Organisatie | Steenwijkerland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de uitgangspunten voor het financiële beleid, evenals voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Steenwijkerland (Financiële verordening) |
Citeertitel | Financiële verordening gemeente Steenwijkerland |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Gemeentewet, art. 212
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-02-2005 | 01-01-2018 | nieuwe regeling | 25-01-2005 Gemeenteblad, 2005, 6 | 2005/2a |
In deze verordening wordt verstaan onder:
Titel 1. Begroting en verantwoording
Het college biedt in maart van het begrotingsjaar een Perspectiefnota Financieel Beleid aan waarin onder meer de kaders voor het volgende begrotingsjaar en de drie opvolgende jaren zijn opgenomen. In deze nota worden de bevindingen betrokken uit de rapportage van de begrotingsuitvoering bedoeld in artikel 7 en de jaarstukken bedoeld in artikel 8.
Beheersing en Interne controle
Het college draagt zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van een aantal onderdelen van de gemeentelijke organisatie op juistheid, volledigheid en tijdigheid van de bestuurlijke informatievoorziening, de rechtmatigheid van beheershandelingen en op misbruik en oneigenlijk gebruik van de gemeentelijke regelingen. Ieder onderdeel van de gemeentelijke organisatie wordt minimaal eens in de 4 jaar getoetst.
Artikel 7. Tussentijdse rapportage en informatie
De rapportages gaan in op afwijkingen, zowel wat betreft de lasten, de baten, de geleverde goederen en diensten, projecten, kredieten, voortgang planningen en indien daar aanleiding voor is de vermoedelijke of reeds gerealiseerde maatschappelijke effecten. In de rapportages wordt in ieder geval aandacht besteed aan afwijkingen van:
Het college informeert vooraf de raad en neemt pas een besluit nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen indien het college nieuwe meerjarige verplichtingen aangaat, die verder reiken dan twee jaar en waarvan de jaarlijkse lasten groter zijn dan € 50.000 en betrekking hebben op zaken die buiten de werking van de bedrijfsvoering liggen.
Artikel 10. Waardering & afschrijving vaste activa
Materiele vaste activa met economisch nut en meerjarig maatschappelijk nut, zoals bedoeld in artikel 35 van het “Besluit verantwoording provincies en gemeenten” worden afgeschreven overeenkomstig de in de nota ”Afschrijvingsbeleid en waarderingsgrondslagen gemeente Steenwijkerland 2002” c.q. de opvolgende, bijgewerkte of vervangende versie daarvan opgenomen termijnen;
In de nota “Afschrijvingsbeleid en waarderingsgrondslagen gemeente Steenwijkerland 2002” c.q. de opvolgende, bijgewerkte of vervangende versie daarvan zijn de waarderingsgrondslagen en het afschrijvingsbeleid nader uitgewerkt.
Artikel 11. Voorziening voor oninbare vorderingen
Voor openstaande vorderingen betreffende debiteuren die hun betalingsverplichtingen ( voor zowel vorderingen op het gebied van de gemeentelijke belastingen en heffingen evenals overige vorderingen) niet nakomen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd en aangehouden zoals beschreven in de notitie “reserves en voorzieningen Steenwijkerland 2002” c.q. de opvolgende, bijgewerkte of vervangende versie daarvan.
Artikel 13. Kostprijsberekening
Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van producten en diensten van de gemeente Steenwijkerland wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten alleen die indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.
De omslagrente voor de rentetoerekening van de kapitaallasten wordt bepaald door het rentetotaal van de uitstaande en opgenomen leningen en de bij begroting vastgestelde gecalculeerde rente over het eigen vermogen en voorzieningen alsmede de bij de begroting vastgestelde gecalculeerde rente over het het financieringstekort of –overschot (kort geld) per 1 januari van het dienstjaar voorafgaande aan het begrotingsjaar.
Voor nadere uitwerking van de rentecomponent wordt aangesloten bij datgene dat is opgenomen in de notitie “rentetoerekeningsbeleid Steenwijkerland 2002” c.q. de opvolgende, bijgewerkte of vervangende versie daarvan.
Artikel 15. Registratie bezittingen, activa en vermogen
Het college draagt er zorg voor, dat de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente systematisch worden gecontroleerd, met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de (debiteuren-)vorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen en de (crediteuren-)schulden jaarlijks worden gecontroleerd en bedrijfsmiddelen en registergoederen respectievelijk tenminste eenmaal in de 2 en 4 jaar.
