Organisatie | Ouder-Amstel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening regelende de bezoldiging van het personeel in dienst van de gemeenteOuder-Amstel |
Citeertitel | Bezoldigingsregeling Ouder-Amstel 1989 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
gelet op de circulaire van het Centraal Orgaan (thans genaamd College voor Arbeidszaken) d.d. 19 oktober 1984, nr. OPZ/7300; gezien de circulaire van de minister van Binnenlandse Zaken d.d. 13 juni 1988, nr. AB88/156/U11; mede gezien de circulaires van het College van Arbeidszaken d.d. 29 juni 1988, nr. OPZ/25540 en d.d. 13 oktober 1988, nr. OPZ/28515; gehoord de commissie voor georganiseerd overleg in ambtenarenzaken te Ouder-Amstel
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-06-1989 | 01-01-2013 | Onbekend | 18-05-1989 Onbekend | 89/60/14 |
De raad van de gemeente Ouder-Amstel,
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 12 mei 1989, nr. 89/60/14;
gelet op de circulaire van het Centraal Orgaan (thans genaamd College voor
Arbeidszaken) d.d. 19 oktober 1984, nr. OPZ/7300;
gezien de circulaire van de minister van Binnenlandse Zaken d.d. 13 juni 1988, nr.
mede gezien de circulaires van het College van Arbeidszaken d.d. 29 juni 1988, nr.
OPZ/25540 en d.d. 13 oktober 1988, nr. OPZ/28515;
gehoord de commissie voor georganiseerd overleg in ambtenarenzaken te Ouder-Amstel;
De ‘verordening regelende de bezoldiging van het personeel in dienst van de gemeente
1.Het recht op bezoldiging vangt aan met de dag waarop de aanstelling van de ambtenaar ingaat.
Indien in het aanstellingsbesluit geen datum van ingang is vermeld, vangt het recht op bezoldiging aan met de dag waarop de ambtenaar feitelijk in dienst is getreden.
2.Het recht op bezoldiging eindigt, in geval van ontslag, met ingang van de dag waarop het ontslag ingaat.
Wanneer het salaris, een emolument of een toelage moet worden berekend over een gedeelte van een maand, wordt het bedrag per dag vastgesteld door het maandbedrag te delen door het aantal kalenderdagen van die maand.
De salarissen van ambtenaren, wier salaris niet bij of krachtens de wet is geregeld, worden vastgesteld op de bedragen volgens de salarisschalen opgenomen in de bij deze verordening behorende bijlagen.
1.Burgemeester en wethouders bepalen op basis van functiewaardering en conversietabel de functionele indeling van de ambtenaar in de salarisschaal, tenzij de wijze van functioneren zich daartegen nog verzet.
2.Burgemeester en wethouders kunnen de ambtenaar, die de hem toegekende functie naar hun oordeel nog niet volledig vervult, indelen in de salarisschaal onmiddellijk voorafgaande aan de schaal die op basis van functiewaardering aan diens functie is verbonden.
3.Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van een functiewaarderingsonderzoek en de daarbij te hanteren methode.
4.Anders dan bij wijze van disciplinaire straf, als bedoeld in de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling en de Uitwerkingsovereenkomst voor de sector gemeenten, kan zonder voorafgaand ontslag voor een ambtenaar geen salarisschaal gaan gelden met een lager maximumsalaris dan dat van de reeds voor hem geldende salarisschaal.
5.In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, wordt de hoogste op de bij deze verordening behorende bijlage voorkomende salarisschaal toegekend aan de gemeentesecretaris.
Artikel 7 Jaarlijkse salarisverhoging
De tijd gedurende welke de ambtenaar ingevolge wettelijke verplichting, als bedoeld in hoofdstuk 3 van de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling en de Uitwerkingsovereenkomst voor de sector gemeenten, wordt geacht in zijn betrekking met verlof te zijn, wordt voor de toekenning van het salaris als diensttijd in aanmerking genomen.
1.Burgemeester en wethouders kunnen aan de ambtenaar, die het maximumsalaris van de voor hem geldende salarisschaal nog niet heeft bereikt, een extra salarisverhoging tot een in de salarisschaal genoemd bedrag, niet uitgaande boven het maximumsalaris, toekennen op grond van:
2.Bij de toepassing van het vorige lid blijft het tijdstip waarop ingevolge artikel 7 een salarisverhoging wordt toegekend onverlet, tenzij burgemeester en wethouders anders bepalen.
Artikel 9 Onthouden van periodieke verhogingen
1.Bij onvoldoende bekwaamheid, geschiktheid of ijver van de ambtenaar kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat ten aanzien van hem salarisverhogingen, als bedoeld in artikel 7, achterwege worden gelaten.
2.Burgemeester en wethouders kunnen nadien bepalen dat de salarisverhogingen, welke met toepassing van het eerste lid achterwege zijn gelaten, al dan niet met terugwerkende kracht, alsnog worden toegekend.
