Organisatie | Bernheze |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene Plaatselijke Verordening (APV) Bernheze 2018 |
Citeertitel | APV Bernheze 2018 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | Toelichting APV |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-03-2018 | 30-12-2020 | Nieuwe regeling | 15-03-2018 www.officielebekendmakingen.nl | / |
De raad van de gemeente Bernheze besluit, op basis van het bijbehorende voorstel van burgemeester en wethouders van 9 januari 2018, en
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet 108, 147, 149, 151c, 151d, 154, 154a, 156 en 174 van de Gemeentewet, artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), artikel 30c Wet op de Kansspelen, artikel 4 Wet openbare manifestaties (Wom), artikel 2.18, 2.21 en artikel 3.148, eerste lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer en artikel 4 van de Drank- en Horecawet:
vast te stellen de volgende Algemene Plaatselijke Verordening (APV) Bernheze 2018.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In afwijking van het derde lid is artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing indien beslist wordt op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2:10, tweede lid (voorwerpen op de weg), of een vergunning als bedoeld in artikel 2:11 (aanleggen, veranderen weg) of artikel 4:11 (vellen bomen op Bomenlijst) en 4:11A (vellen bomen in aangewezen structuren).
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonlijk, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
verlenen van de ontheffing of vergunning, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het
belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;
c.indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of
d.indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen of gedurende een
daarin gestelde termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een
dan 3 weken voor de beoogde datum van de beoogde activiteit is ingediend en daardoor een
behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is.
3.In afwijking van het bepaalde in lid 2, geldt een termijn van 12 weken voor aanvragen van
een vergunning voor een evenement (artikel 2:25) en een seksinrichting (artikel 3:4).
Afdeling 1 Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
1.Het is verboden op een openbare plaats deel te nemen aan een samenscholing, te vechten,
onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot ongeregeldheden.
is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door
hem aangewezen richting te verwijderen.
3.Het is verboden zich te begeven naar of te bevinden op openbare plaatsen die door of
vanwege het bevoegd bestuursorgaan in het belang van de openbare veiligheid of ter
voorkoming van ongeregeldheden zijn afgezet.
godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.
6.Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve
Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
1.Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden,
waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de
Wet openbare manifestaties, geeft daarvan vóór de openbare aankondiging en ten
minste 48 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de
van de kennisgeving is vermeld.
4.Indien het tijdstip van de schriftelijke kennisgeving valt op een vrijdag na 12.00
uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, wordt de
kennisgeving gedaan uiterlijk op de werkdag die aan de dag van dat tijdstip
5.De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden op verzoek een kennisgeving
Afdeling 5 Bruikbaarheid en aanzien van de weg
Artikel 2:10 Vergunning voor het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie van de weg
Artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
1.Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning een weg aan te leggen, de
verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte
van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de
bestuursorgaan of openbaar lichaam publieke taken worden verricht.
4.Het verbod is voorts niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het
Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Verordening wegen
Noord- Brabant, de waterschapskeur, de Telecommunicatiewet of de daarop
gebaseerde Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuren Bernheze.
5.Op de vergunning bedoeld in het eerste lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet
bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg
1.Het is verboden een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een
bestaande uitweg naar de weg indien:
de melding heeft beslist dat de gewenste uitweg wordt verboden.
5.Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de
Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, de Waterschapskeur of de Verordening wegen Noord-
Afdeling 6 Veiligheid op de weg
Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of dat er op andere wijze voor het wegverkeer hinder of gevaar ontstaat.
Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of een andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Artikel 2:18 Rookverbod in bossen en natuurterreinen
1.Het is verboden in bossen, op heide of veengronden dan wel in duingebieden of binnen een
afstand van dertig meter daarvan:
artikel 429, aanhef en onder 3, van het Wetboek van Strafrecht.
3.De verboden zijn voorts niet van toepassing voor zover het roken plaatsvindt in gebouwen en
Artikel 2:19 Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp
1.Het is verboden op, aan of boven het voor voetgangers of (brom)fietsers bestemde deel van
de weg op enigerlei wijze prikkeldraad, schrikdraad, puntdraad of andere scherpe voorwerpen aan te brengen of te hebben hangen lager dan 2,2 meter boven dat gedeelte van de weg.
2.Het verbod geldt niet voor prikkeldraad, schrikdraad, puntdraad of andere scher voorwerpen, die op grotere afstand dan 0,25 m uit de uiterste boord van de weg, op van de weg af gerichte delen van een afscheiding zijn aangebracht.
3.Voor de toepassing van dit artikel wordt onder weg verstaan wat artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat.
4.Het verbod in het eerste lid geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Artikel 2:21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
1.De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het verkeer of de openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
2.Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Waterstaatswet 1900, de Onteigeningswet, of de Belemmeringenwet Privaatrecht.
1.In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke
verrichting van vermaak, met uitzondering van:
Artikel 2:25 Evenementenvergunning
1.Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van de burgemeester een
2.Bij de indiening van de vergunningaanvraag worden de gegevens, bedoeld in artikel 2.3 van
het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen, aangeleverd.
evenement te verbieden, indien er aanleiding is te vermoeden dat daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.
5.Evenementen als bedoeld in artikel 2:24, lid 2 onder e zijn te allen tijde vergunningplichtig. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 wordt een vergunning voor het organiseren van dergelijke evenementen geweigerd indien de organisator c.q. vergunningaanvrager van
6.Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op een wedstrijd op of aan de weg, in situaties waarin voorzien wordt door artikel 10 juncto 148, van de Wegenverkeerswet 1994.
7.Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve
Afdeling 8 Toezicht op openbare inrichtingen
Artikel 2:27 Begripsbepalingen
waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie ter plaatse kunnen worden bereid of verstrekt.
2.Onder openbare inrichting wordt mede verstaan een bijbehorend terras.
Artikel 2:28 Exploitatie openbare inrichting
De burgemeester kan vrijstelling verlenen van het verbod genoemd in het eerste lid aan openbare inrichtingen voor zover deze niet een horecabedrijf zijn als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet en voor zover de activiteiten van de openbare inrichting ondergeschikt zijn aan de hoofdactiviteit.
1.Openbare inrichtingen, niet zijnde inrichtingen als bedoeld in lid 2 en lid 3, zijn gesloten op maandag tot en met vrijdag tussen 02.00 uur en 06.00 uur, en op zaterdag en zondag tussen03.00 uur en 06.00 uur (sluitingstijd), met dien verstande dat op zaterdag en zondag na 02.00 uur geen nieuwe bezoekers meer mogen worden toegelaten.
2.Openbare inrichtingen, waar al dan niet door middel van een automaat, eetwaren en/of alcoholvrije dranken voor gebruik ter plaatse worden verstrekt zijn gesloten op maandag tot en met zondag tussen 02.30 uur en 06.00 uur.
3.Openbare inrichtingen, welke uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik zijn bij een sport- of jeugdorganisatie, welzijnsorganisatie of -instelling, dan wel in gebruik is als buurt- of dorpshuis zijn gesloten gedurende de tijd gelegen tussen twee uur na en twee uur voor het gebruik overeenkomstig de bestemming van de accommodatie.
4.Het is verboden een openbare inrichting voor bezoekers geopend te hebben, of
bezoekers in de inrichting te laten verblijven na sluitingstijd.
Winkeltijdenwet gelden dezelfde sluitingstijden als voor de winkel, voor zover de activiteiten van de openbare inrichting een nevenactiviteit vormen van de winkelactiviteit.
7.Het eerste, tweede, derde en vijfde lid zijn niet van toepassing op situaties waarin bij of krachtens de Wet milieubeheer is voorzien.
8.Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve
Artikel 2:30 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting
1.De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid of gezondheid of in
geval van bijzondere omstandigheden voor een of meer openbare inrichtingen tijdelijk andere
sluitingstijden vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.
2.Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin artikel 13b van de Opiumwet voorziet.
Artikel 2:31 Verboden gedragingen
Het is verboden in een openbare inrichting:
grond van een besluit krachtens artikel 2:30, eerste lid;
c.op het terras spijzen of dranken te verstrekken aan personen die geen gebruik maken van het terras, tenzij in het geval van verstrekking van zwak-alcoholisch drank hiervoor ontheffing is verleend op grond van de Drank- en Horecawet;
Artikel 2:32 Handel binnen openbare inrichtingen
1.In dit artikel wordt onder handelaar verstaan: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
2.De exploitant van een openbare inrichting staat niet toe dat een handelaar of een voor hem handelend persoon in die inrichting enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enige andere wijze overdraagt.
Afdeling 8A Bijzondere bepalingen over horecabedrijven als bedoeld in de Drank- en Horecawet
Artikel 2:34A Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder alcoholhoudende drank en paracommerciële rechtsper-soon, dat wat daaronder wordt verstaan in de Drank- en Horecawet.
Artikel 2:34B Schenktijden paracommerciële rechtspersonen
1.Paracommerciële rechtspersonen, met uitzondering van die genoemd in
lid 2, mogen alcoholhoudende drank uitsluitend verstrekken gedurende de periode beginnende met één uur voor aanvang en eindigende met twee uur na beëindiging van activiteiten die passen binnen
de statutaire doelomschrijving van de paracommerciële rechtspersoon, maar niet voor 12:00 uur en niet later dan 1:00 uur.
2.Een natuurtheater dat een paracommerciële rechtspersoon is, mag alcoholhoudende drank uitsluitend verstrekken gedurende de periode beginnende met één uur voor aanvang en eindigende met twee uur na beëindiging van activiteiten die passen binnen de statutaire doelom-
schrijving van de paracommerciële rechtspersoon, maar niet voor 12:00 uur en niet later dan 2:00 uur.
3.Paracommerciële rechtspersonen die zich richten op de voetbalsport mogen op zondag, wanneer het eerste elftal een uitwedstrijd speelt, alcoholhoudende drank verstrekken tot uiterlijk 20:00 uur.
4.Paracommerciële rechtspersonen mogen maximaal zes keer per jaar tijdens gelegenheden- alcoholhoudende drank verstrekken buiten de genoemde schenktijden.
5.De in het vierde lid benoemde gelegenheden moeten uiterlijk drie weken voor aanvang bij de burgemeester worden gemeld.
Artikel 2:34C Bijeenkomsten bij paracommerciële rechtspersonen
1.Paracommerciële rechtspersonen verstrekken geen alcoholhoudende drank tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn.
2.De burgemeester kan op aanvraag ontheffing verlenen van het in lid 1 gestelde verbod. Aan deze ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden.
3.Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve
Afdeling 9 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
In deze afdeling wordt verstaan onder inrichting: elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft.
Afdeling 10 Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2:39 Speelgelegenheden
1.In dit artikel wordt onder speelgelegenheid verstaan: een voor het publiek toegankelijke
gelegenheid waar bedrijfsmatig of in een omvang alsof deze bedrijfsmatig is de mogelijkheid
wordt geboden enig spel te beoefenen, waarbij geld of in geld inwisselbare voorwerpen
kunnen worden gewonnen of verloren.
2.Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te
exploiteren of te doen exploiteren. Het verbod is niet van toepassing op:
speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als
bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op
speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen, of de handeling als
in artikel l, onder a, van de Wet op de kansspelen te verrichten.
Afdeling 10A Tegengaan onveilig, niet leefbaaren malafide ondernemersklimaat en woonklimaat
Artikel 2:40A Verbod exploiteren bedrijf zonder benodigde vergunning
De burgemeester kan gebouwen, gebieden of bedrijfsmatige activiteiten aanwijzen waar(op) het verbod uit het derde lid van toepassing is. Een gebouw of gebied wordt uitsluitend aangewezen als naar het oordeel van de burgemeester in of rondom dat gebouw dan wel in dat gebied naar het oordeel van de burgemeester de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid onder druk staat. Een aanwijzing van een gebouw of gebied kan zich tot een of meer bedrijfsmatige activiteiten beperken. Een bedrijfsmatige activiteit wordt uitsluitend aangewezen als naar het oordeel van de burgemeester de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid door de bedrijfsmatige activiteit of door de exploitant en/of beheerder onder druk staat. Het aanwijzingsbesluit bepaalt de duur van de periode dat de aanwijzing geldt. Deze duur bedraagt maximaal vijf jaar en kan – indien dat met het oog op de bovengenoemde belangen naar het oordeel van de burgemeester nodig is – eenmalig worden verlengd met nogmaals een termijn van maximaal vijf jaar.
indien een of meer beheerders van het bedrijf binnen 3 jaar vóór de indiening van de
vergunningaanvraag een bedrijf heeft geëxploiteerd of daar leiding aan heeft gegeven, dat
wegens het aantasten van de openbare orde, de aantasting van het woon- en leefklimaat
daaronder begrepen, gesloten is geweest dan wel waarvoor de vergunning om die reden is
De vergunning wordt aangevraagd door de exploitant. Een aanvraag om een vergunning wordt ingediend door gebruikmaking van een door de burgemeester vastgesteld formulier. Bij de aanvraag om een vergunning wordt vermeld voor welke bedrijfsmatige activiteiten de vergunning wordt gevraagd, en worden in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden overgelegd:
indien de voorschriften uit de vergunning niet worden nageleefd en/of
k indien de bedrijfsmatige activiteiten door de exploitant zijn beëindigd.
Een vergunning kan ingevolge artikel 7 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur voorts door de burgemeester worden geweigerd dan wel ingetrokken, indien er sprake is van het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de voornoemde wet. Voordat daaraan toepassing wordt gegeven, kan het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van voornoemde wet, om een advies als bedoeld in artikel 9 van die wet worden gevraagd.
De exploitant is verplicht elke verandering in de uitoefening van zijn bedrijf waardoor deze
niet langer in overeenstemming is met de in de vergunning opgenomen gegevens zo
spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen één maand, aan de burgemeester te melden en een
wijziging van zijn vergunning aan te vragen. De burgemeester verleent een gewijzigde
vergunning, als het bedrijf aan de vereisten voldoet. Indien niet binnen een maand na de
verandering van omstandigheden een aanvraag wordt ingediend, kan de burgemeester de
verleende vergunning intrekken. Een bestaande vergunning vervalt, zodra de vergunning,
strekkende tot vervanging van eerstbedoelde vergunning, in werking treedt.
Het aanwijzingsbesluit geldt voor het aangewezen gebouw, het aangewezen gebied en de
aangewezen bedrijfsmatige activiteiten direct na de inwerkingtreding van het aanwijzings-
besluit. Voor bedrijven die vóór de inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit in het
aangewezen gebouw of gebied gevestigd waren en/of zich bezig hielden met de aange-
wezen bedrijfsmatige activiteiten, dient in het aanwijzingsbesluit een redelijke overgangs-
termijn geboden te worden, na het verstrijken waarvan het verbod uit het derde lid van
toepassing wordt. De overgangstermijn bedraagt minimaal 6 maanden en maximaal 1 jaar.
Artikel 2:40B Sluiting voor publiek toegankelijke gebouwen en/of erven
1.De burgemeester kan een voor het publiek openstaand gebouw of een bij dat gebouw
behorend erf als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet voor een bepaalde duur geheel
of gedeeltelijk sluiten, als daar:
zich andere feiten of omstandigheden hebben voorgedaan die naar het oordeel van de burgemeester de vrees wettigen dat het geopend blijven van het voor publiek toegankelijk gebouw of het bij dat gebouw behorende erf als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet ernstig gevaar oplevert voor de openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid.
Afdeling 11 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2:41 Betreden gesloten woning of lokaal
1.Het is verboden een krachtens artikel 174a van de Gemeentewet gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden.
2.Het is verboden een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal, een bij die woning of dat lokaal behorend erf, een voor het publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorend erf te betreden.
3.Deze verboden zijn niet van toepassing op personen wier aanwezigheid in de woning of het lokaal wegens dringende reden noodzakelijk is.
4.De burgemeester is bevoegd van de in het eerste en tweede lid bedoelde verboden ontheffing te verlenen.
Artikel 2:42 Plakken en kladden
1.Het is verboden een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die
plaats zichtbaar is te bekrassen of te bekladden.
2.Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op een openbare
plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is:
4.Het college kan aanplakborden aanwijzen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen.
7.De houder van de schriftelijke toestemming is verplicht die aan een opsporingsambtenaar op
Artikel 2:43 Vervoer plakgereedschap e.d.
1.Het is verboden op de weg of openbaar water enig aanplakbiljet, aanplakdoek, kalk, teer,
kleur of verfstof of verfgereedschap te vervoeren of bij zich te hebben.
2.Dit verbod is niet van toepassing, indien de genoemde materialen of gereedschappen niet
zijn gebruikt of niet zijn bestemd voor handelingen als verboden in artikel 2:42 van deze
Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen
1.Het is verboden op een openbare plaats inbrekerswerktuigen te vervoeren of bij zich te hebben.
2.Dit verbod is niet van toepassing indien de bedoelde werktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te
Ieder die zich gemaskerd, vermomd of op andere wijze onherkenbaar gemaakt op of aan een openbare plaats of op een andere voor publiek al dan niet met enige beperking toegankelijke plaats bevindt, is op eerste vordering van een politieambtenaar verplicht zich onmiddellijk van zijn masker te ontdoen of zich op andere wijze duidelijk herkenbaar te maken.
Artikel 2:45 Betreden van plantsoenen e.d.
1.Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden zonder ontheffing van het college zich te bevinden in of op bij de gemeente in onderhoud zijnde parken, wandelplaatsen, plantsoenen, groenstroken of grasperken, buiten de daarin gelegen wegen of paden.
2.Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve
Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
426bis of 431 van het Wetboek van Strafrecht of artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Artikel 2:48 Verboden drankgebruik
1.Het is voor personen die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt verboden op een
openbare plaats, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied,
alcoholhoudende drank te gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met
alcoholhoudende drank bij zich te hebben.
Artikel 2:49 Verboden gedrag bij of in gebouwen
een soortgelijke meergezinswoning of van een gebouw dat voor publiek toegankelijk is,
verboden zich zonder redelijk doel te bevinden in een voor gemeenschappelijk gebruik
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel en op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijke ruimte, dan wel deze te verontreinigen of te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor deze ruimte is bestemd. Onder deze ruimten worden in elk geval begrepen: portalen, telefooncellen, wachtlokalen voor het openbaar vervoer, parkeergarages en rijwielstallingen.
Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen e.d.
Het is verboden op een openbare plaats een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw of in de ingang van een portiek indien:
a.dit in strijd is met de uitdrukkelijk verklaarde wil van de gebruiker van dat gebouw of dat
Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d.
Het is verboden op uren en plaatsen die door het college of de burgemeester zijn aangewezen, zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid wordt gehouden die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.
Artikel 2:57 Loslopende honden
1.Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten
3.Het eerste lid, aanhef en onder a tot en met c, is niet van toepassing op de eigenaar of houder
Artikel 2:58 Verontreiniging door honden
1.Degene die zich met een hond op een openbare plaats begeeft is verplicht ervoor te zorgen
dat de uitwerpselen van die hond onmiddellijk worden verwijderd.
2.Het eerste lid is niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond die zich vanwege
zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden.
3.Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op door het college aangewezen
Artikel 2:59 Gevaarlijke honden
1.Indien de burgemeester een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan
hij de eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod
opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van
2.Een aanlijngebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond aangelijnd te
houden met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste 1,50
3.Een muilkorfgebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond voorzien te houden
eerste lid voorzien te zijn van een door de bevoegde minister op aanvraag verstrekt uniek
identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.
Artikel 2:60 Houden of voeren van hinderlijke of schadelijke dieren
1.Het is verboden op door het college ter voorkoming of opheffing van overlast of schade aan
de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet
milieubeheer, bij dat aanwijzingsbesluit aangeduide dieren:
krachtens het eerste lid is aangewezen, ontheffing verlenen van een of meer verboden
3.Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve
Afdeling 12 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
In deze afdeling wordt verstaan onder handelaar: een handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
1.De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen
die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een doorlopend en een door of namens
de burgemeester gewaarmerkt register, en daarin onverwijld op te nemen:
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden zich op een openbare plaats op te houden met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling, af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Artikel 2:74A Openlijk drugsgebruik
Het is verboden op of aan de weg, op een andere openbare plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.
Afdeling 15 Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden en cameratoezicht op openbare plaatsen
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet te besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen, op een door hem aangewezen plaats, indien deze personen het bepaalde in artikel 2:1 (samenscholing en ongeregeldheden), 2:47 (hinderlijk gedrag op openbare plaatsen), 2:48 (hinderlijk drankgebruik), 2:49 (hinderlijk gedrag in of bij gebouwen), of 2:50 (hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten) groepsgewijs niet naleven.
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aan te wijzen als veiligheidsrisicogebied.
Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen
De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet te besluiten tot plaatsing van camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een
Artikel 2:78 Gebiedsontzeggingen
1.De burgemeester kan aan een persoon een bevel geven zich te verwijderen en verwijderd te houden. In dit bevel geeft de burgemeester aan om welk gebied het gaat en welke tijd. De burgemeester geeft een bevel als de persoon alleen of in groepsverband openbare verstorende handelingen verricht dan wel een strafbaar feit pleegt.
De burgemeester geeft een bevel in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid.
Artikel 2:79 Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet
1.Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in
gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.
2.Als de burgemeester een last onder dwangsom of onder bestuursdwang oplegt naar
aanleiding van een schending van deze zorgplicht kan hij daarbij aanwijzingen geven over wat de overtreder dient te doen of na te laten om verdere schending te voorkomen. De burgemeester stelt beleidsregels vast over het gebruik van deze bevoegdheid.
Artikel 2:80 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
A.carbidschieten: het in een (melk)bus, container, opslagvat of ander daarmee gelijk te
stellen voorwerp op explosieve wijze verbranden van acetyleengas afkomstig van een reactie tussen calciumacetylide (carbid) en water of gasmengsels met vergelijkbare
B.bevoegd bestuursorgaan: het college van burgemeester en wethouders of, voorzover het openbare vermakelijkheden als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet betreft, de burgemeester.
tussen 00.00 uur en 02.00 uur, als daarbij gebruik wordt gemaakt van bussen met een
maximale inhoud van 1 liter en mits daarbij geen handelingen worden verricht of nagelaten waarvan degene die het carbidschieten verricht weet of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat daardoor gevaar, schade of hinder kan optreden voor personen of voor de omgeving;
carbidschieten plaatsvindt op 31 december tussen 10.00 uur en 00.00 uur en 1 januari
tussen 00.00 uur en 02.00 uur buiten de bebouwde kom, waarbij gebruik wordt gemaakt
van melkbussen en/of dergelijke voorwerpen met een maximale inhoud van 50 liter, met
gebruikmaking van acetyleengas afkomstig van reactie tussen calciumcarbide (carbid) en
water of gasmengsels met vergelijkbare eigenschappen, mits daarbij geen handelingen
worden verricht of nagelaten waarvan degene die het carbidschieten verricht weet of
redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat daardoor gevaar, schade of hinder kan optreden
het belang van de natuurbescherming, plaatsen in de gemeente aanwijzen waar het gestelde
in lid 2 van dit artikel niet van toepassing is.
4.Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in lid 1 van dit artikel gestelde verbod.
5.Het in het eerste tot en met het vierde lid bepaalde geldt niet voor zover het daarin geregelde wordt voorzien door de op de Wet milieubeheer, de Wet wapens en munitie, de Wet milieugevaarlijke stoffen, de Wet vervoer gevaarlijke stoffen of het Wetboek van
Strafrecht gebaseerde voorschriften.
6.Op de ontheffing bedoeld in het vierde lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet
bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
a.prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
b.prostituee: degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
c.seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijsmatig was seksuele handingen worden verricht of vertoningne van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prositutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
d.escortbedrijf: de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig
of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats
dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;
e.sekswinkel: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin hoofdzakelijk
goederen van erotisch-pornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht of
f.exploitant: de natuurlijke persoon of personen of rechtspersoon of rechtspersonen die een
seksinrichting of escortbedrijf exploiteert, dan wel exploiteren en de tot
vertegenwoordiging van die rechtspersoon of rechtspersonen bevoegde natuurlijke persoon
g.beheerder: de natuurlijke persoon of personen die de onmiddellijke feitelijke leiding
uitoefent, dan wel uitoefenen in een seksinrichting of escortbedrijf;
Afdeling 2 Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke
1.Het is verboden een seksinrichting of escortbedrijf te exploiteren of te wijzigen zonder
vergunning van het bevoegd bestuursorgaan.
Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder
Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, zijn de exploitant en de beheerder niet:
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke
vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, inclusief de drie
openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint-Eustatius, Aruba, Curaçao en Sint Maarten,
dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht
een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van
binnen de laatste vijf jaar bij ten minste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk
veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere
hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht,
wegens dan wel mede wegens overtreding van:
geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het
bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3:4,
eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem ter zake geen verwijt treft.
1.Het is verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben en daarin bezoekers
toe te laten of te laten verblijven:
3.Het is bezoekers van een seksinrichting verboden zich daarin te bevinden gedurende de tijd
dat die seksinrichting krachtens het eerste lid of tweede lid, dan wel krachtens artikel 3:7,
eerste lid, gesloten dient te zijn.
4.Het eerste tot en met derde lid zijn niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien
Artikel 3:7 Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting
1.Met het oog op de openbare orde en de belangen genoemd in artikel 3:13, tweede lid of in
geval van strijdigheid met de bepalingen in dit hoofdstuk kan het bevoegd bestuursorgaan:
bevoegd bestuursorgaan het besluit bedoeld in het eerste lid bekend op de voet van artikel
Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
1.Het is verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben, zonder dat
exploitant of de beheerder bedoeld in artikel 3:4, tweede lid onder a of b in de
De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting:
geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels
XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX
(mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek
van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en
1.Het is verboden door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten te
bewegen gebruik te maken van de diensten van een prostituee, uit te nodigen dan wel aan
politieambtenaren het bevel worden gegeven zich onmiddellijk in een bepaalde richting te verwijderen.
3.Met het oog op de openbare orde en de belangen genoemd in artikel 3:13, tweede lid, kan door politieambtenaren aan personen die zich bevinden op de wegen of gebieden en gedurende de tijden bedoeld in het eerste lid, het bevel worden gegeven zich onmiddellijk
in een bepaalde richting te verwijderen.
4.De burgemeester kan met het oog op de openbare orde en de belangen genoemd in artikel 3:13, tweede lid, personen aan wie ten minste eenmaal een bevel is gegeven als bedoeld in
het derde lid, verbieden zich gedurende een bepaalde termijn, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op of aan de wegen of gebieden en op de tijden bedoeld in het eerste lid onder b.
5.De burgemeester beperkt het verbod bedoeld in het vierde lid indien dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk is.
Afdeling 4 Beëindiging exploitatie; wijziging beheer
Artikel 3:14 Beëindiging exploitatie
1.De vergunning vervalt zodra de exploitant die overeenkomstig artikel 3:4 op de vergunning is vermeld, de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf feitelijk heeft beëindigd.
2.Binnen een week na de feitelijke beëindiging van de exploitatie, geeft de exploitant daarvan schriftelijk kennis aan het bevoegd bestuursorgaan.
1.Indien de beheerder het beheer van de seksinrichting of het escortbedrijf feitelijk beëindigt,
geeft de exploitant daarvan binnen een week schriftelijk kennis aan het bevoegd bestuursorgaan.
2.Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant besluit de verleende vergunning
overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:13, eerste
lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
3.In afwachting van het besluit bedoeld in het tweede lid, kan het beheer worden uitgeoefend
door een nieuwe beheerder vanaf het moment waarop de exploitant een aanvraag als
bedoeld in het tweede lid heeft ingediend, totdat over de aanvraag is besloten.
Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 1 Geluidhinder en verlichting
In deze afdeling wordt verstaan onder:
d.collectieve festiviteit: festiviteit die niet specifiek aan één of een klein aantal inrichtingen is
verbonden, zoals Oudjaarsdag en de dag waarop de verjaardag van de koning (Koningsdag) wordt gevierd;
e.incidentele festiviteit: festiviteit of activiteit die gebonden is aan één of een klein aantal
inrichtingen, zoals de viering van een jubileum;
f.geluidsgevoelige gebouwen: woningen en gebouwen die op grond van artikel 1 van de Wet
geluidhinder worden aangemerkt als geluidsgevoelige gebouwen met uitzondering van
gebouwen behorende bij de betreffende inrichting;
g.geluidsgevoelige terreinen: terreinen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder
worden aangemerkt als geluidsgevoelige terreinen met uitzondering van terreinen
behorende bij de betreffende inrichting;
h.onversterkte muziek: muziek die niet elektronisch is versterkt.
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
1.De geluidsnormen bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening gelden niet voor de volgende collectieve festiviteiten:
Oudjaarsdag, Koningsdag, de vier dagen waarop carnaval wordt gevierd en de vier dagen
2.De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 3.148, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor de
collectieve festiviteiten, zoals benoemd in het eerste lid.
3.Het college kan wanneer een collectieve festiviteit redelijkerwijs niet te voorzien was, een festiviteit terstond als collectieve festiviteit als bedoeld in het eerste lid aanwijzen.
4.Het equivalente geluidsniveau LAr,LT veroorzaakt door de inrichting mag tussen 07.00 uur en 19.00 uur niet meer bedragen dan 70 dB(A), tussen 19.00 uur en 23.00 uur niet meer
dan 65 dB(A) en tussen 23.00 uur en 07.00 uur niet meer dan 60 dB(A), gemeten op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen op een hoogte van 4,5 meter in de periode tussen23.00 uur en 07.00 uur en op een hoogte van 1,5 meter in de periode tussen 07.00 uur en 23.00 uur.
5 De geluidswaarden als bedoeld in het vierde lid zijn inclusief onversterkte muziek en
exclusief 10 dB(A) aftrek vanwege muziekcorrectie. Tevens wordt de bedrijfsduurcorrectie buiten beschouwing gelaten.
6.Op de dagen als bedoeld in het eerste lid dient het ten gehore brengen van extra muziek hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en
artikel 4:5 van deze verordening - uiterlijk een half uur vóór de vastgestelde sluitingstijden te worden beëindigd.
7.De geluidsnormen als bedoeld in het vierde lid gelden voor het bebouwde gedeelte van de inrichting en niet voor de buitenruimte.
8.Bij het ten gehore brengen van muziekgeluid blijven ramen en deuren gesloten, behoudens voor het onmiddellijk doorlaten van personen of goederen.
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
1.Het is een inrichting toegestaan maximaal 6 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening niet van toepassing zijn, mits de houder van de
inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
2.Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 6 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij
artikel 3.148, eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van deinrichting ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
waarheid ingevuld, tijdig is ingeleverd op de plaats op dat formulier vermeld.
5.De kennisgeving wordt tevens geacht te zijn gedaan wanneer het college op verzoek van de houder van een inrichting een incidentele festiviteit, die redelijkerwijs niet te voorzien was, terstond toestaat.
niet meer dan 65 dB(A) en tussen 23.00 uur en 07.00 uur niet meer dan 60 dB(A), gemeten op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen op een hoogte van 4,5 meter in de periode tussen 23.00 uur en 07.00 uur en op een hoogte van 1,5 meter in de periode tussen 07.00 uur en 23.00 uur.
7.De geluidswaarden als bedoeld in het zesde lid zijn inclusief onversterkte muziek en exclusief 10 dB(A) toeslag vanwege muziekcorrectie. Tevens wordt de bedrijfs- duurcorrectie buiten beschouwen gelaten.
en artikel 4:5 van deze verordening - uiterlijk een half uur vóór de vastgestelde sluitingstijden beëindigd.
9.De geluidsnormen als bedoeld in het zesde lid gelden voor het bebouwde gedeelte van de inrichting en niet voor de buitenruimte.
10.Bij het ten gehore brengen van muziekgeluid blijven ramen en deuren gesloten, behoudens voor het onmiddellijk doorlaten van personen of goederen.
Artikel 4:5 Onversterkte muziek
1.Bij het ten gehore brengen van onversterkte muziek als bedoeld in artikel 2.18, eerste lid
onder f en vijfde lid van het Besluit binnen inrichtingen is de onder e. opgenomen tabel
van toepassing, met dien verstande dat:
2.Voor de duur van 5 uur in de week is onversterkte muziek, vanwege het oefenen door
muziekgezelschappen zoals orkesten, harmonie- en fanfaregezelschappen, in een inrichting
gedurende de dag- en avondperiode uitgezonderd van de genoemde geluidsniveaus in het
3.Indien versterkte elementen worden gecombineerd met onversterkte elementen, wordt het
hele samenspel beschouwd als versterkte muziek en is het Besluit van toepassing.
4.Het eerste lid is niet van toepassing op collectieve en incidentele festiviteiten als bedoeld in
Artikel 4:5A Traditioneel schieten
1.Bij traditioneel schieten als bedoeld in artikel 2:18, eerste lid onder g van het Besluit
worden de volgende regels in acht genomen:
kalenderjaar, mits de schietevenementen tenminste 14 dagen voorafgaand aan het
Artikel 4:6 Overige geluidhinder
1.Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer of van het
Besluit op een zodanige wijze toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of
handelingen te verrichten dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder
geluidhinder, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit of de
Provinciale milieuverordening Noord-Brabant.
4.Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve
Artikel 4:6A (Geluid)hinder in de openlucht
1.Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer of van het
Besluit in de openlucht een geluidsapparaat, een (recreatie)toestel of een (bouw)machine in
werking te hebben op een zodanige wijze dat voor een omwonende of overigens voor de
omgeving (geluid)hinder wordt veroorzaakt.
het in werking hebben van bepaalde in de aanwijzing aangewezen categorieën van
geluidsapparaten, (recreatie)toestellen of (bouw)machines, voor zover wordt voldaan aan de
door het college vast te stellen voorschriften ter voorkoming of beperking van
Artikel 4:6B (Geluid)hinder door dieren
Degene die buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer of van het Besluit de zorg heeft voor een dier, moet voorkomen dat dit voor een omwonende of overigens voor de omgeving (geluid)hinder veroorzaakt.
Artikel 4:6C (Geluid)hinder door bromfietsen e.d.
Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer of van het Besluit zich met een motorvoertuig of een bromfiets zodanig te gedragen, dat daardoor voor een omwonende of overigens voor de omgeving (geluid)hinder ontstaat.
Artikel 4:6D (Geluid)hinder door vrachtauto’s
1.Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer of van het Besluit
een vrachtauto als bedoeld in artikel 1, onder a, van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens op zodanige wijze te laden of te lossen dat daardoor voor een omwonende
of overigens voor de omgeving (geluid)hinder wordt veroorzaakt.
Afdeling 2 Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.
Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
Afdeling 3 Het bewaren van houtopstanden
Artikel 4:10 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
a.boom: een houtig opgaand gewas zowel levend als afgestorven met een diameter van de
stam van minimaal 15 cm gemeten op 1,30 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van
meerstammigheid geldt de stamomtrek van de dikste stam. In afwijking van deze minimale
stamdiameter van 15 cm geldt geen minimale stamomtrek bij toepassing van de artikelen
4:11E(herplant-/instandhoudingplicht) en 4:11F (bestrijding van boomziekten) van deze
b.hakhout: één of meer bomen of boomvormers, die na te zijn geveld, opnieuw op stronk uitlo-
toekomstbomen, vastgesteld door het college;
e.monumentale boom: monumentale houtopstand die aan de hand van door het college vast-
gestelde criteria is opgenomen op de Bomenlijst;
f.toekomstboom: boom die een dermate goede conditie en groeiplaats heeft dat deze de po-
tentie heeft om in de toekomst monumentaal te worden en aan de hand van door het college
vastgestelde criteria is opgenomen op de Bomenlijst;
g.structuren: groenstructuren die zijn opgenomen in het Groenstructuurplan Bernheze of
h.vellen: rooien; kappen; verplanten; het snoeien van meer dan 20 procent van de kroon of het
wortelgestel, met inbegrip van kandelaberen; het verrichten van handelingen, zowel boven-
als ondergronds, die tot de dood, ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van de houtop-
i.dunnen: vellen, uitsluitend bedoeld als verzorgingsmaatregel ter bevordering van groei van
j.boomwaarde: de monetaire waarde van een houtopstand zoals getaxeerd volgens de meest
recente richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen;
k.Bomen Effect Analyse: een beoordeling van de gevolgen van voorgenomen bouw of aanleg
l.bebouwde kom: in afwijking van artikel 1:1 van deze verordening, wordt in deze afdeling
bedoeld de bebouwde kom vastgesteld in het kader van artikel 4.1 onder a van de Wet
m.bevoegd gezag: bevoegd gezag zoals bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algeme-
Artikel 4:11 Kapverbod bomen op de Bomenlijst
1.Het is verboden om houtopstanden te vellen of te doen vellen die staan vermeld op de Bo-
van een omgevingsvergunning voor het (doen) vellen van houtopstanden, als bedoeld in
artikel 2.2, lid 1, sub g van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Artikel 4:11A Criteria ontheffing bomen op Bomenlijst
1.Het college kan ontheffing om een boom te vellen weigeren, dan wel onder voorschriften of
2.In afwijking van artikel 1:8 kan de ontheffing voor het vellen van bomen slechts bij
uitzondering worden verleend indien:
Artikel 4:11B Kapverbod bomen in structuren
1.Onverminderd het gestelde in artikel 4:11, eerste lid, is het verboden zonder vergunning van
het college, bomen te vellen of te doen vellen die staan in aangewezen structuren.
2.Het in het eerste lid bedoelde verbod behoudens vergunning geldt eveneens voor bomen die
zijn aangeplant op basis van een herplant- en instandhoudingsplicht op grond van artikel
Artikel 4:11C Criteria vergunning bomen in structuren
1.Het college kan vergunning om te vellen als bedoeld in artikel 4:11B weigeren dan wel onder
voorschriften of beperkingen verlenen.
2.In afwijking van artikel 1:8 kan de vergunning voor het vellen van een houtopstand als be-
doeld in artikel 4:11B, worden geweigerd indien de belangen van verlening niet opwegen
tegen de belangen van behoud van de bomen op basis van één of meer van de volgende
1.De ontheffing of vergunning kan enkel worden aangevraagd, door of namens dan wel met
toestemming van degene, die krachtens zakelijk recht of door degene die krachtens
publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de houtopstand te beschikken.
2.Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, kan het college verzoeken tot overlegging van
Artikel 4:11E Herplant-/instandhoudingsplicht
1.Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is, zonder ontheffing of
vergunning van het college is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het col-
lege aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel
aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplich-
ting opleggen te herplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een
2.Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden
bepaald binnen welke termijn na herplant en op welke wijze niet aangeslagen herplant moet
3.Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is in het voortbestaan
ernstig wordt bedreigd, kan het college aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich
de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voor-
zieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om:
Artikel 4:11F Bestrijding van boomziekten
1.Indien zich op een terrein één of meer houtopstand bevinden die naar het oordeel van het
college gevaar opleveren van verspreiding van een boomziekte of voor vermeerdering van de
ziekteverspreiders zoals insecten, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college is
aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:
voor handen of in voorraad te hebben of te vervoeren, indien het een boomsoort betreft die
de desbetreffende boomziekte kan verspreiden.
3.Het niet voldoen aan de in het eerste lid bedoelde aanschrijving biedt een basis voor de toe-
passing van bestuursdwang, waarbij de noodzakelijke werkzaamheden, voor risico en voor
rekening van aangeschrevene, door of namens de gemeente kunnen worden verricht.
Afdeling 4 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
1.Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de
gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de
openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet
milieubeheer, in de openlucht of buiten de weg de volgende voorwerpen of stoffen op te
slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
ruimtelijke ordening of door of krachtens de verordening van de Provincie Noord-Brabant.
Artikel 4:15 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame
1.Het is verboden op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren door
middel van een opschrift, aankondiging of afbeelding waardoor het verkeer in gevaar wordt
gebracht of ernstige hinder ontstaat voor de omgeving.
2.Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het
Afdeling 5 Kamperen buiten kampeerterreinen
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen in de zin van artikel 2.1, eerste lid onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Artikel 4:18 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen
1.Het is verboden ten behoeve van recreatief nachtverblijf kampeermiddelen te plaatsen of
geplaatst te houden buiten een kampeerterrein dat als zodanig in het bestemmingsplan, de
beheersverordening, exploitatieplan of een voorbereidingsbesluit is bestemd of mede
2.Het verbod geldt niet voor het plaatsen van kampeermiddelen voor eigen gebruik door de
Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
In deze afdeling wordt verstaan onder:
a.voertuigen: voertuigen als bedoeld in artikel 1, onder al, van het Reglement verkeersregels
en verkeerstekens (RVV 1990) met uitzondering van kleine wagens zoals kruiwagens,
b.parkeren: parkeren als bedoeld in artikel 1, onder ac, van het Reglement verkeersregels en
Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.
te stallen, te herstellen, te slopen, te verhuren of te verhandelen, verboden:
Artikel 5:6 Kampeermiddelen e.a.
1.Het is verboden een voertuig dat voor recreatie of anderszins voor andere dan
verkeersdoeleinden wordt gebruikt:
de Verordening wegen Noord-Brabant.
4.Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve
Artikel 5:7 Parkeren van reclamevoertuigen
1.Het is verboden een voertuig dat is voorzien van een aanduiding van handelsreclame, op de
weg te parkeren met het kennelijk doel om daarmee handelsreclame te maken.
Artikel 5:8 Parkeren van grote voertuigen
1.Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer
dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter te parkeren op een door het college
aangewezen plaats, waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de
2.Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer
dan 6 meter te parkeren op een door het college aangewezen weg, waar dit parkeren naar
zijn oordeel buitensporig is met het oog op de verdeling van beschikbare parkeerruimte.
3.Het verbod in het tweede lid is niet van toepassing op werkdagen van maandag tot en met
vrijdag, dagelijks van 08.00 tot 18.00 uur.
4.De verboden in het eerste en tweede lid zijn voorts niet van toepassing op campers,
kampeerauto’s, caravans en kampeerwagens, voor zover deze voertuigen niet langer dan
drie achtereenvolgende dagen op de weg worden geplaatst of gehouden.
Artikel 5:9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
1.Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6
meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning
of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van
bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hen
anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
2.Het verbod geldt niet gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt voor het
uitvoeren van werkzaamheden waarvoor de aanwezigheid van het voertuig ter plaatse
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen
1.Het is verboden zonder vergunning van het college een openbare inzameling van geld of
goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden.
2.Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van
goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het
aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt
gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig
1.In deze afdeling wordt onder venten verstaan: het in de uitoefening van de ambulante
handel te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten op een
1.Het is verboden te venten indien daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de
volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.
2.Onverminderd het bepaalde in het eerste lid is het verboden te venten op zondagen en
maandag t/m zaterdag tussen 20.00 en 08.00 uur.
3.Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door
Artikel 5:16 Vrijheid van meningsuiting
1.Het verbod bedoeld in artikel 5:15, eerste lid is niet van toepassing op het venten met
gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten en gevoelens worden geopenbaard als
bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
2.In afwijking van het bepaalde in het eerste lid is het venten van gedrukte en geschreven
stukken waarin gedachten en gevoelens worden geopenbaard als bedoeld in artikel 7, eerste
1.In deze afdeling wordt verstaan onder standplaats: het vanaf een vaste plaats op een
openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van
goederen dan wel diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een
Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden
1.Het is verboden zonder vergunning van het college een standplaats in te nemen of te
2.Het college weigert de vergunning wegens strijd met een geldend bestemmingsplan,
beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.
Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.
1.In deze afdeling wordt verstaan onder snuffelmarkt: een markt in een voor het publiek
toegankelijk gebouw waar hoofdzakelijk tweedehands en incourante goederen worden
verhandeld of diensten worden aangeboden vanaf een standplaats.
Artikel 5:23 Organiseren van een snuffelmarkt
voortdurend in gebruik zijn als winkel in de zin van de Winkeltijdenwet.
3.De burgemeester weigert de vergunning wegens strijd met een geldend bestemmingsplan,
beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.
4.Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve
Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
1.Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden een voorwerp, niet
zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te
hebben, indien dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging
gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en
veilig gebruik daarvan dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en
onderhoud van het openbaar water.
2.Degene die voornemens is een steiger, een meerpaal of een ander voorwerp met een
permanent karakter op, in of boven openbaar water te plaatsen, doet daarvan uiterlijk twee
weken tevoren een melding aan het college.
3.De melding bevat in ieder geval naam, adres en contactgegevens van de melder, en een
beschrijving van de aard en omvang van het voorwerp.
4.Van de melding wordt kennis gegeven op de in de gemeente gebruikelijke wijze van
5.Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van
Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet, de
Provinciale vaarwegenverordening Noord-Brabant, de Telecommunicatiewet of de daarop
gebaseerde Algemene verordening ondergrondse infrastructuren Bernheze.
Artikel 5:25 Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen
1.Het is verboden met een vaartuig een ligplaats in te nemen of te hebben dan wel een
ligplaats voor een vaartuig beschikbaar te stellen op door het college aangewezen gedeelten
2.Het college kan aan het innemen, hebben of beschikbaar stellen van een ligplaats met dan
wel voor een vaartuig op niet krachtens het eerste lid aangewezen gedeelten van openbaar
de Wet milieubeheer, het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet of de Provinciale
Artikel 5:26 Aanwijzingen ligplaats
1.Het college kan aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven met betrekking
tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare
orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.
2.De rechthebbende op een vaartuig is verplicht alle door of vanwege het college gegeven
aanwijzingen met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats op te
3.Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door
het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet of de Provinciale vaarwegenverordening.
Artikel 5:27 Verbod innemen ligplaats
Het is verboden een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen in strijd met het krachtens artikel 5:26, tweede lid bepaalde.
Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken
1.Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand
van openbare wateren, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen,
oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen,
stootpalen, bakens of sluizen die bij de gemeente in beheer zijn.
2.Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van
Strafrecht, het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet of de Provinciale vaarwegen-
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
Artikel 5:30 Veiligheid op het water
1.Het is aan een ieder die zich als bader of zwemmer in het openbaar water ophoudt,
verboden zich zodanig te gedragen dat het scheepvaartverkeer daarvan hinder of gevaar kan
2.Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het
Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet of de Provinciale vaarwegenverordening.
Afdeling 7 Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Artikel 5:31A Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
-motorvoertuig; hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, onder z, van het Reglement
verkeersregels en verkeerstekens 1990;
-bromfiets: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid onder e, van de
1.Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets
een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te
houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of
een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
2.Het verbod van het eerste lid is niet van toepassing op door het college aangewezen
terreinen. Het college kan daarbij nadere regels stellen voor het gebruik van deze terreinen:
de Wet milieubeheer of het Besluit geluidproductie sportmotoren.
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden
1.Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of
voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een
motorvoertuig, een bromfiets, een fiets of een paard.
2.Het verbod van het eerste lid is niet van toepassing op door het college aangewezen
terreinen. Het college kan daarbij nadere regels stellen voor het gebruik van deze terreinen:
Afdeling 8 Verbod vuur te stoken
Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
1.Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen in de zin van
de Wet milieubeheer of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.
2.Mits er geen sprake is van gevaar, overlast of hinder voor de omgeving, is het verbod niet
bescherming van de flora en fauna.
5.Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429,
aanhef en onder 1 of 3, van het Wetboek van Strafrecht of de Provinciale milieuver-
6.Op de ontheffing bedoeld in het derde lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet
bestuursrecht (positieve fictieve beschikking) niet van toepassing.
Afdeling 9 Verstrooiing van as
In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
Artikel 5:36 Verboden plaatsen
genoemd in het eerste lid asverstrooiing plaatsvindt.
3.Het college kan op verzoek van de nabestaande die zorg draagt voor de asbus op grond van
bijzondere omstandigheden ontheffing verlenen van het verbod uit het eerste lid,
behoudens de gemeentelijke begraafplaatsen en crematoriumterreinen.
4.Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve
Hoofdstuk 6 Sanctie-, overgangs- en slotbepalingen
Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en de op grond van artikel 1.4 gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechtelijke uitspraak.
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Artikel 6:4 Intrekking oude verordening
De Algemene Plaatselijke Verordening Bernheze 2014 wordt ingetrokken.
Besluiten, genomen krachtens de verordening bedoeld in artikel 6:4, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.