De nota bevat voorts een overzicht van de verordeningen met de bijbehorende vaststellingsdata waarin tarieven, heffingen en prijzen zijn vastgelegd. Het college draagt er zorg voor dat er in de begroting een actueel overzicht is opgenomen van de tarieven, heffingen, prijzen en kosten per verstrekte dienst.
Voor het vaststellen van de hoogte van gemeentelijke tarieven, heffingen en prijzen door de raad verstrekt het college aan de raad per verordening de actueel geraamde hoeveelheden per door de gemeente verstrekte dienst, waarover de tarieven, heffingen en prijzen in rekening worden gebracht en per verordening het totaal van de geraamde kosten van de erin genoemde door de gemeente verstrekte diensten.
Bij de begroting en jaarstukken doet het college in de paragraaf lokale heffingen verslag van: de opbrengsten per lokale heffing; het volume en bedrag aan kwijtscheldingen; de kostendekkendheid van de rioolrechten en de afvalstoffenheffing; de (ontwikkeling van de) lokale lastendruk voor eenpersoonshuishoudingen, meerpersoonshuishoudingen en bedrijven.
Artikel 17. Weerstandsvermogen en risicomanagement
Het college biedt eenmaal per vier jaar, als onderdeel van de nota Kader en Perspectieven Financieel Beleid, een nota weerstandsvermogen en risicomanagement aan. In deze nota wordt ingegaan op het risicomanagement, het opvangen van risico’s door verzekeringen, voorzieningen, het weerstandsvermogen of anderszins. In de nota wordt tevens de gewenste weerstandscapaciteit bepaald.
Het college geeft in de paragraaf weerstandsvermogen van de Perspectiefnota Financieel Beleid en van de jaarstukken de risico’s van materieel belang aan en geeft een inschatting van de kans dat deze risico’s zich voordoen. Het college brengt hierbij in elk geval de risico’s in beeld en actualiseert de risico’s genoemd in de nota bedoeld in het eerste lid.
Artikel 18. Onderhoud kapitaalgoederen
Het college biedt eenmaal per vier jaar, als onderdeel van de nota Kader en Perspectieven Financieel Beleid, een nota onderhoud openbare ruimte aan. De nota geeft het kader weer voor de inrichting van het onderhoud en het beoogde onderhoudsniveau voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair, alsmede riolering en gebouwen en eveneens de normkostensystematiek en het meerjarig budgettaire beslag.
Het college biedt jaarlijks, als onderdeel van de Perspectiefnota Financieel Beleid, ter vaststelling door de raad een nota over de “gesloten” huishoudingen (riolering, lijkbezorging, afval, huisvesting onderwijs), alsmede een nota onderhoud gebouwen aan. De nota’s geven het kader weer voor de inrichting van het te plegen onderhoud, het beoogde onderhoudsniveau en de uitbreiding van de riolering en de gebouwen. Tevens is in de nota’s opgenomen de kwaliteit van het milieu, de normkostensystematiek en het meerjarig budgettaire beslag.
Bij de Perspectiefnota Financieel Beleid en de jaarstukken doet het college in de paragraaf financiering in ieder geval verslag van:
Artikel 21. Verbonden partijen
De nota bevat voorts de kaders voor het beleid aangaande (het aangaan van nieuwe) participaties met name de condities waaronder het publiek belang is gediend met behartiging door verbonden partijen, de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de verbonden partijen en de financiële voorwaarden.
In de Perspectiefnota Financieel Beleid en de jaarstukken wordt in de paragraaf verbonden partijen in elk geval ingegaan op nieuwe verbonden partijen, het beëindigen van bestaande verbonden partijen, het wijzigen van bestaande verbonden partijen en eventuele problemen bij bestaande verbonden partijen.
Titel 4. Financiële organisatie en administratie
Artikel 26. Financiële organisatie
Het college draagt de zorg voor en legt (in een besluit) vast:
Artikel 27. Aanbesteding en inkoop
Het college draagt zorg voor en legt (in een besluit) vast de interne regels (protocol) voor de inkoop en aanbesteding van werken en diensten. De regels waarborgen dat wordt gehandeld in overeenstemming met de regels terzake van de Europese Unie.
Artikel 28. Subsidieverstrekking en steunverlening
Het college draagt zorg voor en legt (in een besluit) vast de interne regels (protocol) voor de toekenning van steunverlening en subsidies aan ondernemingen. De regels waarborgen dat wordt gehandeld in overeenstemming met de regels terzake van de Europese Unie en de subsidieverordening van de gemeente Steenwijkerland zoals bedoeld in artikel 23.
