Organisatie | Zaltbommel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel bestuurlijke boete basisregistratie personen gemeente Zaltbommel |
Citeertitel | Beleidregel bestuurlijke boete BRP gemeente Zaltbommel |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Wet basisregistratie personen, art. 4.17
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
24-04-2018 | nieuwe regeling | 12-09-2017 Gemeenteblad 2018, 85210 | Onbekend |
Burgemeester en wethouders van de gemeente Zaltbommel;
gelet op het bepaalde in artikel 4.17 van de Wet basisregistratie personen (Wet BRP) en titel 5.4 van de Algemene wet bestuursrecht,
overwegende dat de bestuurlijke boete Wet BRP ten doel heeft de burger te bewegen alsnog te voldoen aan zijn verplichtingen, zoals genoemd in de artikelen 2.38, 2.39, 2.40 lid 5, 2.43 t/m 2.47, 2.50, 2.51 en 2.52 van de Wet BRP.
besluit vast te stellen de volgende:
“beleidsregel bestuurlijke boete basisregistratie personen gemeente Zaltbommel”
In dit artikel zijn de in de regeling gebruikte begrippen nader gedefinieerd en is aansluiting gezocht bij de wettelijke begripsomschrijvingen, die onverkort van toepassing zijn.
Meestal ligt de verplichting in de Wet BRP bij de ingeschrevene. In dat geval is de boete alleen opeisbaar bij de ingeschrevene. In een aantal gevallen kan de verplichting bij andere en meerdere personen liggen. In dat geval kan de boete ook opgelegd worden aan andere en meerdere mensen. Er moet dan een keuze gemaakt worden aan wie de boete wordt opgelegd.
Indien meerdere personen de verplichting hebben om aangifte te doen op grond van dit artikel, zijn deze personen hoofdelijk aansprakelijk. Dat betekent dat aan elke persoon afzonderlijk een boete opgelegd kan worden. (ook indien anderen medeaansprakelijk zijn). Als één van de personen aan wie de boete is opgelegd betaalt, zijn de anderen gevrijwaard tot het betalen van de boete. Voor de aangifte moet het college van B en W wel bepalen op wie de verplichting voornamelijk rust. In het geval van minderjarigen zal de verplichting eerder rusten op de ouder, voogden, of verzorgers, bij wie het kind gaat wonen, dan bij de ouder of ouders op wiens adres het kind niet meer woont. In het geval dat het college van B en W meerdere personen aansprakelijk stelt voor de bestuurlijke boete, zullen deze personen afzonderlijk aangeschreven moeten worden.
Een bestuurlijke boete kan alleen worden opgelegd als er sprake is van verwijtbaar gedrag. De mate van verwijtbaarheid wordt volgens vaste jurisprudentie bepaald op grond van objectieve- en subjectieve verwijtbaarheid. Bij objectieve verwijtbaarheid gaat het om het handelen of nalaten van de burger: heeft hij feitelijk een wettelijke regel overtreden? Bepalend daarbij is of er op hem een verplichting rustte op grond van de Wet BRP. Als uit een geheel van feiten en omstandigheden blijkt dat op hem geen verplichting rustte, is er geen reden tot opleggen van de boete. Of er sprake is van objectief verwijtbaar gedrag blijkt uit het dossier op grond waarvan uiteindelijk een boete wordt opgelegd. Als kan worden vastgesteld dat de burger niet voldaan heeft aan zijn verplichting, wordt de verwijtbaarheid van de gedraging in beginsel aangenomen.
Bij subjectieve verwijtbaarheid gaat het om de persoon zelf: wist, of kon hij redelijkerwijs weten, dat hij een verplichting had moeten nakomen? Afhankelijk van de feiten en de omstandigheden waarin de burger zich ten tijde van de verplichting bevond, bepaalt het college en eventueel de rechter of er sprake is van een overmachtssituatie, waardoor het de burger op subjectieve gronden niet verweten kan worden dat hij niet aan zijn verplichting voldoet. Een voorbeeld daarvan is een spoedopname in een ziekenhuis, waardoor iemand niet tijdig aan zijn verplichting kan voldoen. Hierbij is het wel van belang dat de overtreder zo snel mogelijk nadat hij is ontslagen uit het ziekenhuis, alsnog aan zijn verplichting voldoet. Blijft hij nalatig in het voldoen aan deze verplichting, dan is hij immers nog steeds in overtreding, terwijl de subjectieve omstandigheden waardoor het nalaten niet verwijtbaar was, niet meer van toepassing waren.
In het bestuursrecht wordt onderscheid gemaakt tussen lage en hoge bestuurlijke boetes. Voor lage bestuurlijke boetes gelden minder voorschriften en administratieve regels dan voor hogere boetes. De grens ligt op € 340,-. Om onnodige administratieve lasten te voorkomen heeft de wetgever voor het opleggen van boetes ingevolge de Wet BRP gekozen voor een maximum van € 325,-. Conform het advies van de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (NVVB) is ervoor gekozen om per overtreding minimaal een standaardboete op te leggen van € 200,- en voor de hogere boete het maximale bedrag van € 325,-.
Bij valsheid in geschrifte moet het in principe gaan om een schriftelijk document. Ook het opzettelijk gebruiken van een door iemand anders valselijk opgemaakt of vervalst geschrift geldt als valsheid in geschrifte.
Bij een valse aangifte als hier bedoeld kan een bestuurlijke boete worden opgelegd vanwege overtreding van de aangifteplicht. Er dient dan wel rekening te worden gehouden met het bepaalde in artikel 5.44 van de Algemene Wet Bestuursrecht. Als er naast het overtreden van de aangifteplicht tevens sprake is van valsheid in geschrifte, dient de zaak eerst aan het Openbaar Ministerie (OM) te worden voorgelegd. Besluit het OM niet strafrechtelijk te vervolgen dan kan alsnog een bestuurlijke boete worden opgelegd.