Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Baarn

Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBaarn
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingReïntegratieverordening Wet werk en bijstand
CiteertitelReïntegratieverordening Wet werk en bijstand
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Gewijzigd in 2012

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, artikel 147, eerste lid
  2. Wet werk en bijstand, artikelen 7, 8, 9 en 10, tweede lid
  3. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers, artikelen 34, 35 en 36
  4. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeetelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, artikelen 34, 35 en 36
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

19-04-201201-01-201201-07-2015Nieuwe regeling

29-02-2012

Gemeentenieuws Baarns Weekblad 19 april 2012

12RV000003
01-09-200411-07-2012Nieuwe regeling

30-06-2004

Gemeentenieuws Baarns Weekblad 15-7-2004

Raadsbesluit nr. 42 van 30 juni 2004

Tekst van de regeling

Intitulé

Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand

 

 

Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand

Nr. 42 2004

Onderwerp:

De raad der gemeente Baarn;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders. d.d. 25 mei 2004

overwegende dat het noodzakelijk is om het ondersteunen van personen, genoemd in de WWB artikel 7, lid 1a, en het aanbieden van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling aan deze personen, te regelen in een reïntegratieverordening;

gehoord de commissie voor samenleving, bestuur en financiën d.d. 15 juni 2004

gelet -voor zover nodig- op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet, de artikelen 7, 8, 9 en 10 tweede lid van de Wet werk en bijstand, de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers en de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen,

 

- gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 17 januari 2012;

 

- gehoord het Debat in de raad d.d. 15 februari 2012;

 

- overwegende dat intrekking van de Wet investeren in jongeren en wijziging van de Wet werk en bijstand per 1 januari 2012 het noodzakelijk maakt om de verordeningen die hun grondslag vinden in de Wet werk en bijstand aan te passen en voorts dat het gewenst wordt geacht het bestaande gemeentelijk beleid als vastgelegd in deze verordeningen zoveel mogelijk in stand te laten in afwachting van toekomstige wetgeving die de gemeentelijke sociale zekerheid betreft;

 

- gelet op artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet en artikel 8 van de Wet werk en bijstand;

 

b e s l u i t :

 

  • 1.

    Vast te stellen de navolgende reïntegratieverordening Wet werk en bijstand

  • 2.

    De ingangsdatum van de verordening vast te stellen op 1 september 2004

     

    Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand

     

    Paragraaf 1: Algemene bepalingen

     

    Artikel 1 Begripsomschrijvingen

    • 1.

      Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht.

    • 2.

      In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Wet werk en bijstand;

    • b.

      de raad: de gemeenteraad van de gemeente Baarn;

    • c.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarn;

    • d.

      uitkeringsgerechtigde: een persoon in de leeftijd van 18 tot 65 jaar die een uitkering heeft in het kader van de Wet werk en bijstand, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers of de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • e.

      Anw-er: een persoon met een uitkering volgens de Algemene nabestaandenwet en die is ingeschreven bij het Centrum voor Werk en Inkomen;

    • f.

      niet-uitkeringsgerechtigde (nugger): een persoon in de leeftijd van 18 tot 65 jaar, die als werkloze werkzoekende staat geregistreerd bij de Centrum voor Werk en Inkomen en die geen recht heeft op een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet, de Wet werk en bijstand, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, de Werkloosheidswet, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Toeslagenwet of de Tijdelijke wet beperking inkomensgevolgen arbeidsongeschiktheidscriteria, dan wel op grond van een regeling, die met deze wetten naar aard en strekking overeenstemt;

    • g.

      belanghebbende: de in sub d, e en f genoemde persoon wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken;

    • h.

      reïntegratietraject: het geheel van activiteiten en voorzieningen gericht op het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid;

    • i.

      voorziening: voorziening als bedoeld in artikel 7, lid 1 onder a van de wet. Het betreft een instrument binnen een reïntegratietraject dat ingezet wordt om belemmeringen bij aanvaarding van algemeen geaccepteerde arbeid weg te nemen;

    • j.

      algemeen geaccepteerde arbeid: betaalde arbeid die algemeen maatschappelijk aanvaard is;

    • k.

      vrijstelling: de ontheffing van een verplichting, verbonden aan de bijstand;

    • l.

      sociale activering: het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten ter voorbereiding op een reïntegratietraject;

    • m.

      vrijwilligerswerk: het verrichten van onbetaalde maatschappelijk nuttige activiteiten gericht op reïntegratie.

       

    Paragraaf 2: Beleid en financiën

     

    Artikel 2 Opdracht aan het college

    • 1.

      Het college biedt ondersteuning en voorzieningen in het kader van reïntegratie aan belanghebbenden.

    • 2.

      Het college zorgt voor een voldoende gevarieerd aanbod van reïntegratie-instrumenten.

    • 3.

