Organisatie | IJsselstein |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nadere regels Jeugdhulp gemeente IJsselstein 2018 |
Citeertitel | Nadere regels Jeugdhulp gemeente IJsselstein 2018 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Jeugdhulpverordening Gemeente IJsselstein 2018
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
05-04-2018 | 01-01-2018 | 01-07-2019 | Onbekend | 30-01-2018 Zenderstreek, d.d. 4 april 2018 | 523432 |
Artikel 2 Algemene voorzieningen
Naast de in de verordening genoemde, zijn de volgende algemene voorzieningen beschikbaar:
Voor het gesprek verschaffen de jeugdige of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige of zijn ouders verstrekken in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.
Artikel 5 Aanvraag individuele voorziening jeugdhulp
Artikel 7 Individuele voorziening jeugdhulp middels een pgb
Een individuele voorziening in de vorm van een pgb wordt alleen toegekend indien de ouders geacht worden voldoende in staat te zijn tot een redelijke waardering van zijn belangen dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordigers in staat is de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren.
Het formele tarief is van toepassing als u de jeugdhulp inkoopt bij een zelfstandige professional of bij een kleine instelling voor professionele zorg. Om in aanmerking te komen voor het formele tarief, dienen de volgende documenten overlegd te worden:
de inschrijving in het Handelsregister waaruit blijkt dat er sprake is van er een onderneming als bedoeld in artikel 5, onderdelen a, c, d, of e van de Handelsregisterwet 2007 waarvan de activiteiten blijkens de inschrijving van het Handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, geheel of voor het grootste deel bestaan uit het verlenen van Jeugdhulp;
Artikel 10 Intrekken besluit bij jeugdverordening
Met de inwerkingtreding van deze nadere regels wordt het Besluit bij jeugdverordening gemeente IJsselstein en de Nadere regels inzage persoonsgebonden budget ingetrokken met dien verstande dat besluiten die zijn genomen op grond van dit besluit met de daarbij behorende rechten en plichten in stand blijven.
Bijlage 1 Nadere regels gebruikelijke hulp
In de Jeugdverordening is vastgelegd dat geen jeugdhulpvoorziening toegekend zal worden als de ouders of de jeugdige op eigen kracht of met hulp van het eigen sociale netwerk de hulpvraag kunnen oplossen. Gebruikelijke hulp is een invulling van deze voorwaarde. De vraag of en zo ja, welk onderdeel van de hulpvraag tot gebruikelijke hulp behoort, beoordeelt het college op grond van deze nadere regels gebruikelijke hulp.
Gebruikelijke hulp in het kader van de Jeugdwet is de hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van ouders en/of andere verzorgers of opvoeders. Onder ‘andere verzorgers of opvoeders’ kunnen ook pleegouders vallen.
Ouders of andere verzorgers of opvoeders behoren de tot hun gezin behorende minderjarige kinderen te verzorgen, op te voeden en toezicht aan hen te bieden, ook als het kind een ziekte, aandoening of beperking heeft.
1.1 Onderscheid kortdurende en langdurige zorgsituatie
Bij gebruikelijke hulp wordt een onderscheid gemaakt in kortdurende en langdurige zorgsituaties 1
In kortdurende zorgsituaties kan van ouders of andere verzorgers/opvoeders worden verwacht dat ze alle persoonlijke verzorging en begeleiding zelf bieden. Dit betreft gebruikelijke hulp.
Alleen in langdurige zorgsituaties kan derhalve sprake zijn van bovengebruikelijke hulp waarvoor het college jeugdhulp moet inzetten. Dat sprake is van een langdurige zorgsituatie kan al vanaf het begin duidelijk zijn. Er hoeft dan dus niet eerst 3 maanden te worden ‘gewacht’ alvorens het college jeugdhulp in kan zetten.
Het bieden van een beschermende woonomgeving van ouders aan jeugdigen is tot een leeftijd van 17 jaar gebruikelijke hulp. Van ouders of verzorgers/opvoeders kan (tot een leeftijd van 17 jaar) worden verwacht dat ze een woonomgeving bieden waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en waarin een passend pedagogisch klimaat wordt geboden. Ook als sprake is van een jeugdige met een ziekte, aandoening of beperking.
Jeugdigen vanaf 17 jaar die vanwege hun aandoening, stoornissen en beperkingen nog niet in staat zijn zelfstandig te wonen, maar dat wel kunnen leren, kunnen onder omstandigheden wel in aanmerking komen voor verblijf in een beschermende woonomgeving op grond van de Jeugdwet. Met als doel om zich verder te ontwikkelen naar zelfstandig wonen.
Kan een jeugdige niet bij (een van) de ouder(s) wonen vanwege de onmogelijkheden van de ouder(s) om een veilig thuis te bieden, dan kan verblijf bij pleegouders, een gezinshuis of een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder aan de orde zijn.
