Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Steenwijkerland

Verordening op de uitgangspunten voor het financiële beleid, evenals voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Steenwijkerland (Financiële verordening)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSteenwijkerland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de uitgangspunten voor het financiële beleid, evenals voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Steenwijkerland (Financiële verordening)
CiteertitelFinanciële verordening gemeente Steenwijkerland
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 212

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-02-200501-01-2018nieuwe regeling

25-01-2005

Gemeenteblad, 2005, 6

2005/2a

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de uitgangspunten voor het financiële beleid, evenals voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Steenwijkerland

De raad van de gemeente Steenwijkerland besluit,

 

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet,

 

vast te stellen:

 

Verordening op de uitgangspunten voor het financiële beleid, evenals voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Steenwijkerland.

 

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    afdeling:

    iedere organisatorische organisatie-eenheid binnen de gemeentelijke organisatie die op grond van dit besluit een eigen verantwoordingsplicht aan de algemeen directeur en de directeur middelen heeft.

  • b.

    administratie:

    het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Steenwijkerland en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • c.

    financiële administratie:

    het onderdeel van de administratie dat omvat het systematisch maken en verwerken van aantekeningen betreffende de financiële gegevens van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Steenwijkerland, teneinde te komen tot een goed inzicht in:

    • 1.

      de financieel-economische positie;

    • 2.

      het financiële beheer;

    • 3.

      de uitvoering van de begroting;

    • 4.

      het afwikkelen van vorderingen en schulden;

    • 5.

      evenals tot het afleggen van rekening en verantwoording daarover.

  • d.

    administratieve organisatie:

    het stelsel van organisatorische maatregelen gericht op het tot stand brengen en het in stand houden van de goede werking van de bestuurlijke en ambtelijke informatieverzorging ten behoeve van de verantwoordelijke leiding.

  • e.

    financieel beheer :

    het uitoefenen van bestuur over en toezicht op het beheer van middelen en het uitoefenen van rechten van de gemeente Steenwijkerland.

  • f.

    rechtmatigheid

    het in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving, waaronder gemeentelijke verordeningen, raadsbesluiten en collegebesluiten.

  • g.

    doelmatigheid

    het realiseren van bepaalde prestaties met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen.

  • h.

    doeltreffendheid

    de mate waarin de beoogde maatschappelijke effecten van het beleid ook daadwerkelijk worden behaald.

  • i.

    Nota Kader en perspectieven Financieel Beleid

    Door de raad vastgestelde nota waarin de financiële kaders in de vorm van diverse notities zijn vastgelegd.

  • j.

    Perspectiefnota Financieel Beleid

    Door de raad in april vast te stellen nota waarin het financieel beleid voor het volgende en de drie daaropvolgende jaren wordt vastgesteld.

Titel 1. Begroting en verantwoording

Kaders

Artikel 2. Programmabegroting

  • 1.

    De raad stelt in ieder geval bij de aanvang van de nieuwe raadsperiode een programma-indeling vast. De programma’s worden opgebouwd uit de beleidsproducten.

  • 2.

    De raad stelt per programma vast:

    • a.

      de beoogde maatschappelijke effecten;

    • b.

      de te leveren goederen en diensten;

    • c.

      de baten en lasten.

  • 3.

    Het college stelt per programma indicatoren voor met betrekking tot de beoogde maatschappelijke effecten en de te leveren goederen en diensten.

  • 4.

    De raad stelt de indicatoren, bedoeld in het derde lid, vast.

  • 5.

    Het college draagt zorg voor het verzamelen en vastleggen van gegevens over de geleverde goederen en diensten en de maatschappelijke effecten, opdat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid zoals vastgesteld door de raad, kunnen worden getoetst.

Artikel 3. Producten

  • 1.

    Bij iedere Perspectiefnota Financieel Beleid en alle jaarstukken wordt een overzicht gegeven van de toedeling van de beleidsproducten uit de productraming aan de programma’s.

  • 2.

    De onderverdeling van de programma’s in de producten staat voor de raadsperiode vast, tenzij er dringende redenen zijn tot wijzigen. Wijzigingen worden bij de begroting expliciet vermeld.

Artikel 4. Kaders begroting

  • 1.

    Het college biedt in maart van het begrotingsjaar een Perspectiefnota Financieel Beleid aan waarin onder meer de kaders voor het volgende begrotingsjaar en de drie opvolgende jaren zijn opgenomen. In deze nota worden de bevindingen betrokken uit de rapportage van de begrotingsuitvoering bedoeld in artikel 7 en de jaarstukken bedoeld in artikel 8.

  • 2.

    De raad stelt deze nota uiterlijk in de raadsvergadering van april vast.

Uitvoering

Artikel 5. Uitvoering begroting

  • 1.

    Het college stelt regels die waarborgen dat de uitvoering van de begroting rechtmatig, doelmatig en doeltreffend verloopt.

  • 2.

    Het college draagt ten aanzien van de productenraming er zorg voor dat:

    • a.

      de lasten en baten, door middel van kostentoerekening, eenduidig zijn toegewezen aan de producten van de productraming;

    • b.

      de budgetten uit de productraming en kredieten voor investeringen passen binnen de kaders zoals geautoriseerd bij de vaststelling van de uiteenzetting van de financiële positie.;

    • c.

      de lasten van de producten niet dusdanig worden overschreden dat de realisatie van andere producten binnen hetzelfde programma onder druk komt.

  • 3.

    Het college draagt er zorg voor dat de lasten van de programma’s zoals geautoriseerd in de (gewijzigde) begroting niet worden overschreden.

Beheersing en Interne controle

Artikel 6. Interne controle

  • 1.

    Het college draagt ten behoeve van het getrouwe beeld en de rechtmatigheid van de jaarrekening zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking, en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2.

    Het college biedt ten minste elke vier jaar, als onderdeel van de nota Kader en perspectieven Financieel Beleid, een nota aan inzake de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de gemeentelijke regelingen

  • 3.

    Het college draagt zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van een aantal onderdelen van de gemeentelijke organisatie op juistheid, volledigheid en tijdigheid van de bestuurlijke informatievoorziening, de rechtmatigheid van beheershandelingen en op misbruik en oneigenlijk gebruik van de gemeentelijke regelingen. Ieder onderdeel van de gemeentelijke organisatie wordt minimaal eens in de 4 jaar getoetst.

  • 4.

    Het college zorgt op basis van de resultaten van de toets bedoeld in het derde lid indien nodig voor een plan van verbetering. Het college neemt op basis van het plan van verbetering maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

  • 5.

    De resultaten van de toets en het plan van verbetering worden ter kennisgeving aan de raad aangeboden.

Rapportage en Verantwoording

Artikel 7. Tussentijdse rapportage en informatie

  • 1.

    Het college informeert de raad door middel van twee bestuursrapportages ( Voor- en Najaarsnota) over de voortgang van de begroting en de vermoedelijke uitkomst van de rekening van de gemeente.

  • 2.

    De inrichting van de bestuursrapportages sluit aan bij de programma-indeling van de begroting c.q. de beleidsproducten.

