Organisatie | Lingewaard |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lingewaard houdende regels omtrent huisbezoeken voor sociale zekerheid Protocol huisbezoeken sociale zekerheid Gemeente Lingewaard 2018 |
Citeertitel | Protocol huisbezoeken sociale zekerheid Gemeente Lingewaard 2018 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-05-2018 | nieuwe regeling | 24-04-2018 Het Gemeentenieuws, 09-05-2018 | Onbekend |
In het kader van de handhaving van sociale zekerheid wordt onder andere het huisbezoek als controlemiddel gebruikt.
Door een wetswijziging[1] heeft de gemeente met ingang van 1 januari 2013 meer mogelijkheden om de informatie die de belanghebbende geeft over zijn leefsituatie te verifiëren zonder dat er sprake is van een redelijk vermoeden van fraude. Om hiervan een succes te maken, is het van belang om een beschrijving te geven van de richtlijnen waaraan het huisbezoek moet voldoen en de juiste juridische kaders voor het huisbezoek te schetsen.
Het bestaande huisbezoek protocol van 2013 vervangen we nu vanwege de wijziging van de Wet werk en bijstand naar Participatiewet per 1 januari 2015. De wetsteksten brengen we dus nu in overeenstemming met de artikelen in de Participatiewet. Dit protocol is bestemd voor de medewerkers van en die namens het teams Sociaal Domein van de gemeente Lingewaard die huisbezoeken afleggen in het kader van de handhaving van sociale zekerheid. De focus ligt op handhaving specifiek vanuit de Participatiewet (P-wet).
[1] Wet aanscherping en sanctiebeleid SZW wetgeving (Fraudewet) en Wet houdende een regeling in de sociale zekerheid van de rechtsgevolgen van het niet aantonen van de leefsituatie na het aanbod van een huis (Wet huisbezoek)
Hoofdstuk 2 schetst de soorten en redenen van de verschillende huisbezoeken met een toelichting van de wijze van aanbod, afzien en weigering van een huisbezoek. In hoofdstuk 3 worden de richtlijnen genoemd die van belang zijn bij het afleggen van huisbezoeken. Hoofdstuk 4 bevat het juridisch kader ten aanzien van het huisbezoek in het kader van de P-wet.
In de bijlage treft u een overzicht aan van verschillen uitvoering huisbezoek voor en na de wetswijziging van 1 januari 2013.
Hoofdstuk 2 Soort en reden huisbezoeken aanbod, afzien en weigering
Onderstaand volgt een opsomming van soorten en redenen van huisbezoeken in het kader van handhaving sociale zekerheid.
In het kader van de dienstverlening.
Hiervan is sprake wanneer de belanghebbende door fysieke- of gezondheidsproblemen niet in staat is om naar de gemeente te komen.
Dit gebeurt met instemming en in overleg met de belanghebbende.
Het huisbezoek heeft dan niet het doel om de leefsituatie te verifiëren of fraude te controleren. Het bezoek heeft het karakter van voorlichting en afstemming met de regelgeving.
De Algemene wet op het binnentreden (AWBI) is wel van toepassing, waardoor legitimatie en toestemming voorafgaand aan het betreden van de woning een vereiste is.
Het huisbezoek in het kader van dienstverlening wordt niet nader toegelicht in dit protocol.
Als onderdeel van en verificatiemiddel tijdens het aanvraagproces voor de woon- of leefsituatie.
Indien er een redelijk vermoede van fraude is ontstaan geeft artikel 53a P-wet de mogelijkheid om de door de belanghebbende verstrekte inlichting met betrekking tot zijn woon- en leefsituatie te controleren met een huisbezoek.
De belanghebbende heeft volgens artikel 17 lid 2 P-wet een “meewerkplicht”
Het niet meewerken aan een huisbezoek bij een redelijk vermoeden van fraude leidt tot het afwijzen van een aanvraag P-wet of het intrekken van het recht op bijstand.
De Wet huisbezoeken geeft gemeenten in dat geval meer mogelijkheden doordat er gevolgen zijn voor de uitkering als door weigering van huisbezoek de leefsituatie van belanghebbende en daarmee de rechtmatigheid van de verstrekking van een uitkering of de hoogte daarvan niet vast te stellen is.
