Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Tynaarlo

Procedureregeling planschadevergoeding 2007

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieTynaarlo
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingProcedureregeling planschadevergoeding 2007
CiteertitelProcedureregeling planschadevergoeding gemeente Tynaarlo 2007
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet op de ruimtelijke ordening, artikel 49 en 49 a

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

27-07-2007Onbekend

19-07-2007

Oostermoer, 26-06-2007

Collegevergadering, 19-06-2007

Tekst van de regeling

Intitulé

PROCEDUREREGELING PLANSCHADEVERGOEDING 2007

Burgemeester en wethouders van de gemeente Tynaarlo;

gelezen het advies van 19 juni 2007;

gelet op de artikelen 49 en 49a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening,

 

B E S L U I T

 

vast te stellen de:

volgende regels voor het behandelen van verzoeken om planschade-

vergoeding ex artikel 49 WRO van de Wet op de Ruimtelijke Ordening;

Artikel 1: Begripsbepalingen

De regeling verstaat onder:

  • a.

    planschade: schade als bedoeld in artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO);

  • b.

    planologische maatregel: een maatregel zoals genoemd in artikel 49 WRO;

  • c.

    aanvrager: degene die een aanvraag om vergoeding van planschade indient;

  • d.

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • e.

    derde - belanghebbende: degene als bedoeld in artikel 49a WRO, die heeft verzocht om ten behoeve van de verwezenlijking van een project een bestemmingsplan te herzien of te wijzigen dan wel om vrijstelling te verlenen, anders dan bedoeld in artikel 31a of 31b WRO, en die met de gemeente een overeenkomst heeft gesloten als bedoeld in artikel 49a WRO;

  • f.

    adviseur: een door het college per verzoek aan te wijzen onafhankelijke deskundige;

  • g.

    drempelbedrag: recht als bedoeld in artikel 49, derde lid WRO.

  • h.

    overeenkomst: een verhaalsovereenkomst zoals bedoeld in artikel 49a WRO.

Artikel 2: Indiening van de aanvraag en mededeling van ontvangst

1. Het college tekent de datum van ontvangst van de aanvraag als bedoeld in het eerste lid onverwijld aan

op het formulier waarbij de aanvraag is ingediend. De ontvangst wordt zo spoedig mogelijk schriftelijk medegedeeld aan aanvrager. Van de aanvraag wordt een afschrift toegezonden aan de derde - belanghebbende.

2.In de mededeling van ontvangst wijst het college de aanvrager er op dat voor het behandelen van de

aanvraag een drempelbedrag verschuldigd is en deelt hem mede dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de dag van verzending van de mededeling op de rekening van de gemeente dan wel op een aangegeven plaats moet zijn gestort.

Artikel 3: Besluit tot het niet-ontvankelijk verklaren van de aanvrager

Indien het drempelbedrag niet binnen de in artikel 2, tweede lid genoemde termijn is bijgeschreven of gestort,

verklaart het college de aanvrager niet – ontvankelijk, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de

aanvrager in verzuim is geweest.

Artikel 4: Besluit tot afwijzing van de aanvraag wegens kennelijke niet – ontvankelijkheid of kennelijke ongegrondheid

1. Het college wijst de aanvraag binnen twaalf weken na de dag van verzending van de mededeling van

ontvangst af indien sprake is van kennelijke niet - ontvankelijkheid of kennelijke ongegrondheid van de aanvraag.

2.De termijn van twaalf weken kan eenmaal met ten hoogste acht weken worden verlengd.

 

Artikel 5: Besluit tot opdrachtverstrekking

Indien geen toepassing wordt gegeven aan artikel 3 of artikel 4 wijst het college uiterlijk bij het verstrijken van de in artikel 4 bedoelde termijn een adviseur aan en verstrekt een opdracht aan de adviseur om ter zake van de aanvraag advies uit te brengen.

Artikel 6: Werkwijze van de adviseur

1. De adviseur stelt de aanvrager, een derde - belanghebbende en het college in de gelegenheid om naar

keuze schriftelijk of mondeling hun visie te geven over de aanvraag om vergoeding van planschade.

2.Van een mondelinge uiteenzetting door de aanvrager, de derde - belanghebbende of de vertegenwoordiger van het college wordt een verslag gemaakt. Dit verslag wordt opgenomen in het advies.

Artikel 7: Advisering

  • 1. De adviseur brengt binnen zestien weken na de ontvangst van de opdracht een schriftelijk en gemotiveerd conceptadvies aan het college uit omtrent de gegrondheid van de aanvraag en de hoogte van de te vergoeden planschade en stelt het college in de gelegenheid om binnen vier weken na verzending van het conceptadvies schriftelijk een reactie daarop ter kennis van de adviseur te brengen.