      Bij het bepalen van het aanbod houdt het college rekening met de reïntegratiebehoeften van belanghebbenden.

    • 4.

      Het college biedt aan belanghebbende het meest doelmatige reïntegratietraject.

    • 5.

      Het college kan bij het bepalen van het aanbod aan voorzieningen, prioriteiten stellen in verband met de financiële mogelijkheden en met maatschappelijke, economische en conjuncturele ontwikkelingen.

    • 6.

      Het college bevordert de beschikbaarheid van kinderopvang voor belanghebbenden met kinderen jonger dan 12 jaar, voor zover die opvang nodig is voor het volgen van een reïntegratietraject.

       

    Artikel 3 Beleidsplan reïntegratie

      • 1.

        Jaarlijks stelt de raad een beleidsplan reïntegratie vast ter nadere uitvoering van deze verordening, waarin beleidsprioriteiten worden aangegeven, alsmede het beschikbare reïntegratiebudget.

      • 2.

        Het beleidsplan omvat in ieder geval:

        • a.

          Een omschrijving van het beleid ten aanzien van de verschillende belanghebbenden;

        • b.

          Een omschrijving van het inkoopbeleid;

        • c.

          Een overzicht van de in te zetten ondersteuning en voorzieningen.

    • 3.

      Het college zendt eenmaal per jaar aan de raad een verslag over de effecten van het beleid.

       

    Artikel 4 Budget- en subsidieplafonds

    • 1.

      Het college kan bij uitvoeringsbesluit een of meerdere subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor verschillende in te zetten voorzieningen. Een door het college ingesteld subsidie- of budgetplafond vormt een weigeringsgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening.

    • 2.

      Het college kan een plafond instellen voor het aantal belanghebbenden dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.

       

    Paragraaf 3: Aanspraak en verplichtingen

     

    Artikel 5 Aanspraak op ondersteuning

    • 1.

      Een belanghebbende kan aanspraak maken op ondersteuning en voorzieningen bij reïntegratie, voor zover het college dit noodzakelijk acht.

    • 2.

      Geen recht op ondersteuning bestaat indien sprake is van een voorliggende voorziening die naar mening van het college in voldoende mate bijdraagt aan de reïntegratie van de aanvrager.

    • 3.

      Evenmin bestaat het recht op ondersteuning indien het netto-inkomen van het gezin hoger is dan 130% van het wettelijk minimumloon.

       

    Artikel 6 Verplichtingen

    • 1.

      Een belanghebbende is verplicht gebruik te maken van een voorziening die door het college wordt aangeboden.

    • 2.

      Een belanghebbende die deelneemt aan een voorziening is gehouden de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, alsmede de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden, na te komen.

    • 3.

      Het college kan een uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening en die niet voldoet aan het gestelde in het eerste of tweede lid, een maatregel opleggen conform hetgeen hierover is bepaald in de Afstemmingsverordening gemeente Baarn 2004.

    • 4.

      Het college kan van een belanghebbende die gebruik maakt van een voorziening en die niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, de kosten van de voorziening dan wel de verstrekte subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

    • 5.

      Onverminderd de verplichtingen die gelden op grond van de wet of van andere wetten gelden voor de belanghebbende de volgende verplichtingen:

    • b.

      het verstrekken van de inlichtingen aan het college die nodig zijn voor het bepalen van een geschikt reïntegratietraject en/of een geschikte voorziening;

    • c.

      het verlenen van medewerking en het naar vermogen deelnemen aan de verschillende onderdelen van een reïntegratietraject;

    • d.

      na te laten hetgeen de realisatie van het doel van het reïntegratietraject of van de voorzieningen belemmert;

    • e.

      het slagen van een traject zoveel mogelijk te bevorderen.

       

    Artikel 7 Vrijstelling

    1.Het college kan een uitkeringsgerechtigde tijdelijk vrijstellen van een of meerdere van de reïntegratieverplichtingen verbonden aan het recht op uitkering.

     

    Paragraaf 4: Voorzieningen in het kader van reïntegratie

     

    Artikel 8 Algemene bepalingen over voorzieningen

      • 1.Het college stelt voorzieningen beschikbaar, die aanvaarding van algemeen geaccepteerde arbeid bevorderen.

      • 2.

        Voor iedere belanghebbende bepaalt het college individueel welke voorzieningen worden ingezet om algemeen geaccepteerde arbeid te realiseren.

      • 3.

        In het beleidsplan, zoals bedoeld in artikel 3, wordt vastgelegd welke voorzieningen het college kan aanbieden alsmede de voorwaarden die daarbij gelden, voor zover daarover in deze verordening geen nadere bepalingen zijn opgenomen.

      • 4.

        Het college kan in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de wet en uit deze verordening, nadere verplichtingen verbinden aan het gebruik van een voorziening.

      • 5.