1.3 Afweging gebruikelijke en bovengebruikelijke hulp
1.3.1 Beoordelingsfactoren gebruikelijke hulp
Om vast te stellen welke hulp bovengebruikelijk is, beoordeelt het college welke hulp uitgaat boven de hulp die een jeugdige van dezelfde leeftijd zonder beperkingen redelijkerwijs nodig heeft. In deze nadere regels is een richtlijn opgenomen voor gebruikelijke hulp van ouders voor jeugdigen zonder beperkingen (zie onderdeel 4). Bij de beoordeling welke hulp hier bovenuit gaat, betrekt het college de volgende factoren:
Het is van belang dat deze criteria telkens in samenhang worden beoordeeld, rekening houdend met de omstandigheden van de jeugdige en het gezin (zie onderdeel 1.3.2).
Ad a) Leeftijd van de jeugdigeBij de beoordeling van gebruikelijke hulp wordt rekening gehouden met verschillen die tussen jeugdigen in dezelfde leeftijdscategorie bestaan. Ook bij gezonde jeugdigen van dezelfde leeftijd kan de ene jeugdige meer zorg nodig hebben dan de andere. Het ene kind is nu eenmaal ‘gemakkelijker’ of sneller zelfstandig dan het andere kind.
Veel kinderen van 4 jaar zijn overdag zindelijk en gaan zelf naar het toilet. Maar het is niet ongewoon dat een kind van deze leeftijd hier stimulans, hulp of toezicht bij nodig heeft. Deze stimulans en hulp mag je verwachten van ouders/verzorgers en is gebruikelijke hulp.
Ad b) Aard van de zorghandelingen
Voor zorghandelingen die de jeugdige zelfstandig kan uitvoeren, hoeft geen hulp te worden toegekend. Gebruikelijke hulp bij kinderen kan ook handelingen omvatten die niet standaard bij alle kinderen voorkomen. Het gaat dan om handelingen die een gebruikelijke hulp-handeling vervangen, zoals het geven van sondevoeding in plaats van eten. Of om handelingen die in samenhang met reguliere zorgmomenten kunnen worden geboden, zoals het geven van medicijnen.
Ad c) Frequentie en patroon van de zorghandelingen
Zorghandelingen die meelopen in het normale patroon van dagelijkse zorg voor een kind, zoals 3 keer eten per dag, kunnen als gebruikelijke hulp worden aangemerkt.
Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met die zorgsituaties waarbij ouders voortdurend in de nabijheid moeten zijn om onplanbare zorg en toezicht te leveren vanwege de (chronische) aandoening, stoornissen en beperkingen van het kind. Zie daarover ook het onderdeel “begeleiding en gebruikelijke hulp”.
Ad d) Tijdsomvang van de zorghandelingen
De omvang van de tijd die met de zorghandelingen is gemoeid, kan meebrengen dat niet langer van gebruikelijke hulp sprake is.
Alle kinderen hebben tot een bepaalde leeftijd hulp nodig bij wassen en aankleden. Als deze handelingen veel meer tijd kosten, bijvoorbeeld vanwege spasticiteit, wordt deze extra tijd niet als gebruikelijke hulp gezien.
1.3.2 Samenhangende beoordeling
De hiervoor in onderdeel 1.3.1 genoemde criteria moeten telkens in samenhang met elkaar worden beoordeeld. En steeds moet gekeken worden naar de individuele omstandigheden van de jeugdige en het gezin. Zo kan een zorghandeling die naar zijn aard en omvang voor een kind van een bepaalde leeftijd gebruikelijk is, in een individuele situatie veel vaker voorkomen (frequentie). Of veel meer tijd kosten (tijdsomvang). Waardoor deze zorg niet geheel als gebruikelijk kan worden aangemerkt.
Het geven van medicatie (aard) bij een kind van 9 jaar (leeftijd) is gebruikelijke hulp. Als de medicatie elke nacht (meerdere malen) moet worden toegediend, loopt dit niet mee in het dagelijkse patroon. Dan moet beoordeeld worden of ouders hierdoor zodanig belast worden dat het niet meer redelijk is dit als gebruikelijke hulp te beschouwen.
Bij het onderzoek naar de gebruikelijke hulp moet het college vaststellen of degene waarvan gebruikelijke hulp wordt verwacht ook in staat is om deze gebruikelijke hulp te bieden, of dat sprake is van (dreigende) overbelasting. Er moet aandacht zijn voor de draaglast en draagkracht van de ouder of verzorger/opvoeder. Het college moet bekijken of hij/zij naast zijn of haar werk en de te verlenen zorg fysiek en psychisch nog in staat is de gebruikelijke hulp te verlenen. Als dat niet het geval is en er sprake is van (dreigende) overbelasting, zal het college (tijdelijk) een voorziening moeten verstrekken. In eerste instantie zal die voorziening van korte duur zijn om de gelegenheid te bieden de (onderlinge) taakverdeling aan de ontstane situatie aan te passen.
