Organisatie | Rotterdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nadere regels Rotterdams Onderwijsbeleid 2018-2019 (herzien) |
Citeertitel | Nadere regels Rotterdams Onderwijsbeleid 2018-2019 (herzien) |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp |
Geen
Subsidieverordening Rotterdam 2014 (SVR 2014), artt. 3, 4, 6, 13 en 14
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
22-12-2018 | 19-02-2021 | Wijziging artt. 5, 6, | 11-12-2018 | Rotterdams GBL nummer: 2018-165 | |
28-03-2018 | 08-02-2018 | 22-12-2018 | Nieuwe regeling | 06-02-2018 | Gemeenteblad 2018, nummer 19 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,
gelezen het voorstel van de directie Jeugd en Onderwijs van 6 februari 2018; kenmerk 17MO07635;
gelet op de artikelen 3, 4, 6, 13 en 14 van de Subsidieverordening Rotterdam 2014 (SVR 2014);
overwegende, dat het wenselijk is nadere regels vast te stellen ter uitvoering van de SVR 2014;
a.Het bepaalde in deze nadere regels is van toepassing op de verstrekking van subsidies door burgemeester en wethouders voor de in artikel 3 bedoelde activiteiten voor het schooljaar 2018-2019.
Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt aan scholen voor activiteiten, die bijdragen aan het behalen van hogere onderwijsresultaten en het verbeteren van onderwijskwaliteit. Daarbij worden de volgende thema’s onderscheiden:
a.stimuleren van zij-instroom om de druk op de Rotterdamse arbeidsmarkt te verlichten.
Primair, voortgezet onderwijs en speciaal onderwijs
Middelbaar beroepsonderwijs en Hoger Onderwijs
Primair, voortgezet, middelbaar beroeps-, hoger beroepsonderwijs en vve-instellingen
Primair, voortgezet, praktijkonderwijs, middelbaar beroeps-, hoger beroepsonderwijs en vve-instellingen
Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan scholen binnen de grenzen van de gemeente Rotterdam en door de gemeente bekostigde vve-instellingen in Rotterdam.
De verdeelsleutel voor de verschillende beleidsonderdelen is als volgt:
De indientermijn van de eerste aanvraag voor zij-instroom is conform het derde lid van artikel 6 van de Subsidieverordening Rotterdam 2014. Voor de tweede termijn, zij-instromers die in februari starten met de opleiding, wordt de aanvraag ingediend voor 1 februari 2019. De aanvraag voor zij-instromers die starten in februari is een aanvulling op de bestaande Leren Loont! beschikking voor het schooljaar 2018-2019.
Beleidsregel Rotterdams Onderwijsbeleid 2018-2019
Vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders op 6 februari 2018
De gemeente Rotterdam stelt financiële middelen beschikbaar in de periode 2015-2018 om het Rotterdamse onderwijs te ondersteunen in het realiseren van de ambities van het Rotterdamse Onderwijsbeleid, zoals deze zijn vastgelegd in Leren Loont! De beleidsregel is het instrument van de gemeente om deze middelen beschikbaar te kunnen stellen.
Met Leren Loont! zijn de gemeente Rotterdam en het Rotterdamse onderwijs een nieuwe weg ingeslagen. Het programma is tot stand gekomen door co-creatie tussen leraren, directeuren, ouders, schoolbestuurders en andere partners. Deze bijzondere samenwerking zetten we in de uitvoering voort.
Onderwijsinstellingen hebben sinds 2015-2016 meer ruimte om de gezamenlijke ambities naar eigen inzicht vorm te geven. Door uit te gaan van een vierjarige periode en aan te sluiten bij de schoolbestuurlijke cyclus, zorgen we voor meer continuïteit en een verlaging van de administratieve lasten. Ook is er meer stabiliteit gekomen in de subsidiebedragen door een schoolontwikkelings-budget te bepalen op basis van het leerlingenaantal en de mate van achterstand. Als uitgangspunten hebben de gemeente en het onderwijsveld afgesproken een verschuiving te organiseren van rechtmatig naar doelmatig, van algemeen naar specifiek, van korte termijn naar lange termijn en van verantwoorden naar het afleggen van rekenschap. Deze beleidsregel is de uitwerking van de afspraken met het onderwijsveld. Hij biedt enerzijds veel ruimte voor de onderwijsinstellingen en geeft anderzijds de gemeente het noodzakelijke handvat om toe te zien op doelmatige en effectieve besteding van middelen en om toe te zien op de voortgang van de realisatie van de afgesproken resultaten. De beleidsregel kent een jaarlijkse actualisering.
In de beleidsregel zijn de procedures en kaders voor het beschikbaar stellen van deze gemeentelijke financiële middelen opgenomen op basis van de nadere regels en de Subsidieverordening Rotterdam 2014. Binnen de gestelde kaders vindt verdere concretisering plaats in maatwerkgesprekken tussen schoolbesturen, instellingen en gemeente. Deze gesprekken krijgen in voorliggende beleidsregel een stevigere positie bij de uitvoering van het gezamenlijke onderwijsbeleid Leren Loont! Deze beleidsregel geldt voor subsidieaanvragen van schoolbesturen en vroeg- en voorschoolse educatie (vve)-instellingen voor zover de aanvraag betrekking heeft op een school of instelling binnen de grenzen van de gemeente Rotterdam, tenzij anders vermeld.
De essentie en de opbouw van de beleidsregel
De beleidsregel kent steeds meer ruimte en mogelijkheden en minder “eisen, criteria of formats”. De beleidsregel doet daarmee recht aan de essentie van het programma Leren Loont! Doordat de scholen en schoolbesturen hun eigen sturingsdocumenten hanteren, waarin Leren Loont! geïncorporeerd wordt, kan het onderscheid tussen het school- of bestuursplan enerzijds en een aanvraag voor een subsidie steeds kleiner worden. Dat geeft de ruimte binnen kaders om het noodzakelijke te doen voor het onderwijs dat kinderen nodig hebben om hun toekomst tot een succes te maken.
De opbouw van de beleidsregel is als volgt. Het eerste hoofdstuk is een algemeen deel, waarvan de inhoud voor alle volgende hoofdstukken geldt. Vervolgens komen de sectoren aan bod. In hoofdstuk 2 het primair en voortgezet onderwijs inclusief het (voortgezet) speciaal onderwijs. Hoofdstuk 3 behandelt het mbo. Na de sectoren volgt een thema dat voor alle sectoren van toepassing kan zijn: de beste leraren. Per sector en bij het thema is de aanvraagprocedure vermeld.
Op de website http://www.rotterdam.nl/product:subsidiesib treft u vele documenten aan waarnaar in deze beleidsregel wordt verwezen. Daar treft u ook een overzicht met veelgestelde vragen en hulpdocumenten aan.
Subsidie wordt verstrekt voor het behalen van hogere onderwijsresultaten en het verbeteren van onderwijskwaliteit. Alle scholen streven verbetering na, ongeacht hoe hoog zij nu al presteren. In het programma Leren Loont! zijn meetbare doelen opgenomen voor het onderwijs die de gemeente en schoolbesturen gezamenlijk nastreven (kwantitatief en kwalitatief). Met de schoolbesturen worden in het kader van subsidieverlening afspraken gemaakt op bestuursniveau en per school over de resultaten die verwacht worden in deze subsidieperiode.
Vanaf schooljaar 2015-2016 is maatwerk binnen subsidies het uitgangspunt. Voor de sectoren primair, voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs (po, vo en mbo) betekent dit dat een deel van het subsidiebudget als schoolontwikkelingsbudget beschikbaar is gesteld. Scholen kunnen met dit schoolontwikkelingsbudget maatwerk op school toepassen. In 2018-2019 zal dezelfde systematiek van het verdeelscenario worden toegepast.
Maatwerk wordt als concept in de breedte toegepast. Niet alleen de inhoudelijke programmering op de scholen kan met maatwerk worden ingericht, ook het doorlopen van procedures van subsidieaanvragen en – verantwoorden wordt via maatwerk gedaan doordat voor deze procedures zoveel mogelijk wordt aangesloten op de bestaande structuren en cycli binnen de scholen en schoolbesturen. In de gesprekscyclus tussen gemeente en het desbetreffende bestuur zijn afspraken te wijzigen en aan te passen. Indien dit buiten de werking van de verstrekte verleningsbeschikking gaat, wordt een wijzigingsbeschikking afgegeven. Hierbij worden de SVR2014 en de Nadere regels Rotterdams Onderwijsbeleid 2018-2019 Leren Loont! in acht genomen.
Nationaal Programma Rotterdam Zuid: afspraken over de extra inspanningen
Children’s Zone en Kiezen voor vakmanschap in de zorg, techniek en haven
In januari 2015 is het Uitvoeringsplan 2015-2018 van het Nationaal Programma Rotterdam Zuid (NPRZ)1 door het bestuur van het NPRZ vastgesteld. De Children’s Zone (CZ) is binnen het NPRZ aangemerkt als belangrijke drager voor de kwaliteitsverbetering van het onderwijs in Rotterdam Zuid. Alle po-scholen in de zeven focuswijken (Tarwewijk, Bloemhof, Hillesluis, Feijenoord, Carnisse, Afrikaanderwijk en Oud-Charlois) en alle vo-scholen in de gebieden Charlois, Feijenoord en IJsselmonde participeren in een Children’s Zone. De scholen geven ook met elkaar uitvoering aan een loopbaanoriëntatie en –begeleidingsprogramma, zodat de leerlingen een gerichte keuze kunnen maken voor een vervolgopleiding met grotere kansen op werk: kiezen voor vakmanschap in de zorg en techniek.
Voor de scholen in de Children’s Zone is binnen NPRZ een aantal extra inspanningen afgesproken in de maatwerkarrangementen:
De po-scholen in de focuswijken bieden minimaal 6 uur en maximaal 10 uur extra leertijd voor de groepen 3 tot en met 8 (waarbij in de Onderwijstafel NPRZ alertheid is afgesproken in de zone tussen de 6-8 uur). De vo-scholen handhaven de leertijduitbreiding op het niveau van het schooljaar 2014-2015.
In de schoolplannen van alle scholen in de CZ is een analyse opgenomen van de professionaliseringsambities van de school op de vijf professionaliseringsthema’s (taal & woordenschat, pedagogische tact, ouderbetrokkenheid, loopbaanoriëntatie & techniek en passie & gedrevenheid). Iedere school geeft aan hoe invulling wordt gegeven aan de afspraak dat iedere schoolleider of docent zich in het planjaar ontwikkelt (en zich daarbij vooral richt op de vijf thema’s).
Voorbeelden treft u aan in bijlage 1.
Zwakke, zeer zwakke en risicovolle scholen
De gemeente en de schoolbesturen werken aan een vermindering van het aantal (zeer) zwakke en risicovolle scholen, afdelingen, instellingen of opleidingen in Rotterdam en aan het voorkomen van het ontstaan ervan. Scholen en besturen zijn altijd zelf verantwoordelijk voor de onderwijskwaliteit en de uitvoering van verbeterplannen. Er is een Expertteam geformeerd ter ondersteuning hiervan. Dit team bestaat uit onafhankelijke, externe deskundigen, die het vertrouwen genieten van het onderwijs. Dit onder leiding van een onafhankelijk voorzitter. Het team is flexibel, de samenstelling kan worden aangepast, en met deskundigheid uitgebreid als hier behoefte aan of noodzaak toe is. Er wordt gewerkt met duo’s van experts.
