Organisatie | Putten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Financiële verordening gemeente Putten 2017 |
Citeertitel | Financiële verordening gemeente Putten 2017 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | Openbaar bestuur en administratie: het organisme |
Geen
Gemeentewet, artikel 212
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2017 | nieuwe verordening | 08-03-2018 Gemeenteblad nr. 55045 | 659495 |
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 16 februari 2018, nr. 659495;
gelet op het bepaalde in artikel 212 van de Gemeentewet;
in te trekken de Financiële verordening gemeente Putten (vastgesteld in de vergadering van de raad van 2 juli 2015)
vast te stellen de Financiële verordening gemeente Putten 2017 met bijlagen, luidend als volgt:
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
In deze verordening wordt verstaan onder:
bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen gedeeld door het aantal inwoners op 31 december van het begrotingsjaar. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteurenvorderingen en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen wordt verstaan het totaal van leningen aan deelnemingen, leningen aan overige verbonden partijen, leningen aan derden, langlopende uitzettingen, kortlopende uitzettingen, debiteurenvorderingen, liquide middelen en overlopende activa.
HOOFDSTUK 2 BEGROTING EN VERANTWOORDING
De raad stelt op voorstel van het college per programma beleidsindicatoren vast voor het meten van en het afleggen van verantwoording over de gemeentelijke productie van goederen en diensten (output) en de maatschappelijke effecten (outcome) van het gemeentelijke beleid, zodat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid zoals vastgesteld door de raad, kan worden getoetst. Het voorstel van het college bevat ten minste de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.
Artikel 3 Inrichting begroting en jaarstukken
Bij de jaarstukken wordt onder elk van de programma’s / thema’s de begrote versus gerealiseerde lasten en baten van het desbetreffende programma opgenomen. In de toelichting op de programmarekening worden per programma de begrote en gerealiseerde baten en lasten per product opgenomen inclusief een analyse van de afwijkingen.
Bij de uiteenzetting van de financiële positie in begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) inzicht gegeven in de ontwikkeling van de liquiditeitspositie / schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming en de investeringen.
In de begroting wordt een post onvoorzien opgenomen onder de algemene dekkingsmiddelen van 0,12% van het begrotingstotaal. Het college heeft de bevoegdheid om de post onvoorzien aan te wijzen voor incidentele zaken en legt bij elke tussentijdse rapportage verantwoording af over het gebruik van de post onvoorzien. In bijlage 2 bij deze financiële verordening zijn de spelregels omtrent de post onvoorzien nader uitgewerkt.
Artikel 5 Autorisatie begroting en investeringskredieten
Voor nieuw beleid en nieuwe investeringen, niet zijnde vervangingsinvesteringen, ontvangt de raad op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet/exploitatiebudget voor nieuw beleid. De raad kan bij de begrotingsbehandeling aangeven voor welke van voorgenoemde nieuwe investeringen/exploitatiebudgetten voor nieuw beleid, zij geen apart voorstel wenst te ontvangen en deze investeringen/exploitatiebudgetten voor nieuw beleid worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.
Het college informeert de raad vooraf als ze verwacht dat de lasten/baten/investeringen de geautoriseerde baten/lasten/investeringskredieten dreigen te overschrijden. Bij investeringskredieten wordt tussentijds een melding gedaan wanneer de te verwachten budgetoverschrijding van een investeringskrediet groter of gelijk is aan 5%, waarbij de overschrijding € 25.000,00 of meer bedraagt. De raad geeft vervolgens aan of zij hiervoor een voorstel wil voor wijziging van het budget of een voorstel voor bijstelling van het beleid.
Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college vooraf aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor. Bij investeringen groter dan € 250.000,00 informeert het college de raad in het voorstel over het effect van de investering op de liquiditeitspositie / schuldpositie van de gemeente.
Het college besluit niet dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen over:
Wanneer het rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.
Artikel 9 Waardering en afschrijving vaste activa
Materiële vaste activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in de bijlage afschrijvingstermijnen bij deze verordening. Activa met een verkrijgingsprijs van minder dan € 25.000,00 worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd. Op basis van gegronde redenen kan via raadsbesluit afgeweken worden van de afschrijvingstermijnen zoals zijn opgenomen in bijlage 1 bij deze verordening.
Artikel 11 Kostprijsberekening
Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.
Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden wordt uitgegaan van een aandeel in de totale overheadkosten ter grootte van de geraamde directe personeelskosten die worden besteed aan de desbetreffende goederen, werken, diensten en heffingen, gedeeld door de totale geraamde personeelskosten.
Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijnde activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald uit het gewogen gemiddelde van het bij de begroting geraamde rentepercentage van de rentekosten op de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten. De uitkomst van dit percentage van de omslagrente wordt op een half procent afgerond.
Artikel 12 Prijzen economische activiteiten
Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.
Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.
Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf lokale heffingen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:
In de paragraaf treasury bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:
Artikel 18 Onderhoud kapitaalgoederen
Het college biedt de raad tenminste eens in de vier jaar een beleids- en onderhoudsplan openbare ruimte (IBOR) aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair. De raad stelt het plan vast.
In de paragraaf bedrijfsvoering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:
HOOFDSTUK 5 FINANCIËLE ORGANISATIE EN FINANCIEEL BEHEER
Artikel 23 Financiële organisatie
Het college draagt zorgt voor:
opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.
Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.
Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen tenminste eenmaal in de 3 jaar. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.
Artikel 25 Intrekken oude verordening en overgangsrecht
De financiële verordening gemeente Putten (vastgesteld in de vergadering van de raad van 2 juli 2015) wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt.
BIJLAGE 1 AFSCHRIJVINGSTERMIJNEN
Activa met een verkrijgingsprijs van minder dan € 25.000,00 worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd.
De afschrijvingsmethodiek is lineair en de percentages zijn als volgt:
Op gronden en terreinen wordt niet afgeschreven.
50 jaar: gemalen, bouwkundig gedeelte;
45 jaar: mechanische riolering bouwkundig;
40 jaar: nieuwbouw woonruimten, schoolgebouwen, kantoren en bedrijfsgebouwen;
20 jaar: nieuwbouw tijdelijke woonruimten en tijdelijke bedrijfsgebouwen;
20 jaar: renovatie, restauratie en aankoop woonruimten, schoolgebouwen, kantoren en bedrijfsgebouwen.
Grond- weg en waterbouwkundige werken:
20 jaar: parken, sportvelden en groenvoorzieningen;
20 jaar: wegen, pleinen en rotondes;
20 jaar: tunnels, viaducten en bruggen;
8 jaar: zware transportmiddelen, aanhangwagens, personenauto’s en lichte motorvoertuigen.
Machines, apparaten en installaties:
20 jaar: gemalen mechanisch / elektrisch gedeelte;
10 jaar: mechanische riolering, mechanisch en elektrisch;
15 jaar: technische installaties in bedrijfsgebouwen;
15 jaar: openbare verlichting;
10 jaar: kantoormeubilair, veiligheidsvoorzieningen bedrijfsgebouwen, telefooninstallaties;
Gebruikmaking van deze post dient beperkt te worden tot werkelijk onvoorziene uitgaven.
Dit impliceert dat onvoorzien alleen kan worden aangewend voor die financiële consequenties, die bij het opmaken van de primitieve begroting onvoorzienbaar waren, dan wel ná het opmaken daarvan onvermijdbaar en/of onuitstelbaar zijn. Aanwending van onvoorzien dient feitelijk beperkt te blijven tot incidentele onvoorziene zaken.
Spelregels voor wat betreft toevoeging
In principe vinden in de loop van het begrotingsjaar geen toevoegingen plaats aan de post onvoorzien. Een uitzondering wordt gemaakt voor slechts geringe begrotingsruimte tot een bedrag van maximaal € 7.000,00 die ontstaat (bijvoorbeeld als gevolg van afronding van kapitaallasten bij een begrotingswijziging / c.q. begrotingspeiling). Grotere bedragen zullen rechtstreeks aan de Algemene Reserve moeten worden toegevoegd.
Spelregels voor wat betreft aanwending
Structurele zaken mogen in principe niet uit onvoorzien gedekt worden, tenzij de uitgaaf niet uitgesteld kan worden, dan kunnen de lasten voor het eerste jaar worden gedekt uit onvoorzien. Voor de latere jaren zal in de dekking moeten worden voorzien in de volgende meerjarenbegroting (middels het MPP).
Nagegaan dient te worden of er binnen het eigen budget dekking aanwezig is. Hiertoe zal de afdeling eerst de eigen te bewaken budgetten moeten nagaan of daar eventuele dekking in kan worden gevonden. Vervolgens zal via de afdelingsmanager moeten worden nagegaan of er binnen de te bewaken budgetten van de andere afdelingen nog ruimte aanwezig is.
Tevens kan voor projecten/plannen beschikt worden over de post onvoorzien Hierbij geldt het volgende: tot een bedrag van € 15.000,00 mogen er maximaal als aanloopkosten voor een project worden gemaakt. De aanloopkosten moeten altijd in het krediet worden meegenomen. Mocht het echter niet tot een krediet komen dan kunnen deze kosten incidenteel afgedekt worden uit de post onvoorzien.