2.1 Wat valt onder persoonlijke verzorging?
Jeugdhulp in de zin van de Jeugdwet omvat onder andere het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van persoonlijke verzorging. De hulp is gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid bij de jeugdige2 .
Persoonlijke verzorging betreft hulp en zorg bij algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL). Het gaat dan onder andere om de volgende activiteiten (niet uitputtend):
Een jeugdige kan ondersteuning krijgen bij deze ADL-activiteiten, maar de handelingen kunnen ook worden overgenomen. Het stimuleren van de jeugdige om de persoonlijke verzorging uit te voeren of aan te leren, kan ook onderdeel zijn van de in te zetten hulp.
2.2 Persoonlijke verzorging en gebruikelijke hulp
Bij de beoordeling van de vraag welke activiteiten op het gebied van persoonlijke verzorging als (boven)gebruikelijke hulp kunnen worden aangemerkt, gelden de hoofdregels zoals vermeld bij onderdeel 1. Hieronder staan enkele uitzonderingen dan wel bijzondere situaties, die specifiek voor persoonlijke verzorging gelden.
De ouder/verzorger heeft zelf beperkingenAls een ouder of verzorger/opvoeder geobjectiveerde beperkingen heeft en/of kennis/vaardigheden mist om gebruikelijke persoonlijke verzorging uit te voeren, kan niet alle gebruikelijke hulp van hem of haar worden verwacht. De handelingen die bij een kind zonder beperkingen niet voorkomen, kan niet van deze ouder of verzorger worden verwacht. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het geven van sondevoeding of medicijnen.
Beschikbaarheid ouder/verzorger vanwege werkVoor zover gebruikelijke persoonlijke verzorging bij jeugdigen van niet uitstelbare aard is en de ouder of verzorger/opvoeder niet beschikbaar is wegens werk, valt dit niet onder gebruikelijke hulp. Van de ouder kan dan niet worden verwacht dat hij die taken op zich neemt.
Persoonlijke verzorging tijdens kinderopvangDe opvang/zorg die instanties voor kinderopvang plegen te bieden is gebruikelijke hulp. Alleen voor de hulp die aanvullend nodig is aan de opvang/zorg zoals instanties voor kinderopvang die plegen te bieden, kan het college een voorziening verstrekken. De niet-uitstelbare persoonlijke verzorging kan tijdens kinderopvang geïndiceerd worden.
Een baby krijgt bij de kinderopvang 3 keer per dag een flesje. Voor een baby valt het geven van een flesje onder normale dagelijkse zorg zoals kinderopvang die biedt. Nu kost het bij deze baby, vanwege ernstige slikproblemen, extra tijd om dat flesje te geven. Voor het geven van een flesje staat gemiddeld 20 minuten per keer en bij deze baby kost het 35 minuten per keer. De minuten meertijd komen voort uit aandoeningsgerelateerde stoornissen en beperkingen. Voor de extra tijd die het kost om het flesje te geven, kan het college hulp inzetten: 3 keer 15 minuten = 45 minuten per dag dat het kind gebruik maakt van de kinderopvang. Deze extra tijd valt niet onder gebruikelijke hulp.
Wanneer de baby geen flesje zou krijgen maar sondevoeding, dan is de volledige tijd voor het toedienen van de sondevoeding tijdens de kinderopvang bovengebruikelijke hulp en dus zorg waarvoor een voorziening kan worden verstrekt. Het geven van sondevoeding valt namelijk niet onder zorg zoals instanties voor kinderopvang die bieden.
Persoonlijke verzorging tijdens onderwijsDe school biedt gangbare en normale dagelijkse zorg, zoals het strikken van veters, het aantrekken van een jas en hulp bij toiletgang bij kleuters. Voor deze gangbare en normale dagelijkse zorg kan geen voorziening worden verstrekt.
Gedurende de tijd dat een kind de school bezoekt, is er voor de niet uitstelbare zorg geen verplichting voor de ouders of verzorgers/opvoeders om deze hulp op school te leveren. Dit wordt gezien als bovengebruikelijke hulp. Voor deze hulp kan het college dus een voorziening toekennen.
Intieme persoonlijke verzorging voor een jeugdige ouder dan 12 jaarVoor zover een jeugdige van 12 jaar of ouder geen intieme persoonlijke verzorging wil ontvangen van de ouder of verzorger/opvoeder wordt geen bijdrage van die ouder/verzorger verwacht. Er is dan dus geen sprake van te verwachten gebruikelijke hulp.
3.1 Wat valt onder begeleiding?
Jeugdhulp omvat het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren van jeugdigen met een beperking. 3 Zodat ze in staat worden gesteld voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren, rekening houdend met hun leeftijd en ontwikkelingsniveau 4 .Om dit te bereiken, kan het college begeleiding inzetten.
