader uit te werken. Op onderdelen zoeken we de samenwerking met de gemeenten Coevorden en Emmen. Daarbij zien we een duidelijke link met relatie-, prestatie- en kwaliteitsmanagement. Daarom gaan we dat als één geheel oppakken.
AANSLUITING ONDERWIJS EN ARBEIDSMARKT / DAGBESTEDING
Het beroepsonderwijs sluit onvoldoende aan op de (lokale) arbeidsmarkt. Dit is vooral een bovenregionaal vraagstuk, dat binnen de Arbeidsmarktregio wordt opgepakt. Er is geen sluitende aanpak voorhanden, waardoor het risico bestaat dat jongeren (maar ook volwassenen) tussen wal en schip vallen. Daarom wordt er binnen de Arbeidsmarktregio gewerkt aan die sluitende aanpak.
Een voorbeeld in dit kader werd genoemd door één van onze partners. Beter Thuis Wonen (thuiszorg) participeert in initiatief Wijkleercentrum Doen! Studenten van het Alfa College (Entree-onderwijs en MBO niveau 2) doen klusjes bij inwoners thuis, zoals ramen wassen, koken en een spelletje spelen; de niet-geïndiceerde ondersteuning. Door het wegvallen van het functieprofiel helpende verzorgende zijn er steeds minder stageplekken. Op deze manier kunnen studenten toch werkervaring opdoen. Een win- winsituatie voor alle betrokkenen.
Jongeren die gebruik maken van jeugdhulp blijken vaak onvoldoende voorbereid op de maatschappij en op het wegvallen van structuren (school/jeugdhulp). Ze zijn vaak ‘jeugdhulp-moe’ en denken het zelf wel te kunnen redden. We zien dat dit rond het 18e jaar vaak tot problemen leidt. Het is van belang in een vroeg stadium zorg te dragen voor een goede aansluiting van jeugdhulp naar ondersteuning op basis van de Wmo 2015. Zo komen we tot een integraal hulpaanbod en zorgen we voor een goede overdracht. Zo blijft de continuïteit van hulp na de 18e verjaardag geborgd. Hierbij dient ook rekening te worden gehouden met de aansluiting onderwijs en arbeidsmarkt/dagbesteding.
MINIMA VOORZIENINGEN EN AANVERWANTE REGELINGEN
We willen inwoners met een kleine beurs zo goed mogelijk mee laten doen. Hiervoor hebben we een aantal voorzieningen gerealiseerd, zoals de webwinkel en het Jeugdsportfonds. Deze voorzieningen verdienen blijvend aandacht. Niet-gebruik tegengaan is een belangrijk speerpunt. Daarin spelen de sociale teams een belangrijke rol. Maar er liggen ook mogelijkheden bij onze partners. Inwoners met een kleine beurs zijn frequente bibliotheekbezoekers. De bibliotheek kan daarom ook hier een rol in spelen.
Met de collectieve zorgverzekering voor minima werd oorspronkelijk beoogd dat de gemeente een verzekeringspakket zou kunnen samenstellen dat past bij deze inwoners. De gemeente heeft in de praktijk echter nauwelijks invloed op dit pakket. Inwoners met een minimum inkomen ontvangen een korting op de premie. Hiervoor zijn ook andere mogelijkheden. Daarom overwegen we om de collectieve zorgverzekering (deels) om te zetten in andere voorzieningen die beter aansluiten bij de wensen van deze inwoners.
Bij de evaluatie van de webwinkel wordt ook gekeken hoe andere voorzieningen daarin een plek kunnen krijgen. Zoals de mantelzorgwaardering en de tegemoetkoming voor inwoners met een chronische ziekte of beperking.
INKOMEN EN BIJZONDERE BIJSTAND
Inwoners zonder werk en met een inkomen beneden de bijstandsnorm kunnen een beroep doen op de gemeente voor een uitkering in het kader van de Participatiewet. De gemeente Emmen voert dit voor ons uit. Daarnaast kunnen inwoners met een laag inkomen (beneden de 120% van de bijstandsnorm) een beroep doen op de gemeente voor bijzondere bijstand. Er zijn hiermee verschillende ‘toegangen’ (via gemeente Emmen en de gemeente Borger-Odoorn). Terwijl het juist onze visie is één brede toegang te organiseren.
