Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Mill en Sint Hubert

Leidraad heffing gemeentelijke belastingen Mill en Sint Hubert 2017

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMill en Sint Hubert
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingLeidraad heffing gemeentelijke belastingen Mill en Sint Hubert 2017
CiteertitelLeidraad heffing gemeentelijke belastingen Mill en Sint Hubert 2017
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpgeen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Algemene wet inzake rijksbelastingen
  2. Invorderingswet 1990
  3. Gemeentewet
  4. Algemene wet bestuursrecht

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-08-2017Nieuwe regeling

04-07-2017

Gemeenteblad d.d. 31 juli 2017 nummer 132547

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Leidraad heffing gemeentelijke belastingen Mill en Sint Hubert 2017

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Mill en Sint Hubert,

 

overwegende dat het wenselijk is om voor de uitvoering van de heffing van gemeentelijke belastingen de uitvoeringsregeling en de beleidsregels opnieuw vast te stellen;

 

gelet op de volgende wetgeving behorende bij:

 

Hoofdstuk 1 van deze leidraad

  • ·

    op de artikelen 6, 7, 8, 13 en 14 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen,

  • ·

    op artikel 31 van de Invorderingswet 1990,

  • ·

    op de artikelen 160, eerste lid, onderdeel b, 231, tweede lid, onderdeel a en derde lid en 237 van de Gemeentewet,

  • ·

    op het artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht,

  • ·

    alsmede op het betreffende artikel van de volgende belastingverordeningen van de gemeente alsmede op het betreffende artikel van de in de gemeente Mill en Sint Hubert geldende belastingverordeningen, waarin aan het college de bevoegdheid is toegekend nadere regels te geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de onderscheiden gemeentelijke belastingen;

Hoofdstuk 2 van deze leidraad

  • ·

    op de artikelen 7:15, lid 2 en 7:28, lid 2 van de Algemene wet bestuursrecht,

  • ·

    op artikel 2, lid 1, aanhef en onderdeel a van het Besluit proceskosten bestuursrecht juncto onderdeel C.1. van de bij dat besluit behorende bijlage;

Hoofdstuk 3 van deze leidraad

  • ·

    op het artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen,

  • ·

    op de artikelen 231, 242 en 244 van de Gemeentewet,

  • ·

    op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

Hoofdstuk 4 van deze leidraad

  • ·

    op hoofdstuk VIIIA van de Algemene wet inzake rijksbelastingen,

  • ·

    op artikel 231 van de Gemeentewet,

  • ·

    op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

Hoofdstuk 5 van deze leidraad:

  • ·

    op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht,

  • ·

    op artikel 253 van de Gemeentewet,

  • ·

    op het bepaalde over de belastingplicht in de verordeningen onroerendezaakbelastingen, baatbelasting, rioolheffing en reinigingsheffingen.

Hoofdstuk 6 van deze leidraad

  • ·

    op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht,

  • ·

    op hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken,

  • ·

    op hoofdstuk 5 “Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie” opgenomen in deze leidraad.

     

Besluit:

vast te stellen de navolgende

 

Leidraad heffing gemeentelijke belastingen Mill en Sint Hubert 2017

Inhoud:

Hoofdstuk

Onderwerp

1

Uitvoeringsregeling gemeentelijke belastingen

2

Beleidsregels voor het toekennen van een proceskostenvergoeding

3

Beleidsregels ambtshalve vermindering

4

Beleidsregels bestuurlijke boeten gemeentelijke belastingen

5

Beleidsregels aanwijzen belastingplichtige in een keuzesituatie

6

Beleidsregels aanwijzen WOZ-belanghebbende in een keuzesituatie

7

Overgangsrecht, inwerkingtreding en citeertitel

Bijlagen:

 

RH1

aangiftebiljet rioolheffing

TB1

aangiftebiljet toeristenbelasting

Hoofdstuk 1 Uitvoeringsregeling gemeentelijke belastingen

Artikel 1 Algemene bepaling

  • 1.

    Deze regeling geeft uitvoering aan de artikelen 6 , 7 , 8 , 13 en 14 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen , artikel 31 van de Invorderingswet 1990, artikel 160, eerste lid, onderdeel b, van de Gemeentewet , artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen in de belastingverordeningen van de gemeente Mill en Sint Hubert op grond waarvan het college van burgemeester en wethouders nadere regels kan geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de onderscheiden gemeentelijke belastingen.

  • 2.

    Voor de toepassing van deze regeling worden rechten aangemerkt als gemeentelijke belastingen.

  • 3.

    De op andere wijze geheven gemeentelijke belastingen bedoeld in artikel 233 van de Gemeentewet , worden voor de toepassing van deze regeling aangemerkt als bij wege van aanslag geheven belastingen, met dien verstande dat wordt verstaan onder de aanslag of de voorlopige aanslag: het gevorderde, onderscheidenlijk het voorlopig gevorderde bedrag. Artikel 2 blijft bij de op andere wijze geheven gemeentelijke belastingen buiten toepassing.

