Organisatie | Neder-Betuwe |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Neder-Betuwe 2016 |
Citeertitel | Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Neder-Betuwe 2016 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt het Toezicht- en handhavingsbeleid kinderopvang gemeente Neder-Betuwe.
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
29-03-2018 | 30-11-2018 | nieuwe regeling | 19-04-2016 | . |
Deze beleidsregels zijn van toepassing op de handhaving naar aanleiding van overtreding van de bij of krachtens de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gestelde regelgeving.
Artikel 2 Vormen van sanctioneren
Bij het uitvoeren van het handhavingsbeleid heeft het college de volgende mogelijkheden:
Het college kan de in het inspectierapport aangegeven verzwarende of verzachtende omstandigheden, de inspanning van de houder, etc. mee laten wegen bij het beoordelen van de te nemen handhavingsactie.
De twee typen sancties kunnen tegelijkertijd worden opgelegd.
Het college kan in bijzondere gevallen overwegen eerst een schriftelijke waarschuwing te geven. Ook kan overwogen worden eerst op basis van mondelinge overreding de houder te bewegen de overtreding te herstellen. Zowel de waarschuwing als de overreding hebben geen juridische status.
Hoofdstuk 2 Herstellend traject
Wanneer uit een inspectierapport blijkt dat een houder van een kindercentrum, een gastouderbureau, een voorziening voor gastouderopvang of een peuterspeelzaal niet voldoet aan één of meer kwaliteitseisen van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en alle daaruit voortvloeiende regelgeving, start het college in beginsel een herstellend traject. Dit traject is gericht op beëindiging van de overtreding(en) en/of voorkoming van herhaling van de overtreding(en) en/of het wegnemen of beperken van de gevolgen van een overtreding.
In afwijking van het vorige lid, is de hersteltermijn voor het overleggen van een ‘verklaring omtrent gedrag’ twee weken. Zolang een houder niet heeft aangetoond dat een of meerdere personen in het bezit zijn van een geldige ‘verklaring omtrent gedrag’ mogen deze personen geen werkzaamheden verrichten in het kader van de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.
Indien houder geen oudercommissie heeft ingesteld, toetst de GGD of de houder voldoende inspanningen heeft verricht om een oudercommissie in te stellen en of er alternatieve ouderraadpleging plaatsvindt.
Artikel 6 Verwijdering registratie
Indien niet (langer) wordt voldaan aan de definities van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen voor wat betreft de te registreren voorzieningen (dagopvang, buitenschoolse opvang, gastouderbureau, voorziening voor gastouderopvang of peuterspeelzaal) zal de registratie worden verwijderd uit het register kinderopvang dan wel peuterspeelzaalwerk.
Hoofdstuk 3 Bestraffend traject
Artikel 8 Gebruik van de bevoegdheid opleggen bestuurlijke boete
Het college kan een bestuurlijke boete opleggen voor overtredingen.
Artikel 9 Hoogte bestuurlijke boete
Bij de berekening van de bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 1.72, eerste lid en artikel 2.28, eerste lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, wordt voor alle overtredingen het boetebedrag dat is neergelegd in het afwegingsoverzicht als uitgangspunt gehanteerd.
Hoofdstuk 2 Herstellend traject
In een herstellend traject zijn verschillende stappen te onderscheiden.
Stap 1: aanwijzing (artikel 1.65, eerste lid en 2.23, eerste lid van de Wko)
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin zich een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang, een gastouderbureau of een peuterspeelzaal bevindt dat de bij of krachtens hoofdstuk 1 afdeling 3, paragrafen 2 en 3, of hoofdstuk 2, afdeling 2, paragrafen 2 en 3 gegeven voorschriften (de ‘kwaliteitseisen”) niet of in onvoldoende mate naleeft, geeft de houder een schriftelijke aanwijzing.