        Het college kan een voorziening beëindigen:

        • a.

          indien de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in artikel 9 van de wet niet nakomt;

        • b.

          indien de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van de wet;

        • c.

          indien de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een voorziening;

        • d.

          indien naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling.

      6. Door middel van beleidsregels kan het college ten aanzien van de voorzieningen, nadere regels stellen. Deze regels kunnen in ieder geval betrekking hebben op:

    • a.

      De voorwaarden waaronder een voorziening wordt aangeboden;

    • b.

      De weigeringsgronden bij het aanbieden van voorzieningen;

    • c.

      De intrekking of wijziging van de subsidieverlening of - vaststelling;

    • d.

      De aanvraag van en de besluitvorming over subsidies en premies;

    • e.

      De betaling van subsidies en het verlenen van voorschotten;

    • f.

      Het vragen van een eigen bijdrage;

    • g.

      Overige criteria voor het aanbieden van voorzieningen en het verstrekken van subsidies.

    • 7.

      Bij de inzet van voorzieningen wordt gekozen voor die voorziening die beschikbaar is en die adequaat en toereikend is voor het doel dat beoogd wordt.

    • 8.

      Voorzieningen die gericht zijn op de reïntegratie worden alleen ingezet als zonder die inzet het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid niet mogelijk is.

       

    Artikel 9 Voorzieningen in het reïntegratietraject

    Voorzieningen die onder meer kunnen worden ingezet zijn:

    • a.

      onderzoek naar individuele mogelijkheden van belanghebbende;

    • b.

      individuele trajectbegeleiding;

    • c.

      aanbodversterkende instrumenten, waaronder stage en scholing;

    • d.

      randvoorwaardelijke instrumenten, waaronder schuldhulpverlening en kinderopvang;

    • e.

      instrumenten gericht op maatschappelijke participatie, waaronder sociale activering en vrijwilligerswerk;

    • f.

      subsidie en begeleiding bij bemiddeling en plaatsing, waaronder loonkostensubsidie bij een arbeidsovereenkomst.

       

      Paragraaf 5: Onderzoek

       

      Artikel 10 Onderzoek naar individuele mogelijkheden

      Burgemeester en wethouders kunnen, voordat besloten wordt tot de inzet van voorzieningen in het kader van reïntegratie, een onderzoek (laten) doen naar de mogelijkheden van de belanghebbende en naar de geschiktheid van de reïntegratie-instrumenten of andere vormen van begeleiding voor de belanghebbende.

       

      Paragraaf 6: Aanbodversterking

       

      Artikel 11 Leerwerkstage

      • 1.

        Een leerwerkstage kan een onderdeel zijn van een reïntegratietraject.

      • 2.

        De leerwerkstage heeft als doel de uitkeringsgerechtigde, met behoud van uitkering, door middel van een stage werkervaring en vaardigheden op te laten doen.

      • 3.

        Deze voorziening kan worden ingezet wanneer door het college is vastgesteld dat de belanghebbende op korte of (middel)lange termijn een reëel perspectief op regulier werk heeft en een leerwerkstage geïndiceerd is.

      • 4.

        De leerwerkstage duurt maximaal zes maanden.

      • 5.

        In een schriftelijke overeenkomst worden tenminste het doel van de leerwerkstage en de wijze van begeleiding vastgelegd.

         

        Artikel 12 Scholing

        • 1.

          Het college kan aan belanghebbenden als onderdeel van het reïntegratietraject scholingsactiviteiten aanbieden in de vorm van cursussen of trainingen.

        • 2.

          De in het eerste lid bedoelde scholing kan worden aangeboden in de vorm van een subsidie.

        • 3.

          Het college kan nadere regels bepalen ten aanzien van de noodzakelijkheid van de scholing, de duur en de maximale kosten.

           

    Paragraaf 7: Maatschappelijke participatie

     

    Artikel 13 Sociale activering

    • 1.

      Activiteiten in het kader van sociale activering kunnen een onderdeel zijn van het reïntegratietraject.

    • 2.

      Het doel van sociale activering is om mensen door middel van activiteiten te laten deelnemen aan de maatschappij, zodat zij op termijn kunnen doorstromen naar werk.

    • 3.

      Deze voorziening kan ingezet worden wanneer door het college is vastgesteld dat de belanghebbende pas op (middel)lange termijn een reëel perspectief heeft op regulier werk en dat inzet van de voorziening wenselijk is.

       

    Artikel 14 Vrijwilligerswerk

    • 1.

      Vrijwilligerswerk kan een onderdeel zijn van een reïntegratietraject.

    • 2.

      Vrijwilligerswerk heeft als doel de uitkeringsgerechtigde, met behoud van uitkering, werkritme op te laten doen en/of behouden.

    • 3.

      Vrijwilligerswerk wordt alleen verricht bij organisaties zonder winstoogmerk.

    • 4.