Artikel 2 Aangifte

  • 1.

    De belastingplichtige voor:

    • a.

      de rioolheffing;

    • b.

      de toeristenbelasting;

aan wie niet binnen zes maanden na afloop van het belastingjaar of kalenderjaar een aangiftebiljet is uitgereikt of een aanslag is opgelegd, is gehouden binnen een maand na het verstrijken van die zes maanden bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar een schriftelijk verzoek in te dienen om uitreiking van een aangiftebiljet.

  • 2.

    Als formulier van het aangiftebiljet rioolheffing wordt vastgesteld het formulier dat in overeenstemming is met het in bijlage RH1 opgenomen model.

  • 3.

    Als formulier van het aangiftebiljet toeristenbelasting wordt vastgesteld het formulier dat in overeenstemming is met het in bijlage TB1 opgenomen model.

  • 4.

    Overeenkomstig het bepaalde in artikel 8 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen dienen de in het aangiftebiljet gevraagde gegevens duidelijk, stellig en zonder voorbehoud te worden ingevuld. Het aangiftebiljet wordt ondertekend en met de daarbij gevraagde bescheiden ingeleverd of toegezonden.

Artikel 3 Gebruik nachtverblijfregister ten behoeve van de heffing van toeristenbelasting

Bij de vaststelling van feiten ten behoeve van de heffing van toeristenbelasting kan de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b , bedoelde gemeenteambtenaar het door belastingplichtige bijgehouden nachtverblijfregister raadplegen.

Artikel 4 Regels voor ontheffing verplichting tot het toevoegen van een accountantsverklaring bij de aangifte toeristenbelasting en gebruik nachtverblijf register.

  • 1.

    Bij de aangifte dient een verklaring, van een accountant, die is ingeschreven in het accountantsregister, zoals bedoeld in de Wet op de Accountants-administratieconsulenten, te worden gevoegd, waaruit blijkt dat de aangegeven ontvangen vergoedingen in overeenstemming zijn met de maatstaf van heffing zoals bedoeld in de geldende verordening toeristenbelasting.

  • 2.

    Aangezien de kosten van bedoelde accountantsverklaring voor de belastingplichtige in een redelijke verhouding moeten staan tot de verschuldigde belasting zal het college, op verzoek van de belastingplichtige, ontheffing van deze verplichting verlenen, onder de hierna aangegeven voorwaarden, aan de belastingplichtige wiens vergoedingen, in betreffend belastingjaar, minder bedragen dan € 125.000,00.

  • 3.

    De in lid 2 bedoelde ontheffing wordt verleend onder de volgende voorwaarden;

    • a.

      De belastingplichtige overlegt op verzoek van het college van burgemeester en wethouders de gegevens waaruit de aangegeven ontvangen vergoedingen blijken aan het college dan wel aan een door het college aangewezen ambtenaar belast met de heffing en invordering van de gemeentelijke belastingen.

    • b.

      De gegevens als bedoeld onder a. zijn de gegevens uit het nachtverblijfregister, indien belastingplichtige uit hoofde van artikel 2.3.2.3. van de Algemene Plaatselijke Verordening verplicht is een nachtverblijfregister bij te houden, dan wel de gegevens uit de administratie die gevoerd wordt uit hoofde van artikel 52 van de Algemene wet rijksbelastingen.

Artikel 5 Voorlopige aanslag

  • 1.

    De in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar legt een voorlopige aanslag op, indien het bedrag waarop de aanslag vermoedelijk zal worden vastgesteld, na verrekening van voorheffingen en reeds opgelegde voorlopige aanslagen, zulks naar zijn mening rechtvaardigt.

  • 2.

    De bepaling van het bedrag van een voorlopige aanslag die wordt vastgesteld in het tijdvak waarover de belasting wordt geheven, dan wel na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan, kan voor de toeristenbelasting geschieden op grond van het gemiddelde dat voortvloeit uit de gegevens die hebben gediend ter vaststelling van de meest recente belastingaanslag over elk van de twee voorafgaande jaren, met dien verstande dat daarbij op benaderende wijze rekening kan worden gehouden met wijzigingen in de wettelijke bepalingen betreffende de heffing van de gemeentelijke belasting van belang kunnen zijn. Ingeval de belastingplichtige aannemelijk maakt dat het bedrag waarop de aanslag vermoedelijk zal worden vastgesteld lager is dan het op de voet van de vorige volzin berekende bedrag, wordt de voorlopige aanslag gesteld op dit lagere bedrag.

Artikel 6 Rente

  • 1.

    Bij de invordering van de gemeentelijke belastingen vindt de ministeriële regeling bedoeld in artikel 31 van de Invorderingswet 1990 overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    In afwijking van de in het eerste lid bedoelde regeling wordt geen invorderingsrente in rekening gebracht indien deze in totaal een bedrag van € 50,00 niet te boven gaat.