Een aanwijzing is een besluit in de zin van artikel 1:3 lid 1 Awb. Een aanwijzing bestaat tenminste uit:
Stap 2: last onder dwangsom of last onder bestuursdwang (artikel 125, tweede lid Gemeentewet en artikel 5:32 Awb)
De stap last onder dwangsom kan meerdere keren worden genomen voor een geconstateerde overtreding. Indien een eerste last onder dwangsom geen resultaat heeft gehad, kan worden overwogen een nieuwe, hogere last onder dwangsom op te leggen. Dit vereist dan wel een nieuw besluit. Ook kan besloten worden een volgende stap in het herstellend traject te zetten.
De last onder dwangsom kan ook preventief worden opgelegd. Van een preventieve last is sprake als de last wordt opgelegd voordat enige overtreding heeft plaatsgevonden. Hiervoor geldt dat het gevaar van de overtreding klaarblijkelijk dreigt, dat wil zeggen dat de overtreding zich met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal voordoen.
In gevallen waarin het bestuursorgaan de mogelijkheid heeft om zelf de overtreding op te lossen (op kosten van de overtreder) kan een last onder bestuursdwang worden opgelegd. Omdat het ook mogelijk is om een exploitatieverbod op te leggen zijn er weinig overtredingen die zich lenen voor toepassing van bestuursdwang. Op grond van het bestuursrecht geldt dat in die gevallen waarin een last onder dwangsom mogelijk is, ook bestuursdwang kan worden toegepast.
Stap 3: exploitatieverbod (artikel 1.66 en 2.24 Wko)
Het college kan de houder verbieden een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang, een gastouderbureau of peuterspeelzaal in exploitatie te nemen of de exploitatie voort te zetten. Dit kan het college in de volgende gevallen:
Stap 4: verwijdering uit het landelijk register kinderopvang en peuterspeelzalen (artikel 1.47a, tweede lid en 2.4a, tweede lid van de Wko en artikel 8, eerste lid en artikel 14, eerste lid van het Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk)
Er zijn verschillende gronden waarop het college, in het kader van handhaving, een voorziening uit het register kinderopvang of het register peuterspeelzaalwerk kan verwijderen:
Vanaf het moment dat een voorziening is verwijderd uit het register, is er geen sprake meer van kinderopvang of peuterspeelzaalwerk in de zin van de wet. Voortzetten van exploitatie leidt tot illegale kinderopvang of peuterspeelzaalwerk en tot een boete of vervolging door het Openbaar Ministerie op basis van overtreding van de Wet economische delicten.
Hoofdstuk 3 Bestraffend traject
Een bestraffende sanctie bestraft een overtreding die ‘in het verleden’ begaan is. Er is een overtreding geconstateerd en dat feit wordt bestraft. De vorm van een bestraffende sanctie onder de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen is de bestuurlijke boete (artikel 1.72, eerste lid en 2.28, eerste lid, van de Wko).
De bestuurlijke boete kan opgelegd worden, indien:
Het college kan een bovengenoemde overtreding niet afdoen met het opleggen van een bestuurlijke boete:
Daarnaast ziet het college af van het opleggen van een bestuurlijke boete indien:
Ten aanzien van door de gemeente gesubsidieerde peuterspeelzaal worden geen bestuurlijke boetes opgelegd. Verder is er voor gekozen om niet voor elke overtreding een bestuurlijke boete op te leggen. De overtredingen die voor een ruime interpretatie vatbaar zijn, zoals een overtreding met betrekking tot passend binnenspeelruimte of een emotionele veiligheid, worden niet beboet met een bestuurlijke boete. Vooral overtredingen op documenten niveau, zoals het ontbreken van een Verklaring Omtrent Gedrag, worden beboet met een bestuurlijke boete.
Gastouders vallen ook volledig onder het regime van toezicht en handhaving en daarbij is ook mogelijk om een bestuurlijke boete op te leggen. Omdat echter een gastouder toch een bijzondere vorm van opvang is, is ervoor gekozen de boetebedragen te verlagen. Het is niet uitgesloten om een bestuurlijke boete op te leggen. Indien een overtreding door gastouder gesanctioneerd moet worden met een bestuurlijke boete, zal in dat geval het boetebedrag bepaald worden, met inachtneming van de algemene bepalingen hieromtrent in dit handhavingsbeleid.
In dit artikel worden de vormen van handhaving benoemd.
Een herstelsanctie is gericht op herstel van een overtreding en/of voorkoming van herhaling.
Een bestraffende sanctie is gericht op bestraffen van een begane overtreding. In de Algemene wet bestuursrecht wordt ook wel gesproken over leedtoevoeging.
De kwaliteitseisen waaraan bij of krachtens de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen voldaan moet worden, staan in de wet- en regelgeving. Een volledige opsomming is terug te vinden in de door de toezichthouder gebruikte modelrapporten.
Voor een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar de algemene toelichting op hoofdstuk 2 hierboven.
Op grond van artikel 1.58 Wet op de Kinderopvang dient de houder een oudercommissie in te stellen voor elk door hem geëxploiteerd kindercentrum of gastouderbureau. In de praktijk komt voor dat het voor de houders lastig is om aan deze wettelijke verplichting te voldoen. De reden ligt vooral dat de houders bij deze afhankelijk is van de bereidheid van de ouders om in de oudercommissie zitting te nemen.
Daarom hebben wij besloten om af te wijken van het reguliere handhavingstraject. Dit betekent echter niet dat de houders vrijgesteld worden van deze eis. Wij zullen deze eis anders toetsen. Hierbij worden inspanningen van de houder getoetst. Hieronder volgt een overzicht met instrumenten die een houder kan inzetten om aan deze eis te voldoen:
Indien de houder aantoonbaar aan deze acht voorwaarden voldoet, dat dit een bewijs is van het verrichten van voldoende inspanningen. De toezichthouder geeft dan het advies Niet handhaven.
Indien een geregistreerde voorziening, te weten dagopvang, buitenschoolse opvang, gastouderbureau, voorziening voor gastouderopvang of peuterspeelzaal, niet meer voldoet aan de definitie hiervan in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, zal deze uit het register worden verwijderd. Dit omdat uitsluitend voorzieningen die aan de definitie voldoen dienen te worden geregistreerd. Er zal in dit geval geen herstellend handhavingstraject worden ingezet, als herstel niet aan de orde zal zijn.
Aangezien de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen niet toestaat dat er boetes worden opgelegd aan gesubsidieerde peuterspeelzalen wordt hier expliciet nog eens bepaald dat dit hoofdstuk dan ook niet van toepassing is op gesubsidieerde peuterspeelzalen. Deze uitsluiting betreft uitsluitend het bestraffende traject.
Artikel 8 Gebruik bevoegdheid opleggen bestuurlijke boete
Het opleggen van een bestuurlijke boete is een bevoegdheid van het college. Dit betekent dat het college een bestuurlijke boete op kan leggen, maar daartoe niet verplicht is. Indien het college daartoe overgaat, is hetgeen in deze beleidsregels is bepaald onverkort van toepassing.
Artikel 9 Hoogte bestuurlijke boete
In de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen is het maximaal op te leggen boetebedrag aangegeven. Het college heeft derhalve beleidsvrijheid ten aanzien van de hoogte van het op te leggen boetebedrag.
Bij recidive treedt strafverzwaring op. Dit artikel bepaalt de hoogte van de strafverzwaring in het geval de overtreder in de voorgaande jaren al eerder is beboet. Daarbij is irrelevant of de in het verleden gepleegde overtreding(en) al dan niet betrekking hadden op hetzelfde kindercentrum, gastouderbureau, peuterspeelzaal of gastouderopvang waarvoor de nieuwe boete wordt opgelegd. Bepalend is of de overtreder als houder al eerder eenzelfde boete is opgelegd.
Dit artikel spreekt voor zich.