Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Medemblik

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Medemblik houdende regels omtrent maatschappelijke ondersteuning (Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Medemblik 2018)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMedemblik
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening van de gemeenteraad van de gemeente Medemblik houdende regels omtrent maatschappelijke ondersteuning (Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Medemblik 2018)
CiteertitelVerordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Medemblik 2018
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 2.1.3 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  2. artikel 2.1.4, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  3. artikel 2.1.4, tweede lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  4. artikel 2.1.4, zevende lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  5. artikel 2.1.5, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  6. artikel 2.3.6, vierde lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  7. artikel 2.6.6, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  8. artikel 3.8, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015
  9. artikel 5.4 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015
  10. artikel 2.1.4, derde lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

02-07-201901-01-201901-01-2020artikel 8

06-06-2019

gmb-2019-161277

Z-19-054347
24-03-201802-07-2019nieuwe regeling

01-02-2018

Gemeenteblad 2018, 60618

Z-17-012184

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Medemblik houdende regels omtrent maatschappelijke ondersteuning (Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Medemblik 2018)

De raad van de gemeente Medemblik,

 

gelezen het bijbehorend voorstel van het College van burgemeester en wethouders van Medemblik d.d. 19 december 2017;

 

gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4. 2.1.5, 2.1.6 en 2.1.7 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

 

overwegende dat; burgers een eigen verantwoordelijkheid dragen voor de wijze waarop zij hun leven inrichten en deelnemen aan het maatschappelijk leven; dat van burgers verwacht mag worden dat zij elkaar daarin naar vermogen bijstaan; dat burgers die zelf, dan wel samen met personen in hun omgeving onvoldoende zelfredzaam zijn of onvoldoende in staat zijn tot participatie, een beroep moeten kunnen doen op ondersteuning door de gemeente, zodat zij zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven wonen; dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen ter uitvoering van het beleidsplan als bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet met betrekking tot de ondersteuning bij de versterking van de zelfredzaamheid en participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen, beschermd wonen en opvang

overwegende dat de raad in zijn vergadering d.d. 1 februari 2018 bijgaand amendement heeft aangenomen;

 

b e s l u i t

 

Vast te stellen de Verordening Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Medemblik 2018.

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • algemeen gebruikelijke voorziening: voorziening die niet speciaal is bedoeld voor mensen met een beperking en die algemeen verkrijgbaar is en niet of niet veel duurder is dan vergelijkbare producten;

  • andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • bijdrage: bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, van de wet;

  • gebruikelijke zorg: de normale dagelijkse zorg die partners en inwonende kinderen geacht wordt elkaar onderling te bieden omdat ze al leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden

  • hulpvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2 van de wet;

  • pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 1.1.1 van de wet;

  • voorliggende voorziening: algemene voorziening of andere voorziening waarmee aan de hulpvraag wordt tegemoetgekomen;

  • wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

Artikel 2. Procedureregels aanvraag maatschappelijke ondersteuning

Het college bepaalt met inachtneming van de artikelen 2.3.1 tot en met 2.3.5 van de wet bij nadere regeling op welke wijze in samenspraak met de cliënt wordt vastgesteld of de cliënt voor een maatwerkvoorziening voor zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of opvang in aanmerking komt.

Artikel 3. Criteria voor een maatwerkvoorziening

  • 1.

    Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening:

    • a.

      ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen.

    • b.

      De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van de in artikel 2 genoemde procedure, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven, of

    • c.

      ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de cliënt met psychische of psychosociale problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van de in artikel 2 genoemde procedure, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zo zich snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

  • 2.

    Ten aanzien van een maatwerkvoorziening met betrekking tot zelfredzaamheid en participatie geldt dat een cliënt alleen voor een maatwerkvoorziening in aanmerking komt als:

    • a.

      de noodzaak tot ondersteuning voor de cliënt redelijkerwijs niet vermijdbaar was, en

    • b.

      de voorziening voorzienbaar was, maar van de cliënt redelijkerwijs niet verwacht kon worden maatregelen te hebben getroffen die de hulpvraag overbodig had gemaakt.