Hoofdstuk 2 Beleidsregels voor het toekennen van een proceskostenvergoeding

Inleiding

Deze beleidsregels brengen lijn in de afdoening van verzoeken om kostenvergoedingen door de heffingsambtenaar. Zij bewerkstelligen dat gelijke gevallen zoveel mogelijk gelijk en ongelijke gevallen zoveel mogelijk, naar de mate van hun ongelijkheid, ongelijk worden behandeld. De beleidsregels zijn bindend voor de heffingsambtenaar. Zij binden de belastingrechter niet; de belastingrechter kan heel goed tot een andere kostenveroordeling komen dan die, welke uit de beleidsregels voortvloeien.

Artikel 1 Zaken die met een wegingsfactor van 1 worden gewaardeerd

  • 1.

    Een bezwaar in een zaak die niet tot een van de categorieën van artikel 2 of artikel 3 behoort, zal in beginsel als gemiddeld met een wegingsfactor van 1 gekwalificeerd worden.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in het eerste lid heeft de heffingsambtenaar de bevoegdheid om op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht, een lagere of hogere wegingsfactor toe te kennen naarmate de betreffende zaak lichter of zwaarder is dan een gemiddelde zaak.

Artikel 2 Zaken die met een wegingsfactor van 0,5 worden gewaardeerd

a.Zaken waarin het alleen over de proceskostenvergoeding gaat.

Artikel 3 Zaken die met een wegingsfactor van 0,25 worden gewaardeerd

  • a.

    Zaken waarin het om een verkeerde tenaamstelling gaat.

  • b.

    Zaken waarin het om een verkeerde adresaanduiding gaat.

  • c.

    Zaken waarin het om een verkeerde belanghebbende gaat.

  • d.

    Zaken waarin het om een pro-forma bezwaarschrift zonder aanvulling gaat.

  • e.

    Zaken waarin het bezwaarschrift niet gemotiveerd is.

Artikel 4 Afwijkende wegingsfactor

Indien de heffingsambtenaar van oordeel is dat toepassing van de in bovenstaande artikelen genoemde wegingsfactor niet in overeenstemming is met de bewerkelijkheid en de gecompliceerdheid van de zaak en de daarmee verband houdende werkbelasting van de rechtsbijstandverlener dient dit in de beslissing op bezwaar uitdrukkelijk gemotiveerd te worden.

Hoofdstuk 3 Beleidsregels ambtshalve vermindering

Artikel 1 Reikwijdte en definitie

  • 1.

    Deze beleidsregels gelden bij de heffing van gemeentelijke belastingen in de zin van artikel 219 van de Gemeentewet, met dien verstande dat onder gemeentelijke belastingen mede worden begrepen rechten die door de gemeente kunnen worden geheven.

  • 2.

    Voor de toepassing van deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      de ambtshalve vermindering: de vermindering, ontheffing, teruggaaf of vrijstelling van belastingen bedoeld in artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en artikel 244 van de Gemeentewet;

    • b.

      de belanghebbende: de belastingplichtige of degene die de belasting als hoofdelijk medeaansprakelijke heeft betaald;

    • c.

      de driejaarstermijn: de termijn door welks verloop na het tijdstip van het ontstaan van de belastingschuld of het verlenen van een teruggaaf de bevoegdheid tot het vaststellen van een navorderingsaanslag of een naheffingsaanslag vervalt.

    • d.

      het bedrag van de vermindering: de vermindering van het belastingbedrag vermeerderd met (het daaraan toe te rekenen gedeelte van) de bestuurlijke boete of de kostenopslag, indien een bestuurlijke boete of een kostenopslag is toegepast. Het bedrag van de vermindering wordt berekend per belastingaanslag.

    • e.

      de belastingaanslag: de aanslag bedoeld in artikel 2, derde lid, onder e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, met dien verstande dat voor de toepassing van deze beleidsregels mede wordt verstaan onder:

  • 1.

    de aanslag, de voorlopige aanslag, de navorderingsaanslag: het gevorderde bedrag, onderscheidenlijk het voorlopig gevorderde, het nagevorderde bedrag;

  • 2.

    het aanslagbiljet: de kennisgeving van het in onderdeel 1. bedoelde bedrag.

    • f.

      de belastingwet: algemeen verbindende voorschriften en beleidsregels op het gebied van gemeentelijke belastingen.

Artikel 2 Gevallen waarin ambtshalve vermindering wordt verleend

Ingeval het bedrag van de belasting had behoren te zijn vastgesteld op een bedrag dat tenminste € 10,00 per aanslag lager is dan het te hoog vastgestelde bedrag van die belasting, verleent de heffingsambtenaar ambtshalve de vermindering waarvoor de belanghebbende redelijkerwijs in aanmerking komt, indien:

  • a.

    een bezwaarschrift of een verzoekschrift niet ontvankelijk wordt verklaard wegens het te laat indienen van het bezwaarschrift of het verzoekschrift, dan wel om andere redenen van formele aard, of

  • b.

    uit enig feit blijkt dat een belastingaanslag tot een te hoog bedrag is vastgesteld en deze aanslag bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid niet gehandhaafd kan worden.