Deze verordening treedt in werking per 1 februari 2005 met dien verstande dat de begroting, meerjarenraming, de jaarstukken, de uitvoeringsinformatie en de informatie voor derden en de daarbij behorende toelichtingen met ingang van de begroting voor het begrotingsjaar 2005 voldoen aan de bepalingen van deze verordening.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Steenwijkerland van 25 januari 2005
de griffier,
de burgemeester,
Artikelsgewijze toelichting “Financiële verordening gemeente Steenwijkerland”.
In dit artikel worden een aantal begrippen, zoals die in deze verordening worden gehanteerd, nader gedefinieerd.
De Nota Kader en perspectieven Financieel Beleid geeft de door de raad vast te stellen financiële kaders aan. De raad stelt deze nota een keer in de vier jaar vast of zoveel vaker als daartoe aanleiding is. Daarbij kan worden gedacht aan gewijzigde inzichten in het gemeentelijk financieel beleid, alsmede het inkaderen van de gevolgen van wijzigingen in het rijksbeleid.
De Perspectiefnota Financieel Beleid betreft de uitwerking van de kaders zoals opgenomen in de Nota Kader en perspectieven Financieel Beleid. Daarnaast schetst deze nota de contouren van het financiële beeld voor de komende 4 jaren.
Artikel 2 bevat een aantal bepalingen over de inrichting van de begroting waarin de kaderstellende functie van de raad tot uiting komt. De raad legt op basis van dit artikel een belangrijk deel van de infrastructuur van de begroting vast, evenals de kengetallen waarop de raad wil sturen en controleren.
Een programma is gebaseerd op de drie w-vragen: wat willen we bereiken, wat gaan we daar voor doen en wat mag dat kosten? Vooral voor de eerste twee vragen zullen in de praktijk indicatoren nodig zijn. Aan de hand van die indicatoren kan de raad zijn kaderstellende functie vervullen. Ook dienen zij om de raad de gelegenheid te bieden zijn controlerende functie in te vullen door de uitkomsten en resultaten van de programma's te beoordelen. In het dualistisch bestel moet de raad de w-vragen zelf beantwoorden; hij kan dat niet overlaten aan het college en/of de ambtelijke organisatie.
De raad stelt de programmabegroting vast. Ter uitvoering van de begroting stelt het college - zoals geregeld in het “Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten” - een productbegroting op. Het college is vrij in het aantal producten en de indeling daarvan. De productbegroting is in de systematiek van het “Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten” geen onderdeel van de programmabegroting. De raad kan van oordeel zijn dat hij bij de programmabegroting en -verantwoording een overzicht wil hebben van welke producten er bij de programma’s horen. Dit wordt geregeld in het eerste lid.
De artikelen 2 en 3 betreffen vooral de infrastructuur van de begroting. Artikel 4 gaat over het meerjarige budgettaire kader. Dat vormt, zoals in de meeste gemeenten gebruikelijk is, de grondslag voor de eigenlijke begroting. Gegeven het grote belang van het budgetrecht van de raad, is het logisch dat de raad expliciet een budgettair kader vaststelt.
Artikel 5. Uitvoering begroting
In artikel 5 legt de raad het college een aantal eisen op die voor een goede uitvoering van de begroting noodzakelijk zijn. In het eerste lid wordt bepaald dat het college de rechtmatigheid, de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de uitvoering dient te waarborgen. Lid 2 stelt eisen aan de onderwerpen die van belang zijn voor de opstelling van de productraming. Lid 3 doet hetzelfde voor de uitvoering van de programma’s van de begroting.
In het duale stelsel geeft de raad geen nadere uitvoeringsregels om aan de prestatie-eis te voldoen. Deze uitvoeringsregels zijn aan het college.
De raad legt in dit artikel enkele basiscondities vast voor de interne controle. Daarmee verkrijgt de raad de zekerheid dat het college aan de eisen genoemd in met name artikel 5, eerste lid, zal kunnen voldoen.
De verordening geeft in het eerste en tweede lid aan het college de opdracht voor de inrichting van de financiële organisatie verschillende maatregelen te treffen op het gebied van interne controle, bijvoorbeeld een adequate functiescheiding. Voor een goede interne controle zijn echter aanvullende onderzoeken nodig. In het derde lid van artikel 6 geeft de raad aan, welke onderzoeken hij nodig acht om de eisen van controle te waarborgen en met welke frequentie deze onderzoeken moeten worden uitgevoerd.
Het vierde en vijfde lid regelt dat het college op grond van de uitkomsten van de onderzoeken bij tekortkomingen maatregelen tot herstel treft en dat de raad over de uitkomsten van de onderzoeken en de eventuele maatregelen tot herstel op de hoogte wordt gebracht.
De genoemde onderzoeken in dit artikel omvatten niet de interne onderzoeken van het college naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur. Regels voor deze interne onderzoeken zijn opgenomen in de verordening artikel 213a Gemeentewet.
Artikel 7. Tussentijdse rapportage en informatie
Artikel 7, eerste tot en met vierde lid, formaliseert een belangrijk onderdeel van de planning en control van de raad. De raad geeft namelijk aan de aard van de informatie die het college standaard dient te verstrekken evenals de reguliere frequentie. Op basis van deze informatie kan de raad de uitvoering van de begroting volgen en besluiten of bijsturing nodig is.
In het derde lid van het artikel geeft de raad kaders voor de inrichting van de tussenrapportages. In het vierde lid geeft de raad aan waarover hij in elk geval in de tussenrapportages wil worden geïnformeerd. Om de gemeentelijke organisatie niet te belasten met een rapportagecircus is het natuurlijk wel zaak, dat de tussenrapportages niet te uitgebreid maar wel overzichtelijk zijn.
Het vijfde en zesde lid gaan in op de informatieplicht van het college voor nieuwe, niet in de begroting opgenomen activiteiten.
De raad autoriseert het college met het vaststellen van de programmabegroting het door het college uit te voeren beleid. Hiermee worden alle afzonderlijke verplichtingen die in de programma’s besloten liggen in materiële zin oftewel financieel geaccordeerd. Bij de uitvoering van de begroting geldt voor het college de informatieplicht uit het vierde lid artikel 169 Gemeentewet. Bij het aangaan van verplichtingen of het uitoefenen van bevoegdheden door het college met ingrijpende gevolgen voor de gemeente moet het college eerst het gevoelen van de raad inwinnen. De raad schrijft nu in dit artikel voor welke privaatrechtelijke rechtshandelingen in elk geval vooraf aan de raad moeten worden gemeld. De raad perkt hiermee de beoordelingsvrijheid van het college in door zelf te bepalen wat belangrijk genoeg is om vooraf aan de raad mee te delen. De raad schept op deze wijze echter ook zekerheid voor het college. Het college weet welke informatie hij in elk geval vooraf aan de raad moet mededelen.
Voor verschillende privaatrechtelijke rechtshandelingen zijn in de verordening limietbedragen aangegeven. Bij de rechtshandelingen boven deze limieten wordt het college verplicht vooraf het gevoelen van de raad in te winnen. Beneden deze bedragen blijft overigens de informatieplicht voor het college gelden, zoals neergelegd in artikel 169, vierde lid, Gemeentewet.
Artikel 8 is het sluitstuk van de begrotingscyclus, de verantwoording over de begrotingsuitvoering door het college, cq. de controle van de raad daarop. De jaarstukken moeten dezelfde indeling kennen als de programmabegroting. Dit komt de duidelijkheid voor de raad ten goede.
De raad geeft in dit artikel enkele belangrijke uitgangspunten aan die het college voor de uiteenzetting van de financiële positie en de meerjarenramingen moet volgen.
Tevens wordt hier expliciet vastgelegd hoe de raad bij het vaststellen van de financiële positie, de investeringskredieten autoriseert
Artikel 10. Waardering & afschrijving vaste activa
De verordening moet volgens artikel 212 Gemeentewet in elk geval bevatten de “regels voor waardering en afschrijving activa”. Artikel 10 voldoet aan deze eis door te verwijzen naar het vastgestelde beleid terzake. Een verwijzing naar het afschrijvingsbeleid is praktischer dan het integraal opnemen van het beleid in deze verordening. Bovendien kan nu het afschrijvingsbeleid worden aangepast zonder dat dit leidt tot een aanpassing van deze verordening. Het artikel is dusdanig geformuleerd dat ook bij toekomstige beleidswijzigingen de verordening intact kan blijven.
Artikel 11. Voorziening voor oninbare vorderingen
Artikel 11 geeft door opname van regels in de notitie “reserves en voorzieningen Steenwijkerland 2002” (kadernota financieel beleid) c.q. de opvolgende, bijgewerkte of vervangende versie daarvan, de regels voor de bepaling van de hoogte van de voorziening voor oninbare vorderingen.
Voor het bepalen van de hoogte van de voorziening wordt gekozen voor een scheiding in de bulkfacturen van de gemeente en de overige facturen. In de “notitie” wordt hier aandacht aan besteed. Voor de bulkfacturen van gemeenten wordt een voorziening getroffen op basis van een in te schatten percentage van oninbaarheid, omdat individuele beoordeling ondoenlijk is. Dit betreft hier veelal vorderingen wegens facturen/aanslagen voor lokale heffingen en rechten.
Artikel 12. Reserves en voorzieningen
Een belangrijk beleidsmatig aspect betreft de omvang van het eigen vermogen van een gemeente. Het eigen vermogen van een gemeente bestaat uit de algemene reserves en bestemmingsreserves.
Artikel 12 bepaalt, dat het college een nota over de reserves en voorzieningen aanbiedt ter behandeling en vaststelling door de raad. In deze nota kan de raad het kader vaststellen voor de omvang van de reserves . Kaders stellen voor voorzieningen is veelal niet aan de orde, omdat voorzieningen een verplichtend karakter kennen. Wel is het inzichtelijk in de nota in te gaan op de voorzieningen. Op grond van lid 3 en 4 wordt jaarlijks inzicht gegeven in het verloop en de omvang van de reserves en de voorzieningen.
Artikel 13. Kostprijsberekening
In artikel 13 is de grondslag voor de bepaling van heffingen en tarieven neergelegd, zoals dat door artikel 212, lid 2b Gemeentewet wordt geëist. De grondslag voor de hoogte van heffingen en tarieven is namelijk politieke besluitvorming door de raad op basis van de geraamde hoeveelheden en de geraamde kostprijzen. Kostprijzen laten zich op vele manieren berekenen. In dit artikel worden uitgangspunten voor de bepaling van de kostprijzen gegeven.
Artikel 13, lid 1 bepaalt, dat naast de direct aan een product toe te rekenen kosten ook de indirecte kosten die rechtstreeks samenhangen met de vervaardiging van het product, worden meegenomen voor de kostprijsbepaling.
Artikel 229b, lid 2, Gemeentewet stelt, dat bijdragen aan bestemmingsreserves en voorzieningen voor noodzakelijke vervanging van de betrokken activa voor bepaling van de geraamde kostprijs en dus voor de bepaling van het tarief of de heffing mogen worden meegenomen.
Artikel 13, lid 2 van de verordening bepaalt, dat deze beide kosten ook daadwerkelijk worden meegenomen voor de berekening van de geraamde kostprijs.
Het rentepercentage van de toerekening van kapitaallasten is van invloed op de lasten, maar ook van invloed op de kostprijs. Dit wordt in de gemeentelijke boekhouding bereikt door de zogenaamde rente-omslagmethode. Het rentepercentage dat wordt gehanteerd bij de omslagmethode, is van invloed op de kostprijs. Het rentepercentage valt zodoende onder het budgetrecht van de raad. Daarnaast is bij de rente-omslag van de kapitaallasten toerekening van de bespaarde rente over het eigen vermogen toegestaan. Artikel 13, lid 3 legt het te hanteren rentepercentage voor de omslagrente van de kapitaallasten vast.
Voor nadere uitwerking van de rentecomponent wordt aangesloten bij datgene dat is opgenomen in de notitie “rentetoerekeningsbeleid Steenwijkerland 2002” c.q. de opvolgende, bijgewerkte of vervangende versie daarvan.
In lid 4 wordt voor nadere uitwerking van de kostprijsberekening verwezen naar datgene dat is opgenomen in de notitie “kostenmix gemeente Steenwijkerland 2002” c.q. de opvolgende, bijgewerkte of vervangende versie daarvan.
Artikel 14. Financieringsfunctie
De financieringsfunctie (treasury) is een belangrijk onderdeel van het middelenbeheer. Gezien de operationele kwetsbaarheid van deze functie bevat artikel 212 het expliciete voorschrift dat de verordening een onderdeel over de financieringsfunctie heeft. Het gaat om de kaders voor het uitvoeren van de financieringsfunctie. De uitvoering van de financieringsfunctie komt aan de orde in de financieringsparagraaf in de begroting en de rekening zoals die in het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten is voorgeschreven. In dit artikel stelt de raad doelstellingen, richtlijnen en limieten die voor het college gelden. Uitwerking vindt plaats in het z.g. financieringsstatuut (treasurystatuut) waarin in lid 2 wordt verwezen.
Artikel 15. Registratie bezittingen, activa en vermogen
Voor een goed beeld van de financiële positie is een volledige registratie van de gemeentelijke bezittingen onontbeerlijk. Om te garanderen dat de registratie actueel en juist is, wordt in dit artikel het college opgedragen periodiek de registratie te controleren en bij afwijkingen maatregelen tot herstel te treffen.
Het nieuwe artikel 212 Gemeentewet eist in het tweede lid, onderdeel b, dat de verordening 212 Gemeentewet minimaal de grondslagen bevat voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen tarieven voor rechten als bedoeld in artikel 229b Gemeentewet en in rekening te brengen heffingen als bedoeld in artikel 15.33 Wet milieubeheer. In de verordening is er voor gekozen om als uitgangspunt van het financiële beleid de grondslagen voor de bepaling van heffingen, tarieven en prijzen in het algemeen te verankeren. Zo zijn ook opgenomen regels voor de bepaling van de lokale belastingen.
Het eerste lid van artikel 16 regelt, dat het college tenminste eens in de vier jaar een nota lokale heffingen aan de raad aanbiedt. Hierin worden de algemene kaders voor de belastingheffing, het tarievenbeleid en het kwijtscheldingsbeleid vastgelegd. In lid 2 wordt geregeld dat er een overzicht van de op dat moment actuele verordeningen in het kader van de lokale heffingen wordt toegevoegd.
Artikel 229b Gemeentewet en artikel 15.33 Wet milieubeheer stellen randvoorwaarden aan de hoogte van de meeste tarieven en heffingen. Behalve tarieven voor het geven van vermakelijkheden en belastingen mogen de tarieven en heffingen niet het bedrag van de geraamde kostprijs te boven gaan. Voor het vaststellen van de hoogte van de verschillende tarieven en heffingen heeft de raad dus de geraamde kostprijs per tarief c.q. heffing nodig.
In afwijking van de voorgaande alinea is, indien meerdere producten en diensten zijn opgenomen in één verordening, het mogelijk dat een bepaald product hoger wordt geprijsd dan de geraamde kostprijs zolang het totaal van de geraamde opbrengst de totale kosten van de in de verordening genoemde producten en diensten niet overschrijdt. Dit is het geval bij de leges, welke in de regel bijeen worden gebracht in één legesverordening.
Voor inzicht in de hoogte van de baten in begrotingstechnische zin heeft de raad ook informatie nodig over de geraamde afzet in hoeveelheid. Het derde lid regelt, dat het college de geraamde kostprijs per verordening en de geraamde hoeveelheden per product/dienst aan de raad verstrekt voor vaststelling van de heffingen, tarieven en prijzen.
Het vierde lid regelt over welke feiten aangaande de lokale lasten de raad in elk geval in de verplichte paragraaf lokale heffingen bij de begroting en jaarstukken wordt geïnformeerd. Hier kan de raad invulling geven aan zijn eigen informatiebehoefte over de lokale lasten en heffingen. Het “Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten” schrijft de minimumeisen voor die in de paragraaf moeten worden vermeld, namelijk:
het beleid ten aanzien van de lokale heffingen;
een overzicht op hoofdlijnen van de diverse heffingen;
een aanduiding van de lokale lastendruk;
een beschrijving van het kwijtscheldingsbeleid.
De opsomming is niet limitatief, zodat de raad de mogelijkheid heeft om aanvullende eisen te stellen aan de door het college in de desbetreffende paragraaf op te nemen informatie.
Artikel 17. Weerstandsvermogen en risicomanagement
De gemeente loopt risico’s. Deze risico’s zijn van uiteenlopende aard. Tegen een deel van deze risico’s kan de gemeente zich verzekeren, maar voor een deel zijn de risico’s onverzekerbaar. De niet verzekerde risico’s hebben, als ze zich voordoen, (grote) financiële consequenties. Het is dus zaak voor de gemeente, dat ze zich bewust is van de risico’s die ze loopt, en dat ze deze beheerst. Het volledig uitsluiten van risico’s is echter niet mogelijk. Niet verzekerde risico’s die zich voordoen, moet de gemeente opvangen met het eigen vermogen, door belastingverhoging of door beleidsmatige ombuigingen op de begroting.
Het eerste lid van artikel 17 eist dat het college eens in de vier jaar een nota aan de raad aanbiedt, waarin het college uiteenzet hoe hij omgaat met de inventarisatie en beheersing van risico’s. Dit zijn bijvoorbeeld regels over welke bezittingen van de gemeente moeten worden verzekerd en welke procedures hiervoor gelden. Ten tweede moet het college in deze nota de risico’s kwantificeren en aan de hand daarvan de gewenste weerstandscapaciteit bepalen.
Het tweede en derde lid regelen over welke risico’s en hun financiële consequenties de raad in de verplichte paragraaf weerstandsvermogen van de begroting en de jaarstukken moet worden geïnformeerd. Het “Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten” verplicht een aantal zaken op te nemen in de paragraaf, namelijk:
Voor de speciale aandacht in deze paragraaf kan men denken aan een opsomming van de risico’s zoals:
Dit is geen limitatieve opsomming en van jaar tot jaar kunnen andere items actueel zijn.
Artikel 18. Onderhoud kapitaalgoederen
In artikel 18 stelt de raad regels voor de begrotings- en verantwoordingsinformatie aan de raad over het onderhoud aan kapitaalgoederen. De verantwoordingsinformatie wordt gesplitst. Het eerste tot en met het derde lid regelen, dat er nota’s aan de raad worden aangeboden over het onderhoud aan de verschillende categorieën kapitaalgoederen. Hierin kan op de stand van zaken worden ingegaan en kan de raad de kaders voor het toekomstig beleid uiteenzetten.
Artikel 18, vierde lid, regelt over welke feiten aangaande het financiële beheer van het onderhoud van kapitaalgoederen de raad in de verplichte paragraaf onderhoud kapitaalgoederen bij de begroting en jaarstukken in elk geval geïnformeerd wordt. Hier kan de raad invulling geven aan zijn eigen informatiebehoefte over het onderhoud kapitaalgoederen. Het “Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten” schrijft enige feiten voor, die in de paragraaf moeten worden vermeld. Namelijk het beleidskader, de daaruit voortvloeiende financiële consequenties en de vertaling daarvan in de begroting van het onderhoud wegen, het onderhoud riolering, het onderhoud water, het onderhoud groen en het onderhoud gebouwen.
De basis voor dit artikel is gelegen in artikel 14. Artikel 19 regelt over welke feiten inzake het financiële beheer van de treasuryfunctie de raad in ieder geval in de verplichte treasuryparagraaf bij de begroting en jaarstukken geïnformeerd wordt. Hier geeft de raad invulling aan haar eigen informatiebehoefte over de treasuryfunctie. De raad kan aangeven om over meerdere zaken geïnformeerd te willen worden zoals de samenstelling en omvang van het vreemde vermogen en van de uitzettingen en de liquiditeitspositie.
Het domein van de ambtelijke organisatie is de verantwoordelijkheid van de directie. Beleid op dit gebied wordt in de eerste plaats vormgegeven door het college. In het eerste lid van artikel 20 van de verordening over het financiële middelenbeheer van de bedrijfsvoering wordt dan ook slechts een nota over de bedrijfsvoering ter kennisgeving aan de raad overlegd.
Het tweede lid regelt verder over welke feiten aangaande het financiële beheer van de bedrijfsvoering de raad in de verplichte paragraaf bedrijfsvoering geïnformeerd wordt. In dit artikel kan de raad invulling geven aan zijn eigen informatiebehoefte over de middelen bedrijfsvoering. Men kan hiervoor bijvoorbeeld opnemen:
vernieuwing, uitbreiding, herstructurering, reorganisatie en inkrimping van de ambtelijke organisatie, de gemeentelijke huisvesting, het gemeentelijk materieel en de gemeentelijke automatiseringssystemen.
Artikel 21. Verbonden partijen
Artikel 21 stelt regels voor de verantwoordingsinformatie over de verbonden partijen. De verantwoordingsinformatie wordt gesplitst. Het eerste lid regelt, dat er een nota verbonden partijen aan de raad wordt aangeboden, waarin op de stand van zaken van de verbonden partijen wordt ingegaan en de raad de kaders voor het toekomstige beleid uiteen kan zetten. Deze nota wordt minimaal eens in de vier jaar dus minimaal een keer per raadsperiode door het college aan de raad aangeboden.
Artikel 21 regelt tevens over welke feiten aangaande het financiële beheer van verbonden partijen de raad in elk geval in de verplichte paragraaf verbonden partijen bij de begroting en jaarstukken geïnformeerd wil worden. Het “Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten” schrijft enige feiten verplicht voor die in de paragraaf moeten worden vermeld, namelijk:
Daar de begroting, jaarstukken en nota’s openbare stukken zijn, kan vermelding van bepaalde in de verordening vereiste informatie de belangen van de gemeente schaden. Denk bijvoorbeeld aan het voornemen om een financieel belang af te stoten, hetgeen in bepaalde situaties de onderhandelingspositie van de gemeente aantast. Deze gegeven neemt men vanzelfsprekend niet herkenbaar op in de begroting, jaarstukken en openbare nota’s.
Ingevolge het “Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten” dient een lijst van verbonden partijen te worden opgesteld.
Een belangrijke taak van een gemeente is het daadwerkelijk ingrijpen in de ruimtelijke ordening van een gemeente door zelf vastgoedlocaties te (laten) ontwikkelen. De uitgangspunten van het financiële beleid ten aanzien van het grondbeleid horen bij de raad thuis. Artikel 22, eerste lid, regelt op welke momenten dat het college eenmaal per raadsperiode een nota grondbeleid aan de raad aanbiedt ter behandeling en vaststelling. In deze nota kan de raad de kaders vaststellen voor het toekomstig grondbeleid.
Het tweede lid van artikel 22 schrijft de feiten voor aangaande het grondbeleid waarover de raad in elk geval in de verplichte paragraaf grondbeleid bij de begroting en jaarstukken moet worden geïnformeerd. Hier geeft de raad invulling aan zijn eigen informatiebehoefte over het grondbeleid. Dit naast de verplichtingen die het “Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten” voorschrijft. Het besluit schrijft voor:
Daar de begroting, jaarstukken en nota’s openbare stukken zijn, kan vermelding van bepaalde in de verordening geëiste informatie de belangen van de gemeente schaden. Denk bijvoorbeeld aan het opnemen van de financiële onderhandelingsruimte in de begroting voor de aankoop van een stuk grond. Dergelijke informatie tast de onderhandelingspositie van de gemeente aan. Zulke gegevens neemt men vanzelfsprekend niet herkenbaar op in de begroting, jaarstukken en openbare nota’s.
Artikel 23. Verstrekking subsidies
Een belangrijke uitgaande middelenstroom, die de kaderstellende rol en het budgetrecht van de raad raakt, betreft de verstrekking van gemeentelijke subsidies. Hiervoor is geen paragraaf bij de begroting en de jaarstukken opgenomen. Artikel 4.23 Algemene wet bestuursrecht vereist dat een subsidie slechts door een bestuursorgaan kan worden verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift. Het voorschrift moet regelen voor welke activiteiten subsidies kunnen worden verstrekt. Voor incidentele gevallen met een subsidieduur van ten hoogste vier jaar geldt het bovengenoemde vereiste niet. Gemeenteraden hebben in de regel op grond van deze wettelijke bepaling een subsidieverordening vastgesteld.
Artikel 23 regelt, dat de raad eens per vier jaar een nota ontvangt waarin het college het voorgenomen beleid uiteenzet voor de verstrekking van subsidies en een overzicht van de toegekende subsidies. Uitgegaan is van jaarlijkse actualisatie en aanbieding. Uiteraard is de raad vrij in het bepalen van een andere frequentie.
In artikel 24 worden de kaders gegeven voor de inrichting van administraties van de gemeente. In hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens moeten worden vastgelegd en aan welke eisen de vastgelegde gegevens moeten voldoen.
Artikel 25. Financiële administratie
Een belangrijk onderdeel van de administratie is de financiële administratie. Bij algemene maatregel van bestuur stelt het Rijk eisen aan de verantwoordingsinformatie van gemeenten. In het “Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten” zijn onder andere waarderingsgrondslagen, balansindeling en verplicht op te leveren financiële gegevens vastgelegd. Vanuit de financiële administratie moeten gegevens worden aangeleverd voor de financiële verantwoordingsinformatie aan de raad, maar ook de Provincie, het Rijk, de Europese Unie etc.
Artikel 26. Financiële organisatie
In dit artikel worden uitgangspunten voor de inrichting van de financiële organisatie gegeven, waaraan het college bij het stellen van regels voor de ambtelijke organisatie invulling moet geven. De uitgangspunten vormen kaders voor het college, waaraan hij zich moet houden.
In de onderdelen a en b worden eisen gesteld aan de toedeling van taken aan organisatieonderdelen van de gemeente en de toewijzing van functies aan functionarissen. In de onderdelen c t/m f worden eisen gesteld aan de budgettoedeling en de verantwoording daarover.
Artikel 27. Aanbesteding en inkoop
Artikel 27 legt aan het college de zorg op om regels op te stellen voor de aanbesteding van werken en inkoop van goederen en diensten. De regelgeving van de Europese Unie dient daarbij nageleefd te worden. De desbetreffende regels zijn opgenomen in de door de raad vastgestelde nota “Inkoop- en Aanbestedingsbeleid”, waarnaar wordt verwezen.
Artikel 28. Subsidieverstrekking en steunverlening
Een andere kwetsbare activiteit van gemeenten is de subsidieverlening en steunverlening aan ondernemingen. Ook hiervoor is het hanteren van een protocol te zien als een vorm van risicobeheersing. Daarnaast is op delen van deze activiteit de Europese regelgeving inzake staatssteun van toepassing.
Deze verordening treedt per 1 februari 2005 in werking.
In dit artikel wordt de naam gegeven, waarmee men in de gemeentelijke stukken naar deze verordening kan verwijzen.