Artikel 53a lid 2 P-wet geeft het college de bevoegdheid om de belanghebbende te verzoeken om aan te tonen dat:
Door het huisbezoek is het mogelijk voor gemeenten om de leefsituatie “achter de voordeur” vast te stellen.
Het verifiëren van de leef- en woon situatie kan onder meer via een huisbezoek, waarbij de Wet huisbezoeken de volgende situaties beschrijft:
Hierbij gaat het er om de gemeente de belanghebbende kan verzoeken aan te tonen dat deze alleenstaande of alleenstaande ouder is, door middelen van het meewerken aan het huisbezoek.
Hierbij gaat het erom de gemeente de belanghebbende kan verzoeken aan te tonen waar hij woont en hem aanbieden in dat kader een huisbezoek af te leggen.
Algemeen noodzakelijke bestaanskosten
Wat betreft de algemeen noodzakelijke bestaanskosten gaat het erom dat de gemeenten de belanghebbende kan verzoeken aan te tonen dat deze kosten voor een deel of het geheel gedeeld kunnen worden met een ander, bijvoorbeeld een kostganger.
Wanneer de gemeente na administratieve verificatie vaststelt dat de verstrekte gegevens kloppen, maar onvoldoende duidelijkheid geven over de leefsituatie kan zij het aanbod doen om de leefsituatie aan te tonen door middel van een huisbezoek.
Dit aanbod gebeurt voorafgaand aan het verzoek tot daadwerkelijk binnentreding van de woning. Het aanbod om de leefsituatie aan te tonen met een huisbezoek wordt in het algemeen gedaan bij de voordeur, maar kan ook gedaan worden op het gemeentekantoor.
In deze situaties moet de gemeente de belanghebbende meedelen dat deze het recht heeft om de verstrekte inlichtingen door de gemeente te laten verifiëren met behulp van een minder ingrijpend middel dan het huisbezoek. Tevens deelt de gemeente mee wat bij informed consent is beschreven in Hoofdstuk 4.
De bewijsplicht dat dit zorgvuldig gebeurt ligt bij de gemeente.
Het kan zich voordoen dat de belanghebbende te kennen geeft een zeer dringende reden te hebben voor e weigering van het huisbezoek of voor de weigering tijdens het huisbezoek om bepaalde zaken te laten zien.
Er kan sprake zijn van zeer dringende redenen om de onmiddellijke uitvoering van een huisbezoek te weigeren. Hiervan zal, gezien de gebruikte beoordelingsnorm “zeer dringende redenen” slechts zeer zelden sprake van kunnen zijn.
Als voorbeeld kunnen gelden een afspraak van belanghebbende bij de dokter/ziekenhuis. Indien de belanghebbende zich hierop beroep is het aan te bevelen om deze afspraak in diens bijzijn telefonisch te checken of de belanghebbende dit te laten tonen door middel van een afsprakenlijst.
De bewoner kan zijn eenmaal gegeven toestemming op elk moment intrekken. Vanaf dat moment bevindt men zich zonder toestemming van de bewoner in de woning en zal men de woning dienen te verlaten.
Wordt dit niet gedaan dan vertoeft men niet wederrechtelijk in de woning en pleegt men een ambtsmisdrijf (ambtelijk huisvredebreuk) in de zin van artikel 370 Wetboek van Strafrecht.
Om schending aan besluitvorming ten grondslag te kunnen leggen moet de gemeente aannemelijk maken, dat betrokkene zijn eenmaal gegeven toestemming heeft ingetrokken.
De belanghebbende dient duidelijk te zijn gemaakt dat weigering om medewerking te verlenen aan voortzetting van het huisbezoek gevolgen heeft voor het recht op bijstand, dan wel de hoogte van de bijstand.
Als een uitkeringsgerechtigde of aanvrager van een uitkering niet meewerkt aan een huisbezoek heeft dit gevolg voor de uitkering of toeslag. Hierbij wordt als volgt onderscheid gemaakt tussen huisbezoek zonder redelijk vermoeden van fraude en huisbezoek bij vermoeden van fraude.
Aanbod huisbezoek zonder redelijk vermoeden van fraude
De Wet huisbezoeken regelt de rechtsgevolgen van het weigeren van een huisbezoek ter verificatie.