Artikel 3 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 2 vindt geen toepassing indien:

  • a.

    ten tijde van het ontvangen van het bezwaarschrift of het verzoekschrift, dan wel op het tijdstip waarop het in artikel 2, onder b, bedoelde feit ter kennis van de heffingsambtenaar komt, de driejaarstermijn is verstreken;

  • b.

    aannemelijk is dat de belanghebbende door opzet of grove schuld de wettelijke termijn voor het indienen van een bezwaarschrift of een verzoekschrift ongebruikt heeft laten verstrijken.

Artikel 4 Jurisprudentie en beleidsbesluiten

  • 1.

    Een uitspraak van de Hoge Raad waarin een toepassing van de belastingwet besloten ligt die voor de belanghebbende gunstiger is dan de bij de heffing van de belasting gevolgde toepassing, leidt niet tot het ambtshalve verlenen van vermindering van belasting indien de belastingaanslag of de voldoening op aangifte onherroepelijk is komen vast te staan voor de dag, waarop de uitspraak door de Hoge Raad is gewezen, onderscheidenlijk voor de dagtekening van het beleidsbesluit of andere schriftelijke aanwijzing, tenzij het college van burgemeester en wethouders op dit punt een afwijkende regeling heeft getroffen.

  • 2.

    Hetgeen in het eerste lid is bepaald met betrekking tot een uitspraak van de Hoge Raad is in daartoe leidende gevallen van overeenkomstige toepassing op prejudiciële beslissingen van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen alsmede op rechterlijke uitspraken van het Hof en andere supranationale colleges.

  • 3.

    Een uitspraak van een rechtbank of gerechtshof is doorgaans geen aanleiding voor het ambtshalve verlenen van vermindering van belasting. Dit lijdt evenwel uitzondering indien het college van burgemeester en wethouders kenbaar heeft gemaakt dat de uitspraak tot richtsnoer moet worden genomen. Het eerste lid is in dat geval van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5 Mededeling van afwijzing

Indien geen termen aanwezig zijn om ambtshalve een vermindering te verlenen, wordt daarvan gemotiveerd mededeling gedaan in de uitspraak waarin de niet-ontvankelijkheid wordt uitgesproken van een bezwaarschrift of een verzoekschrift, bedoeld in artikel 2, onder a.

Hoofdstuk 4 Beleidsregels bestuurlijke boeten gemeentelijke belastingen

Artikel1 Reikwijdte

De regeling voor het opleggen van een bestuurlijke boete in de gemeentelijke belastingen bevat beleidsregels voor het opleggen van een boete bij de heffing van gemeentelijke belastingen, heffingen en rechten waarop Hoofdstuk VIIIA van de AWR van toepassing is.

Artikel 2 Aangifteplicht

Met betrekking tot belastingen die bij wege van aanslag worden geheven, kan de heffingsambtenaar degene die naar zijn mening vermoedelijk belastingplichtig is, uitnodigen tot het doen van aangifte. Worden door de belastingwet aangelegenheden van een derde aangemerkt als aangelegenheden van hem die vermoedelijk belastingplichtig is, dan kan de heffingsambtenaar ook die derde uitnodigen tot het doen van aangifte.

Artikel 3 Gelijktijdigheid

Als een bestuurlijke boete gelijktijdig met een belastingaanslag wordt opgelegd dan worden aanslag en bestuurlijke boete afzonderlijk op één aanslagbiljet vermeld.

Artikel 4 Verzuimboete

De verzuimboete heeft tot doel een gebod tot nakoming van fiscale verplichtingen aan te scherpen. Voor het opleggen van de verzuimboete is voldoende dat aan één of meer van deze verplichtingen niet is voldaan. Bij afwezigheid van alle schuld legt de heffingsambtenaar geen verzuimboete op. Indien bij bezwaar blijkt dat sprake is van afwezigheid van alle schuld, vernietigt de heffingsambtenaar de boetebeschikking. Op belanghebbende ligt de bewijslast om de afwezigheid van alle schuld aan te tonen. De heffingsambtenaar zal op verzoek of - indien daartoe aanleiding is - ambtshalve degene aan wie de boete is opgelegd, horen.

Artikel 5 Inhoud verzuim

  • 1.

    Bij het opleggen van een verzuimboete wegens het niet of niet tijdig doen van aangifte voor en/of het niet tijdig betalen van de toeristenbelasting, wordt geen onderscheid gemaakt tussen een eerste en een volgend verzuim.

  • 2.

    In geval van een verzuim bij de toeristenbelasting wordt een boete van 10% van de naheffingsaanslag of van het bedrag van de aangifte opgelegd.

  • 3.