      Deze voorziening kan ingezet worden wanneer door het college is vastgesteld dat de belanghebbende pas op (middel)lange termijn een reëel perspectief heeft op regulier werk en dat inzet van de voorziening wenselijk is.

       

      Paragraaf 8: Plaatsing in arbeid

       

    Artikel 15 Proefplaatsing

    • 1.

      Een proefplaatsing kan een onderdeel zijn van een reïntegratietraject.

    • 2.

      De proefplaatsing heeft als doel de uitkeringsgerechtigde, met behoud van uitkering, te laten wennen aan aspecten die samenhangen met het verrichten van een bepaalde baan en de werkgever te laten wennen aan de toekomstige werknemer.

    • 3.

      Deze voorziening kan worden ingezet wanneer door het college is vastgesteld dat de belanghebbende op korte termijn een reëel perspectief op regulier werk heeft en een proefplaatsing wenselijk is.

    • 4.

      Een proefplaatsing duurt maximaal zes maanden. Wanneer een proefplaatsing voorafgaat aan een arbeidsovereenkomst met een loonkostensubsidie, duurt de proefplaatsing maximaal drie maanden.

       

      Artikel 16 Loonkostensubsidie voor de werkgever

      • 1.

        Het college kan een loonkostensubsidie aan een werkgever verstrekken om daarmee het opdoen van werkervaring of de overgang naar een reguliere functie bij betreffende werkgever voor een uitkeringsgerechtigde mogelijk te maken.

      • 2.

        De duur van de subsidie wordt door het college vastgesteld op basis van een individuele afweging ten aanzien van de betreffende belanghebbende

      • 3.

        De loonkostensubsidie wordt slechts uitbetaald voor zover de arbeidsovereenkomst daadwerkelijk van kracht is.

      • 4.

        De duur van de subsidie is voor bepaalde tijd en kan verlengd worden voor een bepaalde periode.

      • 5.

        De hoogte van de subsidie bedraagt minimaal een bedrag ter compensatie van de non-productiviteit van de betreffende werknemer en maximaal 80% van het voor werknemer geldende wettelijk minimum loon.

      • 6.

        De non-productiviteit wordt door het college vastgesteld.

         

      Artikel 17 Aanvullende voorwaarde

      Aan de loonkostensubsidie wordt de voorwaarde verbonden dat een trajectplan door werkgever en belanghebbende wordt opgesteld waarin de voorgenomen ontwikkeling van de belanghebbende wordt vastgelegd. Het trajectplan moet door het college worden goedgekeurd.

       

      Artikel 18 De aanvraag

      De loonkostensubsidie dient voor aanvang van het dienstverband te worden aangevraagd.

      Door aanvang van het dienstverband na de datum van aanvraag, maar voor de datum van toekenning, ontstaat geen automatisch recht op een loonkostensubsidie.

      Op de verlening van een loonkostensubsidie is afdeling 4.2.3. van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

       

      Artikel 19 Samenloop van subsidies

      Geen subsidie wordt verstrekt voor kosten waarvoor, al dan niet door het college, reeds langs andere weg subsidie wordt verstrekt.

       

      Artikel 20 Definitieve vaststelling

      Het college stelt de definitieve loonkostensubsidie telkens na afloop van het kalenderjaar of na afloop van de overeengekomen periode vast op basis van de door het college te bepalen en door de werkgever aan te leveren documenten.

       

      Artikel 21 Voorschotten

      Het college kan voorschotten verstrekken als aan de voorwaarden van de subsidieverstrekking, zoals bedoeld in artikel 17 en 18, is voldaan.

       

      Paragraaf 9: Vergoedingen

       

      Artikel 22 Premies

        • 1.

          Het college kan aan uitkeringsgerechtigden een premie toekennen.

        • 2.

          Deze premie kan worden verstrekt in de volgende gevallen:

          • a.

            Het aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid, niet zijnde gesubsidieerde arbeid, waarmee iemand volledig uit de uitkering komt;

          • b.

            Het deelnemen aan vrijwilligerswerk wanneer de activiteit onderdeel is van een reïntegratietraject.

      • 2.

        Het college stelt jaarlijks in het beleidsplan nadere regels op over de inzet van de premies, de hoogte van de premies en de voorwaarden waaronder een premie verstrekt wordt aan de uitkeringsgerechtigde.

         

    Artikel 23 Overige vergoedingen

    Het college kan besluiten een vergoeding te verstrekken voor kosten die een belanghebbende maakt in het kader van activiteiten die bijdragen aan reïntegratie.

     

    Paragraaf 9a Regelingen in verband met de wijzigingen in de Wet werk en bijstand en de intrekking van de Wet investeren in jongeren per 1 januari 2012.

     

    Artikel 23a Afwijkende bepalingen voor jongeren.            