Wanneer iemand een huisbezoek ter verificatie van de verstrekte inlichtingen weigert en niet op andere wijze zijn leefsituatie aantoont zijn de gevolgen:
Aanbod huisbezoek bij Vermoeden van fraude
De rechtsgevolgen van het weigeren mee te werken aan een huisbezoek na een vermoeden van fraude (ter controle) kan het buiten behandeling laten dan wel het intrekken van de bijstand tot gevolg kan hebben.
Hoofdstuk 3 Richtlijnen huisbezoek
Op het einde van het huisbezoek leggen de medewerkers uit hoe het vervolg van de procedure is en wat de eventuele gevolgen zijn voor de uitkering. Indien op basis van het huisbezoek duidelijkheid is ontstaan over de leefsituatie dan wordt de belanghebbende hiervan in kennis gesteld, waarbij hem tevens de aard van het advies met betrekking tot het te nemen besluit wordt meegedeeld, zeker als er sprake is van een nadelig besluit voor de belanghebbende.
Dit hoofdstuk gaat over de juridische kaders van wetten uit het sociale domein, waarbij de woonsituatie en leefvorm/situatie relevant is voor het recht op uitkering/toeslag of de hoogte van de uitkering/toeslag.
Het afleggen van een huisbezoek wordt aangemerkt als een ingrijpende inbreuk op de privacy van de belanghebbende. In verdragen en verschillende wetten zijn daarom diverse bepalingen opgenomen ter bescherming van die privacy van de belanghebbende. Deze verdragen zijn onderstaand opgesomd.
Indien de bijzondere omstandigheden van het geval dit noodzakelijk maken, kan deze inbreuk echter gerechtvaardigd zijn. Voorwaarde is onder meer wel dat er een legitiem doel (EVRM) gediend wordt met het huisbezoek en dat het voor de vaststelling van het recht op uitkering/toeslag noodzakelijk is. Daarnaast spelen de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit een belangrijke rol in de bescherming van de privacy van de burger.
Volledigheidshalve wordt vermeld dat de belanghebbende zelf bepaalt of deze medewerking verleent aan het huisbezoek en dus toestemming geeft om zijn woning binnen te treden.
De belanghebbende blijft het recht behouden om toegang tot zijn woning te weigeren.
De weigering kan wel nadelige consequenties hebben voor de belanghebbende.
De Algemene Wet op het Binnentreden schrijft voor dat voldaan moet worden aan de legitimatieplicht en dat het binnen treden van een woning toegestaan is in aanwezigheid en met toestemming van de bewoner op basis van volledige informatie.[2]
[2] Volgens de juristen van Schulinck d.d. 26 maart 2018 behoeft het HB geen specifieke aanpassingen i.v.m. de inwerkingtreding van de AVG (Algemene Verordening Gegevensbescherming) omdat de gegevens die tijdens een huisbezoek worden verzameld, niet te kwalificeren zijn als gegevens bedoeld in artikel 4 lid 1 AVG. Bij een huisbezoek gaat het om het verzamelen van objectieve gegevens over de staat waarin een huis wordt aangetroffen. De informatie hoeft geen betrekking te hebben op belanghebbende. Het protocol is bedoeld om het huisbezoek zo gepast/geconditioneerd mogelijk te laten verlopen. Dit i.v.m. het verbod op huisvredebreuk en niet zozeer i.v.m. de verwerking van persoonsgegevens. In het eerdere protocol is ook geen verwijzing naar de Wbp (Wet bescherming persoonsgegevens), waarin dit vermoeden versterkt wordt dat aanpassing op grond van de AVG niet noodzakelijk is.
§ 4.1 Inbreuk op de persoonlijke levenssfeer
Het afleggen van een huisbezoek vormt een ingrijpende inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de belanghebbende. De persoonlijke levenssfeer wordt daarom beschermd door nationale en internationale regelgeving. Artikel 8 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens stelt dat een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer alleen is toegestaan wanneer er een wettelijke grondslag aanwezig is, de inbreuk een legitiem doel dient en de inbreuk noodzakelijk is. Artikel 10 van de Grondwet stelt dat een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer slechts mogelijk is wanneer er een wettelijke grondslag aanwezig is. Artikel 12 van de Grondwet bepaalt dat het voor medewerkers die belast zijn met de uitvoering van de P-WET, niet mogelijk is om zonder toestemming van de bewoner een woning binnen te treden.In artikel 1 van de Algemene wet op het binnentreden (Wet Awbi) is een aantal verplichtingen neergelegd waaraan de medewerkers die een huisbezoek in het kader van de P-wet afleggen zich moeten houden bij het binnentreden van de woning.