    De hoogte van de aanslag wordt ambtshalve vastgesteld:

    • a.

      voor de rioolheffing op grond van het gemiddelde dat voortvloeit uit de meest recente gegevens die hebben gediend ter vaststelling van de verschillende tijdvakken in de voorafgaande jaren. Ingeval de belastingplichtige aannemelijk maakt dat het bedrag waarop de aanslag vermoedelijk zal worden vastgesteld lager is dan het op de voet van het in de vorige volzin berekende bedrag, wordt de aanslag gesteld op dit lagere bedrag;

    • b.

      voor de toeristenbelasting op grond van het gemiddelde dat voortvloeit uit de meest recente de gegevens die hebben gediend ter vaststelling van het tijdvak in de voorafgaande jaren. Ingeval de belastingplichtige aannemelijk maakt dat het bedrag waarop de aanslag vermoedelijk zal worden vastgesteld lager is dan het op de voet van het in de vorige volzin berekende bedrag, wordt de aanslag gesteld op dit lagere bedrag.

  • 4.

    De verzuimboete overeenkomstig het tweede lid, zal minimaal € 50,00 bedragen en maximaal € 1.134,00.

Hoofdstuk 5 Beleidsregels aanwijzen belastingplichtige in een keuzesituatie

Inleiding

In sommige gevallen brengen de wettelijke regels met zich dat meer personen belastingplichtig zijn voor één belastingobject. In de gevallen waarin dat voorkomt, mag de aanslag ten name van één van de belastingplichtigen worden gesteld. In deze gevallen wordt een voorkeursvolgorde gehanteerd bij de aanwijzing van de belastingplichtige die de aanslag op zijn of haar naam krijgt. Deze voorkeursvolgorde is gebaseerd op veronderstelde betaalcapaciteit en doelmatige c.q. doeltreffende heffing en invordering en wordt toegepast voor zover de gegevens voorhanden of te achterhalen zijn. De in de voorkeursvolgorde neergelegde criteria bevatten geen limitatieve opsomming. Het zijn richtlijnen voor de meest voorkomende gevallen.

Voorkeursvolgorde eigenarenheffing

  • 1.

    Met betrekking tot de gemeentelijke belastingen die worden geheven van genothebbenden krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt, indien er met betrekking tot één roerende of onroerende zaak verschillende categorieën genothebbenden zijn, de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

    • 1.1

      de beperkt gerechtigde, waarbij de volgende voorkeursvolgorde geldt:

      • 1.1.1

        1. de vruchtgebruiker c.q. gerechtigde krachtens recht van gebruik en bewoning;

      • 1.1.2

        2. de opstaller, met uitzondering van degene die een afhankelijk opstalrecht, dan wel een opstalrecht ten behoeve van de aanleg en het onderhoud van onder- of bovengrondse leidingen heeft;

      • 1.1.3

        3. de erfpachter dan wel de beklemde meier;

    • 1.2

      de eigenaar of de appartementsgerechtigde;

    • 1.3

      degene die op andere wijze als genothebbende naar voren komt, daaronder begrepen de bezitter.

  • 2.

    Met betrekking tot de gemeentelijke belastingen die worden geheven van genothebbenden krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

    • 1.1

      indien er binnen één categorie genothebbenden personen zijn die volgens de beschikbare gegevens in de gemeente Mill en Sint Hubert wonen of gevestigd zijn:

      • 1.1.1

        1.degene die ook als gebruiker wordt aangemerkt;

      • 1.1.2

        2 degene die in de gemeente woont of is gevestigd;

      • 1.1.3

        3 degene die het grootste aandeel in het genotsrecht heeft;

      • 1.1.4

        4 een natuurlijk persoon boven een niet-natuurlijk persoon;

      • 1.1.5

        5 bij gelijke aandelen de oudste in leeftijd;

      • 1.1.6

        6 degene die bij de cluster belastingen als genothebbende of gebruiker bekend is;

      • 1.1.7

        7 de eerstgerechtigde in de volgorde die de basisregistratie kadaster aanhoudt;

    • 1.2

      indien er binnen één categorie genothebbenden geen personen zijn die volgens de beschikbare gegevens in de gemeente Mill en Sint Hubert wonen of gevestigd zijn, maar wel personen die volgens de beschikbare gegevens elders in Nederland wonen of gevestigd zijn:

      • 1.2.1

        1 degene die het grootste aandeel in het genotsrecht heeft;

      • 1.2.2

        2 een natuurlijk persoon boven een niet-natuurlijk persoon;

      • 1.2.3

        3 bij gelijke aandelen de oudste in leeftijd;

      • 1.2.4

        4 degene die bij de cluster belastingen als genothebbende of gebruiker bekend is;

      • 1.2.5

        5 de eerstgerechtigde in de volgorde die de basisregistratie kadaster aanhoudt;

    • 1.3

      indien er binnen één categorie genothebbenden geen personen zijn die volgens de beschikbare gegevens in Nederland wonen of gevestigd zijn, maar wel personen die volgens de beschikbare gegevens in het buitenland wonen of gevestigd zijn:

      • 1.3.1

        1 degene die het grootste aandeel in het genotsrecht heeft;

      • 1.3.2

        2 degene die bij de cluster belastingen als genothebbende of gebruiker bekend is;

      • 1.3.3

        3 de eerstgerechtigde in de volgorde die de basisregistratie kadaster aanhoudt.