  • 2. Van een overschrijding van de in het eerste lid genoemde termijn stelt de adviseur het college schriftelijk in kennis, met vermelding van de nieuwe termijn waarbinnen hij het concept – advies zal uitbrengen.

    3. De adviseur zendt een afschrift van het concept - advies aan de aanvrager en een derde – belanghebbende, en stelt de aanvrager en de derde - belanghebbende in de gelegenheid om binnen vier weken na verzending van het concept - advies schriftelijk een reactie daarop ter kennis van de adviseur te brengen.

    4. Bij tijdige ontvangst van eventuele reacties als bedoeld in lid 1 en 3 brengt de adviseur binnen vier weken na verloop van de in het derde lid bedoelde termijn een definitief advies uit aan het college. De adviseur kan de termijn van vier weken eenmalig met vier weken verlengen, van welke verlenging mededeling gedaan wordt aan het college.

    5. Indien niet binnen de in het derde lid bedoelde termijn een reactie is ingebracht, brengt de adviseur binnen twee weken na verloop van deze termijn een definitief advies uit aan het college.

    6. De adviseur zendt een afschrift van het definitieve advies aan de aanvrager en de derde - belanghebbende.

Artikel 8: Beschikking van het college

1.Binnen zes weken na ontvangst van het advies beslist het college op de aanvraag om vergoeding van planschade.

2.Het college kan deze termijn eenmaal met ten hoogste vier weken verlengen.

Artikel 9: Uitbetaling en terugbetaling wettelijk recht

Indien het college een vergoeding van planschade vaststelt, vindt uitbetaling van de planschade en de terugbetaling van het wettelijk recht plaats op een door aanvrager aangegeven rekening direct na het onherroepelijk worden van deze beschikking.

Artikel 10: Slotbepalingen

1. Deze regeling treedt in werking op de dag na publicatie van deze verordening.

2.Deze regeling wordt aangehaald als 'Procedureregeling planschadevergoeding gemeente Tynaarlo 2007'.

 

Vastgesteld op 19 juni 2007 door

burgemeester en wethouders van de gemeente Tynaarlo;

 

secretaris, burgemeester,

mr. P. Post J. Rijpstra

Toelichting bij de Procedureregeling planschadevergoeding 2007

Algemene toelichting

Op grond van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) heeft een belanghebbende de mogelijkheid om van de gemeente vergoeding te krijgen van de schade die hij ondervindt ten gevolge van een bestemmingsplan of een daarmee gelijk te stellen planologische maatregel, bijvoorbeeld een vrijstelling als bedoeld in de artikelen 17 en 19 WRO, die redelijkerwijs niet voor zijn rekening dient te komen.

De Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de WRO geven voorschriften over de wijze waarop een vergoeding, als bedoeld in artikel 49 WRO, in de praktijk ‘planschade’ genoemd, moet worden aangevraagd en hoe een aanvraag door het college moet worden behandeld. Burgemeester en wethouders hebben de mogelijkheid een regeling vast te stellen met aanvullende procedureregels voor die gevallen waarin om toepassing van artikel 49 WRO wordt gevraagd. Van deze mogelijkheid wordt hier gebruik gemaakt. De procedureregeling sluit aan bij de Wijzigingswet planschade, Wet van 8 juni 2005, Staatsblad 305, die voorziet in verbetering van de planschadewetgeving door wijziging van artikel 49 WRO en invoering van een nieuw artikel 49a. De wijziging van artikel 49 is in werking getreden op 1 september 2005.

In het voetspoor van de wijzigingswet bevat de gemeentelijke procedureregeling met name de volgende nieuwe elementen:

  • -

    het college, en niet meer de raad, is bevoegd gezag voor het afdoen van aanvragen om vergoeding van planschade;

  • -

    de aanvrager wordt niet - ontvankelijk verklaard als het drempelbedrag niet bijtijds is voldaan;

  • -

    de initiatiefnemer van de planwijziging met wie de gemeente in een verhaalsovereenkomst als bedoeld in artikel 49a WRO heeft gesloten (dat hij de planschadekosten voor zijn rekening neemt), krijgt in de procedureregeling een positie als derde - belanghebbende: hij krijgt gelegenheid tot inspraak voorafgaand aan de beslissing op de aanvraag.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1: begripsbepalingenAdviseur

Adviseur

De Awb bevat in afdeling 3.3 regels inzake advisering. Artikel 3:7 Awb bevat bijvoorbeeld het voorschrift dat het bestuursorgaan aan de adviseur de gegevens ter beschikking stelt die nodig zijn voor een goede vervulling van diens taak. Bij onze opdrachten zullen wij de planschadeadviseur de nodige informatie verstrekken

Derde - belanghebbende

Het kan zijn dat de gemeente met de verzoeker van een planherziening of planvrijstelling een overeenkomst heeft gesloten ter compensatie van de door de gemeente eventueel toe te kennen vergoeding van planschade als gevolg van de gevraagde planologische maatregel. Deze verzoeker wordt in artikel 49a WRO aangemerkt als belanghebbende bij een besluit op een aanvraag om vergoeding van planschade ter zake van deze planologische maatregel. In aansluiting op deze bepaling krijgt de verzoeker in de procedureregeling gelegenheid tot inspraak bij de voorbereiding van het gemeentelijk besluit ter zake van de planschadeclaim.

Artikel 2: indiening van de aanvraag en mededeling van ontvangst

Eerste lid

Vast moet staan dat het binnengekomen schrijven een aanvraag bevat om vergoeding van schade als bedoeld in artikel 49 WRO en dat daarbij tevens wordt voldaan aan de vereisten van artikel 4:2 Awb: de aanvraag moet worden ondertekend en tenminste bevatten:

  • Ø

    naam en adres van de aanvrager;

  • Ø

    de dagtekening en;

  • Ø

    een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd.

In het verzoek moet de aanvrager onder meer ook aangeven welke van de in artikel 49 WRO genoemde planologische maatregelen volgens hem oorzaak zijn van de veronderstelde schade.

Volgens artikel 4:2, tweede lid en artikel 4:5 Awb heeft het bestuursorgaan de mogelijkheid om later aanvulling van de aanvraag te verlangen. De wet noemt daarvoor geen termijn. Dit betekent dat het college op elk moment tijdens de behandeling van de aanvraag alsnog kan besluiten tot het laten aanvullen van de aanvraag, indien blijkt dat bepaalde belangrijke gegevens ontbreken.

Registratie van de datum van ontvangst van de aanvraag is van belang voor de bepaling van de wettelijke rente over de uit te keren schadevergoeding en voorts in verband met de verjaringsregeling in het nieuwe artikel 49 WRO: een aanvraag om vergoeding van schade als bedoeld in artikel 49, eerste lid, onder a, b, c of f, moet worden ingediend binnen vijf jaar nadat de desbetreffende bepaling van het bestemmingsplan of het desbetreffende besluit onherroepelijk is geworden.

Tweede lid

Ter zake van een aanvraag om vergoeding van planschade is op basis van artikel 49, derde lid WRO een drempelbedrag verschuldigd. Van iedere aanvrager wordt het drempelbedrag verlangd.

Onder 'aanvrager' wordt verstaan: degene die een aanvraag om vergoeding van planschade indient.

Indien een verzoek door één gemachtigde namens meerdere belanghebbenden wordt ingediend wordt van alle afzonderlijke belanghebbenden, genoemd in het gecombineerde verzoek, het drempelbedrag gevorderd. Het gaat immers om meerdere aparte verzoeken, die al dan niet middels een gecombineerd verzoek zijn ingediend. Dat het verzoek door een gemachtigde wordt ingediend, doet hier niets aan af.

De wet bepaalt dat teruggaaf wordt verleend indien op de aanvraag geheel of gedeeltelijk positief wordt beslist.

Artikel 3: besluit tot het niet ontvankelijk verklaren van de aanvrager

Deze bepaling is direct ontleend aan artikel 49, derde lid WRO. In uitzonderlijke gevallen kan worden geoordeeld dat aanvrager inderdaad niet in verzuim is geweest, bijvoorbeeld als het college de mededeling van ontvangst per abuis verkeerd heeft geadresseerd. Als hiervan blijkt kan het college zijn besluit tot het niet ontvankelijk verklaren van de aanvrager herzien.

Artikel 4: besluit tot afwijzing van de aanvraag wegens kennelijke niet ontvankelijkheid of kennelijke ongegrondheid

Volgens vaste rechtspraak moet de gemeente bij de behandeling van aanvragen om planschadevergoeding objectief en deskundig advies inwinnen, behoudens de uitzonderingsgevallen dat de aanvraag wegens kennelijke niet – ontvankelijkheid of ongegrondheid direct moet worden afgewezen. Overeenkomstig deze rechtspraak geeft artikel 4 aan dat het college in dergelijke gevallen een aanvraag kan afwijzen zonder advies in te winnen. Zo’n afwijzing zal slechts in bijzonder duidelijk liggende gevallen verantwoord zijn; daardoor worden onnodig werk en onnodige kosten voorkomen.

