Organisatie | Deurne |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene plaatselijke verordening gemeente Deurne 2010 |
Citeertitel | Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Deurne 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Algemene plaatselijke verordening gemeente Deurne 2009. Het historisch overzicht van de regeling is niet compleet.
Onbekend.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
25-09-2015 | 01-08-2018 | nieuwe regeling | 08-09-2015 Gemeenteblad, 2015, 240 | nr. 60a |
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
In deze verordening wordt verstaan dan wel mede verstaan onder:
weg: de weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet 1994 alsmede de – al dan niet met enige beperking – voor het publiek toegankelijke pleinen en open plaatsen, parken, plantsoenen, speelweiden, bossen en andere natuurterreinen, ijsvlakten en aanlegplaatsen voor vaartuigen;
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
Elke vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald of de aard van de vergunning zich daartegen verzet.
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
Afdeling 1 Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
Een ieder, die op een openbare plaats aanwezig is bij een voorval, waardoor er ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor er ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
Afdeling 5 Bruikbaarheid en aanzien van de weg
Artikel 2:10 Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie ervan.
Van een belemmering voor de bruikbaarheid van de weg, zoals bedoeld in het eerste lid onder a, is in ieder geval sprake wanneer niet tenminste een vrije doorgang wordt gelaten voor voetgangers en op de rijbaan voor fietsers en/of gemotoriseerd verkeer. De doorgang voor hulpdiensten moet te allen tijde gegarandeerd zijn.
Artikel 2:11 Aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Het verbod geldt voorts niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Wegenverordening Noord-Brabant, de Waterschapskeur, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Verordening Ondergrondse Infrastructuur .
Afdeling 6 Veiligheid op de weg
Artikel 2:15 Uitzicht belemmerende beplanting
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of daardoor op andere wijze hinder of gevaar oplevert.
Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of een andere afsluiting, die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Het is verboden een evenement zoals bedoeld in het derde lid te organiseren, waarbij niet voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
het evenement vormt geen belemmering voor het verkeer en de hulpdiensten, daarnaast is de veiligheid van deelnemers en bezoekers geborgd. Van een belemmering voor het verkeer is in ieder geval sprake wanneer niet tenminste een vrije doorgang wordt gelaten voor voetgangers en op de rijbaan voor fietsers en/of gemotoriseerd verkeer. De doorgang voor hulpdiensten moet te allen tijde gegarandeerd zijn. Bij een optocht is voldoende begeleiding aanwezig;
Afdeling 8 Toezicht op horecabedrijven
In deze afdeling wordt verstaan onder:
horecabedrijf: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een horecabedrijf worden in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis. Onder horecabedrijf wordt tevens verstaan een bij dit bedrijf behorend terras en andere aanhorigheden. Onder horecagelegenheid wordt in ieder geval niet verstaan een bed & breakfast gelegenheid voor minder dan 10 personen.
Artikel 2:28 Exploitatievergunning horecabedrijf
De burgemeester weigert de vergunning indien de vestiging of exploitatie van het horecabedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan dan wel het verlenen van de gevraagde vergunning in strijd is met de visie van de gemeente op het gebruik van de openbare ruimte, zoals vastgelegd in een door het college vastgestelde beleidsnota.
Bij de toepassing van de in het vierde lid genoemde weigeringsgrond houdt de burgemeester rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin het horecabedrijf is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van het horecabedrijf en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie.
Het is de exploitant van een horecabedrijf waarvoor op grond van de Drank- en Horecawet een vergunning is vereist, verboden het horecabedrijf voor bezoekers geopend te hebben of bezoekers in het horecabedrijf te laten verblijven: op maandag tot en met vrijdag tussen 01.00 uur en 07.00 uur, en op zaterdag en zondag tussen 02.00 uur en 07.00 uur.
Het is de exploitant van een horecabedrijf, waarvoor op grond van de Drank- en Horecawet geen vergunning is vereist, verboden dit voor bezoekers geopend te hebben of bezoekers in het horecabedrijf te laten verblijven: op maandag tot en met vrijdag tussen 02.00 uur en 07.00 uur, en op zaterdag en zondag tussen 03.00 uur en 07.00 uur.
Afdeling 8A. Bijzondere bepalingen over horecabedrijven als bedoeld in de Drank- en Horecawet
In deze afdeling wordt verstaan onder alcoholhoudende drank, paracommerciële rechtspersoon, dat wat daaronder wordt verstaan in de Drank- en Horecawet.