Voorkeursvolgorde gebruikersheffing

  • 3.

    Met betrekking tot de onroerendezaakbelastingen en de rioolheffing die worden geheven van gebruikers van niet-woningen respectievelijk bedrijfsruimten, wordt de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

    • 3.1

      degene die ook als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van het belastingobject wordt aangemerkt;

    • 3.2

      degene die het huurcontract van het belastingobject op naam heeft;

    • 3.3

      degene die volgens het handelsregister het langst het adres van het belastingobject als vestigingsadres voert;

    • 3.4

      degene die een nutsvoorziening van het belastingobject op naam heeft;

    • 3.5

      degene die bij de cluster belastingen al als belastingplichtige in de administratie voorkomt;

    • 3.6

      degene die op andere wijze als gebruiker naar voren komt.

  • 4.

    Met betrekking tot de rioolheffing van gebruikers van woningen en de afvalstoffenheffing wordt de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

    • 4.1

      degene die ook als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van het belastingobject wordt aangemerkt;

    • 4.2

      degene die volgens de basisregistratie personen het langst staat ingeschreven op het adres van het belastingobject;

    • 4.3

      de oudste, in geval van gelijktijdige inschrijving op het adres;

    • 4.4

      degene die bij de cluster belastingen al als belastingplichtige in de administratie voorkomt;

    • 4.5

      degene die op andere wijze als gebruiker van het belastingobject naar voren komt.

  • 5.

    Indien aanslagen van verschillende gemeentelijke belastingen worden verenigd op één aanslagbiljet, worden deze in onderstaande volgorde ten name gesteld van de belastingplichtige die:

    • 5.1

      ingevolge de onderdelen 1 en 2 kan worden aangewezen;

    • 5.2

      ingevolge onderdeel 3 kan worden aangewezen;

    • 5.3

      ingevolge onderdeel 4 kan worden aangewezen;

    • 5.4

      ingevolge onderdeel 5 kan worden aangewezen.

  • 6.

    De onderdelen 1 tot en met 5 vinden geen toepassing indien:

    • 6.1

      de aanslag kan worden opgelegd aan degene die over het voorgaande belastingtijdvak of kalenderjaar de aanslag heeft gekregen en diegene gezorgd heeft dat de aanslag betaald is en nog steeds belastingplichtig is;

    • 6.2

      bij de cluster belastingen bekend is dat één van de belastingplichtigen de desbetreffende aanslag op zijn/haar naam wil hebben en dit er niet toe leidt dat de belasting niet kan worden betaald dan wel ingevorderd.

  • 7.

    Indien de belasting wordt geheven over een belastingtijdvak, is bij de toepassing van de voorkeursvolgorde beslissend de situatie bij de aanvang van dat tijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 8.

    Aangezien de voorkeursvolgorde erop is gericht de aanslag op te leggen aan een belastingplichtige die in staat geacht mag worden om de belasting te betalen, kan ook tot een andere keuze gekomen worden dan uit de voorkeursvolgorde zou volgen.

  • 9.

    Indien al een aanslag aan een belastingplichtige is opgelegd, kunnen wijzigingen pas plaatsvinden met ingang van het eerstvolgende belastingtijdvak.

  • 10.

    Indien een belasting niet wordt geheven bij wege van aanslag, maar op andere wijze, zijn de onderdelen 1 tot en met 9 van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 6 Beleidsregels aanwijzen WOZ-belanghebbende in een keuzesituatie

Inleiding

In sommige gevallen brengen de wettelijke regels met zich dat voor een onroerende zaak in de zin van artikel 16 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) meer personen (gelijksoortige, bijvoorbeeld in gemeenschap van goederen gehuwde echtgenoten) belanghebbende zijn. Op grond van artikel 24 van de Wet WOZ mag de bekendmaking van de WOZ-beschikking aan een van de belanghebbenden plaatsvinden. De gemeente Mill en Sint Hubert hanteert een voorkeursvolgorde bij de aanwijzing van de belanghebbende die de WOZ-beschikking op zijn of haar naam krijgt. De in de voorkeursvolgorde neergelegde criteria bevatten geen limitatieve opsomming. Het zijn richtlijnen voor de meest voorkomende gevallen, waarbij beoogd is de ontvanger van de WOZ-beschikking gelijk te laten zijn aan de belastingplichtige die de aanslag onroerende-zaakbelastingen, rioolheffing of afvalstoffenheffing op zijn of haar naam krijgt.

Voorkeursvolgorde

  • 1.