Tegen de achtergrond van de bestaande jurisprudentie en voorts de in artikel 49 WRO opgenomen nieuwe verjaringsregeling kunnen vermoedelijk de volgende voorbeelden worden genoemd van situaties waarbij directe afwijzing van de aanvraag voor de hand ligt:

  • Ø

    de gestelde schade, indien en voorzover al aanwezig, vloeit niet voort uit de door de aanvrager vermelde planologische maatregel, en evenmin uit een andere in artikel 49 WRO genoemde planologische maatregel, maar kan slechts het gevolg zijn van een andere oorzaak dan de in artikel 49 WRO genoemde, zoals een gemeentelijk structuurplan, een gemeentelijke structuurvisie, een gemeentelijk verkeersplan, een verleende bouwvergunning ex artikel 44 Woningwet of een niet-gemeentelijke planologische maatregel;

  • Ø

    de gestelde schade kan, indien en voorzover al aanwezig, weliswaar het gevolg zijn van de door de aanvrager vermelde planologische maatregel of een andere in artikel 49 WRO genoemde planologische maatregel, maar deze oorzakelijke planologische maatregel is nog niet onherroepelijk geworden;

  • Ø

    de gestelde schade kan weliswaar het gevolg zijn van de door de aanvrager vermelde planologische maatregel of een andere in artikel 49 WRO, eerste lid onder a, b, c of f genoemde planologische maatregel, maar deze oorzakelijke planologische maatregel is vijf jaar of langer geleden, gerekend vanaf de indiening van de aanvraag, onherroepelijk geworden;

  • Ø

    het is overduidelijk dat de koper ten tijde van de aankoop van de onroerende zaak die in waarde zou zijn gedaald wist of had kunnen weten dat een bepaalde negatieve ruimtelijke ontwikkeling zich zou kunnen voordoen zodat de schade veroorzakende planologische maatregel kennelijk voorzienbaar was.

In deze voorbeelden wordt ervan uitgegaan dat het college een eventuele vermelding door de aanvrager van de verkeerde planologische oorzaak ambtshalve converteert in de vermelding van de juiste planologische oorzaak, vermeld in artikel 49 WRO, indien zodanige oorzaak tenminste aan de orde is. Een eventueel verkeerde oorzaakvermelding kan in deze situatie derhalve niet direct leiden tot afwijzing van de claim. Stel bijvoorbeeld dat iemand een schadeclaim indient op grond van een bestemmingsplan, terwijl de gestelde schade in werkelijkheid slechts het gevolg kan zijn van een projectbesluit ex artikel 19 WRO, dan zal het college de claim als zodanig ook beschouwen en behandelen.

Artikel 5: besluit tot opdrachtverstrekking

Het college schakelt een onafhankelijk, deskundig adviseur in om een zo goed mogelijk en zo objectief mogelijk advies te krijgen over de vraag of er inderdaad sprake is van schade ex artikel 49 WRO en vervolgens over de omvang van de schadevergoeding.

Op grond van het bepaalde in artikel 5 kan het college per geval een adviseur aanwijzen. Door per aanvraag te bezien welke adviseur moet worden ingeschakeld, bestaat de mogelijkheid om de keuze afhankelijk te maken van de complexiteit en de aard van het verzoek. Uiteraard is het mogelijk over het algemeen te werken met dezelfde adviseur, respectievelijk met bijzondere adviseurs voor bijzondere onderwerpen.

Artikel 6: werkwijze van de adviseur

Het horen van de aanvrager, de eventuele derde - belanghebbende en het college kan naar keuze gescheiden of gezamenlijk plaatsvinden. Voorts zal de adviseur de situatie ter plaatse opnemen.

Artikel 7: advisering

In dit artikel wordt met name geregeld dat de adviseur aan de aanvrager en een derde - belanghebbende inzage geeft in het concept - advies met mogelijkheid tot reageren. Opbouw en volgorde van het advies kunnen aan de adviseur worden overgelaten.

Artikel 8: beschikking van het college

Het college dat voornemens is een aanvraag geheel of gedeeltelijk af te wijzen, behoeft de aanvrager, naar mag worden aangenomen, niet te horen: zie artikel 4:12 Awb op grond waarvan er geen hoorplicht geldt bij beschikkingen van financiële aard.

In het tweede lid is een verlengingsmogelijkheid opgenomen, indien de termijn in het eerste lid onverhoopt

niet gehaald kan worden. Bij ingewikkelde aanvragen of verschillende zienswijzen kan verlenging noodzakelijk zijn.

Artikel 9: Uitbetaling

Deze bepaling spreekt voor zich.

Artikel 10: Slotbepalingen

Deze bepaling spreekt voor zich.