§ 4.2 Wettelijke grondslag huisbezoek
De wettelijke grondslag voor het afleggen van een huisbezoek in het kader van de P-wet is terug te vinden in artikel 17 lid 1 en 2 P-wet en artikel 53a lid 6 P-wet. In artikel 17 lid 1 en 2 P-wet is de inlichtingen- en medewerkingsplicht van de belanghebbende opgenomen. De belanghebbende moet, als dit voor de uitvoering van de wet redelijkerwijs noodzakelijk is, medewerking verlenen aan het huisbezoek. Uit artikel 53a lid 6 P-wet volgt de bevoegdheid van het college om onderzoek in te stellen naar de juistheid en volledigheid van de verstrekte gegevens en zo nodig naar andere gegevens die noodzakelijk zijn voor de verlening dan wel de voortzetting van bijstand.
§ 4.3 Verplichtingen voorafgaande aan het binnentreden
In artikel 1 van de Algemene wet op het binnentreden (Wet Awbi) is bepaald dat de medewerkers voorafgaande aan het binnentreden van de woning aan de volgende verplichtingen moeten voldoen:
Wanneer twee of meer medewerkers met hetzelfde doel binnentreden rust de verplichting om aan bovengenoemde verplichtingen te voldoen op degene die de leiding heeft.
Een huisbezoek kan slechts rechtmatig worden afgelegd wanneer de belanghebbende daarvoor toestemming heeft gegeven. Deze toestemming moet allereerst op vrijwillige basis zijn verleend. Daarnaast moet de toestemming zijn verleend op basis van informed consent. Er is sprake van informed consent wanneer de belanghebbende:
De bewijslast ten aanzien van informed consent ligt bij het college. Dit betekent concreet dat het college achteraf moet kunnen aantonen dat de toestemming op basis van ‘informed consent’ is verleend. Wanneer sprake is van een redelijke grond (zie paragraaf 4.6) voor aanvang van het huisbezoek moet de belanghebbende worden medegedeeld dat eventuele toestemming gevolgen kan hebben voor de bijstandsuitkering. Wanneer géén sprake is van een redelijke grond moet de belanghebbende worden medegedeeld dat aan het weigeren van eventuele toestemming geen gevolgen kunnen worden verbonden.
De belanghebbende is bevoegd om zijn toestemming op elk moment in te trekken. Vanaf dat moment bevindt de medewerker zich zonder toestemming van de bewoner in de woning en moet de woning worden verlaten. Wanneer een ruimte van een woning tijdens het huisbezoek door de belanghebbende van toestemming wordt uitgesloten, kan het huisbezoek in die specifieke ruimte niet rechtmatig worden voortgezet. Wanneer de medewerker zonder toestemming van de bewoner in de woning, het besloten lokaal of erf verblijft kan er sprake zijn van ambtelijke huisvredebreuk (artikel 370 van het Wetboek van Strafrecht). Daarnaast kan schending van het huisrecht voor de gemeente een immateriële schadevergoeding tot gevolg hebben.
§ 4.5 Redelijk vermoeden van fraude
Voor het afleggen van een huisbezoek moet een redelijk vermoeden van fraude aanwezig zijn. Er is sprake van een redelijk vermoeden van fraude wanneer:
§ 4.6 Proportionaliteits- en subsidiariteitbeginsel
Voor het afleggen van een huisbezoek moet worden voldaan aan het proportionaliteits- en subsidiariteitsbeginsel:
De inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de belanghebbende moet in redelijke verhouding staan tot het doel. Bovendien mag er niet meer informatie worden gevraagd dan noodzakelijk is voor het doel. Het doel is het verkrijgen van volledige en juiste informatie om het recht op uitkering vast te stellen.
Als het doel (bv. de rechtmatigheid van een uitkering) via een minder ingrijpende weg bereikt kan worden, moet die weg worden gevolgd.
De gemeente verifieert altijd eerst de verstrekte inlichtingen aan de hand van de voor haar beschikbare authentieke bronbestanden.