    Op WOZ-beschikkingen ten aanzien van genothebbenden krachtens eigendom, bezit of beperkt recht zijn de “Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie” zoals die gelden voor de belastingen die worden geheven van genothebbenden krachtens eigendom, bezit of beperkt recht (zie hoofdstuk 5 hiervoor) van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    Op WOZ-beschikkingen ten aanzien van gebruikers van niet-woningen zijn de “Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie” zoals die gelden voor de onroerendezaakbelastingen die worden geheven van gebruikers van niet-woningen (zie hoofdstuk 5 hiervoor) van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Op WOZ-beschikkingen ten aanzien van gebruikers van woningen (huurders) zijn de “Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie zoals die gelden voor de rioolheffing van gebruikersenafvalstoffenheffing (zie hoofdstuk 5 hiervoor) van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 7 Overgangsrecht, inwerkingtreding en citeertitel

Artikel 1 Overgangsrecht

Alle eerder genomen collegebesluiten en besluiten van de heffingsambtenaar op het terrein van de uitvoeringsregeling gemeentelijke belastingen en de beleidsregels gemeentelijke belastingen worden ingetrokken met ingang van de in artikel 2 hierna genoemde datum van inwerkingtreding, met dien verstande dat zij van toepassing blijven op de feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 2 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

Artikel 3 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Leidraad heffing gemeentelijke belastingen Mill en Sint Hubert 2017.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 4 juli 2017.

J.P.S. Ruyters

Ing. A.A.M.J. Walraven

secretaris

burgemeester

Bijlagen:

 

RH1

aangiftebiljet rioolheffing

TB1

aangiftebiljet toeristenbelasting

Model RH1

Aangiftebiljet rioolheffing gemeente Mill en Sint Hubert

Naam

Adres

Postcode, woonplaats

Belastingtijdvak : datum t/m datum

Jaar : {jaar T)

Datum uitreiking : datum

Ik verzoek u om aangifte rioolheffing te doen.

Met vriendelijke groeten,

De heffingsambtenaar van de gemeente Mill en Sint Hubert,

Ondergetekende verklaart dit biljet (met de daarbij behorende bijlagen) duidelijk, stellig en zonder voorbehoud in te vullen.

Plaats

 

Datum

 

Functie

 

Telefoonnummer

 

Handtekening

 

Het biljet moet binnen veertien dagen na de datum van uitreiking, ingevuld en ondertekend worden ingeleverd. Alleen bij dringende noodzaak kunt u schriftelijk om uitstel verzoeken.

 

Het niet tijdig indienen van de vereiste aangifte heeft tot gevolg dat de aanslag met een verhoging wordt vastgesteld. Het niet doen van de vereiste aangifte is strafbaar gesteld en leidt tot het ambtshalve vaststellen/opleggen van de aanslag.

 

Gelieve de grijze velden invullen. Overige informatie dient u via bijlagen te verstrekken. Als u nog vragen heeft, kunt u bellen met het de cluster belastingen tel. 0485-396600 of mailen naar belastingen@cgm.nl.

 

1.

Als naam en/of adres niet juist zijn, wilt u dan hieronder de juiste gegevens vermelden?

 

 

 

Naam

 

 

 

 

Adres

 

 

 

 

Woonplaats

 

 

2.

Hoeveel bedroeg het aantal m3 dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het eigendom is toegevoerd of opgepompt?

Als het belastingjaar {jaar T} is dan gaat het over de verbruiks periode die eindigt in bijvoorbeeld maart of september {jaar T-1). Immers deze verbruiksperiode ligt vóór het begin van het belastingjaar {jaar T}

 

 

 

2a.

Via de waterleidingmaatschappij

U bent verplicht een kopie van de jaarafrekening bij te voegen.

m3

 

 

2b.

Via een pompinstallatie (zie 2c. hierna)

m3

+

 

 

Totaal

 

m3

A

2c.

Als u gebruik maakt van een pompinstallatie moet deze zijn voorzien van een:

·watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of;

·bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een installatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest, kan worden afgelezen.

De voorwaarden hiervoor genoemd zijn niet van toepassing als de vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van een andere (wettelijke) bepaling. Als dat zo is dient u daarvan een bewijs of verklaring te overleggen.

 

 

 

3.

Hoeveel bedroeg het aantal m3 water dat niet op de gemeentelijke riolering is geloosd

 

m3

B

 

De niet geloosde hoeveelheid water is in bepaalde gevallen van invloed op de hoogte van de heffingsgrondslag. Het gaat in dit verband vooral om bedrijven die belangrijke hoeveelheden water in hun product verwerken, zoals brood- en banketbakkerijen, bierbrouwerijen etc. De niet geloosde waterhoeveelheden dienen te worden aangetoond (door meting) of aannemelijk te worden gemaakt (door nauwkeurige berekeningen). De berekeningen dienen bij de aangifte te worden overlegd.

 

-/-

 

4

Hoeveel bedroeg dus het totaal aantal m3 afvalwater dat op de gemeentelijke riolering is geloosd?

 

m3

C

 

C = totaal A (zie vraag 2) verminderd met totaal B (zie vraag 3)

 

 

 

Model TB1

Aangiftebiljet toeristenbelasting gemeente Mill en Sint Hubert

Naam

Adres

Postcode, woonplaats

Belastingtijdvak : datum t/m datum

Jaar : {jaar T)

Datum uitreiking : datum

Ik verzoek u om aangifte toeristenbelasting te doen.