Dit pleit ervoor om de sociale teams een nadrukkelijkere rol te geven bij de bijzondere bijstand en de hiervoor genoemde minimavoorzieningen. Op deze manier kan een (bijna) volledige integrale afweging gemaakt worden. Bijvoorbeeld voor ondersteuning, zorg en financiën. Dit heeft uiteraard gevolgen voor de samenwerkingsafspraken met de gemeente Emmen. Deze zullen in de komende periode aangepast worden.
De uitvoering van de schuldhulpverlening ligt bij de Gemeentelijke Kredietbank Assen (GKB). Hierbij verzorgen de sociale teams de intake en de psychosociale kant. Schuldhulpverlening betreft het traject vanaf het moment van de ondertekening van de aanvraag schuldhulpverlening en de overdracht naar de GKB (financieel-technische kant). Of en welke ondersteuning een inwoner/huishouden nodig heeft hangt af van de eigen kracht, de omgeving en eventuele andere problemen.
In 2016 is het project ‘budgetbeheer in beeld’ gestart. Doel van het project is inzicht te krijgen of – en in welke mate – mensen binnen de schulphulpverlening zelf hun financiën kunnen regelen. Of wat daarvoor nodig is. Het voordeel zou kunnen zijn dat een deel van de inwoners geen gebruik meer maakt van het dure budgetbeheer van de GKB. Dat betekent dat uit de rode boog – individuele voorzieningen – wordt afgeschaald naar collectief. Of naar een algemene voorziening. Of geheel op eigen kracht.
Meedoen in de eigen omgeving betekent ook kijken naar de mogelijkheden in de buitenruimte. BORG (Beheer Openbare Ruimte en Gebouwen) is onze eigen partij in de buitenruimte. We gaan kijken hoe we op maatschappelijk verantwoorde wijze verbindingen kunnen leggen tussen de ontwikkelingen in het sociaal domein en mogelijkheden in de buitenruimte.
De verbinding van beschut werk en arbeidsmatige dagbesteding. Doel is uiteindelijk om één aanpak te realiseren voor alle mensen met afstand tot de arbeidsmarkt (dagbesteding/ beschut werken). De pilot dient ervoor om te onderzoeken of dat kan.
Afspraken maken op arbeidsmarktregio-niveau met werkgevers (werkgeversdienstverlening) met ruimte voor couleur locale in samenhang met dagbesteding.
Daarnaast onderzoeken hoe mensen met afstand tot de arbeidsmarkt ingezet kunnen worden bij verenigingen (hand- en spandiensten) zodat een win- winsituatie ontstaat.
Het problematische gedrag van Bert-Jan houdt aan. De communicatie met hem verloopt steeds moeizamer. Daarom gaat Marion in de vakantie nog een keer bij de familie op bezoek. Er wordt ook gesproken over de financiën, die eigenlijk tekort schieten om het gezin goed draaiende te houden.
Omdat Bert-Jan problemen heeft met het omgaan met emoties en met het leggen van contact, gaat Marion ervoor zorgen dat hij wordt doorverwezen naar een instantie die jeugdhulp biedt. Hopelijk biedt de zomervakantie wat rust. Marion geeft aan dat het belangrijk is om hem een duidelijke structuur te bieden en iedere dag af te spreken wat van belang is.
Ondertussen kijkt de klantmanager met Rika naar haar kansen op de arbeidsmarkt. Zij kan wellicht op termijn ook in deeltijd werken en hiermee het gezinsinkomen aanvullen. Ze zou in eerste instantie als vaste vrijwilliger kunnen werken bij de ruilgoederenbank. Gelijktijdig wordt geprobeerd haar te activeren waarbij haar lees- en schrijfvaardigheid wordt verbeterd. Goed voor haar eigenwaarde en zo kan ze ontdekken waar ze goed in is.
De familie De Vrieze pakt de kansen die er zijn. Er is veel in werking gezet. Er wordt hulp geboden vanuit verschillende bogen van het Regenboogmodel. Zo wordt er gewerkt aan meer inkomen, krijgt Bert- Jan individuele hulp en kan Rika meer zelfvertrouwen ontwikkelen door haar werk bij de ruilgoederenbank.
Marion van het sociaal team zal een vinger aan de pols houden. Dit betekent dat zij af en toe contact zal zoeken om te horen hoe het gaat en of er nog aanvullende acties nodig zijn. In de praktijk blijkt dit heel waardevol: mocht er iets gebeuren in het gezin en trekken zij zelf niet aan de bel, dan is er altijd het contactmoment met de sociaal werker.