Het Expertteam richt zich vooral op vraagstukken ter voorkoming van zwakke scholen, afdelingen, instellingen of opleidingen.
Zij bieden de volgende arrangementen:
De inzet van het Expertteam is maatwerk en wordt in samenspraak met het bestuur ingezet (zie par. 2.4.1. en 2.4.2)
In Leren Loont! staan per themalijn indicatoren benoemd, per sector algemene indicatoren. De indicatoren zijn in de sectorkamer definitief vastgesteld. Ze zijn benoemd als graadmeter voor de effecten van Leren Loont! en hiermee een belangrijk sturingsinstrument. Ze vormen de basis om het goede gesprek te voeren over de voortgang van het programma, over de ontwikkeling die op schoolniveau wordt doorgemaakt, en ze dienen als aangrijpingspunt voor resultaatafspraken in het kader van de subsidieverlening. De indicatoren Leren Loont! zijn samen met het scholenveld geoperationaliseerd. Dit heeft geresulteerd in het zogenoemde ‘Hulpbestand indicatoren Leren Loont’. Afgesproken is dat scholen en schoolbesturen aansluitend bij hun eigen informatiesysteem, rapporteren volgens de definities van dit hulpbestand. In bijzondere gevallen kan hier beargumenteerd van afgeweken worden; bijvoorbeeld als een specifieke operationalisering voor onevenredig grote bureaucratische last zorgt. Met de indicatoren volgen we zoveel mogelijk de bestaande systematiek. Als bijvoorbeeld de beoordelingssystematiek van de Inspectie van het Onderwijs wijzigt, volgt Leren Loont! deze wijziging van indicatoren.
Het Excel-bestand met indicatoren, “hulpbestand indicatoren Leren Loont”, is te downloaden op de website http://www.rotterdam.nl/product:subsidiesib
Definities, beleid en regelgeving
Een school: de school of onderwijsinstelling zoals bepaald volgens de Wpo, Wec en Wvo en instellingen volgens de Wec en Web, tenzij specifiek is aangegeven dat dit anders is. Daar waar er sprake is van duidelijk geografisch gescheiden locaties die zelfstandig als volledige school functioneren, kan per schoollocatie subsidie aangevraagd worden. Op hoofd- of nevenvestiging toegewezen subsidie kan ook op de dislocatie van de betreffende hoofd- of nevenvestiging worden ingezet.
Leerlingenaantal: het aantal leerlingen dat staat ingeschreven op een school op 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het te subsidiëren school- of kalenderjaar, tenzij anders aangegeven. Voor de basisgegevens bij de aanvraag en de verantwoording met betrekking tot scholen wordt uitgegaan van de administratie van Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). De gemeente hanteert de tellingen met de zogenoemde voorlopige status die in januari 2018 op de website van DUO beschikbaar zijn. Er vinden geen aanpassingen meer plaats bij de publicatie van de definitieve status.
Onderstaande gemeentelijke en landelijke beleidskaders en regelgeving zijn van toepassing op het subsidieproces.
Gemeentelijk beleid en regelgeving
Landelijk beleid en regelgeving
Deze documenten zijn te vinden via www.overheid.nl.
Betalingssystematiek en wijze vastlegging besluit
De in deze beleidsregel genoemde bedragen zijn onder voorbehoud van de jaarlijkse goedkeuring van de begroting door de gemeenteraad en onder voorbehoud van gelijkblijvende OAB-middelen. Naast de budgetten die via deze beleidsregel beschikbaar worden gesteld, zijn er middelen beschikbaar voor specifieke doelgroepen of thema’s. Deze worden via aparte subsidiekaders of een aanvulling op voorliggende beleidsregel beschikbaar gesteld. Voor het overzicht van kaders verwijzen we naar de website.
De wijze van bevoorschotting wordt jaarlijks vastgelegd in de verleningsbeschikking, conform de voorwaarden uit de Awb en SVR 2014.
Het is voor subsidieaanvragers mogelijk een verzoek in te dienen voor een afwijkende manier van bevoorschotting.
De directie Jeugd & Onderwijs handelt in overeenstemming met deze beleidsregel, tenzij dat voor één of meer belanghebbende(n) gevolgen zou kunnen hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
Voor enkele subsidieonderdelen geldt een subsidieplafond. Dit subsidieplafond en de wijze van verdeling is vastgelegd in de Nadere regels Rotterdams Onderwijsbeleid 2018-2019. Wanneer voor een subsidieonderdeel het totaal van effectief bevonden aanvragen tezamen het subsidieplafond van een subsidieonderdeel overschrijdt, vindt een prioriteitstelling plaats op basis van onderstaand criterium, tenzij anders is aangegeven:
Bij de sluiting of fusie van scholen vloeien de subsidie en faciliteiten voor die school terug naar de gemeente. Schoolbesturen kunnen deze niet herverdelen binnen hun instelling of overdragen aan andere instellingen. In voorkomende gevallen treedt het schoolbestuur tijdig met de gemeente in overleg, zodat de gemeente kan bepalen of en hoe ze de middelen weer ten behoeve van het onderwijs ter beschikking kan stellen op grond van de prioriteitstelling.
Primair en voortgezet onderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs
Kwaliteit door schoolontwikkeling
Dit hoofdstuk behandelt de beschikbare subsidies voor het primair, voortgezet en speciaal onderwijs (po, vo en (v)so). Naast het subsidiebudget voor schoolontwikkeling, wordt ook een aantal specifieke programma’s beschikbaar gesteld of worden programma’s in natura aangeboden. Daarnaast is subsidie voor een aantal faciliteiten beschikbaar.
Eerst bespreken we de inhoudelijke onderdelen waarvoor subsidie of faciliteiten mogelijk is en vervolgens gaan we in op de procedures.
De ambitie is dat alle Rotterdamse leerlingen op een school zitten die volgens de Inspectie van het Onderwijs het oordeel ‘voldoende’ of hoger krijgt. Zo krijgt elke leerling het onderwijs dat hij of zij verdient. Scholen weten het beste wat er nodig is om het maximale uit hun leerlingen te halen.
Het schoolontwikkelingsbudget heeft tot doel om de onderwijsresultaten van alle leerlingen te laten stijgen op een brede ontwikkeling met een accent op taal en rekenen gericht op het verhogen van de kwaliteit van het gehele onderwijssysteem. Hierbij is ook de samenwerking tussen school en ouders gepositioneerd.
Schoolontwikkeling is maatwerk. Iedere school heeft een vierjarig schoolplan. In dit schoolplan worden onder meer de doelen van de school in een meerjarig perspectief beschreven en is uitgewerkt hoe deze behaald worden. Dit schoolplan vormt de basis voor de subsidieaanvraag. Jaarlijks vertaalt de school het schoolplan naar een concreet jaar-/activiteitenplan. Dit plan beschrijft de concrete activiteiten en instrumenten die ingezet gaan worden en bevat een begroting met deze activiteiten. Het budget is een bundeling van de voormalige budgetten voor leertijduitbreiding, vakantiescholen en schakelklassen met uitzondering van de schakelklassen eerste opvang nieuwkomers. Het budget kan worden aangewend voor de acties die de school en het bestuur noodzakelijk achten voor de ontwikkeling van de school, het personeel, de leerlingen en de samenwerking tussen school en ouders ter ondersteuning van de leerlingen. Dit varieert al naargelang de opgave waar de school voor staat en de context van de school. Binnen het schoolontwikkelingsbudget is er ruimte voor de uitvoering van cultuuronderwijs (zie motie Cultuureducatie Loont!). Ten aanzien van de inzet van het budget voor leertijduitbreiding in de vorm van bewegingsonderwijs wordt een voorbehoud gemaakt. Toekenning is hangt af van de beschikbare capaciteit van de gymzalen waarbij de reguliere uren bewegingsonderwijs als eerste ingeroosterd worden.
Voor wie is de subsidie bestemd
De subsidie is bestemd voor besturen van Rotterdamse scholen die vallen onder de WPO, WVO, WEC.
Beschikbaar budget & subsidieplafond in schooljaren
Verdeling van schoolontwikkelingsbudget
Het bedrag van het schoolontwikkelingsbudget wordt verdeeld op basis van het aantal leerlingen, rekening houdend met leerlingengewicht (zie bijlage 2). In de beschikbaarheidstelling is een onderverdeling gemaakt in po en vo en wel of niet binnen de Children’s Zone. De budgetten die voor de Children’s Zone beschikbaar worden gesteld, maken het voor de scholen mogelijk om uitvoering te geven aan de afspraken die gemaakt zijn in het kader van het Nationaal Programma Rotterdam Zuid (zie bijlage 1). De uiteindelijke berekening zal, indien de variabelen tijdig bekend zijn, in januari aan de schoolbesturen worden gecommuniceerd.
Voor de verdeling van het schoolontwikkelingsbudget over de scholen hanteren we een formule op basis van de volgende uitgangspunten:
Het bedrag per leerling voor een schooljaar (po, vo en binnen en buiten de Children’s Zone) wordt jaarlijks opnieuw bepaald op basis van de leerlingtelling van het voorgaande schooljaar. Hierbij geldt dat de aanvragen van schoolbesturen voor scholen met de hoogste percentages gewichtenleerlingen gaan voor de andere aanvragen. Veranderingen van aantallen leerlingen en weging tussen schooljaren hebben dus gevolgen voor de hoogte van het bedrag per school. Hiermee wordt geborgd dat jaarlijks het totale gemeentelijke budget beschikbaar kan worden gesteld. Met deze verdeelsystematiek, zie ook bijlage 2, kunnen scholen in principe meerjarig rekenen op een bepaald subsidiebedrag, mits hier een kwalitatief goed plan aan ten grondslag ligt. Uitzondering zijn de scholen in het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs. Voor deze scholen is een bedrag van € 10.000,00 per brin-nummer beschikbaar.
Bovenstaande nieuwe verdeelsystematiek die in 2015 is ontwikkeld voor de schooljaren 2015-2016 en verder leidde in sommige gevallen tot forse verschillen ten opzichte van in het verleden verleende subsidies. Daarom is afgesproken dat de omschakeling naar de nieuwe subsidiebedragen voor het schoolontwikkelingsbudget gefaseerd zou worden ingevoerd. Hieraan is de term zachte landing gekoppeld waarbij is afgesproken dat de helft van het verschil in subsidie tussen schooljaar 2014-2015 ten opzichte van het nieuw berekende bedrag al in schooljaar 2015-2016 werd toegepast (zowel toe-als afname) en de andere helft per 2016-2017. Per saldo is met ingang van het subsidiejaar 2016-2017 de zachte landing gerealiseerd.
Schakelklassen eerste opvang nieuwkomers
Schakelklassen eerste opvang zijn klassen voor leerlingen in het primair onderwijs die minder dan twee jaar in Nederland zijn. In de schakelklas krijgen deze leerlingen met behulp van effectieve methoden intensief onderwijs met als doel het aanleren van de Nederlandse taal om daarna in te stromen in het reguliere onderwijs. De duur van het verblijf van leerlingen in de schakelklas is maximaal 12 maanden. Voor het tweede jaar is voor de niet-statushoudersleerlingen een bedrag van € 2.700 per leerling beschikbaar. Scholen kunnen dit vormvrij inzetten. Stedelijk kunnen maximaal 100 niet-statushoudersleerlingen gebruik van deze regeling maken. Statushoudersleerlingen worden vanuit het Rijk voor een tweede jaar gefinancierd. De schakelklassen eerste opvang hebben een dekkende spreiding over de stad en worden zo veel mogelijk gelijkmatig opgevuld.