Artikel 2:34b Regulering paracommerciële rechtspersonen
Een paracommerciële rechtspersoon kan alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse tijdens het sportgebeuren, waaronder onder andere wordt verstaan wedstrijden, oefenwedstrijden en collectieve trainingen alsmede clubavonden, uitsluitend verstrekken op:
Voetbal- hockey- en korfbalverenigingen:
Atletiek- en handboogverenigingen:
Jeugdcentra, educatieve en maatschappelijke instellingen:
Een paracommerciële rechtspersoon verstrekt geen alcoholhoudende drank tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard, bijeenkomsten die gericht zijn op personen welke niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn en bijeenkomsten die geen verband houden met de hoofddoelstelling van de paracommerciële rechtspersoon.
Afdeling 9 Toezicht op inrichtinrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
In deze afdeling wordt verstaan onder inrichting: elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft.
Artikel 2:36 Kennisgeving exploitatie
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of de exploitatie of feitelijke leiding van een inrichting staakt, is verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.
Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister
Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt of de kampeerder is verplicht de exploitant of feitelijk leidinggevende van die inrichting volledig en naar waarheid zijn of haar naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, betrekking, dag van aankomst en de dag van vertrek te verstrekken.
Afdeling 10 Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2:39 Speelgelegenheden
In dit artikel wordt onder speelgelegenheid verstaan: een voor het publiek toegankelijke gelegenheid waar bedrijfsmatig of in een omvang alsof deze bedrijfsmatig is de mogelijkheid wordt geboden enig spel te beoefenen, waarbij geld of in geld inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren.
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren. Het verbod is niet van toepassing op:
speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de Kansspelen, of de handeling als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet op de kansspelen te verrichten.
Afdeling 11 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2:47a Verplichte route
Het is door de burgemeester aangewezen groepen van personen verboden op door hem aangewezen tijdstippen van een door hem aangewezen route af te wijken.
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of opeen voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.
Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen e.d.
Het is verboden op een openbare plaats een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de ingang van een portiek, indien:
Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt- en kermisterrein e.d.
Het is verboden op de door het college of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.
Artikel 2:57 Loslopende honden
De verboden genoemd in het eerste lid onder a. en b. gelden niet voor zover de eigenaar of houder van een hond zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden en de hond als zodanig aantoonbaar gekwalificeerd is of indien een eigenaar of houder van een hond deze aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond of sociale hulphond.
Afdeling 12 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
In deze afdeling wordt verstaan onder handelaar: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de Algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk:
Consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit) van toepassing is.
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich
daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Afdeling 15 Bestuurlijke ophouding veiligheidsrisico gebieden en cameratoezicht op openbare plaatsen
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in artikel 2:1, 2:10, 2:11, 2:15, 2:16, 2:21, 2:22, 2:25, 2:47, 2:48, 2:49, 2:50, 2:73 en 5:34 groepsgewijs niet naleven.
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Afdeling 16 Huisvesting arbeidsmigranten
Artikel 2:79 Exploitatievergunning huisvestingsvoorziening arbeidsmigranten
Een vergunning zoals bedoeld in het eerste lid wordt per huisvestingsvoorziening aangevraagd door een (mede) in Deurne gevestigde ondernemer ten behoeve van de huisvesting van voor zijn onderneming werkzame arbeidsmigranten of door een ABU (Algemene Branchevereniging voor Uitzendondernemingen) of VIA (Vereniging van Internationale Arbeidsbemiddelaars) gecertificeerd uitzendbureau of door de eigenaar van een huisvestingsvoorziening.
Artikel 2:81 Weigeringsgronden
Een aanvraag om vergunning zoals bedoeld in artikel 2:79 kan, onverminderd de algemene weigeringsgronden van artikel 1:8, worden geweigerd indien en voorzover:
per wijk of dorp binnen de bebouwde kom (met uitzondering van de agrarische gronden binnen het komplan Helenaveen) het aantal van twee vergunningen zoals bedoeld in artikel. 2:79 van 40 huisvestingsplaatsen wordt overschreden of de onderlinge afstand tot een andere huisvestingsvoorziening minder dan 500 meter bedraagt; of
De burgemeester kan een vergunning zoals bedoeld in artikel 2:79 voor één jaar of meerdere jaren verlenen.
Artikel 2:84 Verschaffing gegevens nachtregister
Degene die in een huisvestingsvoorziening nachtverblijf houdt, is verplicht de exploitant of feitelijk leidinggevende van die huisvestingsvoorziening volledig en naar waarheid zijn of haar naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, betrekking, dag van aankomst en dag van vertrek te verstrekken.
HOOFDSTUK 3 SEKSINRICHTINGEN, SEKSWINKELS, STRAATPROSTI- TUTIE E.D.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch- pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische- massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
Afdeling 2 Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke
Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder
Naast de gestelde eisen in het eerste lid, is de exploitant en de beheerder niet:
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste één maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem ter zake geen verwijt treft.
Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting:
geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en
De burgemeester kan met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen personen aan wie ten minste eenmaal een bevel is gegeven als bedoeld in het derde lid bij besluit verbieden zich gedurende bepaalde termijn, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op of aan de wegen en op de tijden bedoeld in het eerste lid.
Artikel 3:9a Ontuchtige handelingen
Het is verboden op of aan de weg ontuchtige handelingen te verrichten, indien redelijkerwijze kan worden aangenomen dat deze geschieden in het kader van prostitutie.
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren in door het college in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving aangewezen gebieden of delen van de gemeente.
Artikel 3:11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch- pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid van de Grondwet.
Afdeling 4 Beëindiging exploitatie; wijziging beheer
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:13, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
HOOFDSTUK 4 BESCHERMING VAN HET MILIEU EN HET NATUUR SCHOON EN ZORG VOOR HET UITERLIJK AANZIEN VAN DE GEMEENTE
Afdeling 1 Geluidhinder en verlichting
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 3.148, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal zes incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit niet van toepassing zijn mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Op de dagen als bedoeld in het eerste lid wordt het ten gehore brengen van extra muziek - hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit - uiterlijk om 02.00 uur (werkdagen) respectievelijk 04.00 uur (zaterdag en zondag) beëindigt. De geluidsnorm is exclusief 10 dB(A) aftrek vanwege muziekcorrectie. Tevens wordt de bedrijfsduurcorrectie buiten beschouwing gelaten.
Afdeling 2 Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Het is verboden op een door het college ten behoeve van de werkzaamheden van de gemeentelijke Reinigingsdienst aangewezen weggedeelte, een voertuig te parkeren of enig ander voorwerp te laten staan gedurende een daarbij aangeduide tijdsperiode.
Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.
Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
Afdeling 3 Het bewaren van houtopstanden
Artikel 4:10 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
vellen: rooien; kappen; verplanten; het snoeien van meer dan 20 procent van de kroon of het wortelgestel, met inbegrip van kandelaberen; het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood , de ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van de houtopstand ten gevolge kunnen hebben
Artikel 4:11 Verbod vellen houtopstand
Het is verboden een houtopstand te vellen of te doen vellen die staat vermeld op de door het college vastgestelde Bomenlijst met bijbehorende kaart (Groene Parels van Deurne) en/of die onderdeel uitmaken van de te behouden en ontwikkelen bomenstructuren die zijn opgenomen in het door het college vastgestelde Groenstructuurplan. Van dit groenstructuurplan maken in ieder geval onderdeel uit het Walsbergsebos en het Wiegersbos zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende kaarten I en II.
De ontheffing moet schriftelijk en gemotiveerd worden aangevraagd door of namens, dan wel met toestemming van, degene die krachtens zakelijk recht gerechtigd is of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de beschermde houtopstand te beschikken, onder overlegging van een situatietekening waarop de betreffende houtopstand waarop de aanvraag betrekking heeft zijn aangegeven en bomen benoemd zijn naar soort.
Een aanvraag om ontheffing als bedoeld in artikel 4:11, vierde lid wordt getoetst aan de redengevende omschrijving van de plaatsing van de houtopstand op de Bomenlijst zoals bedoeld in artikel 4:11, eerste lid en aan de criteria uit door de raad vastgestelde ‘Kadernota bomenbeleid’ en afgewogen tegen de reden van de verwijdering en de mogelijkheden voor het in stand houden.
Artikel 4:13 Weigeringsgronden
Een ontheffing als bedoeld in artikel 4:11, vierde lid, kan worden geweigerd indien de betreffende houtopstand nog voldoet aan de redengevende omschrijving van de plaatsing van de boom op de Bomenlijst zoals bedoeld in artikel 4:11, eerste lid en
conform de criteria uit door de raad vastgestelde ‘Kadernota bomenbeleid’.
Artikel 4:14 Herplant-/instandhoudingsplicht
Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, zonder ontheffing van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten of een financiële vergoeding te betalen, conform de door de raad vastgestelde ‘Kadernota bomenbeleid’.
Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door haar te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.
Artikel 4:15 Afstand van de erfgrenslijn
De afstand als bedoeld in artikel 5:42, tweede lid Burgerlijk Wetboek wordt voor bomen op gemeentegrond vastgesteld op 0,5 meter voor bomen en op nihil voor heesters en heggen.
Artikel 4:16 Boomziekten en boomplagen
Indien zich op een terrein een of meer bomen bevinden die naar het oordeel van het college gevaar opleveren voor verspreiding van een boomziekte of -plaag is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college is aangeschreven, verplicht binnen de bij de aanschrijving vast te stellen termijn te voldoen aan de eisen van het college.
Artikel 5:4 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5:9 Parkeren van uitzicht belemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Onder maatschappelijke standplaats wordt verstaan: een standplaats waar goederen of diensten met een maatschappelijk doel worden aangeboden. Onder maatschappelijk doel wordt onder andere verstaan: bevolkingsonderzoek, educatieve doelen en politieke partijen. De standplaatshouder mag geen winst maken op het maatschappelijk doel. Er mogen geen commerciële activiteiten plaatsvinden.
Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden
Buiten het op grond van het eerste lid aangewezen gebied is het innemen van een standplaats zonder vergunning toegestaan indien de standplaats voldoet aan de volgende voorschriften:
de standplaats vormt geen belemmering voor het verkeer en de hulpdiensten, daarnaast is de veiligheid van klanten geborgd. Van een belemmering voor het verkeer is in ieder geval sprake wanneer niet tenminste een vrije doorgang wordt gelaten voor voetgangers en op de rijbaan voor fietsers en/of gemotoriseerd verkeer. De doorgang voor hulpdiensten moet te allen tijde gegarandeerd zijn;
Afdeling 6 Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, , en een bromfiets als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder e van de Wegenverkeerswet 1994, een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden
Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een bromfiets als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder e van de Wegenverkeerswet 1994 of met een fiets of een paard.
Afdeling 8 Verstrooiing van as
In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele as verstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de Lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
HOOFDSTUK 6 STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Overtreding van het bij of krachtens de volgende artikelen bepaalde en de op grond van artikel 1.4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak, voor zover niet reeds op grond van artikel 2.3.2 van de Wet administratieve bepalingen omgevingsrecht strafbaar is gesteld: Artikel 1:4, tweede lid; 2:1, eerste, tweede en derde lid; 2:6, eerste lid; artikel 2:9, eerste lid; artikel 2:10 eerste, derde, vierde en vijfde lid; artikel 2:11, eerste lid,; artikel 2:12, eerste lid; artikel 2:15 eerste lid; artikel 2:18, eerste lid; artikel 2:21; artikel 2:25, eerste en vierde lid; artikel 2:26, eerste lid; artikel 2:28, eerste lid; artikel 2:29 eerste lid; artikel 2:31, eerste lid; artikel 2:33; artikel 2:34, eerste lid; artikel2:36; artikel 2:38; artikel 2:39, tweede lid; artikel 2:41, tweede en derde lid; artikel 2:42, eerste, tweede, zesde, zevende en achtste lid; artikel 2:43, eerste lid; artikel 2:44, eerste lid, artikel 2:47, eerste lid; artikel 47a; artikel 2:47b, eerste lid; artikel 2:48, eerste lid; artikel 2:49, eerste lid; artikel 2:50; artikel 2:51; artikel 2:52; artikel 2:57, eerste lid; artikel 2:58, eerste en vijfde lid; artikel 2:59, eerste lid; artikel 2:60, eerste lid; artikel 2:62; artikel 2:67, eerste lid; artikel 2:68; artikel 2:72; artikel 2:73, eerste en tweede lid; artikel 2:74; artikel 2:79, eerste en vierde lid; artikel 2:80, eerste en tweede lid; artikel 2:82, eerste en tweede lid; artikel 2:84; artikel 3:3; artikel 3:4, eerste lid; artikel 3:6, eerste, tweede en derde lid; artikel 3:7, eerste lid; artikel 3:8, eerste en tweede lid; artikel 3:9, eerste, tweede, derde, vierde en zesde lid; artikel 3:9a; artikel 3:10; artikel 3:11, eerste lid; artikel 3:14, tweede lid; artikel 3:15, eerste lid; artikel 4:3, eerste en zevende lid; artikel 4:6, eerste lid; artikel 4:7; artikel 4:8; artikel 4:9; artikel 4:11, eerste lid; artikel 4:14, eerste lid; artikel 4:14, eerste, tweede, derde, vierde en vijfde lid; artikel 5:16, eerste lid; artikel 5:2, derde lid; artikel 5:3, eerste lid; artikel 5:4; artikel 5:5; artikel 5:6, eerste lid; artikel 5:7, eerste lid; artikel 5:8, eerste en tweede lid; artikel 5:9, eerste lid; artikel 5:10, eerste lid; artikel 5:11, eerste lid; artikel 5:12, eerste en tweede lid; artikel 5:15, eerste lid; artikel 5:16, tweede lid; artikel 5:18, eerste lid; artikel 5:23; artikel 5:32, eerste lid; artikel 5:33, eerste lid; artikel 5:36, eerste en tweede lid; artikel 5:37.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de door het college aangewezen parkeercontroleurs, milieuwachten en overige door het college aan te wijzen BOA’s (Buitengewoon Opsporings Ambtenaren), voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld;
Artikel 6.2a Toezichthouders Hoofdstuk 3
Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens hoofdstuk 3 van deze verordening bepaalde zijn belast de ambtenaren van het Prostitutie Controle Team.
De aanwijzing, mandatering en de registratie van leden van het Prostitutie Controle Team worden geregeld in de “Centrale Mandaatregeling Prostitutie Controle Team”
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.