  • 3.

    De bestuursrapportages verschijnen op de volgende tijdstippen:

    • a.

      Voorjaarsnota in mei;

    • b.

      Najaarsnota in september.

  • 4.

    De rapportages gaan in op afwijkingen, zowel wat betreft de lasten, de baten, de geleverde goederen en diensten, projecten, kredieten, voortgang planningen en indien daar aanleiding voor is de vermoedelijke of reeds gerealiseerde maatschappelijke effecten. In de rapportages wordt in ieder geval aandacht besteed aan afwijkingen van:

    • a.

      ontwikkeling van de algemene uitkering;

    • b.

      de rente-ontwikkeling op de kapitaalmarkt;

    • c.

      resultaten uit grondexploitatie;

    • d.

      realisatie op begrote subsidieverwachtingen;

    • e.

      voortgang planning, kredieten, projecten en thema’s.

  • 5.

    Het college informeert in ieder geval vooraf de raad en neemt pas een besluit, nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen voorzover het betreft niet bij begroting vastgestelde afzonderlijke verplichtingen inzake:

    • a.

      investeringen groter dan € 450.000;

    • b.

      het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan € 50.000.

  • 6.

    Het college informeert vooraf de raad en neemt pas een besluit nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen indien het college nieuwe meerjarige verplichtingen aangaat, die verder reiken dan twee jaar en waarvan de jaarlijkse lasten groter zijn dan € 50.000 en betrekking hebben op zaken die buiten de werking van de bedrijfsvoering liggen.

  • 7.

    De raad bepaalt aan de hand van de uitvoering van de programma’s of de beleidsdoelen van de programma’s voor het lopende jaar bijstelling behoeven.

Artikel 8. Jaarstukken

  • 1.

    Het college draagt zorg voor een adequate vertaling van de verantwoording van de afdelingen naar de productenrealisatie en naar de programma verantwoording.

  • 2.

    Het college legt verantwoording af over de uitvoering van de programma’s. In de verantwoording geeft het college aan:

    • a.

      wat is bereikt;

    • b.

      welke goederen en diensten zijn geleverd;

    • c.

      wat de kosten zijn

    • d.

      hoe de resultaten zich verhouden tot de in de begroting gestelde doelen.

Titel 2. Financiële positie

Kaderstellen

Artikel 9. Financiële positie

  • 1.

    Het college draagt er zorg voor, dat al het beleid waartoe de raad heeft besloten, in de uiteenzetting van de financiële positie en de meerjarenramingen is opgenomen.

  • 2.

    Het totaalbedrag aan verleende garanties en waarborgen worden bij de uiteenzetting van de financiële positie expliciet vermeld.

  • 3.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de financiële positie de investeringen en de mutaties in de reserves en voorzieningen.

Artikel 10. Waardering & afschrijving vaste activa

  • a)

    Het gemeentelijk waarderings- en afschrijvingsbeleid wordt uitgevoerd conform de artikelen 33 tot en met 39 en 59 tot en met 65 van het “Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten”;

  • b)

    Immateriele activa worden niet geactiveerd;

  • c)

    Onder activa met een meerjarig maatschappelijk nut worden verstaan investeringen in aanleg en onderhoud van: (inrichting) wegen, waterwegen, civiele kunstwerken, groen en kunstwerken;

  • d)

    Materiele vaste activa met economisch nut en meerjarig maatschappelijk nut, zoals bedoeld in artikel 35 van het “Besluit verantwoording provincies en gemeenten” worden afgeschreven overeenkomstig de in de nota ”Afschrijvingsbeleid en waarderingsgrondslagen gemeente Steenwijkerland 2002” c.q. de opvolgende, bijgewerkte of vervangende versie daarvan opgenomen termijnen;

In de nota “Afschrijvingsbeleid en waarderingsgrondslagen gemeente Steenwijkerland 2002” c.q. de opvolgende, bijgewerkte of vervangende versie daarvan zijn de waarderingsgrondslagen en het afschrijvingsbeleid nader uitgewerkt.

Artikel 11. Voorziening voor oninbare vorderingen

Voor openstaande vorderingen betreffende debiteuren die hun betalingsverplichtingen ( voor zowel vorderingen op het gebied van de gemeentelijke belastingen en heffingen evenals overige vorderingen) niet nakomen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd en aangehouden zoals beschreven in de notitie “reserves en voorzieningen Steenwijkerland 2002” c.q. de opvolgende, bijgewerkte of vervangende versie daarvan.

Artikel 12. Reserves en voorzieningen

  • 1.

    Het college biedt een keer in de vier jaar, als onderdeel van de nota Kader en perspectieven Financieel Beleid, een nota reserves en voorzieningen aan.

  • 2.

    De nota behandelt o.a.:

    • a.

      de vorming en besteding van reserves;

    • b.

      de vorming en besteding van voorzieningen;

    • c.

      de toerekening en verwerking van rente over de reserves en de voorzieningen;

    in relatie tot de nota weerstandsvermogen bedoeld in artikel 17.

  • 3.

    Het college biedt jaarlijks, als onderdeel van de Perspectiefnota Financieel Beleid, in het kader van de begroting, gelijktijdig met de in artikel 4 genoemde nota, inzicht in de ontwikkeling en de omvang van de reserves en voorzieningen.

Artikel 13. Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van producten en diensten van de gemeente Steenwijkerland wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten alleen die indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

  • 2.

    Bij de indirecte kosten worden betrokken de bijdragen aan reserves voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa.

  • 3.

    De omslagrente voor de rentetoerekening van de kapitaallasten wordt bepaald door het rentetotaal van de uitstaande en opgenomen leningen en de bij begroting vastgestelde gecalculeerde rente over het eigen vermogen en voorzieningen alsmede de bij de begroting vastgestelde gecalculeerde rente over het het financieringstekort of –overschot (kort geld) per 1 januari van het dienstjaar voorafgaande aan het begrotingsjaar.

    Voor nadere uitwerking van de rentecomponent wordt aangesloten bij datgene dat is opgenomen in de notitie “rentetoerekeningsbeleid Steenwijkerland 2002” c.q. de opvolgende, bijgewerkte of vervangende versie daarvan.

  • 4.

    Voor nadere uitwerking van de kostprijsberekening wordt aangesloten bij datgene dat is opgenomen in de notitie “kostenmix gemeente Steenwijkerland 2002” c.q. de opvolgende, bijgewerkte of vervangende versie daarvan.

Artikel 14: Financieringsfunctie

  • 1.

    Het college draagt bij de uitoefening van de financieringsfunctie zorg voor:

    • a.

      het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden om de programma’s binnen de door de raad vastgestelde kaders van de begroting uit te kunnen voeren;

    • b.

      het beheersen van de risico’s verbonden aan de financieringsfunctie zoals renterisico’s,

      koersrisico’s en kredietrisico’s;

    • c.

      het zo veel mogelijk beperken van de kosten van de leningen en het bereiken van een voldoende rendement op de uitzettingen;

    • d.

      het beperken van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

  • 2.

    Het college neemt bij de uitvoering van de financieringsfunctie de richtlijnen in acht zoals vastgelegd in het financieringsstatuut (voormalig treasurystatuut) van 13 november 2001 c.q. de opvolgende, bijgewerkte of vervangende versie daarvan.

  • 3.

    Het financieringsstatuut wordt tenminste eenmaal per vier jaar geactualiseerd.

Artikel 15. Registratie bezittingen, activa en vermogen

  • 1.

    Het college draagt zorgt voor een actuele en volledige registratie van bezittingen. In de registratie worden ook opgenomen niet-geactiveerde kunstvoorwerpen met cultuurhistorische waarde en de niet- of netto-geactiveerde investeringen in de openbare ruimte.

  • 2.

    Het college draagt er zorg voor, dat de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente systematisch worden gecontroleerd, met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de (debiteuren-)vorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen en de (crediteuren-)schulden jaarlijks worden gecontroleerd en bedrijfsmiddelen en registergoederen respectievelijk tenminste eenmaal in de 2 en 4 jaar.

  • 3.

    Bij afwijkingen in de registratie van bezittingen neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen. De resultaten van de controle en eventuele plannen van verbetering worden ter kennisgeving aan de raad aangeboden.

Titel 3. Paragrafen

Artikel 16. Lokale heffingen

  • 1.

    Het college biedt eenmaal per vier jaar, als onderdeel van de nota Kader en perspectieven Financieel Beleid, een nota lokale heffingen aan. Deze nota behandelt in ieder geval:

    • -

      de samenstelling van het pakket aan gemeentelijke belastingen en heffingen;

    • -

      de verdeling van de druk van de belastingen over de diverse bevolkingsgroepen en belanghebbenden;

    • -

      de kostendekkendheid van de heffingen;

    • -

      de druk van de lokale belastingen en heffingen;

    • -

      het kwijtscheldingsbeleid en het tarievenbeleid.

  • 2.

    De nota bevat voorts een overzicht van de verordeningen met de bijbehorende vaststellingsdata waarin tarieven, heffingen en prijzen zijn vastgelegd. Het college draagt er zorg voor dat er in de begroting een actueel overzicht is opgenomen van de tarieven, heffingen, prijzen en kosten per verstrekte dienst.

  • 3.

    Voor het vaststellen van de hoogte van gemeentelijke tarieven, heffingen en prijzen door de raad verstrekt het college aan de raad per verordening de actueel geraamde hoeveelheden per door de gemeente verstrekte dienst, waarover de tarieven, heffingen en prijzen in rekening worden gebracht en per verordening het totaal van de geraamde kosten van de erin genoemde door de gemeente verstrekte diensten.

  • 4.

    Bij de begroting en jaarstukken doet het college in de paragraaf lokale heffingen verslag van: de opbrengsten per lokale heffing; het volume en bedrag aan kwijtscheldingen; de kostendekkendheid van de rioolrechten en de afvalstoffenheffing; de (ontwikkeling van de) lokale lastendruk voor eenpersoonshuishoudingen, meerpersoonshuishoudingen en bedrijven.

Artikel 17. Weerstandsvermogen en risicomanagement

  • 1.

    Het college biedt eenmaal per vier jaar, als onderdeel van de nota Kader en Perspectieven Financieel Beleid, een nota weerstandsvermogen en risicomanagement aan. In deze nota wordt ingegaan op het risicomanagement, het opvangen van risico’s door verzekeringen, voorzieningen, het weerstandsvermogen of anderszins. In de nota wordt tevens de gewenste weerstandscapaciteit bepaald.

  • 2.

    Het college geeft in de paragraaf weerstandsvermogen van de Perspectiefnota Financieel Beleid en van de jaarstukken de risico’s van materieel belang aan en geeft een inschatting van de kans dat deze risico’s zich voordoen. Het college brengt hierbij in elk geval de risico’s in beeld en actualiseert de risico’s genoemd in de nota bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    Het college geeft in de paragraaf weerstandsvermogen van de Perspectiefnota Financieel Beleid en van de jaarstukken de weerstandscapaciteit aan en in hoeverre schade en verliezen als gevolg van de risico’s van materieel belang met de weerstandscapaciteit kunnen worden opgevangen.

Artikel 18. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1.

    Het college biedt eenmaal per vier jaar, als onderdeel van de nota Kader en Perspectieven Financieel Beleid, een nota onderhoud openbare ruimte aan. De nota geeft het kader weer voor de inrichting van het onderhoud en het beoogde onderhoudsniveau voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair, alsmede riolering en gebouwen en eveneens de normkostensystematiek en het meerjarig budgettaire beslag.

  • 2.

    Het college biedt jaarlijks, als onderdeel van de Perspectiefnota Financieel Beleid, ter vaststelling door de raad een nota over de “gesloten” huishoudingen (riolering, lijkbezorging, afval, huisvesting onderwijs), alsmede een nota onderhoud gebouwen aan. De nota’s geven het kader weer voor de inrichting van het te plegen onderhoud, het beoogde onderhoudsniveau en de uitbreiding van de riolering en de gebouwen. Tevens is in de nota’s opgenomen de kwaliteit van het milieu, de normkostensystematiek en het meerjarig budgettaire beslag.

  • 3.

    Bij de voortgangsrapportages en de jaarstukken doet het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen verslag over de voortgang van het geplande onderhoud en het eventuele achterstallige onderhoud aan openbaar groen, water, wegen, kunstwerken, straatmeubilair, riolering en gebouwen.

Artikel 19. Financiering

Bij de Perspectiefnota Financieel Beleid en de jaarstukken doet het college in de paragraaf financiering in ieder geval verslag van:

  • a

    de kasgeldlimiet;

  • b

    de renterisico norm;

  • c

    de liquiditeitsplanning en de financieringsbehoefte voor de komende drie jaar;

  • d

    de rentevisie en

  • e

    de rentekosten en rente-opbrengsten verbonden aan de financieringsfunctie.

Artikel 20. Bedrijfsvoering

  • 1.

    Het college stelt aan het begin van de collegeperiode en vervolgens na twee jaar een nota bedrijfsvoering vast. De nota wordt ter kennisgeving aan de raad gezonden.

  • 2.

    In de bedrijfsvoeringsparagraaf in de Perspectiefnota Financieel Beleid wordt ingegaan op de onderwerpen die aandacht behoeven. In de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag wordt gerapporteerd over de bij de Perspectiefnota Financieel Beleid bepaalde onderwerpen aangaande de bedrijfsvoering.

Artikel 21. Verbonden partijen

  • 1.

    Het college biedt eenmaal in de vier jaar, als onderdeel van de nota Kader en Perspectieven Financieel Beleid, aan de raad een nota verbonden partijen ter vaststelling aan.

  • 2.

    Van elk van de verbonden partijen wordt weergegeven het openbaar belang, het eigen vermogen, de solvabiliteit, het financieel resultaat en het financieel belang en de zeggenschap van de gemeente.

  • 3.

    De nota bevat voorts de kaders voor het beleid aangaande (het aangaan van nieuwe) participaties met name de condities waaronder het publiek belang is gediend met behartiging door verbonden partijen, de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de verbonden partijen en de financiële voorwaarden.

  • 4.

    In de Perspectiefnota Financieel Beleid en de jaarstukken wordt in de paragraaf verbonden partijen in elk geval ingegaan op nieuwe verbonden partijen, het beëindigen van bestaande verbonden partijen, het wijzigen van bestaande verbonden partijen en eventuele problemen bij bestaande verbonden partijen.

Artikel 22. Grondbeleid

  • 1.

    Het college biedt eenmaal in de vier jaar als onderdeel van de nota Kader en Perspectieven Financieel Beleid een nota grondbeleid aan ter behandeling en vaststelling door de raad. In deze nota wordt aandacht besteed aan:

    • a.

      de relatie met de programma’s van de begroting;

    • b.

      de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

    • c.

      de te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

    • d.

      de voorraadverwerving en uitgifte van gronden;

    • e.

      de uitgifte van gronden in erfpacht en de bijstelling van erfpachtvergoedingen;

    • f.

      de reservepositie in relatie tot de risico’s;

    • g.

      de relatie met de reserve ontwikkelingsinvesteringen.

  • 2.

    Bij de Perspectiefnota Financieel Beleid en de jaarstukken doet het college in de paragraaf grondbeleid zo mogelijk ook verslag van:

    • a.

      actuele vastgoedpositie;

    • b.

      de aan- en verkopen onroerend goed;

    • c.

      de deelname in PPS-constructies;

    • d.

      de geraamde kosten en opbrengsten per in ontwikkeling genomen project;

    • e.

      de in erfpacht uitgegeven gronden;

    • f.

      inkomsten erfpacht en bijstelling erfpachtvergoedingen.

       

      De onder 2a tot en met 2f genoemde onderwerpen worden alleen (herkenbaar) opgenomen voor zover de hieruit voortvloeiende informatie niet schadelijk is voor de onderhandelingspositie van de gemeente op enig moment.

Artikel 23. Verstrekking subsidies

  • 1.

    Het college biedt eenmaal per vier jaar, als onderdeel van de nota Kader en perspectieven Financieel Beleid, aan de raad ter behandeling en vaststelling een nota verstrekking gemeentelijke subsidies aan. De nota bevat het kader voor de verstrekking van gemeentelijke subsidies.

  • 2.

    In het jaarverslag verstrekt het college een overzicht van de in dat jaar verstrekte subsidies.

Titel 4. Financiële organisatie en administratie

Artikel 24. Administratie

  • 1.

    De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

    • a.

      het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente;

    • b.

      het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch nut, activa met maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen en schulden;

    • c.

      het verschaffen van informatie aan de budgethouders en voor het maken van kostencalculaties;

    • d.

      het bevorderen van en het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en ter zake geldende wet- en regelgeving;

    • e.

      de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie evenals voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen.

Artikel 25. Financiële administratie

Het college draagt er zorg voor dat:

  • a.

    de inrichting en de werking van de financiële administratie voldoet aan het “Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten” en andere relevante wet- en regelgeving;

  • b.

    de vereiste informatie verstrekt wordt aan het rijk, de provincie en de Europese Unie, evenals aan andere instellingen die specifieke verantwoordingsverplichtingen opleggen aan gemeenten.

Artikel 26. Financiële organisatie

Het college draagt de zorg voor en legt (in een besluit) vast:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de regels voor de opdrachtverlening en de verrekening van leveringen tussen de afdelingen van de gemeente voor zover hiervan sprake is binnen de gemeente Steenwijkerland;

  • e.

    De regels voor de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    de regels voor de verlening van décharge over het gevoerde beheer van de afdelingen.

Artikel 27. Aanbesteding en inkoop

Het college draagt zorg voor en legt (in een besluit) vast de interne regels (protocol) voor de inkoop en aanbesteding van werken en diensten. De regels waarborgen dat wordt gehandeld in overeenstemming met de regels terzake van de Europese Unie.

Artikel 28. Subsidieverstrekking en steunverlening

Het college draagt zorg voor en legt (in een besluit) vast de interne regels (protocol) voor de toekenning van steunverlening en subsidies aan ondernemingen. De regels waarborgen dat wordt gehandeld in overeenstemming met de regels terzake van de Europese Unie en de subsidieverordening van de gemeente Steenwijkerland zoals bedoeld in artikel 23.

Titel 5. Slotbepalingen

Artikel 29. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking per 1 februari 2005 met dien verstande dat de begroting, meerjarenraming, de jaarstukken, de uitvoeringsinformatie en de informatie voor derden en de daarbij behorende toelichtingen met ingang van de begroting voor het begrotingsjaar 2005 voldoen aan de bepalingen van deze verordening.

Artikel 30. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald onder de naam “Financiële verordening gemeente Steenwijkerland”.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Steenwijkerland van 25 januari 2005

de griffier,

de burgemeester,

Artikelsgewijze toelichting “Financiële verordening gemeente Steenwijkerland”.

Artikel 1. Definities

In dit artikel worden een aantal begrippen, zoals die in deze verordening worden gehanteerd, nader gedefinieerd.

De Nota Kader en perspectieven Financieel Beleid geeft de door de raad vast te stellen financiële kaders aan. De raad stelt deze nota een keer in de vier jaar vast of zoveel vaker als daartoe aanleiding is. Daarbij kan worden gedacht aan gewijzigde inzichten in het gemeentelijk financieel beleid, alsmede het inkaderen van de gevolgen van wijzigingen in het rijksbeleid.

De Perspectiefnota Financieel Beleid betreft de uitwerking van de kaders zoals opgenomen in de Nota Kader en perspectieven Financieel Beleid. Daarnaast schetst deze nota de contouren van het financiële beeld voor de komende 4 jaren.

Artikel 2. Programmabegroting

Artikel 2 bevat een aantal bepalingen over de inrichting van de begroting waarin de kaderstellende functie van de raad tot uiting komt. De raad legt op basis van dit artikel een belangrijk deel van de infrastructuur van de begroting vast, evenals de kengetallen waarop de raad wil sturen en controleren.

Een programma is gebaseerd op de drie w-vragen: wat willen we bereiken, wat gaan we daar voor doen en wat mag dat kosten? Vooral voor de eerste twee vragen zullen in de praktijk indicatoren nodig zijn. Aan de hand van die indicatoren kan de raad zijn kaderstellende functie vervullen. Ook dienen zij om de raad de gelegenheid te bieden zijn controlerende functie in te vullen door de uitkomsten en resultaten van de programma's te beoordelen. In het dualistisch bestel moet de raad de w-vragen zelf beantwoorden; hij kan dat niet overlaten aan het college en/of de ambtelijke organisatie.

Artikel 3. Producten

De raad stelt de programmabegroting vast. Ter uitvoering van de begroting stelt het college - zoals geregeld in het “Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten” - een productbegroting op. Het college is vrij in het aantal producten en de indeling daarvan. De productbegroting is in de systematiek van het “Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten” geen onderdeel van de programmabegroting. De raad kan van oordeel zijn dat hij bij de programmabegroting en -verantwoording een overzicht wil hebben van welke producten er bij de programma’s horen. Dit wordt geregeld in het eerste lid.

Artikel 4. Kaders begroting

De artikelen 2 en 3 betreffen vooral de infrastructuur van de begroting. Artikel 4 gaat over het meerjarige budgettaire kader. Dat vormt, zoals in de meeste gemeenten gebruikelijk is, de grondslag voor de eigenlijke begroting. Gegeven het grote belang van het budgetrecht van de raad, is het logisch dat de raad expliciet een budgettair kader vaststelt.

Artikel 5. Uitvoering begroting

In artikel 5 legt de raad het college een aantal eisen op die voor een goede uitvoering van de begroting noodzakelijk zijn. In het eerste lid wordt bepaald dat het college de rechtmatigheid, de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de uitvoering dient te waarborgen. Lid 2 stelt eisen aan de onderwerpen die van belang zijn voor de opstelling van de productraming. Lid 3 doet hetzelfde voor de uitvoering van de programma’s van de begroting.

In het duale stelsel geeft de raad geen nadere uitvoeringsregels om aan de prestatie-eis te voldoen. Deze uitvoeringsregels zijn aan het college.

Artikel 6. Interne controle

De raad legt in dit artikel enkele basiscondities vast voor de interne controle. Daarmee verkrijgt de raad de zekerheid dat het college aan de eisen genoemd in met name artikel 5, eerste lid, zal kunnen voldoen.

De verordening geeft in het eerste en tweede lid aan het college de opdracht voor de inrichting van de financiële organisatie verschillende maatregelen te treffen op het gebied van interne controle, bijvoorbeeld een adequate functiescheiding. Voor een goede interne controle zijn echter aanvullende onderzoeken nodig. In het derde lid van artikel 6 geeft de raad aan, welke onderzoeken hij nodig acht om de eisen van controle te waarborgen en met welke frequentie deze onderzoeken moeten worden uitgevoerd.

Het vierde en vijfde lid regelt dat het college op grond van de uitkomsten van de onderzoeken bij tekortkomingen maatregelen tot herstel treft en dat de raad over de uitkomsten van de onderzoeken en de eventuele maatregelen tot herstel op de hoogte wordt gebracht.

De genoemde onderzoeken in dit artikel omvatten niet de interne onderzoeken van het college naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur. Regels voor deze interne onderzoeken zijn opgenomen in de verordening artikel 213a Gemeentewet.

Artikel 7. Tussentijdse rapportage en informatie

Artikel 7, eerste tot en met vierde lid, formaliseert een belangrijk onderdeel van de planning en control van de raad. De raad geeft namelijk aan de aard van de informatie die het college standaard dient te verstrekken evenals de reguliere frequentie. Op basis van deze informatie kan de raad de uitvoering van de begroting volgen en besluiten of bijsturing nodig is.

In het derde lid van het artikel geeft de raad kaders voor de inrichting van de tussenrapportages. In het vierde lid geeft de raad aan waarover hij in elk geval in de tussenrapportages wil worden geïnformeerd. Om de gemeentelijke organisatie niet te belasten met een rapportagecircus is het natuurlijk wel zaak, dat de tussenrapportages niet te uitgebreid maar wel overzichtelijk zijn.

Het vijfde en zesde lid gaan in op de informatieplicht van het college voor nieuwe, niet in de begroting opgenomen activiteiten.

De raad autoriseert het college met het vaststellen van de programmabegroting het door het college uit te voeren beleid. Hiermee worden alle afzonderlijke verplichtingen die in de programma’s besloten liggen in materiële zin oftewel financieel geaccordeerd. Bij de uitvoering van de begroting geldt voor het college de informatieplicht uit het vierde lid artikel 169 Gemeentewet. Bij het aangaan van verplichtingen of het uitoefenen van bevoegdheden door het college met ingrijpende gevolgen voor de gemeente moet het college eerst het gevoelen van de raad inwinnen. De raad schrijft nu in dit artikel voor welke privaatrechtelijke rechtshandelingen in elk geval vooraf aan de raad moeten worden gemeld. De raad perkt hiermee de beoordelingsvrijheid van het college in door zelf te bepalen wat belangrijk genoeg is om vooraf aan de raad mee te delen. De raad schept op deze wijze echter ook zekerheid voor het college. Het college weet welke informatie hij in elk geval vooraf aan de raad moet mededelen.

Voor verschillende privaatrechtelijke rechtshandelingen zijn in de verordening limietbedragen aangegeven. Bij de rechtshandelingen boven deze limieten wordt het college verplicht vooraf het gevoelen van de raad in te winnen. Beneden deze bedragen blijft overigens de informatieplicht voor het college gelden, zoals neergelegd in artikel 169, vierde lid, Gemeentewet.

Artikel 8. Jaarstukken

Artikel 8 is het sluitstuk van de begrotingscyclus, de verantwoording over de begrotingsuitvoering door het college, cq. de controle van de raad daarop. De jaarstukken moeten dezelfde indeling kennen als de programmabegroting. Dit komt de duidelijkheid voor de raad ten goede.

Het tweede lid is de tegenpool van artikel 2, lid 2.

Artikel 9. Financiële positie

De raad geeft in dit artikel enkele belangrijke uitgangspunten aan die het college voor de uiteenzetting van de financiële positie en de meerjarenramingen moet volgen.

Tevens wordt hier expliciet vastgelegd hoe de raad bij het vaststellen van de financiële positie, de investeringskredieten autoriseert

Artikel 10. Waardering & afschrijving vaste activa

De verordening moet volgens artikel 212 Gemeentewet in elk geval bevatten de “regels voor waardering en afschrijving activa”. Artikel 10 voldoet aan deze eis door te verwijzen naar het vastgestelde beleid terzake. Een verwijzing naar het afschrijvingsbeleid is praktischer dan het integraal opnemen van het beleid in deze verordening. Bovendien kan nu het afschrijvingsbeleid worden aangepast zonder dat dit leidt tot een aanpassing van deze verordening. Het artikel is dusdanig geformuleerd dat ook bij toekomstige beleidswijzigingen de verordening intact kan blijven.

Artikel 11. Voorziening voor oninbare vorderingen

Artikel 11 geeft door opname van regels in de notitie “reserves en voorzieningen Steenwijkerland 2002” (kadernota financieel beleid) c.q. de opvolgende, bijgewerkte of vervangende versie daarvan, de regels voor de bepaling van de hoogte van de voorziening voor oninbare vorderingen.

Voor het bepalen van de hoogte van de voorziening wordt gekozen voor een scheiding in de bulkfacturen van de gemeente en de overige facturen. In de “notitie” wordt hier aandacht aan besteed. Voor de bulkfacturen van gemeenten wordt een voorziening getroffen op basis van een in te schatten percentage van oninbaarheid, omdat individuele beoordeling ondoenlijk is. Dit betreft hier veelal vorderingen wegens facturen/aanslagen voor lokale heffingen en rechten.

Artikel 12. Reserves en voorzieningen

Een belangrijk beleidsmatig aspect betreft de omvang van het eigen vermogen van een gemeente. Het eigen vermogen van een gemeente bestaat uit de algemene reserves en bestemmingsreserves.

Artikel 12 bepaalt, dat het college een nota over de reserves en voorzieningen aanbiedt ter behandeling en vaststelling door de raad. In deze nota kan de raad het kader vaststellen voor de omvang van de reserves . Kaders stellen voor voorzieningen is veelal niet aan de orde, omdat voorzieningen een verplichtend karakter kennen. Wel is het inzichtelijk in de nota in te gaan op de voorzieningen. Op grond van lid 3 en 4 wordt jaarlijks inzicht gegeven in het verloop en de omvang van de reserves en de voorzieningen.

Artikel 13. Kostprijsberekening

In artikel 13 is de grondslag voor de bepaling van heffingen en tarieven neergelegd, zoals dat door artikel 212, lid 2b Gemeentewet wordt geëist. De grondslag voor de hoogte van heffingen en tarieven is namelijk politieke besluitvorming door de raad op basis van de geraamde hoeveelheden en de geraamde kostprijzen. Kostprijzen laten zich op vele manieren berekenen. In dit artikel worden uitgangspunten voor de bepaling van de kostprijzen gegeven.

Artikel 13, lid 1 bepaalt, dat naast de direct aan een product toe te rekenen kosten ook de indirecte kosten die rechtstreeks samenhangen met de vervaardiging van het product, worden meegenomen voor de kostprijsbepaling.

Artikel 229b, lid 2, Gemeentewet stelt, dat bijdragen aan bestemmingsreserves en voorzieningen voor noodzakelijke vervanging van de betrokken activa voor bepaling van de geraamde kostprijs en dus voor de bepaling van het tarief of de heffing mogen worden meegenomen.

Artikel 13, lid 2 van de verordening bepaalt, dat deze beide kosten ook daadwerkelijk worden meegenomen voor de berekening van de geraamde kostprijs.

Het rentepercentage van de toerekening van kapitaallasten is van invloed op de lasten, maar ook van invloed op de kostprijs. Dit wordt in de gemeentelijke boekhouding bereikt door de zogenaamde rente-omslagmethode. Het rentepercentage dat wordt gehanteerd bij de omslagmethode, is van invloed op de kostprijs. Het rentepercentage valt zodoende onder het budgetrecht van de raad. Daarnaast is bij de rente-omslag van de kapitaallasten toerekening van de bespaarde rente over het eigen vermogen toegestaan. Artikel 13, lid 3 legt het te hanteren rentepercentage voor de omslagrente van de kapitaallasten vast.

Voor nadere uitwerking van de rentecomponent wordt aangesloten bij datgene dat is opgenomen in de notitie “rentetoerekeningsbeleid Steenwijkerland 2002” c.q. de opvolgende, bijgewerkte of vervangende versie daarvan.

In lid 4 wordt voor nadere uitwerking van de kostprijsberekening verwezen naar datgene dat is opgenomen in de notitie “kostenmix gemeente Steenwijkerland 2002” c.q. de opvolgende, bijgewerkte of vervangende versie daarvan.

Artikel 14. Financieringsfunctie

De financieringsfunctie (treasury) is een belangrijk onderdeel van het middelenbeheer. Gezien de operationele kwetsbaarheid van deze functie bevat artikel 212 het expliciete voorschrift dat de verordening een onderdeel over de financieringsfunctie heeft. Het gaat om de kaders voor het uitvoeren van de financieringsfunctie. De uitvoering van de financieringsfunctie komt aan de orde in de financieringsparagraaf in de begroting en de rekening zoals die in het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten is voorgeschreven. In dit artikel stelt de raad doelstellingen, richtlijnen en limieten die voor het college gelden. Uitwerking vindt plaats in het z.g. financieringsstatuut (treasurystatuut) waarin in lid 2 wordt verwezen.

Artikel 15. Registratie bezittingen, activa en vermogen

Voor een goed beeld van de financiële positie is een volledige registratie van de gemeentelijke bezittingen onontbeerlijk. Om te garanderen dat de registratie actueel en juist is, wordt in dit artikel het college opgedragen periodiek de registratie te controleren en bij afwijkingen maatregelen tot herstel te treffen.

Artikel 16. Lokale heffingen

Het nieuwe artikel 212 Gemeentewet eist in het tweede lid, onderdeel b, dat de verordening 212 Gemeentewet minimaal de grondslagen bevat voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen tarieven voor rechten als bedoeld in artikel 229b Gemeentewet en in rekening te brengen heffingen als bedoeld in artikel 15.33 Wet milieubeheer. In de verordening is er voor gekozen om als uitgangspunt van het financiële beleid de grondslagen voor de bepaling van heffingen, tarieven en prijzen in het algemeen te verankeren. Zo zijn ook opgenomen regels voor de bepaling van de lokale belastingen.

Het eerste lid van artikel 16 regelt, dat het college tenminste eens in de vier jaar een nota lokale heffingen aan de raad aanbiedt. Hierin worden de algemene kaders voor de belastingheffing, het tarievenbeleid en het kwijtscheldingsbeleid vastgelegd. In lid 2 wordt geregeld dat er een overzicht van de op dat moment actuele verordeningen in het kader van de lokale heffingen wordt toegevoegd.

Artikel 229b Gemeentewet en artikel 15.33 Wet milieubeheer stellen randvoorwaarden aan de hoogte van de meeste tarieven en heffingen. Behalve tarieven voor het geven van vermakelijkheden en belastingen mogen de tarieven en heffingen niet het bedrag van de geraamde kostprijs te boven gaan. Voor het vaststellen van de hoogte van de verschillende tarieven en heffingen heeft de raad dus de geraamde kostprijs per tarief c.q. heffing nodig.

In afwijking van de voorgaande alinea is, indien meerdere producten en diensten zijn opgenomen in één verordening, het mogelijk dat een bepaald product hoger wordt geprijsd dan de geraamde kostprijs zolang het totaal van de geraamde opbrengst de totale kosten van de in de verordening genoemde producten en diensten niet overschrijdt. Dit is het geval bij de leges, welke in de regel bijeen worden gebracht in één legesverordening.

Voor inzicht in de hoogte van de baten in begrotingstechnische zin heeft de raad ook informatie nodig over de geraamde afzet in hoeveelheid. Het derde lid regelt, dat het college de geraamde kostprijs per verordening en de geraamde hoeveelheden per product/dienst aan de raad verstrekt voor vaststelling van de heffingen, tarieven en prijzen.

Het vierde lid regelt over welke feiten aangaande de lokale lasten de raad in elk geval in de verplichte paragraaf lokale heffingen bij de begroting en jaarstukken wordt geïnformeerd. Hier kan de raad invulling geven aan zijn eigen informatiebehoefte over de lokale lasten en heffingen. Het “Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten” schrijft de minimumeisen voor die in de paragraaf moeten worden vermeld, namelijk:

de geraamde inkomsten;

het beleid ten aanzien van de lokale heffingen;

een overzicht op hoofdlijnen van de diverse heffingen;

een aanduiding van de lokale lastendruk;

een beschrijving van het kwijtscheldingsbeleid.

De opsomming is niet limitatief, zodat de raad de mogelijkheid heeft om aanvullende eisen te stellen aan de door het college in de desbetreffende paragraaf op te nemen informatie.

Artikel 17. Weerstandsvermogen en risicomanagement

De gemeente loopt risico’s. Deze risico’s zijn van uiteenlopende aard. Tegen een deel van deze risico’s kan de gemeente zich verzekeren, maar voor een deel zijn de risico’s onverzekerbaar. De niet verzekerde risico’s hebben, als ze zich voordoen, (grote) financiële consequenties. Het is dus zaak voor de gemeente, dat ze zich bewust is van de risico’s die ze loopt, en dat ze deze beheerst. Het volledig uitsluiten van risico’s is echter niet mogelijk. Niet verzekerde risico’s die zich voordoen, moet de gemeente opvangen met het eigen vermogen, door belastingverhoging of door beleidsmatige ombuigingen op de begroting.

Het eerste lid van artikel 17 eist dat het college eens in de vier jaar een nota aan de raad aanbiedt, waarin het college uiteenzet hoe hij omgaat met de inventarisatie en beheersing van risico’s. Dit zijn bijvoorbeeld regels over welke bezittingen van de gemeente moeten worden verzekerd en welke procedures hiervoor gelden. Ten tweede moet het college in deze nota de risico’s kwantificeren en aan de hand daarvan de gewenste weerstandscapaciteit bepalen.

Het tweede en derde lid regelen over welke risico’s en hun financiële consequenties de raad in de verplichte paragraaf weerstandsvermogen van de begroting en de jaarstukken moet worden geïnformeerd. Het “Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten” verplicht een aantal zaken op te nemen in de paragraaf, namelijk:

  • a.

    een inventarisatie van de weerstandscapaciteit;

  • b.

    een inventarisatie van de risico’s;

  • c.

    het beleid omtrent de weerstandscapaciteit en de risico’s;

Voor de speciale aandacht in deze paragraaf kan men denken aan een opsomming van de risico’s zoals:

  • a.

    tegenvallende rente-ontwikkeling op de kapitaalmarkt;

  • b.

    tegenvallende resultaten uit grondexploitatie;

  • c.

    tegenvallende realisatie op begrote subsidieverwachtingen;

  • d.

    lopende en te verwachten claims van derden;

  • e.

    nog niet getaxeerde kosten van (vermoedde) milieuverontreiniging;

  • f.

    overschrijding openeinde regelingen en subsidies;

  • g.

    dreigend faillissement van verbonden partijen;

  • h.

    dreigend faillissement van derden bij wie borgstellingen, garanties, leningen of vorderingen uitstaan.

Dit is geen limitatieve opsomming en van jaar tot jaar kunnen andere items actueel zijn.

Artikel 18. Onderhoud kapitaalgoederen

In artikel 18 stelt de raad regels voor de begrotings- en verantwoordingsinformatie aan de raad over het onderhoud aan kapitaalgoederen. De verantwoordingsinformatie wordt gesplitst. Het eerste tot en met het derde lid regelen, dat er nota’s aan de raad worden aangeboden over het onderhoud aan de verschillende categorieën kapitaalgoederen. Hierin kan op de stand van zaken worden ingegaan en kan de raad de kaders voor het toekomstig beleid uiteenzetten.

Artikel 18, vierde lid, regelt over welke feiten aangaande het financiële beheer van het onderhoud van kapitaalgoederen de raad in de verplichte paragraaf onderhoud kapitaalgoederen bij de begroting en jaarstukken in elk geval geïnformeerd wordt. Hier kan de raad invulling geven aan zijn eigen informatiebehoefte over het onderhoud kapitaalgoederen. Het “Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten” schrijft enige feiten voor, die in de paragraaf moeten worden vermeld. Namelijk het beleidskader, de daaruit voortvloeiende financiële consequenties en de vertaling daarvan in de begroting van het onderhoud wegen, het onderhoud riolering, het onderhoud water, het onderhoud groen en het onderhoud gebouwen.

Artikel 19. Financiering

De basis voor dit artikel is gelegen in artikel 14. Artikel 19 regelt over welke feiten inzake het financiële beheer van de treasuryfunctie de raad in ieder geval in de verplichte treasuryparagraaf bij de begroting en jaarstukken geïnformeerd wordt. Hier geeft de raad invulling aan haar eigen informatiebehoefte over de treasuryfunctie. De raad kan aangeven om over meerdere zaken geïnformeerd te willen worden zoals de samenstelling en omvang van het vreemde vermogen en van de uitzettingen en de liquiditeitspositie.

Artikel 20. Bedrijfsvoering

Het domein van de ambtelijke organisatie is de verantwoordelijkheid van de directie. Beleid op dit gebied wordt in de eerste plaats vormgegeven door het college. In het eerste lid van artikel 20 van de verordening over het financiële middelenbeheer van de bedrijfsvoering wordt dan ook slechts een nota over de bedrijfsvoering ter kennisgeving aan de raad overlegd.

Het tweede lid regelt verder over welke feiten aangaande het financiële beheer van de bedrijfsvoering de raad in de verplichte paragraaf bedrijfsvoering geïnformeerd wordt. In dit artikel kan de raad invulling geven aan zijn eigen informatiebehoefte over de middelen bedrijfsvoering. Men kan hiervoor bijvoorbeeld opnemen:

  • a.

    aantal personeelsleden in dienst onderverdeeld naar leeftijd en beloningsschaal;

  • b.

    de instroom, uitstroom en het percentage ziekteverzuim van personeel;

  • c.

    de directe loonkosten;

  • d.

    de personeelskosten

  • e.

    de kosten inleenkrachten;

  • f.

    de kosten van ingehuurde externen;

  • g.

    de huisvestingskosten;

  • h.

    de automatiseringskosten;

vernieuwing, uitbreiding, herstructurering, reorganisatie en inkrimping van de ambtelijke organisatie, de gemeentelijke huisvesting, het gemeentelijk materieel en de gemeentelijke automatiseringssystemen.

Artikel 21. Verbonden partijen

Artikel 21 stelt regels voor de verantwoordingsinformatie over de verbonden partijen. De verantwoordingsinformatie wordt gesplitst. Het eerste lid regelt, dat er een nota verbonden partijen aan de raad wordt aangeboden, waarin op de stand van zaken van de verbonden partijen wordt ingegaan en de raad de kaders voor het toekomstige beleid uiteen kan zetten. Deze nota wordt minimaal eens in de vier jaar dus minimaal een keer per raadsperiode door het college aan de raad aangeboden.

Artikel 21 regelt tevens over welke feiten aangaande het financiële beheer van verbonden partijen de raad in elk geval in de verplichte paragraaf verbonden partijen bij de begroting en jaarstukken geïnformeerd wil worden. Het “Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten” schrijft enige feiten verplicht voor die in de paragraaf moeten worden vermeld, namelijk:

  • a.

    de visie op verbonden partijen in relatie tot de realisatie van de doelstellingen die zijn opgenomen in de begroting;

  • b.

    de beleidsvoornemens omtrent verbonden partijen.

Daar de begroting, jaarstukken en nota’s openbare stukken zijn, kan vermelding van bepaalde in de verordening vereiste informatie de belangen van de gemeente schaden. Denk bijvoorbeeld aan het voornemen om een financieel belang af te stoten, hetgeen in bepaalde situaties de onderhandelingspositie van de gemeente aantast. Deze gegeven neemt men vanzelfsprekend niet herkenbaar op in de begroting, jaarstukken en openbare nota’s.

Ingevolge het “Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten” dient een lijst van verbonden partijen te worden opgesteld.

Artikel 22. Grondbeleid

Een belangrijke taak van een gemeente is het daadwerkelijk ingrijpen in de ruimtelijke ordening van een gemeente door zelf vastgoedlocaties te (laten) ontwikkelen. De uitgangspunten van het financiële beleid ten aanzien van het grondbeleid horen bij de raad thuis. Artikel 22, eerste lid, regelt op welke momenten dat het college eenmaal per raadsperiode een nota grondbeleid aan de raad aanbiedt ter behandeling en vaststelling. In deze nota kan de raad de kaders vaststellen voor het toekomstig grondbeleid.

Het tweede lid van artikel 22 schrijft de feiten voor aangaande het grondbeleid waarover de raad in elk geval in de verplichte paragraaf grondbeleid bij de begroting en jaarstukken moet worden geïnformeerd. Hier geeft de raad invulling aan zijn eigen informatiebehoefte over het grondbeleid. Dit naast de verplichtingen die het “Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten” voorschrijft. Het besluit schrijft voor:

  • a

    een visie op het grondbeleid in relatie tot de realisatie van de doelstellingen van de programma’s die zijn opgenomen in de begroting;

  • b

    een aanduiding van de wijze waarop de gemeente het grondbeleid uitvoert;

  • c

    een actuele prognose van de te verwachten resultaten van de totale grondexploitatie;

  • d

    een onderbouwing van de geraamde winstneming;

  • e

    de beleidsuitgangspunten omtrent de reserves voor grondzaken in relatie tot de risico’s van de grondzaken.

  • f

    de reservepositie in relatie tot de risico’s

    Daarnaast kan men denken aan:

  • g

    huidige vastgoedpositie

  • h

    de aan- en verkoop van vastgoed

  • i

    de deelname in PPS-constructies

  • j

    de geraamde kosten en opbrengsten per in ontwikkeling genomen project

  • k

    in erfpacht uitgegeven gronden

    inkomsten erfpacht en bijstelling erfpachtvergoedingen

Daar de begroting, jaarstukken en nota’s openbare stukken zijn, kan vermelding van bepaalde in de verordening geëiste informatie de belangen van de gemeente schaden. Denk bijvoorbeeld aan het opnemen van de financiële onderhandelingsruimte in de begroting voor de aankoop van een stuk grond. Dergelijke informatie tast de onderhandelingspositie van de gemeente aan. Zulke gegevens neemt men vanzelfsprekend niet herkenbaar op in de begroting, jaarstukken en openbare nota’s.

Artikel 23. Verstrekking subsidies

Een belangrijke uitgaande middelenstroom, die de kaderstellende rol en het budgetrecht van de raad raakt, betreft de verstrekking van gemeentelijke subsidies. Hiervoor is geen paragraaf bij de begroting en de jaarstukken opgenomen. Artikel 4.23 Algemene wet bestuursrecht vereist dat een subsidie slechts door een bestuursorgaan kan worden verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift. Het voorschrift moet regelen voor welke activiteiten subsidies kunnen worden verstrekt. Voor incidentele gevallen met een subsidieduur van ten hoogste vier jaar geldt het bovengenoemde vereiste niet. Gemeenteraden hebben in de regel op grond van deze wettelijke bepaling een subsidieverordening vastgesteld.

Artikel 23 regelt, dat de raad eens per vier jaar een nota ontvangt waarin het college het voorgenomen beleid uiteenzet voor de verstrekking van subsidies en een overzicht van de toegekende subsidies. Uitgegaan is van jaarlijkse actualisatie en aanbieding. Uiteraard is de raad vrij in het bepalen van een andere frequentie.

Artikel 24. Administratie

In artikel 24 worden de kaders gegeven voor de inrichting van administraties van de gemeente. In hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens moeten worden vastgelegd en aan welke eisen de vastgelegde gegevens moeten voldoen.

Artikel 25. Financiële administratie

Een belangrijk onderdeel van de administratie is de financiële administratie. Bij algemene maatregel van bestuur stelt het Rijk eisen aan de verantwoordingsinformatie van gemeenten. In het “Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten” zijn onder andere waarderingsgrondslagen, balansindeling en verplicht op te leveren financiële gegevens vastgelegd. Vanuit de financiële administratie moeten gegevens worden aangeleverd voor de financiële verantwoordingsinformatie aan de raad, maar ook de Provincie, het Rijk, de Europese Unie etc.

Artikel 26. Financiële organisatie

In dit artikel worden uitgangspunten voor de inrichting van de financiële organisatie gegeven, waaraan het college bij het stellen van regels voor de ambtelijke organisatie invulling moet geven. De uitgangspunten vormen kaders voor het college, waaraan hij zich moet houden.

In de onderdelen a en b worden eisen gesteld aan de toedeling van taken aan organisatieonderdelen van de gemeente en de toewijzing van functies aan functionarissen. In de onderdelen c t/m f worden eisen gesteld aan de budgettoedeling en de verantwoording daarover.

Artikel 27. Aanbesteding en inkoop

Artikel 27 legt aan het college de zorg op om regels op te stellen voor de aanbesteding van werken en inkoop van goederen en diensten. De regelgeving van de Europese Unie dient daarbij nageleefd te worden. De desbetreffende regels zijn opgenomen in de door de raad vastgestelde nota “Inkoop- en Aanbestedingsbeleid”, waarnaar wordt verwezen.

Artikel 28. Subsidieverstrekking en steunverlening

Een andere kwetsbare activiteit van gemeenten is de subsidieverlening en steunverlening aan ondernemingen. Ook hiervoor is het hanteren van een protocol te zien als een vorm van risicobeheersing. Daarnaast is op delen van deze activiteit de Europese regelgeving inzake staatssteun van toepassing.

Artikel 29. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt per 1 februari 2005 in werking.

Artikel 30.Citeertitel

In dit artikel wordt de naam gegeven, waarmee men in de gemeentelijke stukken naar deze verordening kan verwijzen.