Beleid maken kan niet zonder verbinding: allereerst met onze inwoners, maar ook met onze eigen uitvoering en onze partners. Daarom hechten we ook aan partnerschap, het samen doen. Van belang daarbij is – zo bleek uit de interactieve beleidsvorming – beleid concreet, vanzelfsprekend te maken. Dan sluit beleid aan bij wat nodig is. En is het zo effectief en efficiënt mogelijk.
In de komende 2 jaar gaan we samen met onze inwoners en partners aan de slag met de actiepunten. Waarbij we het instrument sociale marketing gaan gebruiken om aan te sluiten bij de vraag in onze gemeente. De actiepunten worden geconcretiseerd en komen terug in uitvoeringsplannen en/of afdelingswerkplannen. Waarbij we rekening houden met de ontwikkelingen in de samenleving, de politiek of veranderende wetgeving en de uitkomsten van evaluaties en monitoring.
Bijlage 1 Prioritering onderwerpen in de informatieve raad
De raadsleden zijn tijdens deze informatieve raad in drie groepen gesplitst. Elke groep stelde een top vijf samen van onderwerpen die zij het belangrijkst vinden. De groepen hebben bij de top vijf hun motivatie gegeven. De uitkomsten leidden tot de volgende, algemene top vijf:
Hieronder vindt u de top vijf en de motivatie per groep. Deze motivaties zijn meegenomen bij het opstellen van het beleidsplan.
Zij geven veel informatie; belangrijke schakel in de ondersteuning; hoort onder informele zorg | ||
Ervaren gezondheid; belangrijk voor participatie; door bewegen | ||
Bijlage 4 Advies van Adviesraad sociaal domein met reactie college
Bijlage 5 Persbericht oktober 2016
Borger-Odoorn boekt resultaten met aanpak decentralisaties
De gemeente Borger-Odoorn heeft de eerste resultaten gepresenteerd van haar aanpak in het sociaal domein. Sinds 1 januari 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van de Jeugdwet, de participatiewet en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015. De vernieuwende aanpak van deze decentralisaties in Borger-Odoorn heeft sindsdien tot aantoonbare resultaten geleid.
De uitvoering van de nieuwe taken in het sociaal domein is belegd bij de stichting Sociale teams Borger-Odoorn. Drie sociale teams fungeren als centrale ingang voor alle inwoners met vragen en problemen op het gebied van zorg en ondersteuning. Kern van de nieuwe aanpak is dat inwoners door kwalitatief goede zorg zo optimaal mogelijk kunnen meedoen, en de zorg als laagdrempelig en positief ervaren. Preventie en nauwe samenwerking met zorgpartners moeten er bovendien voor zorgen dat de totale zorgvraag daalt. Om dat te kunnen waarborgen, is de nieuwe aanpak onderzocht. Daarbij is nadrukkelijk niet alleen gekeken naar kosten en het aanbod, maar ook naar de ervaringen van en effecten op cliënten.
Uit onderzoek blijkt dat cliënten de sociale teams goed weten te vinden. Ook is een ruime meerderheid van de Wmo-cliënten tevreden over het contact, de toegankelijkheid, de kwaliteit en effecten van de geboden hulp. Ook blijkt uit de onderzoeken dat er veel aandacht is voor de zelfredzaamheid van cliënten. Die neemt aantoonbaar toe nadat de sociale teams hun werk doen. Bijna 85% van de cliënten van de sociale teams heeft het gevoel dat zij zichzelf kunnen zijn, hun mening durven geven en zelf beslissingen kunnen nemen in het bijzijn van de sociaal werkers.
Wethouder Frits Alberts: ‘’Ik ben erg tevreden over de geboekte resultaten. Er blijft natuurlijk genoeg te verbeteren, maar ik ben best trots op het feit dat onze aanpak aanslaat. Als gemeente past ons echter ook bescheidenheid. We hebben bewust een regisserende rol op ons genomen. Vanaf het eerste begin zijn zorginstellingen en andere partners in het sociaal domein betrokken geweest bij onze plannen. Intensieve samenwerking en een sterke rolverdeling zijn essentieel in onze aanpak.” Alberts vindt ook dat de sociale teams een compliment verdienen. “Zij hebben in een sterk veranderende omgeving direct hun rol waargemaakt. Dat vind niet alleen ikzelf, dat horen we ook van cliënten en samenwerkingspartners.”
De resultaten komen naar voren uit een drietal onafhankelijk uitgevoerde onderzoeken: een cliëntervaringsonderzoek, de Maatschappelijke Kosten Baten Analyse en de Menselijke Maat.