  • 3.

    Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is ter vervanging van een eerder door het college verstrekte voorziening, wordt deze slechts verstrekt als de eerder verstrekte voorziening technisch is afgeschreven;

    • a.

      tenzij de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen;

    • b.

      tenzij de cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoet komt in de veroorzaakte kosten, of

    • c.

      als de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning.

  • 4.

    Als blijkt dat een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, wordt de voorziening afgestemd op de meest adequate voorziening tegen de regionaal vastgestelde tarieven.

  • 5.

    Bij de inzet van hulpverlening door een persoon die een bloed- of aanverwante in de eerste of tweede graad van de aanvrager is, geldt maximaal het tarief voor hulp uit het sociale netwerk.

Artikel 4. Advisering

Het college kan een externe adviesinstantie om advies vragen als het dit van belang acht voor de beoordeling van de aanvraag om een maatwerkvoorziening.

Artikel 5. Cliëntondersteuning

  • 1.

    Het college zorgt ervoor dat inwoners kosteloos een beroep kunnen doen op onafhankelijke cliëntondersteuning waarbij het belang van de client het uitgangspunt is.

  • 2.

    Het college wijst de cliënt voor het gesprek op de mogelijkheid hiervan gebruik te maken.

Artikel 6. Inhoud beschikking

Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening worden, naast de wettelijke vereisten, tevens in de beschikking de met de cliënt gemaakte afspraken vastgelegd.

Artikel 7. Regels voor pgb

  • 1.

    Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 2.3.6 van de wet.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in de wet verstrekt het college geen pgb voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die voorafgaand aan de indiening van de aanvraag zijn gemaakt en niet meer is na te gaan of het ingekochte noodzakelijk was.

  • 3.

    Het tarief voor een pgb:

    • a.

      is gebaseerd op een door de cliënt ingediend plan over de besteding;

    • b.

      wordt berekend op basis van een prijs of tarief waarmee redelijkerwiijs is verzekerd dat het pgb toereikend is om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken, en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering

    • c.

      bedraagt niet meer dan de kostprijs van een voorziening in natura.

  • 4.

    De hoogte van een pgb wordt vastgesteld voor:

    • a.

      een zaak: ten hoogste het tarief van de voorziening die de aanvrager op dat moment zou hebben ontvangen als de zaak in natura zou zijn verstrekt en rekening houdend met een reeele termijn voor de technische afschrijving en de onderhouds- en verzekeringskosten;

    • b.

      huishoudelijke ondersteuning:

      • voor huishoudelijke ondersteuning door een persoon vanuit het sociaal netwerk € 15,- per uur (inclusief vakantietoeslag);

      • voor huishoudelijke ondersteuning door een ZZP’er 85% van het vastgestelde tarief zorg in natura ;

      • voor huishoudelijke ondersteuning door een persoon in dienst van een zorginstelling 100% van het vastgestelde tarief zorg in natura.

    • c.

      Individuele begeleiding, groepsbegeleiding, dagbesteding, kortdurend verblijf en respijtzorg:

      • het tarief voor geboden zorg vanuit het sociaal netwerk bedraagt maximaal € 20,- per uur (inclusief vakantietoeslag), conform artikel 5.22 van de Regeling langdurige zorg;

      • het tarief voor geboden zorg vanuit een ZZP’er bedraagt maximaal 85% van het regionaal vastgestelde tarief zorg in natura;

      • het tarief voor geboden zorg vanuit een zorgverlener in dienst van een instelling is maximaal 100% van het regionaal vastgestelde tarief zorg in natura.

    • d.

      Vervoer van en naar de dagbesteding

      Op basis van het in de regio vastgestelde tarief, uitgaande van de dichtst bij de woning de woning van de cliënt gelegen geschikte dagbestedingslocatie en rekening houdend met eventuele beperkingen die het reizen met bepaalde vormen van het openbaar vervoer door de cliënt belemmeren.