    In afwijking van hetgeen in deze verordening is bepaald, kunnen de volgende voorzieningen als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, van de wet niet worden ingezet voor de arbeidsinschakeling van belanghebbenden jonger dan 27 jaar:

    a.   onbeloonde additionele arbeid als bedoeld in artikel 10a van de wet;

    B   de voorzieningen bedoeld in artikel 31, vijfde lid, van de wet.

     

     

    Paragraaf 10: Slotbepalingen

     

    Artikel 24 Restbepaling

    In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college, waarbij het zich uitsluitend laat leiden door de uitgangspunten van de wet.

     

    Artikel 25 Hardheidsclausule

    Het college is bevoegd in die gevallen, waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel leidt tot een bijzondere hardheid, ten gunste van de belanghebbende af te wijken van deze verordening.

     

    Artikel 26 Beleid

    Het college kan ten behoeve van de uitvoering van deze verordening naast het beleidsplan nadere beleidsregels vaststellen.

     

    Artikel 27 Citeertitel

    Deze verordening kan worden aangehaald als: ‘Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Baarn’.

     

    Artikel 28 Inwerkingtreding

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 september 2004.

     

    Aldus besloten in de openbare vergadering

    van de raad der gemeente Baarn, gehouden op 30 juni 2004 en laatstelijk gewijzigd in de vergadering van de raad van 29 februari 2012

    de griffier, de voorzitter,

     

    Toelichting

     

    Algemeen

    Deze verordening regelt de ondersteuning die de gemeente biedt bij de reïntegratie van uitkeringsgerechtigden en andere belanghebbenden van de gemeente Baarn. De opdracht om die ondersteuning te bieden is geregeld in artikel 7 van de Wet werk en bijstand (WWB). Het voorschrift om een verordening vast te stellen waarin deze ondersteuning nader wordt vormgegeven volgt uit artikel 8 WWB.

    De gemeente Baarn heeft in deze verordening tot uitdrukking gebracht dat alle activiteiten waarvan een belanghebbende in het kader van reïntegratie gebruik kan maken, bijdragen aan een zo spoedig mogelijke terugkeer in arbeid. Het hebben van werk is belangrijker dan het hebben van een uitkering. De gemeente Baarn stelt binnen grenzen alles in het werk om een zelfstandig bestaan van haar inwoners te realiseren. Daar waar terugkeer naar de arbeidsmarkt op korte termijn nog niet mogelijk is, kunnen voorzieningen worden ingezet die terugkeer naar werk op termijn wel mogelijk maken.

    De gemeente Baarn heeft er voor gekozen haar regierol ook daadwerkelijk zo in te vullen, dat zij niet meer zelf de functie van werkgever vervult. Het aanbieden van werk c.q. een dienstverband moet in de arbeidsmarkt liggen. In deze verordening zijn daarom geen artikelen opgenomen waarin het werkgeverschap of gemandateerd werkgeverschap is geregeld. Derhalve zijn detacheringen ook niet van toepassing. Gesubsidieerde arbeid bestaat dan ook alleen in de vorm van een loonkostensubsidie aan een werkgever. De arbeidsplaats die een belanghebbende vervult is een werkervaringsplaats, waar een arbeidovereenkomst aan ten grondslag ligt. Het doel is om op termijn ofwel bij de werkgever ofwel elders een ongesubsidieerde arbeidsplaats te realiseren.

     

    Artikelsgewijs

     

    Artikel 1 Begripsomschrijving

    In dit artikel is een aantal begrippen nader omschreven. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht. In deze verordening is het begrip ‘belanghebbende’ gebruikt. Dit begrip wordt in artikel 1;2 van de Algemene wet bestuurrecht omschreven als ‘degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken’.

     

    Artikel 2 Opdracht college

    De WWB geeft aan het college de verantwoordelijkheid voor het bieden van ondersteuning. Hoewel belanghebbenden aanspraak kunnen maken op ondersteuning, is er geen afdwingbaar recht op ondersteuning op de manier zoals de belanghebbende dat het liefst zou zien. Het is aan het college om te zorgen voor een voldoende aanbod van reïntegratie-instrumenten, maar het college heeft daarbij te maken met beperkte middelen, terwijl de vraag naar ondersteuning afhankelijk is van een veelheid aan sociaal-economische factoren.

     

    Artikel 3 Beleidsplan reïntegratie

    Het in deze verordening vastgelegde reïntegratiebeleid wordt jaarlijks nader uitgewerkt in het beleidsplan reïntegratie van de gemeente Baarn. In dit beleidsplan worden prioriteiten voor reïntegratie voor het betreffende jaar aangegeven en worden actuele ontwikkelingen op onder andere economisch, demografisch en sociaal-maatschappelijk vlak gerelateerd aan wenselijk en noodzakelijk in te zetten reïntegratie-activiteiten in het betreffende jaar.