De schakelklas voldoet aan de eisen die door de wet gesteld zijn aan de inrichting van het onderwijs. Schakelklassen eerste opvang bevatten minimaal acht leerlingen en maximaal 15 leerlingen voor de leerlingen uit de groepen drie t/m acht. Vanaf 16 leerlingen kan een nieuwe schakelklas aangevraagd worden als ook de andere klassen tot 15 leerlingen gevuld zijn.
Voor wie is de subsidie bestemd
De subsidie is bestemd voor schoolbesturen van scholen die vallen onder de WPO. Op basis van drie telmomenten (1 oktober, 1 februari, 1 juni) wordt bepaald of uitbreiding van klassen nodig is. Bij de verdeling van de klassen voor 2018-2019 is de 1 februari-telling van 2017 leidend.
Voor de uitvoering is specifieke expertise op het gebied van opvang nieuwkomers vereist. Deze is aanwezig is bij een beperkt aantal scholen conform de Uitwerkingsnotitie schakelklassen Rotterdam 2016-2020. Continuïteit van de schakelklassen eerste opvang nieuwkomers geldt als prioriteit en de subsidie kan alleen door de besturen van de volgende scholen worden aangevraagd.
* locatie werkt onder de regie van de expertiseschool
Beschikbaar budget & subsidieplafond in schooljaren
De gemeentelijke subsidie is maximaal € 40.000 voor een schakelklas eerste opvang nieuwkomers van minimaal 940 uur onderwijs gedurende een heel schooljaar.
In het gemeentelijke programma Rotterdam Lekker Fit!, werken de directies Sport & Cultuur en Jeugd & Onderwijs samen met verschillende partners in de stad (waaronder de scholen) aan het bevorderen van een gezond gewicht en een actief leven onder de Rotterdamse jeugd. Een onderdeel van dit programma is de Lekker Fit! aanpak in het primair onderwijs.
In het po zijn 94 scholen Lekker Fit!-school. Deze scholen werken volgens 10 pijlers (www.rotterdamlekkerfit.nl), op het gebied van voeding en bewegen, structureel aan een lekker fitte basis voor de Rotterdamse jeugd. Scholen hebben de onderdelen van deze aanpak en de doelen van Lekker Fit! ingebed in het schoolbeleid. De gemeentelijke bijdrage wordt, via de directie Sport & Cultuur van de gemeente Rotterdam, geleverd via de vakleerkracht bewegingsonderwijs en begeleiding op schoolniveau bij de uitvoering van de 10 pijlers en een productaanbod.
Bij de selectie van Lekker Fit!-scholen is een prioriteitstelling toegepast waarbij de schoolgroepscore, het percentage overgewicht op de school en de beschikbaarheid van een gymzaal als belangrijkste criteria zijn genomen. Verder geldt dat continuïteit van de huidige Lekker Fit!-scholen prioriteit heeft.
Vanaf het schooljaar 2016-2017 is er geen mogelijkheid tot uitbreiding van het aantal scholen. Alleen als een school geen gebruik meer wil maken van Lekker Fit!, komt er een plaats ter beschikbaar. Schoolbesturen kunnen kenbaar maken dat ze bij vrijkomende capaciteit voor specifiek genoemde scholen interesse hebben om deel te nemen. Bij de selectie zal de eerder genoemde prioriteitsstelling worden toegepast.
Lekker Fit! werkt aan een toekomstbestendig Lekker Fit! op de scholen. Samen met de schoolbesturen, scholen en partners is onderzocht of/en in hoeverre het mogelijk is om de uitvoering van Lekker Fit! meer aan de scholen over te laten. Dit wordt borging genoemd. In 2018 wordt de laatste tranche scholen geborgd conform programmadoelstelling. Tevens zal in 2018 nader overleg plaatsvinden met de schoolbesturen betreffende de toekomstvisie van Lekker Fit!. Het uitgangspunt is de inzet en financiering van vakleerkrachten in ieder geval doorloopt tot het einde van schooljaar 2018/2019.
Ieder Kind Een Instrument (IKEI)
Het project ‘Ieder Kind een Instrument’ biedt kinderen van de basisschool de kans om een instrument te leren bespelen en samen muziek te maken. Het talent voor muziek wordt op school ontdekt en ontwikkeld en het enthousiasme groeit spelenderwijs. Muzieklessen stimuleren naast emotionele en muzikale intelligentie ook algemene vaardigheden; het vraagt veel van de concentratie en doorzettingsvermogen en leert kinderen op een andere manier te luisteren en samen te werken. Ook de grove en fijne motoriek wordt gestimuleerd.
IKEI wordt aan scholen in natura verstrekt. De continuïteit van de huidige IKEI-scholen heeft prioriteit. Door aanpassing van het programma is er beperkte mogelijkheid tot uitbreiding van het aantal scholen. Ook als scholen geen gebruik meer willen maken van IKEI, is er ruimte voor nieuwe scholen. Schoolbesturen kunnen bij de Stichting Kunstzinnige Vorming Rotterdam (SKVR) kenbaar maken dat ze voor specifiek genoemde scholen interesse hebben om deel te nemen aan IKEI. Als er plaatsen beschikbaar zijn zal de SKVR samen met de gemeente bepalen welke scholen de beschikbaar gekomen plaatsen in kunnen vullen. Scholen met het hoogste schoolgewicht hebben hierbij prioriteit.
Scholen kunnen een aanvraag doen voor facilitaire ondersteuning die bijdraagt aan de resultaatverbetering van de school, zoals hieronder wordt beschreven.
Met een gelijkwaardig educatief partnerschap tussen school en ouders worden betere onderwijsresultaten van de leerling bereikt. Medewerkers ouderbetrokkenheid helpen de school om de betrokkenheid en het onderwijsondersteunend gedrag van ouders optimaal te stimuleren.
De medewerker ouderbetrokkenheid geeft mede uitvoering aan het vastgestelde ouderbeleidsplan van de school. Zij ondersteunt en faciliteert docenten en mentoren bij het vormgeven van ouderbetrokkenheid en doet dit binnen de kaders zoals vastgelegd in Leren Loont! en het schoolplan. Daarnaast stimuleert zij onderwijsondersteunend gedrag van ouders. Basisscholen met een groep nul zetten de medewerker ouderbetrokkenheid ook in om de ouders in de groep nul te ondersteunen bij het uitvoeren van de oudercomponent van het programma van de groep nul. Daarmee geven zij invulling aan de doorgaande lijn ouderbetrokkenheid groep nul – basisschool.
Een medewerker ouderbetrokkenheid binnen het primair onderwijs beschikt over een diploma op minimaal mbo 4-niveau of is hiervoor studerend, bij voorkeur een pedagogisch-didactische richting en beheerst het Nederlands op niveau 2F. Een medewerker ouderbetrokkenheid in het voortgezet onderwijs beschikt over een diploma op minimaal hbo-niveau of is hiervoor studerend, bij voorkeur een pedagogisch-didactische richting, en beheerst het Nederlands op niveau 3F. Medewerkers ouderbetrokkenheid die nog studerend zijn, hebben binnen twee jaar deze studie afgerond.
Scholen die een medewerker ouderbetrokkenheid hebben door middel van trekkingsrecht maken met de payroll-organisatie afspraken met betrekking tot het personeelsbeleid.
Scholen in de gelegenheid stellen een medewerker ouderbetrokkenheid aan te stellen.
Voor wie is de subsidie bestemd
De subsidie is bestemd voor besturen van scholen die vallen onder de Wpo, Wvo, Wec.
Beschikbaar budget & subsidieplafond
Er is een bedrag van € 5.425.000 beschikbaar, dit is inclusief overhead en exclusief scholingskosten medewerkers ouderbetrokkenheid in dienst bij SSC-flex. Voor het primair onderwijs is een bedrag van € 4.550.000 beschikbaar, wat neerkomt op 130 x 0,8 fte of € 35.000,00. Voor het voortgezet onderwijs is een bedrag van € 875.000 beschikbaar, wat neerkomt op 25 x € 35.000. In afwijking van paragraaf 0 vindt toekenning plaats op basis van continuïteit.
De school komt in aanmerking voor maximaal 0,8 fte trekkingsrecht als zij al een medewerker ouderbetrokkenheid inzet via een door de gemeente georganiseerde payroll organisatie. Indien er geen medewerker ouderbetrokkenheid via deze payroll organisatie wordt ingezet, is het ook mogelijk om een subsidiebedrag aan te vragen om een medewerker ouderbetrokkenheid in dienst te nemen of houden. Dit bedrag is gebaseerd op een normbedrag van € 35.000 per 0,8 fte.
Er is geen budgetruimte voor uitbreiding van medewerkers ouderbetrokkenheid, tenzij een van de huidige scholen stopt met de medewerker ouderbetrokkenheid. Wanneer het BRIN nummer van een school vervalt, vervalt ook het trekkingsrecht voor de medewerker ouderbetrokkenheid of de mogelijkheid om subsidie aan te vragen. Het school bestuur krijgt de mogelijkheid de subsidie in geld (eventuele medewerker in dienst bij SSC Flex wordt ontslagen) in te zetten op een andere Rotterdamse school binnen het bestuur en stelt de gemeente daarvan op de hoogte. Als er binnen het bestuur geen belangstelling is op een andere Rotterdamse school of er valt maar één school onder het bestuur dan vloeien de beschikbare middelen terug naar de gemeente Rotterdam. Uit de vrijgevallen middelen zal opnieuw door middel van een subsidie een medewerker ouderbetrokkenheid worden toegekend onder de nieuw ingediende aanvragen. Indien nodig wordt de prioriteitsstelling toegepast die in de beleidsregel is vastgesteld.
Schoolbesturen met scholen die gebruik maken van een gesubsidieerde medewerker brede school, kunnen bij hun subsidieaanvraag een vervolgaanvraag voor deze inzet indienen. Het is mogelijk deze aanvraag op schoolbestuurlijk niveau te doen.
Er is geen budgetruimte voor uitbreiding van of nieuwe aanvragen voor medewerkers brede school. Indien er geen vervolgaanvraag wordt gedaan, wordt deze inzet afgebouwd.
Talentklassen zijn bedoeld voor leerlingen van een basisschool die de potentie hebben om een gymnasiumopleiding te kunnen volgen, maar nog een achterstand hebben in taal- en algemene ontwikkeling. Gedurende een schooljaar (in groep 8) volgen de leerlingen extra lessen op één van de deelnemende vo-scholen en krijgen hun ouders een cursus onderwijsondersteunend gedrag Basisscholen kunnen leerlingen aanmelden zoals beschreven op de website onderwijs010 (http://onderwijs010.nl/talentenklassen).
De gehele subsidiecyclus bestaat uit een aantal deelprocessen. Deze processen worden achtereenvolgens uitgewerkt.
Tijdens de subsidieperiode van 2017-2018 hebben voortgangsgesprekken plaatsgevonden tussen het schoolbestuur en de gemeente. Het gesprek dat in februari - april gevoerd wordt, functioneert als voorbereiding (opmaat) op de aanvraag van 2018-2019. In dit gesprek komen in ieder geval de volgende punten aan de orde:
De inhoudelijke voortgang van de uitvoering van de thema’s van Leren Loont! en de resultaten op de indicatoren tot dusver op bestuursniveau en op de scholen op hoofdlijnen. Besproken wordt wat dit betekent voor het handelen van het bestuur op het bestuursplan en op de sturing van de scholen (consequenties voor schoolplannen/activiteitenplannen) in het kader van de uitvoering van Leren Loont!Tijdens dit gesprek grijpen schoolbesturen en gemeente terug op de afspraken die al eerder overeengekomen zijn en die in de verleningsbeschikking 2016-2017 zijn opgenomen. Van dit gesprek zal een verslag gemaakt worden.
Maatwerkafspraken kunnen gemaakt worden over het indienen van de aanvraag (zie ook ‘indienen van de aanvraag’)
Voor 1 mei (SVR 2014, art 6 lid 3) dient het schoolbestuur een aanvraag in. De aanvraag moet voldoen aan de gestelde voorwaarden, zoals beschreven in “inhoud van de aanvraag”. Uitstel voor het indienen van aanvragen is mogelijk. Om hiervan gebruik te maken moet een beargumenteerd verzoek om uitstel voor 1 mei 2018 bij de directie Jeugd en Onderwijs worden ingediend. Voor aanvragen die na 1 mei 2018 binnen komen, bestaat de kans dat er op bepaalde subsidieonderdelen of faciliteiten geen subsidie meer beschikbaar is, omdat het subsidieplafond is bereikt. Dit geldt niet voor het schoolontwikkelingsbudget. Dit budget wordt over alle scholen verdeeld door middel van de verdeelsystematiek beschreven in bijlage 2.
Indien het verzoek tot uitstel alleen de schoolplannen of activiteitenplan van de scholen betreft, volstaat een maatwerkafspraak over de indientermijn in het voortgangsgesprek.
Onvolledige aanvragen worden niet in behandeling genomen. De aanvrager wordt wel in de gelegenheid gesteld om de aanvraag te completeren.
De aanvraag wordt geüpload via het subsidieportaal van de gemeente Rotterdam, te vinden op: http://www.rotterdam.nl/product:subsidiesib.
Door het schoolbestuur wordt een bestuursaanvraag aangeleverd inclusief een begroting op schoolbestuurlijk niveau. De aanvraag is gebaseerd op de te behalen resultaten eind 2018-2019 in relatie tot de voortgang op de afgesproken resultaten in 2017-2018 én op de doelen die zijn afgesproken in Leren Loont! (waar relevant voor de sector). Hiertoe geeft het bestuur inzicht in de meest recente resultaten op alle indicatoren Over de analyse en het plan gaan de gemeente en het schoolbestuur in overleg tijdens het subsidiegesprek dat plaatsvindt in de periode mei-juni. Wederzijds akkoord op het plan is een voorwaarde voor het verkrijgen van subsidie.
In de bestuursaanvraag wordt beschreven welke acties worden uitgevoerd (en/of welke acties worden bijgesteld) om de zelf gestelde doelen plus de doelen die in Leren Loont! zijn afgesproken te behalen. Hierbij wordt uitgegaan van het ‘pas toe of leg uit’ principe waarin alleen beredeneerd kan worden afgeweken van inzet op de thema’s van Leren Loont! om de afgesproken doelen te behalen. De bijgevoegde schoolbestuurlijke begroting is een begroting gebaseerd op de begrotingen van de onderliggende scholen, eventueel inclusief bovenschoolse zaken (bv. overhead) en bevat in ieder geval de inzet van gemeentelijk middelen in het kader van Leren Loont. De bestuursaanvraag dient voorzien te zijn van de volgende onderdelen:
Hulpbestand indicatoren Leren Loont
Het hulpbestand is te downloaden op http://www.rotterdam.nl/product:subsidiesib. De kolom “Gerealiseerd 2017-2018” dient voor elke indicator ingevuld te worden. Specifieke resultaatafspraken in relatie tot de subsidie worden gemaakt door een beredeneerde keuze te maken voor een beperkt aantal relevante indicatoren en hieraan doelstellingen te koppelen. Deze dienen ingevuld te worden in de kolommen “Ambitie”. Alleen deze resultaatafspraken worden in de verleningsbeschikking opgenomen en over deze resultaatafspraken moet na afloop van de subsidieperiode worden verantwoord. Het hulpbestand is facultatief, de indicatoren, met realisatie en ambitie zoals hierboven omschreven, dienen wel in de bestuursaanvraag opgenomen te zijn.
Bij (zeer) zwakke en risicoscholen en/of afdelingen
In de bestuursaanvraag wordt toegelicht hoe het systeem van kwaliteitsbewaking ervoor zorgt dat de risico- en (zeer) zwakke scholen/afdelingen gemonitord en verbeterd worden. Bij een risicoschool/afdeling wordt aangegeven of het een risicoschool/afdeling betreft volgens het Onderzoekskader 2017 van de Inspectie van het Onderwijs of dat het een risicoschool is volgens de eigen criteria van het schoolbestuur. Daarnaast wordt voor (zeer) zwakke en risicoscholen en afdelingen in de analyse bij het schoolplan een aantal punten meegenomen uit het Onderzoekskader 2017 van de Inspectie. Het bestuur betrekt daarbij de gegevens van de laatste drie schooljaren en kijkt drie jaar vooruit. De volgende kwaliteitsgebieden komen in de analyse aan bod: Onderwijsproces, Schoolklimaat en Onderwijsresultaten. Verder komen de kernstandaarden Zicht op ontwikkeling, Didactisch handelen, Veiligheid en Leerresultaten aan bod.
Bij de leerresultaten worden betrokken:
voortgezet onderwijs: onderwijspositie ten opzichte van het advies po; onderbouwsnelheid; bovenbouwsucces en examencijfer.
Daarnaast wordt verwacht dat ingegaan wordt op andere relevante zaken indien deze van toepassing zijn. Bijvoorbeeld een sterke daling of stijging van het aantal leerlingen, een hoog ziekteverzuim, een sterk personeelsverloop, directiewisseling en ontwikkelingen in de schoolpopulatie.
Voorts wordt aangegeven wat er gedaan is of wordt om de problemen op te lossen en wie of wat daarbij wordt ingezet.
In het schoolplan is aan de hand van analyses, gebaseerd op de school en de omgeving, helder gemaakt wat de opgave van de school is. De school en het schoolbestuur bepalen zelf de inhoud van het schoolplan, en maken hierin de koppeling met de inzet van gemeentelijke middelen in het kader van Leren Loont!. Indien deze eerder zijn aangeleverd, en niet veranderd zijn, of deze via de website te raadplegen zijn hoeven deze niet aangeleverd te worden.
In het Word-hulpformat subsidieaanvraag Leren Loont! PO/VO is opgenomen welke informatie met betrekking tot de themalijnen Leren Loont! de aanvraag moet bevatten. Dit format is te vinden op http://www.rotterdam.nl/product:subsidiesib. Gebruik van het format zelf is facultatief, Het schoolplan dient te voldoen aan de volgende criteria:
Voor iedere school wordt inzichtelijk gemaakt dat de school werkt aan het verbeteren van de onderwijskwaliteit. Voorbeelden zijn, de methode LEERkracht, ouderbetrokkenheid 3.0, en andere expertise en arrangementen. Ook een eigen (school) specifiek kwaliteitstraject binnen het schoolbestuur kan tot een arrangement worden gerekend. Bij risicovolle, zwakke en/of zeer zwakke scholen geldt dat begeleiding van buiten de school hier onderdeel van uitmaakt in afstemming met het Expertteam. Zie ook paragraaf 0. Het Expertteam kan ook ondersteuning bieden, hetgeen ook geldt als begeleiding van buiten de school.
Indien deze via de website te raadplegen zijn hoeven deze niet aangeleverd te worden.
Uitvoering van de afspraken tussen schoolbesturen als partners binnen NPRZ
De besturen en scholen in de Children’s Zone in het gebied van het Nationaal Programma Rotterdam Zuid (NPRZ) geven in hun plannen weer hoe zij de afspraken tussen de schoolbesturen als partners binnen NPRZ uitvoeren. Zie de afspraken genoemd in paragraaf 1.5.
Overzicht van de leertijduitbreiding in uren
Verder leveren de basisscholen in de focuswijken van het NPRZ een ingevuld overzicht van de leertijduitbreiding in uren (verplicht format beschikbaar op de website). Voor de scholen van voortgezet onderwijs een overzicht waaruit blijkt dat zij de leertijduitbreiding handhaven op het niveau van 2014-2015.
Tijdens het proces van opstellen van school- en/of bestuursplannen is het mogelijk concepten op te sturen naar, en te bespreken met de gemeente. De gemeente kan zowel op schoolniveau als op schoolbestuurlijk niveau ondersteunen in het opstellen van de school- en activiteitenplannen.
Beoordelingsprocedure aanvraag
De gemeente is verantwoordelijk voor een doelmatige en effectieve inzet van middelen en beoordeelt iedere subsidieaanvraag op effectiviteit, in relatie tot de doelen uit Leren Loont! Bij de gemeentelijke beoordeling kan externe deskundigheid worden ingeroepen. De subsidieaanvraag wordt beoordeeld op juistheid, volledigheid en betrouwbaarheid van de genoemde criteria in voorgaande paragraaf.
Bij zwakke, zeer zwakke, risicoscholen en afdelingen worden de analyses en aanvragen door leden van het Expertteam getoetst. Als daar aanleiding toe is kan door het Expertteam navraag om aanvullende informatie gedaan worden bij het schoolbestuur.
Het Expertteam voorziet de analyse en aanvraag van een advies:
De afspraken worden in de verleningsbeschikking vastgelegd.
Daarnaast wordt de bestuursaanvraag beoordeeld op effectiviteit volgens de volgende operationalisering:
De gemeentelijke beoordeling van de subsidieaanvraag wordt aan het schoolbestuur teruggekoppeld in het subsidiegesprek tussen gemeente en schoolbestuur. Ter voorbereiding op dit gesprek kan externe deskundigheid worden ingewonnen. Ook kan door beide, of een van beide partijen een externe deskundige worden uitgenodigd om het gesprek bij te wonen. Naar aanleiding van dit gesprek kunnen prestatie- en resultaatafspraken, behorende tot een subsidieaanvraag en vast te leggen in de verleningsbeschikking, worden herijkt, toegevoegd of gewijzigd. Verder maken de gemeente en het schoolbestuur afspraken over de aard en de frequentie van de voortgangsgesprekken.
Indien de schoolbestuurlijke subsidieaanvraag als effectief wordt beoordeeld, wordt de aanvraag verwerkt tot een verleningsbeschikking. De subsidieaanvraag kan ook worden afgewezen.
In de verleningsbeschikking worden meetbare afspraken opgenomen over de:
Na afloop van de subsidieperiode geeft de subsidieontvanger aan wat de behaalde resultaten op de in de verleningsbeschikking als relevant aangemerkte indicatoren zijn in verhouding tot de in de beschikking afgesproken resultaten (of eventueel in verhouding tot tussentijds bijgestelde afspraken). Bij niet voldoende resultaat wordt onderbouwd wat hiervan de oorzaak is en wat de geplande aanpassingen zijn. Daarnaast worden de ingezette middelen verantwoord.
De verantwoording bestaat uit: een inhoudelijke verantwoording en een financiële verantwoording vergezeld van een accountantsproduct.
Trapsgewijs inhoudelijk verantwoorden.
De inhoudelijke verantwoording geeft inzicht in de afgesproken prestaties en resultaten, zoals beschreven in de verleningsbeschikking, en geeft een analyse van de relatie tussen de uitgevoerde activiteiten en de resultaten en het nakomen van de subsidievoorwaarden.
De inhoudelijke verantwoording wordt uiterlijk 1 december na afloop van het gesubsidieerde schooljaar ingediend, tenzij in de verleningsbeschikking afspraken zijn vastgelegd over een andere indieningsdatum.
Indien de schoolresultaten niet zijn behaald, moet op schoolniveau inzicht worden gegeven in de uitvoering van activiteiten. De administratie van de school moet derhalve zijn ingericht op het inzichtelijk kunnen maken van de uitvoering van de in het school-/ activiteitenplan opgenomen activiteiten. Hierbij moet de relatie kunnen worden gelegd met de besteding van toegekende middelen voor deze uitvoering.
De accountant heeft geen rol in de beoordeling van de behaalde resultaten.
De financiële verantwoording geeft inzicht in de realisatie van inzet van middelen voor Leren Loont! op bestuursniveau en schoolniveau in relatie tot de ingediende begroting. Bij subsidies boven de € 50.000,00 wordt deze vergezeld van een accountantsproduct (voor gesubsidieerde bedragen tussen de € 50.000,00 en € 200.000,00 is dit een beoordelingsverklaring, voor bedragen boven de € 200.000,00 is dit een controleverklaring). Een beoordelings- of controleverklaring is een verklaring van een accountant waarin hij kijkt of de realisatiegegevens van de financiële verantwoording met een redelijke of beperkte mate van zekerheid zijn weergegeven. Voor de verklaring geldt het subsidiecontroleprotocol van de SVR2014. Daarbij gelden de volgende uitgangspunten:
In de verleningsbeschikking wordt verwezen naar de uitvoering van de activiteiten zoals opgenomen in de schoolbestuurlijke aanvraag en de onderliggende schoolplannen. In ieder schoolplan is een begroting voor het gedeelte Leren Loont! opgenomen. De accountant controleert of werkelijke subsidiabele lasten van de activiteiten juist zijn weergegeven in overeenstemming met de verleningsbeschikking (en overeenkomstig met de indeling en rubricering van de bij de subsidieverlening vastgestelde begroting).
De schoolbestuurlijke begroting is voor het gedeelte Leren Loont! gebaseerd op de begrotingen van de onderliggende scholen. Verder kan het zo zijn dat het bestuur bovenschoolse zaken in de begroting heeft opgenomen. Overhead is een voorbeeld hiervan dat, in principe gespecificeerd naar onderdelen, als bovenschools in de begroting terug kan komen.
Er kan niet (vooraf) gewerkt worden met een uniform en vast percentage voor overheadkosten; overheadkosten mogen wel meegenomen worden als kosten voor een gesubsidieerd project als dit ook bij de begroting van de subsidieaanvraag is opgenomen. De overheadkosten worden berekend conform de geldende systematiek binnen de onderwijsinstelling en ingediende begroting van het subsidieproject.
Bij de verantwoording van de loonkosten gaat het in beginsel om de werkelijke kosten inclusief werkgeverslasten (premies sociale verzekeringen en pensioen) en een eventuele daarbij behorende werkelijke (in)directe opslag. Hierbij kan worden gedacht aan een opslag voor vervangingskosten en Duurzame Inzetbaarheid. Eventueel kunnen maatwerkafspraken gemaakt worden over genormeerde personele lasten.
De gemeente Rotterdam vereist geen specifieke verantwoordingswijze van de bestede uren. De verantwoordingswijze van de bestede uren wordt door het schoolbestuur in overleg met de accountant vastgesteld. De accountant controleert deze verantwoordingswijze van de bestede uren, met in achtneming van zijn (accountants)voorschriften en professional judgement. Het verantwoorden van de bestede uren middels een jaartaakformulier van docenten of onderwijsondersteunend personeel kan hiervan een voorbeeld zijn.
Daar waar genoemde kaders onvoldoende duidelijkheid bieden voor de controlerend accountant en/of het schoolbestuur, kan een gesprek met de gemeente worden aangevraagd. In dit gesprek kunnen verdere aanscherpingen/ afspraken op maat en daarmee voor het betreffende schoolbestuur geldend worden gemaakt.
Verder is van cruciaal belang dat het schoolbestuur voorafgaande aan het starten van de subsidieperiode met de eigen accountant in overleg treedt over de verantwoordingseisen die op basis van deze beleidsregel, de SVR 2014 en het bijbehorende Controleprotocol worden gesteld aan de financiële verantwoording en over de manier waarop hiertoe de school- en schoolbestuurlijke administratie moet worden ingericht. Omdat maatwerk wordt toegepast, gebaseerd op de individuele school- en schoolbestuurlijke begrotingen, is ook de verantwoording maatwerk. De verantwoording is een vast onderdeel van gesprek in de subsidiegesprekken tussen gemeente en het schoolbestuur. Evaluatie van de verantwoording zal plaatsvinden, zodat deze waar nodig verbeterd kan worden.
Analoog aan de reguliere cyclus binnen het schoolbestuur worden tussen gemeente en schoolbestuur voortgangsoverleggen gevoerd, zowel over de voortgang van Leren Loont! binnen het bestuur als op de scholen. Deze voortgangsoverleggen zijn gericht op het delen van kennis in een gelijkwaardige dialoog en kennen een bredere reikwijdte dan alleen de subsidieonderdelen, namelijk Leren Loont!.
Specifiek één tussentijds overleg op schoolbestuurlijk niveau wordt gemarkeerd als moment van tussentijdse evaluatie. In de verleningsbeschikking is een tijdstip medio schooljaar 2018-2019 benoemd waarop het schoolbestuur in dat kader gedocumenteerd overlegt met de gemeente. Dit vormt dan het voortgangsgesprek met de inhoud zoals in 0 benoemd is.
Doel van dit tussentijds overleg is vooral om wederzijds tot meer inzicht te komen in de voortgang van het realiseren van de afgesproken resultaten en wat daarvoor (nog) nodig is. Dit specifieke tussentijdse overleg wordt dus oplossingsgericht ingestoken en is ook van betekenis voor de eindverantwoording omdat oplossingen kunnen leiden tot een wijzigingsverlening waarin ook nieuwe of aanvullende afspraken worden gemaakt. Ook kunnen oplossingen leiden tot op schrift gestelde actiepunten die niet direct tot wijziging van de verlening hoeven te leiden, en/of tot een op schrift gesteld advies / adviezen van de gemeente.
Op deze manier wordt een cyclus gecreëerd waarin er jaarlijks een tussentijds overleg is, het voortgangsgesprek, waarin afspraken kunnen worden gemaakt en/of bijgesteld, en een het verantwoordingsoverleg waar de evaluatie centraal staat en indien mogelijk tegelijk dient als nieuw subsidiegesprek voor de volgende periode.
Bij de vaststelling en volgende verleningen houdt de gemeente rekening met de mate waarin de actiepunten zijn uitgevoerd en/of het advies / de adviezen zijn gevolgd.
Het tijdstip van dit specifieke tussentijdse overleg wordt zo gekozen dat informatie uit het P&C-proces van schoolbesturen en informatie uit het werkproces tussen gemeente en afzonderlijke scholen beschikbaar is.
Naast dit overleg tussen het schoolbestuur en de gemeente, vertegenwoordigd door de schoolbestuurlijk contactpersoon, treedt de gemeentelijk schoolcontactpersoon in overleg met de schooldirecteur conform de afspraken die gemaakt zijn in het ROF van 8 juli 2015. In de uitvoering is het uitgangspunt dat de formele lijn op het gebied van afspraken over subsidies loopt tussen het schoolbestuur en de schoolbestuurlijk contactpersoon.
In de beleidsregel stelt de gemeente aanvullend op de rijksbijdrage middelen ter beschikking die gerelateerd zijn aan Leren Loont!. Echter niet alle beschikbare gemeentelijke en regionale middelen voor het mbo zijn geregeld in deze beleidsregel. De gemeentelijke middelen voor bijvoorbeeld schoolmaatschappelijk werk zijn reeds bepaald in een vastgestelde beleidsregel en vormt een aanvulling op de Subsidieregeling schoolmaatschappelijk werk in het mbo van het Rijk. De middelen voor risicojongeren en de middelen voor voortijdig schoolverlaters worden dit jaar op andere wijze beschikbaar gesteld. Verder zijn er nog middelen mogelijk op regionaal of (inter-)sectoraal niveau die ook geen onderdeel vormen van dit document.
De beschikbare middelen kunnen een extra impuls geven aan de versterking van de kwaliteit van de mbo-instelling bovenop de landelijke en regionale geldstromen en aan de resultaten die in Leren Loont! zijn afgesproken. De subsidies die verstrekt zullen worden bouwen voort op die van vorig schooljaar. De gemeente beoordeelt de aanvraag op de bijdrage aan Leren Loont! en op de samenhang met de andere beleidsterreinen die vanuit andere subsidieregelingen wordt ingezet.
Dit hoofdstuk gaat specifiek in op de gemeentelijke inzet op schoolontwikkeling in het mbo en de relatie tussen onderwijs en arbeidsmarkt.
De ambitie is dat alle Rotterdamse mbo-leerlingen een opleiding volgen die volgens de Inspectie van het Onderwijs het oordeel voldoende of hoger krijgt. Zo krijgt elke leerling het onderwijs dat hij of zij verdient. Dit vereist kwaliteitsontwikkeling van mbo-opleidingen en verbetering van de leerresultaten.
Schoolontwikkeling is maatwerk. De wetgever heeft bepaald dat iedere instelling voor 1 mei 2015 een kwaliteitsplan heeft ingediend, zoals bedoeld in de Regeling kwaliteitsafspraken mbo, Staatscourant nr. 35959, 16 december 2014. Dit kwaliteitsplan en de daarin geformuleerde doelstellingen en indicatoren tot en met 2018, vormen de basis voor de subsidieaanvraag voor schoolontwikkelingsbudget. De instelling maakt daarbij de koppeling met de inzet van gemeentelijke middelen in het kader van Leren Loont!
Voor wie is de subsidie bestemd
De subsidie is bestemd voor besturen van in Rotterdam gevestigde mbo-instellingen die vallen onder de Web.
De verdeling van middelen in het schoolontwikkelingsbudget mbo is als volgt:
het totale budget 2018-2019 van € 280.775 wordt verdeeld over het totaal aantal mbo-studenten van vestigingen in Rotterdam (2015-2016: 39.999 mbo-studenten) en vervolgens naar rato over de mbo-instellingen. Per student rekenen we met een bedrag van circa € 7. Na berekening van het totaal vindt de afronding plaats.
Tijdens de subsidieperiode van 2017-2018 vinden voortgangsgesprekken tussen het schoolbestuur en de gemeente plaats. Het gesprek is een voorbereiding (opmaat) op de aanvraag van 2018-2019.
In dit gesprek komen in ieder geval aan de orde in hoeverre de doelstellingen bereikt worden/zijn en of dit tot bijstellingen van acties of doelen/ambities leidt.
Op uiterlijk 1 mei 2018 (SVR 2014, art. 6 lid 3) dient het instellingsbestuur een bestuursaanvraag in.
De aanvraag worden geüpload via het subsidieportaal van de gemeente Rotterdam, te vinden op: http://www.rotterdam.nl/product:subsidiesib.
De aanvraag moet voldoen aan de gestelde voorwaarden. Onvolledige aanvragen worden niet in behandeling genomen. De aanvrager wordt wel in de gelegenheid gesteld om de aanvraag te completeren. Uitstel voor het indienen van aanvragen is mogelijk. Om hiervan gebruik te maken moet een beargumenteerd verzoek om uitstel voor 1 mei 2018 bij de directie Jeugd en Onderwijs worden ingediend.
De bestuursaanvraag bevat de wijzigingen/update in het bestuursplan ten opzichte van het bestuursplan dat bij de aanvraag 2017-2018 is ingediend, beargumenteerd op grond van een analyse op indicatoren en resultaten tot dusver. In feite een update van de schoolbestuurlijke oplegger van vorig jaar of van het schoolbestuurlijk (strategisch) plan. In de aanvraag worden de concrete activiteiten en instrumenten die ingezet gaan worden beschreven en gekoppeld aan een begroting.
Een overzicht van de ingevulde indicatoren van Leren Loont! en een overzicht van risicovolle opleidingen volgens de Inspectie van het Onderwijs of de instelling zelf, volgens Inspectie van het Onderwijs: zwak, zeer zwak, attendering/waarschuwing of volgens het schoolbestuur. Laatste is bedoeld om de dialoog te voeren in aanwezigheid van een lid van het stedelijk Expertteam. Het bestuur dient het indicatorenoverzicht één keer per jaar in en wel bij de aanvraag.
Beoordelingsprocedure aanvraag
Alvorens tot een verlening of afwijzing over te gaan voert de gemeente een gesprek met de instelling over de aanvraag. Het gesprek tussen de mbo-instelling en gemeente gaat over de samenhang tussen het kwaliteitsplan, de doelstellingen in het kader van Leren Loont en de doelstellingen in het kader van overige beleidsprogramma’s of regelingen zoals risicojongeren en vsv.
Indien het overzicht van de indicatoren of van risicovolle afdelingen ontbreekt/ontbreken dan wordt de aanvraag als niet-effectief beoordeeld. De aanvraag kan worden aangevuld. En als niet-effectief blijft dan wordt de aanvraag afgewezen.
Het beroepsonderwijs is gericht op theoretische en praktische voorbereiding van jongeren voor de uitoefening van beroepen en leidt op voor de arbeidsmarkt of geeft aansluiting op een vervolgopleiding. Opleidingen moeten optimaal afgestemd zijn op de behoeften van marktpartijen en/of een vervolgopleiding. Maar afstemming is niet voldoende. Einddoel is een gedeelde verantwoordelijkheid voor het beroepsonderwijs (Triple Helix2, de 3 O’s3).
Het gaat om meer dan het zorgdragen voor voldoende stages en beroepspraktijkvormingsplaatsen (operationeel). Het aanbod richt zich op kwalitatieve en kwantitatieve afstemming op de huidige en toekomstige behoeften van de markt en op de capaciteiten van Rotterdamse jongeren (macrodoelmatigheid). Ook innovatieve ontwikkelingen, duurzaamheid en vakoverstijgende 21ste eeuwse vaardigheden zijn voor alle partijen van belang (strategisch).
De kolom van het beroepsonderwijs bestaat uit de vmbo-scholen, de in Rotterdam gevestigde roc’s, aoc’s, de vakinstellingen voor mbo en de ho-instellingen.
Voor het mbo is een relevante partner het SBB (stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven) die wettelijke opdrachten heeft in het kader van opstellen van kwalificatiedossiers, acquireren en certificeren van leerbedrijven en het houden van toezicht.
Alle hierboven genoemde partijen onderhouden relaties met elkaar en het bedrijfsleven op operationeel en strategisch niveau. Opdracht is arbeidsmarktrelevant opleiden. Vanuit Leren Loont! zijn hierbij de kernwoorden doorlopende leerlijnen en vakmanschap. Het budget Onderwijs en Arbeidsmarkt biedt hierin ondersteuning.
Het versterken of tot stand brengen van duurzame relaties tussen onderwijsinstellingen in de kolom beroepsonderwijs en het bedrijfsleven, waarbij deze relaties leiden tot kwalitatief goed en innovatief onderwijs (vakmanschap) met een optimale uitstroom naar werk en/of doorstroom naar hogere onderwijsvormen (doorlopende leerlijnen). Het mbo heeft binnen deze relaties een spilfunctie.
Voor het vmbo en het ho geldt dat men kan participeren in op basis van deze regeling gesubsidieerde werkzaamheden. In alle gevallen geldt dat er aantoonbaar commitment moet bestaan van alle partners: onderwijs, overheid en bedrijfsleven.
De middelen worden ingezet voor onderstaande werkzaamheden en doelstellingen:
Ad 1: faciliteren van netwerken
De gemeente wil in nauw overleg tussen onderwijs en bedrijfsleven bestaande netwerken versterken of indien nodig initiatief nemen tot het realiseren van nieuwe netwerken. Aanleiding tot de vorming of versterking van een netwerk moet een concrete en helder gedefinieerde vraag of probleemstelling zijn, waarbij het netwerk ook in staat is die vraag te beantwoorden: netwerken met een concrete opdracht binnen een gedefinieerde sector. Partners hebben op voorhand hun commitment uitgesproken: er is sprake van een gedeelde vraagstelling. Hierbij wordt ingezet om op strategisch niveau te werken aan een gezamenlijke langere termijn visie, een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het opleiden van voldoende goed geschoold personeel, en afspraken te maken over de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de plaatsing van de laagst opgeleiden.
Daarbij wordt er binnen maximaal 2 jaar naar toegewerkt dat de deelnemers zelf verantwoordelijkheid nemen voor de continuïteit van het netwerk.
Een eventuele bijdrage moet aantoonbaar meerwaarde hebben voor onderwijs en arbeidsmarkt in de vorm van stage- of arbeidsplaatsen, waar mogelijk in de vorm van baangaranties. Zowel onderwijs als bedrijfsleven moeten er perspectief in zien en bereid zijn financiële (mede-)verantwoordelijkheid te nemen.
Ad 3: stimuleren van arbeidsmarktvaardigheden bij leerlingen, zoals de 21ste eeuwse vaardigheden
De gemeente wil de onderwijsinstellingen in staat stellen bij te dragen aan netwerkontwikkeling bij de leerlingen zelf. De afgelopen jaren is bijvoorbeeld gebleken dat het instrument Big Day hier een goed instrument toe is. Big Day wordt hiermee een coproductie van het programma Jongeren aan de Slag en de Rotterdamse onderwijsinstellingen.
Inzet van het ministerie van OCW is dat het beroepsonderwijs optimaal wordt afgestemd op de behoeften van de markt (macrodoelmatigheid). Het ministerie (en in het verlengde daarvan SBB) gaat daarbij uit van landelijke trends. Regionaal dienen deze trends nader ingevuld te worden. Van de gemeenten wordt verwacht dat zij daar een rol in spelen. Gemeenten beschikken ook over een instrumentarium met regionale arbeidsmarktinformatie en netwerken binnen de regionale en sectorale koepels van het bedrijfsleven. Onderzoek heeft vooral betrekking op de regionale inkleuring van wat landelijk, onder meer via de benchmarkt van OCW, eigen onderzoek van SBB en data van ROA bekend is.
In beginsel vormt de subsidie onderwijs en arbeidsmarkt een aanjaagfunctie en kent daardoor geen structureel karakter.
Voor wie is de subsidie bestemd?
De subsidie is bestemd voor mbo-instellingen, mbo-vakinstellingen, instellingen voor ho en (samenwerkingsverbanden vanuit) het bedrijfsleven.
In alle gevallen wordt op voorhand commitment gevraagd van andere partijen, zodat aannemelijk wordt gemaakt dat de subsidie de samenwerking in de triple helix verstrekt.
Beschikbaar budget en subsidieplafond in kalenderjaar
De aanvraag kan gedurende het jaar worden ingediend, uiterlijk twaalf weken voor het tijdstip waarop een aanvang met de prestatie(s)/activiteit(en) wordt gemaakt(SVR2014). Het is een eenmalige subsidie. De aanvraag bevat een analyse van het initiatief/de problematiek, de activiteiten die een oplossing bieden, welke resultaten bereikt zullen worden en welk belang gediend wordt met de activiteiten/resultaten. Voorts is er een relatie gelegd met de partners die erbij betrokken zijn. In beginsel kent de subsidie een aanjaagfunctie en dient een beeld geschetst worden hoe de voortgang geregeld is na het einde van de subsidie.
De gemeente beoordeelt de aanvraag op de kwaliteit en de verwachte effectiviteit. Externe deskundigen kunnen worden betrokken. De toekenning geschiedt op basis van inhoudelijke toetsing, waarbij de aanvragen worden getoetst in volgorde van binnenkomst.
De gemeente Rotterdam stimuleert de professionaliteit en innovatie van onderwijsprofessionals door een aantal acties in het kader van de Rotterdamse Leraren C.A.O.: Rotterdamse Lerarenbeurs, Rotterdampas, Broedplaats010 en Welkomstpremie. Daarnaast zijn middelen beschikbaar voor Verminderen ervaren werkdruk en/of begeleiding startende docenten, Stimuleren zij-instroom en door het Innovatiefonds CityLab010 Onderwijs.
Het Innovatiefonds CityLab010 is een gemeente brede regeling en kent een apart subsidieonderdeel voor onderwijs. De informatie en wijze van aanvragen treft u aan op www.citylab010.nl. De Rotterdampas wordt gratis verstrekt aan professionals die in Rotterdam werkzaam en loopt via een andere procedure. Meer informatie over de Rotterdamse Leraren C.A.O. treft u aan op http://onderwijsbeleid010.nl
Het beste onderwijs in Rotterdam door het stimuleren van de professionalisering van individuele of samenwerkende professionals in het Rotterdamse onderwijs en vve. De beurs heeft als doel werknemers in het onderwijs en vve die bij de uitoefening van hun beroep direct bijdragen aan de bevordering van het leerproces te boeien en binden aan het uitoefenen van hun vak in Rotterdam. omdat zij zich daar verder kunnen ontwikkelen.
De Rotterdamse Lerarenbeurs is complementair aan de maatregelen die het bestuur van de school of vve-, mbo en hbo- instelling neemt om de medewerkers verder te professionaliseren. Deze beurs is tevens complementair aan de landelijke lerarenbeurs die het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap beschikbaar stelt.
wordt ingezet voor een activiteit die een bijdrage levert aan de bekwaamheid van de medewerkers die werkzaam zijn in het onderwijs (zoals opgenomen in de Wet beroepen In het onderwijs) of de vve én die bij de uitoefening van hun beroep direct bijdragen aan het leerproces van peuters, leerlingen en studenten
is niet bedoeld voor leraren die een hogere of tweede bevoegdheid willen halen, omdat zij in eerste instantie gebruik kunnen maken van de landelijke regelingen voor lerarenbeurzen. Alleen wanneer bij de aanvraag onderbouwd wordt beschreven dat een aanvrager niet voor een landelijke lerarenbeurs in aanmerking komt, kan de Rotterdamse Lerarenbeurs hierin voorzien. De Rotterdamse Lerarenbeurs is complementair aan de landelijke lerarenbeurs.
Voor wie is de subsidie bestemd
Voor de Rotterdamse Lerarenbeurs komt een werknemer in aanmerking die:
Hoogte Rotterdamse Lerarenbeurs
De beurs kan zowel benut worden om kosten te dekken voor de professionaliseringsactiviteit, als voor vervanging die nodig is om de professionaliseringsactiviteit uit te voeren. Voor dat laatste kan maximaal € 50 per te compenseren uur worden gerekend, voor maximaal een kwart van het aan te vragen bedrag.
Beschikbaar budget en subsidieplafond
Bij overtekening zal toekenning geschieden op volgorde van binnenkomst. De toetsing stopt als het subsidieplafond is bereikt. Om de Rotterdamse Lerarenbeurs toegekend te krijgen moet de aanvraag voldoen aan de hieronder genoemde beoordelingsvereisten.
Beoordelingsprocedure aanvraag
De beoordeling richt zich primair op:
De gemeente zal binnen 6 weken na ontvangst van de aanvraag aan schoolbesturen en vve, mbo en hbo-instellingen bekend maken welke aanvragen zijn gehonoreerd. De subsidie wordt via het schoolbestuur of de instelling verstrekt (waar mogelijk via de IB-beschikking), geoormerkt per (school)locatie en medewerker. Wanneer een aanvraag wordt toegekend, stemt de aanvrager ermee in om mee te werken aan een evaluatieonderzoek naar uitvoering en resultaten van de Rotterdamse Lerarenbeurs.
Met het accepteren van de Rotterdamse Lerarenbeurs, gaat de werknemer akkoord om het gehele bedrag terug te betalen aan het schoolbestuur, vve-, mbo of hbo instelling als hij of zij
De gemeente zal in zo’n situatie dit bedrag van het schoolbestuur, vve-, mbo of hbo instellingen terugvorderen bij de vaststelling van de subsidie.
Uit de verantwoording moet blijken of
Het beste onderwijs in Rotterdam door het aantrekken van specifieke categorieën leraren aan wie (in Rotterdam) het grootste tekort is. Om leraren naar Rotterdam te trekken, stelt de gemeente de welkomstpremie beschikbaar. De premie heeft als doel om leraren, die voor een keuze staan tussen gaan lesgeven op een school in Rotterdam of elders, over de streep te trekken en te laten kiezen voor Rotterdam. Deze premie onderstreept ook het belang dat Rotterdam hecht aan bevoegde docenten.
Voor wie is de subsidie bestemd
Met inachtneming van het bovenstaande komen voor de welkomstpremie de volgende categorieën in aanmerking:
De premie geldt niet voor alle andere gevallen, zoals leraren die van de ene naar de andere Rotterdamse school overstappen of leraren die weliswaar al op een Rotterdame school werken, maar nu pas de vereiste lesbevoegdheid hebben gehaald.
De Welkomstpremie is een subsidie die namens de leraar wordt aangevraagd door de schoolbesturen en door de gemeente wordt toegekend in de integrale (wijzigings)beschikking.
Leraren die vanaf schooljaar 2018-2019 in Rotterdam starten en daarin hun vaste contract meenemen, bijvoorbeeld omdat zij voor hetzelfde bestuur blijven werken, maar nu binnen de gemeentegrenzen van Rotterdam, komen datzelfde schooljaar al voor de Welkomstpremie in aanmerking. Ook leraren die direct een vast contract krijgen komen in aanmerking.
Het schoolbestuur vraagt namens de leraar de Welkomstpremie aan bij de gemeente en wordt toegekend als onderdeel van de integrale (wijziging)beschikking. Daarvoor geeft het bestuur in de aanvraag de naam, de school, het vak (indien van toepassing) en de werktijdfactor op van degenen die voor de Welkomstpremie in aanmerking komen.
De schoolbesturen leggen verantwoording af over de daadwerkelijke uitkering van de welkomstpremies in de jaarlijkse subsidieverantwoording. De accountant controleert bij de vaststelling of de ontvanger voldeed aan de voorwaarden.
In geval de ontvanger van de welkomstpremie op eigen initiatief het Rotterdamse onderwijs verlaat binnen het schooljaar dat hij/zij premie heeft, moet het schoolbestuur het premiebedrag terugbetalen aan de gemeente.
Vermindering ervaren werkdruk en/of begeleiding startende docenten
Het doel van de subsidie is scholen in de gelegenheid stellen om ideeën ten uitvoer te brengen die docenten in staat stellen zich beter te kunnen richten op hun kerntaken en/of die bijdragen aan het behouden van leraren in de eerste jaren van hun onderwijsloopbaan.
Voor wie is de subsidie bestemd
De subsidie is bestemd voor besturen van Rotterdamse scholen die vallen onder de WPO, WVO en WEC
Beschikbaar budget en subsidieplafond
Voor de gemeentelijke subsidie is in totaal een bedrag van € 900.000 beschikbaar.
Het budget wordt beschikbaar gesteld voor alle kosten die direct ten goede komen aan de doelstelling. Overhead wordt niet gesubsidieerd.
Het maximaal beschikbare budget per schoolbestuur is vastgesteld op basis van een vast deel van € 8.000 per schoolbestuur en een verdeling van het restant bedrag naar rato van het leerlingenaantal.
Het onderwijsveld en de gemeente Rotterdam hebben een gezamenlijk belang bij het realiseren van de doelstellingen uit de Rotterdamse aanpak lerarentekort. Vandaar dat de subsidie beschikbaar wordt gesteld uitgaande van cofinanciering door het schoolbestuur met een verdeling van in beginsel 50% ten laste van het schoolbestuur en 50% ten laste van de gemeente.
Indien na toekenning nog budget resteert, kunnen de middelen door de gemeente worden toegekend voor verlaging van de eigen bijdrage van het schoolbestuur. Dit bedrag wordt verdeeld naar rato van de reeds toegekende subsidies.
De aanvraag bevat een analyse van het initiatief/de problematiek, de activiteiten die een oplossing bieden, welke resultaten bereikt zullen worden en welk belang gediend wordt met de activiteiten/resultaten (outcome). Bijgevoegd wordt ook een uitgewerkte begroting per project en een tijdsplanning met startdatum, einddatum en wanneer mogelijk kritische mijlpalen en tussenproducten.
Omdat het terugdringen van het lerarentekort een gezamenlijke verantwoordelijkheid is en een gezamenlijke aanpak vraagt, wordt ook inzicht gegeven in de overdraagbaarheid naar andere scholen en/of besturen.
Beoordelingsprocedure aanvraag
Een toetsingscommissie, bestaande uit leden van het HR expertteam waarin schoolbesturen zijn vertegenwoordigd aangevuld met medewerkers van de gemeente, brengt advies uit over de ingediende plannen. Hierbij zal een vertegenwoordiger van een schoolbestuur niet adviseren op de plannen uit het eigen bestuur. Dit advies wordt verstrekt aan de gemeente die uiteindelijk besluit over de subsidietoekenning.
De toetsingscommissie zal de aanvragen beoordelen op onderstaande criteria:
De verantwoording bestaat uit een evaluatie van het project waaruit moet blijken:
Het lerarentekort is een acuut en urgent probleem. Dit wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt doordat er onvoldoende studenten de pabo verlaten en vervolgens in Rotterdam willen gaan werken. De gemeente stelt subsidie beschikbaar om de druk op de Rotterdamse onderwijsarbeidsmarkt te verlichten.
De doelgroep potentiele leraren kan vergroot worden door inzet op zij-instroom. Daarnaast is investeren in zij-instroom waardevol, omdat dit bijdraagt aan diversiteit binnen de teams. Tevens zorgt zijinstroom voor instroom van kennis en vaardigheden uit andere sectoren in het onderwijs. Ook verwachten we dat, hoewel de zij-instromer nog niet zelfstandig voor de klas staat, hij gedurende die periode wel werkzaamheden verricht en zodoende kan helpen de ervaren werkdruk te verminderen.
We zien echter dat het aantal zij-instromers beperkt is. Een van de redenen hiervoor is dat de afstand van de zij-instromer tot het zelfstandig uitvoeren van de functie als leerkracht basisonderwijs vaak groot is, waardoor de zij-instromers niet direct zelfstandig voor de klas kunnen staan. De zij-instromers zijn daardoor een dure groep voor de schoolbesturen.
Als gemeente willen we de schoolbesturen stimuleren en ondersteunen om, in samenwerking met de opleidingsinstituten, in te zetten op het opleiden en aannemen van zij-instromers. Ten behoeve hiervan stelt de gemeente subsidie beschikbaar voor het aantrekken van zij-instromers met als voorwaarde dat zij tijdens hun opleiding een salaris ontvangen.
Op deze manier stimuleren we dat er extra leraren worden opgeleid voor de Rotterdamse scholen. Ook wordt gestimuleerd dat zij-instromers direct een regulier salaris ontvangen wat de keuze voor het opgeven van de oude functie en de overstap naar een baan als leraar aantrekkelijker maakt.
Voor wie is de subsidie bestemd
De subsidie is bestemd voor besturen van Rotterdamse scholen die vallen onder de WPO.
Beschikbaar budget en subsidieplafond
Voor de gemeentelijke subsidie is in totaal een bedrag van € 400.000 beschikbaar.
Het budget wordt beschikbaar gesteld voor een bijdrage in de loonkosten van de zij-instromer in opleiding gedurende maximaal 2 jaar.
Het budget is vastgesteld op € 5.000 per zij-instromer, maximaal 2 jaar achtereen aan te vragen. Dit sluit aan bij de opleidingsperiode van de zij-instromer. De subsidie wordt gezien als een bijdrage aan schoolbesturen om zij-instromers aan te trekken en ze gedurende de opleidingsperiode een salaris te laten ontvangen.
Om zij-instroom voor ieder schoolbestuur te stimuleren, wordt er per schoolbestuur het beschikbare bedrag per schoolbestuur verdeeld. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van een vaste voet van € 5.000. Het restant van het bedrag wordt verdeeld naar leerlingaantal op basis van de telling 1-10-2017.
De Rotterdamse subsidie is complementair aan landelijke maatregelen en subsidiemogelijkheden voor het bevorderen van de zij-instroom.
De aanvraag maakt onderdeel uit van de algemene aanvraag Leren Loont!
De subsidie wordt door het schoolbestuur aangevraagd per individuele zij-instromer om deze gedurende de opleiding een salaris te laten ontvangen. Per individuele zij-instromer kan maximaal twee jaar achtereen een bijdrage in de loonkosten worden aangevraagd.
De subsidie wordt aangevraagd voor die personen die bij de start van het schooljaar als zijinstromer worden ingezet. Indien na deze aanvragen niet het volledige bedrag is besteed wordt er een tweede subsidie moment opengesteld waarmee we de subsidie mogelijk maken voor die zij-instromers die in februari starten met de opleiding. Aanvragen voor deze tweede subsidieronde moeten uiterlijk 1 december worden ingediend. Goedgekeurde aanvragen zullen waar mogelijk door middel van een wijziging verlening van de IB-subsidie worden verleend.
Beoordelingsprocedure aanvraag
Voor de toekenning van de subsidie dient de aanvraag aan de volgende voorwaarden te voldoen:
Het schoolbestuur legt verantwoording af over de ontvangen subsidie. Uit deze verantwoording moet blijken dat:
Bijlage 1 Voorbeelden binnen Nationaal Programma Rotterdam Zuid
Het NPRZ heeft als doel om in 2030 het gemiddelde van de vier grote steden te evenaren. De aanpak concentreert zich op drie pijlers: school, werk en wonen. Alle scholen in Rotterdam Zuid nemen deel aan de aanpak voor de pijler school. Deze pijler kent drie subpijlers: Kiezen voor vakmanschap in de zorg en de techniek, de Children’s Zone en monitoring.
De scholen in Rotterdam Zuid (de gebieden Charlois, IJsselmonde en Feijenoord), maken deel uit van het Nationaal Programma Rotterdam Zuid (NPRZ). In de Onderwijstafel van het NPRZ hebben de schoolbesturen afspraken gemaakt over de implementatie van loopbaanoriëntatie en -begeleiding (LOB) in het curriculum van alle scholen in Rotterdam Zuid en er zijn afspraken gemaakt over activiteiten die in de Childrens Zone gaan plaatsvinden. Wij lichten hieronder toe wat van scholen in het kader van het NPRZ verwacht wordt in schooljaar in 2018-2019.
Kiezen voor vakmanschap in de zorg en de techniek
De aanpak onder deze noemer betreft een programma voor loopbaanoriëntatie en –begeleiding (LOB). De LOB-aanpak in Rotterdam Zuid heeft als doelen het aantal voortijdig schoolverlaters te verminderen en ervoor te zorgen dat vanaf 2020 50% van de mbo-leerlingen een keuze maakt voor een opleiding en een werkcarrière in de zorg (15%), haven of techniek (35%). Zorg en Techniek zijn de sectoren met relatief hoge mbo-salarissen en waar in de toekomst werk voorhanden is. Werkgevers bieden hiervoor in het kader van het Nationaal Programma ook carrièrestartgaranties en vaak ook aanverwante faciliteiten als begeleiding aan. Met loopbaanoriëntatie en –begeleiding krijgen leerlingen inzicht in hun talenten en in hun passies, en krijgen zij ook zicht op kansrijke opleidingen en beroepen. De leerlingen die vanaf 2020 een mbo-opleiding kiezen, zitten in schooljaar 2018-2019 in groep 8 en lager.
Er is een overzicht gemaakt van laagdrempelige en beschikbare activiteiten en instrumenten die de scholen implementeren. De activiteiten en instrumenten zijn ondergebracht in vier thema’s.
De Onderwijstafel van NPRZ heeft afgesproken dat alle scholen in Rotterdam Zuid participeren, dus ook de scholen buiten de zeven focuswijken. Tevens is afgesproken dat alle genoemde activiteiten en instrumenten uiterlijk in 2017 op alle scholen (po, vo, mbo) zijn ingevoerd.
Het gaat om de volgende activiteiten en instrumenten:
Scholen zoeken bij alle activiteiten steeds de samenwerking met ouders om hun betrokkenheid bij de loopbaan van hun kind te versterken.
Meer informatie en ondersteuning
Het overzicht van LOB-activiteiten en instrumenten is opgenomen in het Uitvoeringsplan NPRZ 2015 – 2018. Het programma met een toelichting op de aanpak is ook beschreven in de brochure Gaan voor een baan! die is te downloaden via http://www.rotterdam.nl/kiezenvoorvakmanschapindezorgentechniek. U kunt de brochure met voorbeelden van aanbieders per onderdeel ook opvragen bij de vertegenwoordiger van uw bestuur in de Werkgroep Loopbaanoriëntatie NPRZ. De vertegenwoordiger kan u helpen met het opstellen van uw jaarplan voor het onderdeel Kiezen voor vakmanschap in de zorg en de techniek en kan u op weg helpen met de implementatie van de activiteiten. U kunt zich ook wenden tot de projectleider LOB NPRZ, Frank Schutte: 06 1170 2390 en frank.schutte@urbia.nl.
De Children’s Zone is een integrale benadering die vanuit de drie leefwerelden van het kind (school, thuis en vrije tijd) werkt naar maximale leerprestaties van de kinderen op weg naar een succesvolle toekomst. Doel hierbij is meer geslaagden voor havo (24%) en vwo (15%). Prioritaire thema’s in de aanpak zijn: extra leertijd, professionalisering, samenwerking scholen onderling en met partijen in de wijk, de doorlopende leerlijn en Ouders en onderwijsondersteuning.
In de Rotterdamse Children’s Zone zijn 32 po-scholen betrokken verdeeld over de 7 Focuswijken (Feijenoord, Hillesluis, Bloemhof, Afrikaanderwijk, Oud Charlois, Carnisse en Tarwewijk) plus de 25 vo-scholen in het NPRZ gebied. Buiten de focuswijken zijn er nog 26 po-scholen op Zuid. Ook daar is deels vergelijkbare problematiek te vinden. Waar nodig kunnen de scholen (binnen de beschikbare budgetten) een vergelijkbare aanpak invoeren als in de focuswijken.
De schoolbesturen hebben met elkaar afgesproken dat elke school in de Children’s Zone in haar schoolplannen en bij de uitvoering daarvan aandacht besteedt aan een aantal (prioritaire) onderwerpen.
Het gaat om de volgende activiteiten en instrumenten.
Meer informatie en ondersteuning
Het overzicht van CZ-activiteiten en instrumenten is opgenomen in het Uitvoeringsplan NPRZ 2015 – 2018.
U kunt de schoolcontactpersoon van de gemeente benaderen voor verdere informatie.
Contactpersoon NPRZ: Astrid Kroos, 06 5324 8864 en a.kroos@rotterdam.nl
Bijlage 2 Uitleg berekening subsidiebedragen schoolontwikkelbudget
De berekeningssystematiek is dezelfde als die in het schooljaar 2015-2016 is toegepast.
Basisbestanden van DUO: data.duo.nl
Voortgezet onderwijs, leerlingen
Wetten.overheid.nl: Van de Regeling Leerplusarrangement vo, Nieuwkomers vo en eerste opvang Vreemdelingen 2009 de meest recente bijlage 5: Lijst met postcodes van de armoedeprobleemcumulatiegebieden.
Uitgangspunten voor berekening
In de berekeningen wordt voor het begrip school steeds uitgegaan van officiële vestigingen van DUO, de hoofd- of nevenvestigingen (aangeduid met het 4-cijferige brin-nummer plus het 2-cijferige volgnummer). In enkele gevallen worden op zichzelf staande dislocaties als school aangemerkt, mits dit tijdig door het bestuur kenbaar is gemaakt.
Het aantal leerlingen op 1 oktober van het jaar voorafgaand aan de aanvraag is bepalend. In de berekeningen worden vier hoofdgroepen onderscheiden namelijk: primair onderwijs buiten de Children’s Zone (po), primair onderwijs binnen de Children’s Zone (pocz), voortgezet onderwijs buiten de Children’s Zone (vo) en voortgezet onderwijs binnen de Children’s Zone (vocz). De sbo-scholen zijn meegerekend bij de scholen voor primair onderwijs.
Het aantal leerlingen per schoolvestiging en het deel van die leerlingen dat woont in een APC-gebied wordt voor het vo bepaald op basis van de leerlingen per schoolvestiging (bronbestand vo 01) en de lijst met postcodes van armoedeprobleemcumulatiegebieden (APC-gebieden) (de bovengenoemde bijlage 5).
In de beleidsregel zijn deze beschikbare middelen onderverdeeld naar de vier hoofdgroepen van po en vo binnen en buiten de Children’s Zone (zie onderstaande tabel). Ook de middelen voor de so en vso scholen worden hieruit bekostigd. Deze scholen kunnen maximaal € 10.000 subsidie per vestiging krijgen. De te verdelen middelen voor po en vo worden berekend door het totale budget te verminderen met € 10.000 per schoolvestiging so en vso per hoofdgroep (zie onderstaande tabel).
Berekening schoolontwikkelingsbudget per leerling
Het maximale beschikbare schoolontwikkelbudget per schoolvestiging wordt jaarlijks berekend aan de hand van het totaal beschikbare budget (zie bovenstaande toelichting) en het aantal leerlingen (teldatum 1 oktober van het jaar voorafgaand aan schooljaar) op die vestiging. Om deze berekening te kunnen uitvoeren wordt eerst een bedrag per leerling uitgerekend.
Voor de schoolvestigingen buiten de Children’s Zone (po):
Het bedrag per leerling wordt berekend op basis van het leerlingaantal en het schoolgewicht. De berekening is als volgt:
(totale beschikbare gecorrigeerde bedrag voor hoofdgroep po) gedeeld door (totaal aantal leerlingen hoofdgroep po + 5 maal schoolgewicht scholen hoofdgroep po) |
Voor de schoolvestigingen in de Children’s Zone (pocz):
Ook hier wordt het bedrag per leerling berekend op basis van het leerlingaantal en het schoolgewicht met één uitzondering. Uitgangspunt voor deze leerlingen is dat alle leerlingen in de groepen 3 tot en met 8 tenminste zes uur leertijduitbreiding (LTU) moeten kunnen organiseren. Het totaal hiervoor benodigde budget wordt eerst in mindering gebracht op het beschikbare budget voor de groep pocz. Vervolgens wordt voor het resterende bedrag op vergelijkbare wijze als voor po het bedrag per leerling berekend.
Het benodigde subsidiebedrag voor de zes uur gaat per schoolvestiging op dezelfde wijze als in de beleidsregel 2014-2015. Er wordt gerekend met 40 schoolweken per jaar: dus (6/8 van het totaal aantal leerlingen van de schoolvestiging) maal (6 uur LTU) maal (40 weken). Het maximaal beschikbare budget voor de uitkomst van deze urenberekening per schoolvestiging wordt aan de hand van de volgende staffel berekend:
De uitkomsten per schoolvesting worden vervolgens getotaliseerd afgetrokken van het beschikbare budget pocz. Het restbedrag wordt gebruikt voor de berekening van het bedrag per leerling.
Het bedrag per leerling wordt berekend op basis van genoemd restbedrag, het leerlingaantal en het schoolgewicht. De berekening is als volgt:
Voor de schoolvestigingen buiten de Children’s Zone (vo):
Van het totaal beschikbare budget wordt 30% specifiek beschikbaar gesteld aan de leerlingen in het vmbo, lwoo en praktijkonderwijs.
Het bedrag per leerling vmbo, lwoo en pro = (30% van totale beschikbare gecorrigeerde bedrag voor hoofdgroep vo) gedeeld door |
Het resterende bedrag wordt over alle leerlingen (van praktijkonderwijs tot gymnasium) voortgezet onderwijs buiten de Children’s Zone verdeeld. Het bedrag per leerling wordt bepaald op basis van het beschikbare gecorrigeerde vo-budget, het leerlingaantal op de betreffende schoolvestigingen en het aantal leerlingen dat daarvan woont in een APC-gebied. De berekening is als volgt:
Voor de schoolvestigingen in de Children’s Zone (vocz):
Van het totaal beschikbare budget wordt 30% specifiek beschikbaar gesteld aan de leerlingen in het vmbo, lwoo en praktijkonderwijs.
Het bedrag per leerling vmbo, lwoo en pro = (30% van totale beschikbare gecorrigeerde bedrag voor hoofdgroep vocz) gedeeld door |
Het resterende bedrag wordt over alle leerlingen (van praktijkonderwijs tot gymnasium) voortgezet onderwijs binnen de Children’s Zone verdeeld. Het bedrag per leerling wordt bepaald op basis van het beschikbare gecorrigeerde vo-budget, het leerlingaantal op de betreffende schoolvestigingen en het aantal leerlingen dat daarvan woont in een APC-gebied. De berekening is als volgt:
De berekening schoolontwikkelbudget per schoolvestiging (per 6-cijferig brin-nummer)
Voor so, vso en so/vso scholen:
Voor de hoofdgroep po (po plus sbo):
Dit gemeenteblad 2018, nummer 19, is uitgegeven op 7 februari 2018 en ligt op dins-, woens- en donderdagen van 9.00 tot 13.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Wachtruimte Timmerhuis, Halve Maanpassage 1 (trap op, melden bij Informatiebalie)
(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)