    • e.

      Taxi en rolstoelvervoer: op basis van het in de regio gangbare toepasselijke tarief, uitgaande van maximaal 1500 km per jaar.

    • f.

      Een autoaanpassing: op basis van de laagste kostprijs van de noodzakelijke aanpassingen.

    • g.

      Aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel: Een pgb is bedoeld als tegemoetkoming in de kosten van aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van minimaal 3 jaar.

    • h.

      Bezoekbaar maken van een woning: voor maximaal 1 woning een pgb voor woningaanpassing in verband met bezoekbaar maken. Het pgb voorziet alleen in de kosten van het aanpassen van de toegang tot de woning, de toegang tot de woonkamer en gebruik van de toiletruimte.

  • 5.

    Een cliënt aan wie een pgb wordt verstrekt kan hulpmiddelen niet inzetten voor een persoon die behoort tot het sociale netwerk als deze niet aan de eisen kan voldoen die wel aan de door de gemeente gecontracteerde aanbieders is gesteld. Voor woningaanpassingen geldt dat deze persoon op professionele basis soortgelijke werkzaamheden moet verrichten.

  • 6.

    Een cliënt aan wie een pgb wordt verstrekt, kan kosten van tussenpersonen of belangenbehartigers niet uit het pgb betalen.

Artikel 8. Regels voor bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen en algemene voorzieningen
  • 1.

    Een cliënt kan een bijdrage verschuldigd zijn voor het gebruik van een algemene voorziening, niet zijnde cliëntondersteuning.

  • 2.

    Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening dan wel pgb, zolang de cliënt van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt. Bij een koopvoorziening is het totaal van de bijdragen is nooit hoger dan de kostprijs van de voorziening.

  • 3.

    Het college bepaalt bij nadere regeling:

    • a.

      voor welke algemene voorzieningen, niet zijnde cliëntondersteuning, de cliënt een bijdrage is verschuldigd;

    • b.

      welke voorzieningen en doelgroepen zijn uitgezonderd van het bepaalde in het eerste lid;

    • c.

      wat per soort algemene voorziening de hoogte van deze bijdrage is;

    • d.

      dat de bijdrage voor een maatwerkvoorziening of pgb ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige is verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders/verzorgers.

  • 4.

    De bijdrage, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 dan wel het totaal van de bijdragen, is gelijk aan de kostprijs, tot aan ten hoogste € 17,50 per bijdrageperiode voor de cliënt of de gehuwde cliënten tezamen, tenzij overeenkomstig artikel 2.1.4, derde lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, of hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 geen of een lagere bijdrage verschuldigd is.

  • 5.

    Het college bepaalt bij nadere regeling:

    • e.

      Op welke wijze de kostprijs van een maatwerkvoorziening wordt bepaald, en;

    • f.

      Door welke andere instantie dan het CAK in de gevallen bedoeld in artikel 2.1.4, zevende lid, van de wet de bijdragen voor een maatwerkvoorziening worden vastgesteld en geïnd.

Artikel 9. Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1.

    Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweldsincidenten bij de verstrekking van een voorziening door een aanbieder en wijst een toezicht- houdend ambtenaar aan.

  • 2.

    Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan voortvloeiend uit zorg of een verstrekte voorziening op grond van de Wmo onverwijld aan de toezichthoudend ambtenaar.

  • 3.

    De toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1, van de wet, doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

  • 4.

    Het college kan bij nadere regeling bepalen welke verdere eisen gelden voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening.

Artikel 10. Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen maatwerkvoorzieningen en pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de Wmo 2015.

  • 1.

    Het college informeert clienten of hun vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening of pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van het misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • 2.

    Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet doet een cliënt aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet.

  • 3.

    Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het college een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening of het pgb is aangewezen;

    • de maatwerkvoorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

    • de cliënt niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het pgb verbonden voorwaarden;

    • de cliënt de maatwerkvoorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruikt;

    • er sprake is van onzorgvuldig gebruik door de cliënt van de verstrekte maatwerkvoorziening.

  • 4.

    Het college heeft daarbij ook de bevoegdheid om de betaling van het PGB op te schorten indien er sprake is van het genoemde in lid 2.

  • 5.

    Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen 6 maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 6.

    Als het college een beslissing op grond van het derde lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de cliënt opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten pgb.

  • 7.

    Ingeval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken, kunnen de kosten van deze voorziening worden teruggevorderd.

  • 8.

    Ingeval het recht op een in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

  • 9.

    Het college kan de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een geheel of gedeeltelijke opschorting van ten hoogste 13 weken van betalingen uit het pgb als er ten aanzien van een cliënt een ernstig vermoeden is gerezen dat er sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 2.3.10 eerste lid onder a, d, of e van de wet

  • 10.

    Het college onderzoekt, al dan niet steekproefsgewijs, het gebruik van maatwerkvoorzieningen en pgb’s met het oog op de boordeling van de kwaliteit en recht- en doelmatigheid daarvan.

Artikel 11. Jaarlijkse waardering mantelzorgers

Het college bepaalt bij nadere regeling waaruit de jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers van cliënten in de gemeente bestaat.

Artikel 12. Tegemoetkoming meerkosten personen met een beperking of chronische problemen

Het college kan in overeenstemming met het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, en de nader vastgestelde regeling aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben, een tegemoetkoming verstrekken ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie.

Artikel 13. Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden

  • 1.

    Het college stelt ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor levering van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4 van de wet en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst een vaste prijs vast, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet en het aangaan van een overeenkomst met een derde.

  • 2.

    Het college stelt de prijzen, bedoelt in het eerste lid, vast:

    • a.

      overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht en

    • b.

      rekening houdend met de continuiteit in de hulpverlening tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.

  • 3.

    Het college baseert de vaste prijs op de volgende kostprijselementen:

    • a.

      de kosten van de beroepskracht;

    • b.

      een redelijke toeslag voor overheadkosten;

    • c.

      een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

    • d.

      reis- en opleidingskosten;

    • e.

      overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.

  • 4.

    Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren overige voorzieningen, in ieder geval rekening met:

    • a.

      de marktprijs van de voorziening, en

    • b.

      de eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de leverancier worden gevraagd, zoals:

    • c.

      aanmeten, leveren en plaatsen van de voorziening;

    • d.

      instructie over het gebruik van de voorziening;

    • e.

      onderhoud van de voorziening, en

    • f.

      verplichte deelname in bepaalde samenwerkingsverbanden (bijv. wijkteams).

  • 5.

    Het college stelt indien nodig bij nadere regeling de aanvullende kwaliteitsregels voor aanbieders vast.

Artikel 14. Klachtregeling

  • 1.

    Het college stelt een regeling vast voor afhandeling van klachten van cliënten die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen als bedoeld in deze verordening.

  • 2.

    Aanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van alle voorzieningen.

  • 3.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders, en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 15. Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    Aanbieders stellen een regeling vast voor de medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van alle voorzieningen.

  • 2.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de medezeggenschapsregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 16. Betrekken van ingezetenen bij het beleid

  • 1.

    Het college betrekt ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning, overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2.

    Het college stelt ingezetenen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3.

    Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 4.

    Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het tweede en derde lid.

Artikel 17. Intrekking oude verordening en overgangsrecht.

  • 1.

    De Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Medemblik 2017 wordt ingetrokken met ingang van inwerktreding van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Medemblik 2018.

  • 2.

    Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Medemblik 2017, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.

  • 3.

    Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Medemblik 2017 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening.

  • 4.

    Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Medemblik 2017, wordt beslist met inachtneming van die verordening.

Artikel 18. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op de dag va bekendmaking.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Medemblik 2018.

De griffier,

De voorzitter,