Zoals gezegd heeft belanghebbende het recht huisbezoek te weigeren. Indien er geen sprake is van een vermoede van fraude heeft de belanghebbende ook het recht om het verifiëren van de verstrekte inlichtingen door middel van een minder ingrijpend middel te laten plaatsvinden.
Belanghebbende dient dan zijn leefsituatie op een andere wijze dan door huisbezoek aan te tonen.
§ 4.7 Gevolgen niet meewerken huisbezoek
Wanneer de belanghebbende besluit om niet mee te werken aan een huisbezoek kan dat het intrekken of het niet toekennen van de bijstandsuitkering tot gevolg hebben, omdat in dat geval het recht niet kan worden vastgesteld. Het intrekken of het niet toekennen is slechts mogelijk wanneer er voor het huisbezoek een redelijk vermoeden van fraude aanwezig is en is voldaan aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit. Bovendien moet voor of tijdens het huisbezoek zijn voldaan zijn aan het vereiste van ‘informed consent’.
Afzien van huisbezoek in verband met dringende redenen
Het kan zich voordoen dat de belanghebbende te kennen geeft een zeer dringende reden te hebben voor de weigering van het huisbezoek of voor de weigering tijdens het huisbezoek om bepaalde zaken te laten zien. Er kan sprake zijn van een zeer dringende reden om de onmiddellijke uitvoering van een huisbezoek te weigeren. Hiervan zal vanwege de gebruikte beoordelingsnorm ‘zeer dringende reden’, slechts zeer zelden sprake zijn.
Wanneer de belanghebbende besluit om niet mee te werken aan een onaangekondigd huisbezoek is het niet noodzakelijk om een hersteltermijn te geven.
Gegevens die zijn verkregen wanneer er wel sprake is van een redelijk vermoeden van fraude (zie paragraaf 4.5), maar niet (volledig) is voldaan aan het vereiste van informed consent (zie paragraaf 4.4) kunnen worden gebruikt. Daarbij is het wel van belang dat het niet meewerken aan het huisbezoek op zichzelf al tot gevolg zou hebben gehad dat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. Gegevens die zijn verkregen wanneer er geen sprake is van een redelijk vermoeden van fraude en ook niet (volledig) is voldaan aan het vereiste van informed consent kunnen niet worden gebruikt.
§ 4.9 Aanbod huisbezoek zonder redelijk vermoeden van fraude (nieuw per 1 januari 2013)
Wanneer de belanghebbende niet op een andere wijze aan het college kan aantonen wat zijn leefsituatie is, kan het college de belanghebbende op grond van artikel 53a lid 2 P-wet een huisbezoek aanbieden om de informatie die de belanghebbende geeft over zijn leefsituatie te verifiëren zonder dat er sprake is van een redelijk vermoeden van fraude:
Gevolgen niet meewerken aanbod huisbezoek zonder redelijk vermoeden van fraude
Wanneer de belanghebbende besluit om niet mee te werken aan het aanbod van het college om zijn leefsituatie door middel van een huisbezoek aan te tonen heeft dit op grond van artikel 53a lid 3 P-wet tot en met 53a lid 6 P-wet de volgende gevolgen voor de bijstandsuitkering:
Bijlage 1: Overzicht verschil huisbezoeken voor en na 1-1-2013.
Situatie huisbezoeken voor 1 januari 2013
Een huisbezoek kan worden afgelegd bij dienstverlening ( in afstemming met de klant )of een redelijk vermoeden van fraude.
*Wat zijn de gevolgen wanneer de belanghebbende niet meewerkt aan het huisbezoek?Het niet meewerken kan het intrekken of het niet toekennen van de bijstandsuitkering tot gevolg hebben.
Situatie huisbezoeken met ingang van 1 januari 2013
Een huisbezoek kan worden afgelegd bij een redelijk vermoeden van fraude.
Mogelijkheid 2 Een huisbezoek kan worden afgelegd zonder een redelijk vermoeden van fraude:
*Wat zijn de gevolgen wanneer de belanghebbende niet meewerkt aan het huisbezoek?
Het niet meewerken kan het intrekken of het niet toekennen/afwijzen van de bijstandsuitkering tot gevolg hebben.
Het niet meewerken kan de volgende gevolgen hebben: