Organisatie | Reusel-De Mierden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning 2007, eerste wijziging |
Citeertitel | Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning 2007, eerste wijziging |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | bestuur en recht |
Eerste wijziging betreft artikel 8, lid 3.
Gemeentewet, art. 33, lid 3
1.Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
27-03-2014 | 01-04-2018 | wijziging artikel 8, lid 3 | 24-09-2013 D'n Uitkijk, 04-10-2013 | R 13-057 | |
21-04-2007 | 02-04-2007 | 27-03-2014 | nieuwe regeling | 02-04-2007 D'n Uitkijk, 20-04-2007 | R 07-020 |
De raad van de gemeente Reusel-De Mierden;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 20 februari 2007;
gezien het advies van de commissie Algemeen Bestuur;
gelet op artikel 33, derde lid van de Gemeentewet;
besluit vast te stellen de volgende (gewijzigde) verordening:
Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning 2007, eerste wijziging
Paragraaf 1: Ambtelijke bijstand
De bijstand, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, wordt verleend door de griffier. Indien de gevraagde bijstand niet door de griffier kan worden verleend, kan de griffier de gemeentesecretaris verzoeken, één of meer ambtenaren aan te wijzen, die de gevraagde bijstand zo spoedig mogelijk verlenen.
Een ambtenaar verleent op verzoek van de griffier of de gemeentesecretaris ambtelijke bijstand tenzij: a. het raadslid niet aannemelijk heeft gemaakt dat de bijstand betrekking heeft op de werkzaamheden van de raad; b. dit het belang van de gemeente kan schaden; c. de bijstand, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van een dergelijke omvang is dat de bijstand niet binnen de werktijd van de betreffende ambtenaar tijdig kan worden geleverd.
Paragraaf 2: Fractieondersteuning
1.Fracties besteden de bijdrage om hun volksvertegenwoordigende, kaderstellende en controlerende rol te versterken.
De bijdrage kan gebruikt worden voor administratieve, secretariële, organisatorische of inhoudelijke ondersteuning, het houden van informatie- en voorlichtingsbijeenkomsten, het inwinnen van extern advies en het opzetten en in stand houden van een website.
uitgaven welke dienen bestreden te worden uit vergoedingen die de leden als gevolg van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden ontvangen dan wel kosten die ten laste komen van de bedrijfsvoering van de gemeente zoals; kosten voor congressen en cursussen, vergoeding communicatieapparatuur, representatie, vakliteratuur, contributies, lidmaatschappen, telefoonkosten, bureaukosten, porti, zakelijke giften, bijdrage aan fractiekosten, ontvangsten, excursies, reis- en verblijfkosten gemaakt in verband met reizen buiten het grondgebied van de gemeente;
In een jaar waarin verkiezingen plaatsvinden wordt het voorschot verstrekt voor de maanden tot en met de maand waarin de verkiezingen plaatsvinden. In de eerste maand na de maand waarin de eerste vergadering van de nieuw gekozen raad plaatsvindt wordt het voorschot verstrekt voor de overige maanden van dat jaar.
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Reusel-De Mierden in de vergadering van 2 april 2007.
De raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter,
G.F.H. van Ham. I.de Jong-van den Heuvel.
De verordening is niet bedoeld om formele barrières op te werpen die het verlenen van bijstand aan raadsleden juist bemoeilijkt. Indien het gaat om het verzoek om informatie van feitelijke aard, dan wel inzage in of afschrift van openbare documenten, kan een raadslid contact opnemen met de griffier die het verzoek kan neerleggen bij een ambtenaar uit de reguliere ambtelijke organisatie. Het begrip document wordt hier overigens gebruikt in de betekenis die het in de Wet openbaarheid bestuur heeft. Met openbaar wordt bedoeld openbaar in de zin van de Wet openbaarheid van bestuur. Voor niet openbare documenten wordt een regeling gegeven in de artikelen 25, 55 en 86 van de Gemeentewet. Er is voor gekozen de griffier te noemen als centrale functionaris. Het bestaan van het instituut griffie en de ontvlechting van de posities van de raad en het college, die bij de dualisering zijn beslag heeft gekregen, leidt ertoe dat de ambtelijke organisatie parallel ontvlochten wordt. Omdat de griffier geen zeggenschap heeft over de reguliere ambtelijke organisatie zal de gemeentesecretaris de ambtenaar die de bijstand verleent moeten aanwijzen. De ontvlechting van posities leidt in dit geval dus noodzakelijk tot een verdergaande formalisering van de regeling omtrent ambtelijke bijstand.
De bijstand wordt zo spoedig mogelijk verleend. Het is niet mogelijk in de verordening hiervoor vaste termijnen op te nemen in verband met de verschillen in aard en omvang van de werkzaamheden voor een verzoek. De gemeentesecretaris ziet er op toe dat er voortgang blijft in het proces, zonodig op verzoek van de grffier..
Op grond van het derde lid is er bij twijfel een rol voor de gemeentesecretaris weggelegd. Deze zal moeten beslissen of het een verzoek als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a en b betreft.
Beoordeling of één van de in artikel 3 genoemde weigeringsgronden zich voordoet vindt in eerste instantie plaats door de gemeentesecretaris als hoofd van de reguliere ambtelijke organisatie. I
ndien een verzoek om ambtelijke bijstand zo'n grote omvang heeft dat hierdoor de reguliere werkzaamheden in het gedrang komen, mag de gemeentesecretaris dit weigeren. Uiteraard heeft de raad de bevoegdheid om een budget te voteren om externe ondersteuning te verkrijgen. In artikel 4 is aangegeven dat de uiteindelijke beslissing over het niet verlenen van ambtelijke bijstand is voorbehouden aan de burgemeester. Het ligt in de rede dat hij hierover overleg voert met de gemeentesecretaris en de griffier (en indien nodig ook het betrokken raadslid). Uiteraard kan de raad via de gebruikelijke weg hierover de burgemeester verzoeken verantwoording af te leggen (artikel 180 Gemeentewet).
Ook indien – naar de mening van het raadslid – op onvoldoende wijze aan zijn of haar verzoek om hulp gehoor wordt gegeven kan de zaak aan een hogere instantie worden voorgelegd: de burgemeester is daar gezien zijn eigenstandige positie in het gemeentelijke bestuur de meest aangewezen instantie voor.
Wel dient het betrokken raadslid of de griffier hierover eerst overleg te voeren met de gemeentesecretaris.
Het register dat door de gemeentesecretaris kan worden bijgehouden maakt het mogelijk na te gaan hoe vaak er al een beroep is gedaan op de ambtelijke organisatie en kan een belangrijke rol spelen bij het in kaart brengen van de behoefte van deze voorzieningen.
In dit artikel is aangegeven dat het van belang is dat de betrokken portefeuillehouder op de hoogte is van het feit dat bijstand is verleend door onder zijn verantwoordelijkheid functionerende ambtenaren. Gezien de vergroting van de afstand tussen raad en college die met de dualisering is gecreëerd, is het logisch dat desgewenst melding wordt gemaakt van het verschaffen van ambtelijke bijstand. Het college en de gemeentesecretaris kunnen afspreken in welke gevallen hiervan melding wordt gemaakt.
Indien een raadslid om ambtelijke bijstand verzoekt, moet hij ervan uit kunnen gaan dat de ambtenaar bij het verrichten van die werkzaamheden onafhankelijk opereert van het college. Dit is een gevolg van de door de dualisering tot stand gebrachte ontvlechting van posities. De mogelijkheid wordt dan ook geopend dat een raadslid aangeeft dat een verzoek om ambtelijke bijstand en de inhoud van de verleende bijstand geheim wordt gehouden. Om te verzekeren dat een ambtenaar niet door collegeleden onder druk wordt gezet om toch inlichtingen te verschaffen over het verzoek van een raadslid is in het tweede lid bepaald dat collegeleden zich voor informatie direct tot het betrokken raadslid wenden en niet tot de behandelend ambtenaar. Dit biedt bovendien een extra waarborg voor de onafhankelijke behandeling van een verzoek om ambtelijke bijstand.
Fractieondersteuning vindt zijn vorm in een financiële ondersteuning. De hoogte van het budget voor fractieondersteuning wordt in de gemeentebegroting opgenomen en dus door de raad vastgesteld.
De fractieondersteuning bestaat uit een vast en een variabel deel. Het vaste deel garandeert dat elke fractie de kans krijgt zich op gelijkwaardig niveau te laten ondersteunen. Omdat grote fracties meer lasten zullen hebben op facilitair gebied is het logisch dat zij een hogere vergoeding krijgen.
Door het opnemen van bepalingen ten aanzien van financiële ondersteuning van fracties in deze verordening komt de "Verordening geldelijke tegemoetkoming aan fracties in de gemeenteraad" te vervallen.
Op grond van praktijkervaringen is in overleg met de Stuurgroep Dualisering afgesproken het bedrag per raadslid vanaf de nieuwe zittingsperiode van de raad na maart 2006 te verlagen van € 500,- naar € 300,-. Het daarmee bespaarde bedrag wordt in een aparte begrotingspost opgenomen voor “Opleidings- en cursuskosten raads- en commissieleden”.
Toegevoegd is lid 3 waarin is bepaald dat elke fractie een vast bedrag krijgt voor het publiceren van politiek-bestuurlijke standpunten in D’n Uitkijk.
De fracties wordt grotendeels de vrijheid gelaten wat betreft de inhoudelijke besteding van de fractieondersteuning. Zo kunnen de fracties al dan niet structureel personeel inzetten voor administratieve, secretariële, organisatorische of inhoudelijke ondersteuning. Minimumvoorwaarde is wel dat de bijdrage besteed wordt aan raadswerkzaamheden. Omdat het gewenst is meer duidelijke te scheppen waar de fractieondersteuning wel en niet voor gebruikt mag worden is bij de wijziging onder artikel 9, lid 2 het aantal onderwerpen waarvoor de bijdrage niet gebruikt mag worden specifiek genoemd. Daarmee wordt onder meer voorkomen dat met de bijdrage verkiezingscampagnes worden gefinancierd en dat raadsleden hun eigen vergoeding voor het raadswerk (vastgelegd in het rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, dat zijn grondslag vindt in de artikelen 95 en 96 van de Gemeentewet) aanvullen met de bijdrage voor fractieondersteuning.
Om een inhoudelijke discussie te voorkomen of publicaties al dan niet betrekking hebben op verkiezingscampagnes is besloten in artikel 9, lid 3, een termijn te stellen waarbinnen publicaties niet ten laste van dit budget gebracht kunnen worden. Dat geldt voor de verkiezingen van het Europees Parlement, de Tweede Kamer, Provinciale Staten en de Gemeenteraad.
Fractieondersteuning in de vorm van het beschikbaar stellen van gemeenteambtenaren voor de fracties wordt niet wenselijk geacht, aangezien het vaak politiek getinte ondersteuning betreft. Fracties moeten daarom vrij zijn in de keuze van de personen die de fracties eventueel ondersteunen.
De bijdrage wordt als voorschot verstrekt. In een verkiezingsjaar wordt het voorschot in twee gedeelten gesplitst. Het is logisch dat het aangepast wordt aan de nieuwe verhoudingen in de raad. Indien blijkt dat het geld onrechtmatig is besteed kan dit aan het eind van het jaar verrekend worden.
Het spreekt vanzelf dat de bijdrage aangepast zal moeten worden aan veranderde verhoudingen in de raad. De regeling heeft tot gevolg dat fracties die kleiner worden (of geheel verdwijnen) nog over de gehele maand waarin de nieuwe raad voor het eerst vergadert de bijdrage ontvangen. Voor fracties die groter worden (of nieuwe fracties) gaat de bijdrage per diezelfde maand in. Dat betekent dat de totale bijdrage voor fractieondersteuning in een verkiezingsjaar hoger uitvalt dan in andere jaren. Dit is niet te vermijden.
Bij splitsing van een fractie zal het al eerder verstrekte voorschot direct verrekend moeten worden. Als dat niet zou gebeuren zou een deel van de oorspronkelijke fractie over een te groot voorschot beschikken en zou het andere deel juist helemaal geen voorschot krijgen. Na het kalenderjaar zou dan alsnog verrekend moeten worden. Het is billijker de verrekening in deze gevallen direct te laten plaatsvinden.
De reserve bestaat uit het overschot van voorgaande jaren. Dit bedrag zal niet eindeloos mogen groeien. De reserve is dan ook aan een termijn gebonden, te weten de zittingsperiode van de raad.
Daarnaast is bij de wijziging van de verordening opgenomen dat de reservering niet groter mag zijn dan 30 % van het beschikbaar gestelde jaarbedrag.
Ook met betrekking tot de reserve is het van belang dat goed wordt omgegaan bij de splitsing van een fractie. In het vierde lid wordt geregeld dat de reserve naar evenredigheid verdeeld wordt over de nieuw ontstane fracties.
Uit het verslag en de controle door de commissie Algemeen Bestuur kan naar voren komen dat er een verrekening dient plaats te vinden met het verstrekte voorschot.
Voor de verslaglegging zijn een aantal voorwaarden opgenomen om na te kunnen gaan of het verslag voldoet aan de eisen. Toetsing of de uitgaven passen binnen de gestelde eisen van de verordening en voor vergoeding in aanmerking komen vindt plaats door een raadscommissie die daarover adviseert aan de raad.