Met vriendelijke groeten,

De heffingsambtenaar van de gemeente Mill en Sint Hubert.

Ondergetekende verklaart dit biljet (met de daarbij behorende bijlagen) duidelijk, stellig en zonder voorbehoud in te vullen. Als de totale netto-vergoedingen over dit belastingjaar minder dan € 125.000,00 bedragen, verzoekt ondergetekende hierbij gelijktijdig ontheffing van de verplichting om de accountantsverklaring bij te voegen. Daarbij verklaart ondergetekende zich bereid om op verzoek van de heffingsambtenaar de administratie voor de btw-aangifte te overleggen.

Plaats

 

Datum

 

Functie

 

Telefoonnummer

 

Handtekening

 

Het biljet moet binnen dertig dagen na de datum van uitreiking, ingevuld en ondertekend worden ingeleverd. Alleen bij dringende noodzaak kunt u schriftelijk om uitstel verzoeken.

 

Het niet tijdig indienen van de vereiste aangifte heeft tot gevolg dat de aanslag met een verhoging wordt vastgesteld. Het niet doen van de vereiste aangifte is strafbaar gesteld en leidt tot het ambtshalve vaststellen/opleggen van de aanslag.

 

Gelieve de grijze velden invullen. Overige informatie dient u via bijlagen te verstrekken.

 

1.

Als naam en/of adres niet juist zijn, wilt u dan hieronder de juiste gegevens vermelden?

 

 

 

Naam

 

 

 

 

Adres

 

 

 

 

Woonplaats

 

 

2.

Logiesprijs & overnachtingen

2a.

Welke gemiddelde logiesprijs*) hanteerde u het afgelopen belastingjaar?

 

2b.

Hoeveel overnachtingen tegen vergoeding hebben er in het afgelopen jaar plaatsgehad?

 

 

2c.

Aantal overnachtingen waarover geen toeristenbelasting is verschuldigd

 

 

*) Als u beschikt over een brochure waarin de gehanteerde prijzen zijn vermeld, kunt u volstaan met het toevoegen van deze brochure.

3.

Berekening belastbaar bedrag**)

**) De toeristenbelasting wordt berekend over de omzet van de vergoedingen die “ter zake van het verblijf met overnachting in rekening zijn gebracht” (logiesprijs in hotel/motel, kosten losse overnachting in kampeerboerderij of op camping, kosten seizoenplaats of jaarplaats op camping verhoogd met bijkomende kosten zoals water, elektra en milieuheffing voor vuilnis of riool). Daarvan mag worden afgetrokken de omzetbelasting, toeristenbelasting, ontvangsten van logies van personen die zijn opgenomen in het gemeentelijk bevolkingsregister en de in rekening gebrachte kosten voor diensten (zoals ontbijt, consumpties e.d.) en overige vergoedingen (zoals provisie, administratiekosten e.d.) die niet binnen de logiesverstrekking vallen. Voor de aansluiting met de aangifte omzetbelasting dienen bij onderstaande vragen eerst de totale ontvangsten te worden vermeld en daarna de genoemde onderdelen van de totale ontvangsten afgetrokken.

3.

Hoeveel bedroegen de totale ontvangsten uit vergoedingen logies (en ontbijt) inclusief BTWBTW en toeristenbelasting

 

 

 

Af***)

 

 

 

3a.

Ontvangsten uit logies (en ontbijt) inclusief BTW van personen die zijn opgenomen in de basisregistratie personen (ingezetenen)

(a)

 

 

3b.

Aandeel ontbijt (inclusief BTW) van niet-ingezetenen:

(b)

 

 

3c.

Kortingen, provisie, commissie

(c)

+/+

 

 

 

 

 

 

-/-

3d.

Netto ontvangsten logies inclusief btw en toeristenbelasting

 

 

 

3e.

De btw voor wat betreft de ontvangsten uit logies van niet-ingezetenen is 6/109,5 x bedrag

 

 

-/-

3f.

Netto ontvangsten logies excl. btw en inclusief toeristenbelasting

 

 

 

3g.

De toeristenbelasting is 3,5/103,5 x bedrag

 

 

-/-

3h.

Totaal belastbaar bedrag exclusief btw en toeristenbelasting

 

 

 

***) Wanneer u bij 3a, 3b of 3ceen bedrag heeft vermeld, moet u ieder van deze bedragen op een bijlage afzonderlijk specificeren. Bij (a) zijn dat de namen en adressen van de inwoners, bij (b) de soort dienst en bij (c) de soort vergoedingen met de daarbij behorende bedragen. Wanneer u de in mindering gebrachte bedragen niet specificeert, kan van de aangifte worden afgeweken.

4.

Hoeveel bedraagt naar uw schatting het belastbare bedrag dat volgend jaar aan logies zal worden ontvangen