3.Van een beslissing tot toepassing van het eerste lid wordt de ambtenaar zo spoedig mogelijk, doch in elk geval voor de datum waarop anders de salarisverhoging zou ingaan, schriftelijk mededeling gedaan, onder vermelding van de redenen welke tot de beslissing hebben geleid.
Artikel 10 Vaststelling salaris bij bevordering
1.Wanneer voor de ambtenaar een salarisschaal gaat gelden met een hoger maximumsalaris, wordt het salaris in de nieuwe schaal vastgesteld op het bedrag, gelegen onmiddellijk boven het salaris dat de ambtenaar in de oude schaal zou hebben genoten, zulks onverminderd het bepaalde in artikel 8.
2.Onverminderd het bepaalde in artikel 7 wordt het salaris in de nieuwe salarisschaal verhoogd tot een bedrag in die schaal, zodra en voor zoveel zulks nodig is om te bereiken dat het nieuwe salaris blijft uitgaan boven het salaris dat de ambtenaar in de oude schaal zou hebben genoten.
Artikel 11 Salaris bij niet-volledige werktijd
Het salaris van de ambtenaar met een niet-volledige werktijd wordt vastgesteld op een evenredig deel van het salaris dat voor hem zou gelden bij een volledige werktijd.
Artikel 12 Bepalingen betreffende toelagen
1.Aan de ambtenaar die het maximum van de voor hem geldende salarisschaal heeft bereikt kan door burgemeester en wethouders, wanneer daartoe naar hun oordeel op grond van buitengewone bekwaamheid, geschiktheid en ijver aanleiding bestaat, een toelage worden toegekend.
2.De in het vorige lid bedoelde toelage is niet hoger dan 10 procent van het salaris van de betrokken ambtenaar, met dien verstande dat de som van dat salaris en die toelage het hoogste bedrag van de naasthogere salarisschaal niet overschrijdt.
1.Indien het salaris minder is dan het maandbedrag van het minimumloon, dat krachtens de artikelen 7, 8 en 14 van de Wet minimumloon en
minimumvakantiebijslag (Staatsblad 1968, nr. 657) geldt voor werknemers van dezelfde leeftijd als de ambtenaar, wordt hem een toelage toegekend ten bedrage van het verschil.
2.Voor de ambtenaar met een niet-volledige werktijd, wordt het voor werknemers van dezelfde leeftijd geldende minimumloon geacht te zijn vastgesteld op een evenredig deel van het minimumloon bij een volledige werktijd.
1.Aan de ambtenaar wiens bezoldiging, als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van een toelage als bedoeld in artikel 14 een blijvende verlaging ondergaat, wordt door burgemeester en wethouders een aflopende toelage toegekend, indien:
2.In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt aan de ambtenaar van 55 jaar
of ouder, wiens bezoldiging als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of
verminderen van een toelage, als bedoeld in artikel 14, een blijvende verlaging
ondergaat, een blijvende toelage toegekend indien:
-de ambtenaar de toelage als bedoeld in artikel 14 direct voorafgaande aan het
tijdstip van vorenbedoelde beëindiging of vermindering ervan, gedurende
tenminste 10 jaren zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten.
3.De in het eerste lid bedoelde aflopende toelage gaat, wanneer de ambtenaar de
leeftijd van 55 jaar bereikt en hij, onmiddellijk voor de aanvang van die toelage,
gedurende tenminste 10 jaren zonder wezenlijke onderbreking een toelage als
bedoeld in artikel 14 heeft genoten, over in een blijvende toelage als bedoeld in het
4.Voor de toepassing van de voorgaande leden wordt onder wezenlijke onderbreking
verstaan een onderbreking van langer dan twee maanden.
5.Voor de bepaling van de in dit artikel bedoelde toelage zijn van toepassing de nadere
regels zoals deze overeenkomstig artikel 18 van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke
Rijksambtenaren 1984 door de minister van Binnenlandse Zaken zijn of in de
1.Burgemeester en wethouders kunnen indien daartoe gelet op de aard van de functie aanleiding bestaat aan de ambtenaar een algemene onkostenvergoeding toekennen.
2.De in de algemene onkostenvergoeding op te nemen componenten, alsmede de hoogte en de voorwaarden voor toekenning van de algemene onkostenvergoeding worden individueel en passend binnen het fiscale regiem nader vastgelegd.
Artikel 18 Overgangsbepalingen
1.De op grond van de Bezoldigingsregeling Ouder-Amstel 1981 toegekende salarissen en toelagen worden geacht te zijn verleend op grond van deze regeling.
2.De op grond van de Bezoldigingsregeling Ouder-Amstel 1981 verleende garantie- en nregelmatigheidstoelagen worden geacht te zijn verleend op grond van deze regeling en worden door burgemeester en wethouders aangepast aan de wijzigingen in de bezoldiging van het rijkspersoneel. die een algemeen karakter dragen.
vastgesteld bij raadsbesluit van 22 december 1983, sedertdien meermalen gewijzigd.
Ouder-Amstel, 18 mei 1989.
De raad voornoemd,
de secretaris, de voorzitter,
R.van 't Veer C. de Groot