     

    Artikel 4 Budget- en subsidieplafonds

    Om financiële risico’s te beheersen kan de gemeente Baarn per voorziening een budget- of subsidieplafond vaststellen in het beleidsplan reïntegratie. Hierdoor is het mogelijk naar een andere voorziening uit te wijken indien op een bepaalde voorziening meer aanspraak wordt gemaakt dan voorzien of indien een bepaalde voorziening meer kosten met zich meebrengt dan voorzien.

     

    Artikel 5 Aanspraak op ondersteuning

    In de WWB is al geregeld dat belanghebbenden aanspraak kunnen maken op voorzieningen. Omdat in de WWB niet alleen het recht op ondersteuning, maar met name de plicht tot deelnemen aan de ondersteuning een belangrijke nadruk heeft, deelname is immers niet vrijblijvend, zijn in het tweede en derde lid opgenomen wanneer geen aanspraak kan worden gemaakt op ondersteuning.

     

    Artikel 6 Verplichtingen

    Deelname aan reïntegratie is niet vrijblijvend. Bijstandsgerechtigden zijn al gehouden aan bepaalde verplichtingen omdat zij een uitkering ontvangen. Voor diegenen die geen bijstandsuitkering ontvangen moeten voorwaarden aan het reïntegratietraject verbonden worden. Deze voorwaarden gelden ook voor bijstandsgerechtigden. Het niet nakomen van de verplichtingen geeft de mogelijkheid om het traject af te breken of gevraagde ondersteuning te weigeren, bijvoorbeeld als iemand niet wil meewerken aan een onderzoek. Ook is het denkbaar dat gemaakte kosten op belanghebbende worden verhaald, als door verwijtbaar handelen een traject niet tot het gewenste resultaat leidt. Om die mogelijkheid open te houden is het wenselijk dat de belangrijkste voorwaarden voor het behalen van succes als verplichting zijn opgenomen.

    Natuurlijk heeft de belanghebbende ook rechten. Deze rechten zijn meestal elders in wet- en regelgeving ondergebracht. Tegen beslissingen op grond van deze verordening staat bezwaar en beroep open op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Abw). Het recht op inzage in gegevens en zonodig correctie daarvan is geregeld in de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp).

     

    Artikel 7 Vrijstelling

    Een vrijstelling wordt op individuele basis gegeven en heeft altijd een tijdelijk karakter. De duur van de vrijstelling kan per uitkeringsgerechtigde verschillen en wordt na afloop van de vrijstelling opnieuw beoordeeld.

     

    Artikel 8 Algemene bepalingen over voorzieningen

    In dit artikel worden enkele zaken geregeld die gelden voor alle voorzieningen die kunnen worden ingezet, ook die voorzieningen die niet op voorhand in deze verordening zijn opgenomen.

     

    Artikel 9 Voorzieningen in het reïntegratietraject

    In dit artikel worden de voorzieningen genoemd die normaliter in het reïntegratie-aanbod worden opgenomen om een breed en gevarieerd aanbod te kunnen bieden. Afhankelijk van de reïntegratiebehoefte van de belanghebbenden en het beschikbare budget kan er jaarlijks wisselend invulling gegeven worden aan de inhoud van dit aanbod.

     

    Artikel 10 Onderzoek

    Om een goed beeld te hebben van het nut en de noodzaak van de inzet van voorzieningen voor een individuele belanghebbende, kan onderzoek worden ingezet. Dit kan intern of extern worden uitgevoerd.

     

    Artikel 11 Leerwerkstage

    In een leerwerkstage ligt het accent op leren door te werken. Het betreft een kortdurende stage (maximaal 6 maanden) waar geen arbeidsovereenkomst aan ten grondslag ligt. De belanghebbende werkt met behoud van uitkering. Er is in de regel geen sprake van beloning in de vorm van een stagevergoeding. Wel kan een onkostenvergoeding worden gegeven op basis van daadwerkelijk gemaakte kosten.

     

    Artikel 12 Scholing

    Scholing kan onderdeel zijn van het reïntegratietraject, echter alleen in gerichte, kortdurende vorm. Het betreft dan een cursus of een training. De gemeente kan scholing inkopen, maar ook de kosten voor een cursus of training aan de belanghebbende vergoeden. In lid 3 is geregeld dat hieraan beperkingen kunnen worden gesteld in doelmatigheid, duur en kosten van de cursus of training.

     

    Artikel 13 Sociale activering

    Om maatschappelijke participatie te bevorderen, met het oog op reïntegratie op termijn, kunnen activiteiten worden ingezet als eerste stap in een reïntegratietraject. Activiteiten die enkel gericht zijn op doorbreken van sociaal isolement (activering als doel), vallen niet onder de WWB en worden niet gefinancierd uit het reïntegratiebudget.

     

    Artikel 14 Vrijwilligerswerk

    Vrijwilligerswerk is de werk-vorm van sociale activering. Het bevorderen van maatschappelijke participatie met als doel om op termijn door te stromen naar werk kan door vrijwilligerswerk bereikt worden. De belanghebbende gaat met behoud van uitkering werken in een organisatie zonder winstoogmerk.