Bij begeleiding gaat het om het bevorderen, behouden of compenseren van de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. Bij jeugdigen wordt (een beperking in de ) zelfredzaamheid en participatie vergeleken met de mate van zelfredzaamheid en participatie van een ‘gezond’ kind van dezelfde leeftijd. Zie hiervoor ook de richtlijn in onderdeel 4. Begeleidingsactiviteiten kunnen onder andere bestaan uit:
3.2 Begeleiding en gebruikelijke hulp
Bij de beoordeling van de vraag welke activiteiten op het gebied van begeleiding als (boven)gebruikelijke hulp kunnen worden aangemerkt, gelden de hoofdregels uit Hoofdstuk 2.
Hierna komen enkele uitzonderingen dan wel bijzondere situaties aan de orde die specifiek voor begeleiding gelden.
De ouder/verzorger heeft zelf beperkingenAls een ouder of verzorger/opvoeder geobjectiveerde beperkingen heeft en/of kennis/vaardigheden mist om gebruikelijke begeleiding uit te voeren en deze vaardigheden niet kan aanleren, wordt geen bijdrage van hem verwacht.
Begeleiding gedurende werk of studie ouders/verzorgersWanneer ouders of verzorgers werken of studeren, blijven zij verantwoordelijk voor de opvang/verzorging van hun kinderen. De begeleiding die buiten dit werk om als gebruikelijke hulp wordt beschouwd, kan gedurende de tijd dat de ouders werken of studeren niet als voorziening worden toegekend. Alleen voor bovengebruikelijke begeleiding kan het college een voorziening verstrekken.
Begeleiding tijdens onderwijsAls een kind, vanwege een aandoening, stoornis of beperkingen, gedrag heeft dat het leren bemoeilijkt, valt de daarbij behorende begeleiding onder het onderwijs. Het gaat daarbij om begeleiding die te maken heeft met de lessen, het leren, de vakinhoud en de pedagogische en didactische omgang. Een concentratieprobleem van een kind kan op zichzelf dus geen reden zijn voor inzet van begeleiding. In het kader van passend onderwijs voorziet een school in begeleiding van leerlingen tijdens het onderwijs. Ook remedial teaching of huiswerkbegeleiding richten zich op het helpen van kinderen met leerproblemen. Dit zijn onderwijsgebonden problemen en behoren tot het domein van het onderwijs.
Als het gedrag de omgang met andere leerlingen bemoeilijkt, kan wel begeleiding in de vorm van toezicht aangewezen zijn. Te denken valt hierbij aan begeleiding bij ‘vrije’ of praktijklessen als schoolzwemmen of schoolgym. Bij dit type lessen/activiteiten is er sprake van een minder strakke structuur en een ander type (leer)omgeving. Dit is vaak van invloed op het gedrag van het kind met een zorgvraag. Essentieel is dat het leren voor iedereen doorgang kan vinden. Ook bij de omgang met andere kinderen en/of bij spel kan het gedrag om toezicht en/of interventie vragen. Dit is bovengebruikelijk toezicht waarvoor begeleiding ingezet kan worden.
Ouderlijk toezichtOuderlijk toezicht aan kinderen is gebruikelijke hulp. Kinderen (met of zonder ziekte of handicap) hebben ouderlijk toezicht nodig. Dit toezicht wordt anders van aard naarmate een kind ouder wordt en zich ontwikkelt. Zie ook de richtlijnen in bijlage I.
Bovengebruikelijke begeleiding bij kinderen tot 3 jaar komt in de praktijk niet vaak voor. Kinderen in deze leeftijd hebben volledige verzorging en begeleiding van een ouder nodig.
Toch kan bovengebruikelijk toezicht aan de orde zijn. Bovengebruikelijk toezicht is toezicht dat nodig is vanwege de aandoeningen, stoornissen of beperkingen van het kind en is aanvullend op gebruikelijk ouderlijk toezicht. Het kan gericht zijn op (toezicht op en aansturen van) gedrag vanwege een aandoening, stoornis of beperking, of op het bieden van fysieke zorg zodat tijdig kan worden ingegrepen bijvoorbeeld bij complicaties bij een ziekte.
Begeleiding naar ziekenhuis: als een kind vanwege bijvoorbeeld nierdialyse meerdere keren per week naar het ziekenhuis moet, is het gebruikelijk dat een ouder of verzorger meegaat. Hiervoor hoeft het college geen voorziening toe te kennen. Deze uren worden wel meegewogen in de weging van de over)belasting van ouders/verzorgers voor de zorg van hun kind vanwege de aandoening.
4. Richtlijn gebruikelijke hulp van ouders voor kinderen met een normaal ontwikkelingsprofiel