     

    Artikel 15 Proefplaatsing

    Een proefplaatsing kan voorafgaan aan een arbeidsovereenkomst. Om beide partijen de gelegenheid te bieden aan elkaar te wennen, alvorens over te gaan tot de arbeidsovereenkomst, is het mogelijk voor een beperkte periode met behoud van uitkering op proef te gaan werken op de nieuwe werkplek. Wanneer de proefplaatsing gevolgd wordt door een reguliere arbeidsovereenkomst, kan de periode maximaal zes maanden duren. Wanneer een arbeidsovereenkomst gepaard gaat met een loonkostensubsidie kan de proefplaatsing maximaal drie maanden duren omdat dit instrument dan nog gevolgd wordt door een ander reïntegratie-instrument.

     

    Artikel 16 Loonkostensubsidie voor de werkgever

    Het doel van het subsidiëren van arbeidsplaatsen is om werkgelegenheid te bevorderen voor die belanghebbenden die niet zonder meer werk kunnen vinden. Om de drempel tot indienstname voor zowel de werkzoekende als de werkgever te verlagen kan een loonkostensubsidie worden ingezet. De (in aanvang) minder dan normale arbeidsproductiviteit kan zo worden gecompenseerd.

    De duur van de subsidie wordt individueel bepaald en is in principe tijdelijk van aard. Hierin zit de voorwaarde dat er toegewerkt wordt naar overname door de werkgever. Daar waar dit niet kan is het mogelijk de subsidie te verlengen ter compensatie van de non-productiviteit van de werknemer.

     

    Artikel 16 Aanvullende voorwaarde

    Om de nadruk op de ontwikkeling en op termijn afbouw van de subsidie te benadrukken, wordt in het trajectplan vastgelegd welke ontwikkelingen in werk wenselijk en te verwachten zijn. Zolang er een subsidierelatie is, wordt gewerkt met een trajectplan.

     

    Artikel 17 De aanvraag

    Dit artikel voorkomt dat het afsluiten van een arbeidsovereenkomst tussen werkgever en werknemer zonder meer gepaard gaat met een loonkostensubsidie als iemand vanuit een bijstandsuitkering gaat werken.

     

    Artikel 18 Samenloop van subsidies

    Om te voorkomen dat subsidies onnodig worden ingezet, wordt altijd eerst gekeken naar de manier waarop een arbeidsplaats gesubsidieerd wordt en of er andere wettelijke mogelijkheden reeds worden ingezet.

     

    Artikel 19 Definitieve vaststelling

    De verstrekking van de subsidie is voorlopig en wordt pas definitief als deze definitief is vastgesteld op basis van te overleggen documenten.

     

    Artikel 20 Voorschotten

    Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

     

    Artikel 21 Nadere regels

    Het eerste lid van dit artikel komt overeen met artikel 8, lid 6.

    Het tweede lid van dit artikel is een nadere uitwerking van artikel 4, eerste lid, betreffende loonkostensubsidies.

     

    Artikel 22 Premies

    In dit artikel wordt bepaald dat voor het deelnemen in werk een beloning kan worden gegeven. Of de beloning wordt verstrekt, hoe hoog de beloning is en aan welke voorwaarden moet worden voldaan om een beloning te krijgen, wordt in het beleidsplan nader bepaald.

     

    Artikel 23 Overige vergoedingen

    Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

     

    Artikel 24 Restbepaling

    Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

     

    Artikel 25 Hardheidsclausule

    Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

     

    Artikel 26 Beleid

    Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

     

    Artikel 27 Citeertitel

     

  • 3.

     

    Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

     

    Artikel 28 Inwerkingtreding

    Dit artikel behoeft geen nadere toelichting

     

    ALGEMENE TOELICHTING

     

    Inleiding

    Op 1 januari 2012 is de ‘Wet tot wijziging van de Wet werk en bijstand en samenvoeging van die wet met de Wet investeren in jongeren gericht op bevordering van deelname aan de arbeidsmarkt en vergroting van de eigen verantwoordelijkheid van uitkeringsgerechtigden’ (kortweg: Wet Aanscherping WWB) in werking getreden.

    Uitgangspunten van deze wetswijziging zijn:

    Grotere nadruk op eigen verantwoordelijkheid burger in de voorziening in het bestaan;

    Versterking van het activerende karakter en de vangnetfunctie van de Wet werk en bijstand (WWB);

    Aanscherping van de verplichtingen voor bijstandsgerechtigden;

    Beperking van de doelgroep voor de categoriale bijzondere bijstand.

    Deze uitgangspunten leiden ertoe dat het wettelijk bijstandsregime substantieel van inhoud verandert. Zo gaat voor jongeren een wettelijke zoektijd van vier weken gelden en hebben zij, anders dan onder het regime van de Wet investeren in jongeren (WIJ), geen recht meer op een werkleeraanbod, maar op begeleiding bij de vormgeving van hun eigen verantwoordelijkheid op weg naar economische zelfstandigheid.

    Een belangrijke wijziging in de regelgeving betreft voorts het afschaffen van de bijstand voor inwonende meerderjarige kinderen en ouders en de invoering van een toets op het huishoudinkomen. Verder worden enkele nieuwe verplichtingen in de WWB opgenomen en wordt de doelgroep voor de categoriale bijzondere bijstand beperkt tot de groep minima met een inkomen tot 110% van de bijstandsnorm.

     

    Consequenties voor ons beleid

    Mede vanwege de intrekking van de WIJ per 1 januari 2012 hebben de genoemde ontwikkelingen aanzienlijke consequenties voor het gemeentelijk beleid. Deze consequenties kunnen als volgt worden gecategoriseerd:

    De WIJ-verordeningen vervallen per 1 januari 2012. Doordat de WIJ wordt ingetrokken, vervallen de daarop gebaseerde verordeningen eveneens per 1 januari 2012[1]. Jongeren vallen door de wetswijziging voortaan onder het WWB-regime (overgangssituaties daargelaten). Dit roept de vraag op of de huidige WWB-verordeningen adequaat voorzien in het regeltechnisch kader voor jongeren, of dat in die verordeningen nog aanpassingen nodig zijn. Dit is een vraag van regeltechnische maar ook van beleidsinhoudelijke aard;

    Door herdefiniëring van de leefvormen die als afzonderlijk bijstandssubject voor bijstand in aanmerking komen alsmede de totstandkoming van de toets op het huishoudinkomen wordt de kring van rechthebbenden kleiner, hebben meerderjarige kinderen en ouders nog slechts gezamenlijk recht op bijstand en treffen misdragingen van deze belanghebbenden het gezamenlijk inkomen. Dit heeft gevolgen voor ons toeslagenbeleid, het maatregelenbeleid en het minimabeleid en roept de vraag op welke aanpassingen aan de verordeningen noodzakelijk en/of gewenst zijn;

    De nieuwe verplichtingen voor bijstandsgerechtigden hebben gevolgen voor het maatregelenbeleid en het re-integratiebeleid en roepen evenzeer de vraag op welke aanpassingen aan de verordeningen noodzakelijk en/of gewenst zijn;

    De normering van de categoriale bijzondere bijstand tot maximaal 110% van de bijstandsnorm heeft gevolgen voor de doelgroepomschrijving in de verordening langdurigheidstoeslag. De normering kan tevens consequenties hebben voor andere delen van het minimabeleid.

     

    Gelijkstellingsbepaling

    In dit Raadsbesluit wordt bij elke te wijzigen verordening een bepaling voorgesteld die regelt dat de begrippen ‘alleenstaande’, ‘alleenstaande ouder’ en ‘gezin’ per 1 januari 2012 in die verordening dezelfde betekenis hebben als in de gewijzigde WWB. Uit een oogpunt van duidelijkheid is dit opgenomen. Vervolgens is bepaald dat voor ‘gehuwden’ en ‘gehuwdennorm’ moet worden gelezen ‘gezin’ respectievelijk ‘gezinsnorm’, om daarmee te verduidelijken dat onder het nieuwe regime niet meer de gehuwden maar het gezin de norm is waarmee gewerkt moet worden.

     

    Intrekking van een regeling brengt mee dat de op die regeling gebaseerde uitvoeringsregelingen van

    rechtswege vervallen, tenzij voor die regelingen een nieuwe wettelijke grondslag in het leven wordt geroepen. Uitvoeringsregelingen van een ingetrokken wet behoeven dus niet uitdrukkelijk te worden ingetrokken.

     

    ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

     

    Artikel I. Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2004 gemeente Baarn.

    Bij een beleidsarme overgang moet minimaal worden geregeld dat voor jongeren niet tot het re-integratie-instrumentarium behoren de volgende ‘incentives’: inkomstenvrijlating, premies, vrijlating van onkostenvergoedingen voor vrijwilligerswerk en plaatsing in participatieplaatsen[1]. Dat is met artikel /I van dit Raadsbesluit beoogd. Verwezen is naar artikel 31, vijfde lid WWB. In dat artikel wordt aangegeven welke middelen niet vrijgelaten worden bij de verlening van algemene bijstand aan jongeren.

     

    Los van de ‘incentives’, is het met betrekking tot het specifiek voor jongeren opgestelde gemeentelijk arbeidstoeleidingsbeleid niet nodig daarover iets in de Re-integratieverordening WWB op te nemen.

     

    [1] Conform artikel 31, vijfde lid WWB. Zie ook Memorie van Toelichting, TK 32 815, nr. 3,