Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Papendrecht

Nota Waarderen en afschrijven vaste activa gemeente Papendrecht 2018

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatiePapendrecht
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNota Waarderen en afschrijven vaste activa gemeente Papendrecht 2018
CiteertitelNota Waarderen en afschrijven vaste activa gemeente Papendrecht 2018
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 212
  2. Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV)

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

06-04-2018Nieuwe regeling

08-03-2018

Gemeenteblad 19 maart 2018

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Nota Waarderen en afschrijven vaste activa gemeente Papendrecht 2018

 

 

Inhoud

  • 1.

    Inleiding

  • 1.1

    Aanleiding

  • 1.2

    Doelstelling

  • 1.3

    Wettelijk kader

  • 1.4

    Leeswijzer

  • 2.

    Samenvatting uitgangspunten

  • 3.

    Activeren

  • 3.1

    Soorten activa

  • 3.2

    Criteria voor het activeren van vaste activa

  • 3.3

    Voorbereidingskosten

  • 3.4

    Groot onderhoud versus vervangingsinvesteringen

  • 3.5

    Software

  • 4.

    Waardering

  • 4.1

    Waarderingsgrondslagen

  • 4.2

    Vaststelling financiële waarde

  • 4.3

    Afwaarderen activa

  • 4.4

    Desinvesteren

  • 4.5

    Componentenbenadering

  • 5.

    Kapitaallasten

  • 5.1

    Kapitaallasten

  • 5.2

    Afschrijven

  • 5.3

    Rente

  • 5.4

    Aanvang kapitaallasten

  • 6.

    Procedures

  • 6.1

    Aanvragen, autorisatie investering

  • 6.2

    Onderbouwing aangevraagde investeringen

  • 6.3

    Beschikbaar stellen investeringsbudget

  • 6.4

    Informatieplicht

  • 6.5

    Schuifmogelijkheden

  • 6.6

    Termijn beschikbaarheid investeringsbudgetten

  • 6.7

    Informatieverstrekking

  • 6.8

    Registratie activa

  • 7.

    Slotbepalingen

  • 7.1

    Citeertitel

  • 7.2

    Wijziging van de nota

  • 7.3

    Inwerkingtreding

Bijlage 1 Afschrijvingstermijnen voor geactiveerde investeringen

Bijlage 2 Begrippen

Hoofdstuk 1 Inleiding

Artikel 1.1 Aanleiding

In artikel 9 van de “Financiële verordening gemeente Papendrecht 2018” is opgenomen: “Het college is verantwoordelijk voor een actuele nota waarderen en afschrijven vaste activa. Regels omtrent de waardering en afschrijving vaste activa zijn in deze nota afzonderlijk en gedetailleerd vastgelegd. De raad stelt deze nota vast.”

 

De huidige Nota Waarderen en Afschrijven is vastgesteld in 2015 en van toepassing vanaf begrotingsjaar 2016. Deze geactualiseerde nota sluit aan bij de huidige inzichten van de commissie BBV zoals vastgelegd in de notitie Materiele vaste activa (december 2017) en de Financiële verordening 2018.

 

Artikel 1.2 Doelstelling

De doelstellingen van deze nota zijn het formuleren van beleid en vastlegging van uniforme regels voor:

  • -

    Het waarderen van activa

  • -

    Investeringen en

  • -

    Berekenen van kapitaallasten

Artikel 1.3 Wettelijk kader

De Nota Waarderen en Afschrijven vaste activa is primair bedoeld als kaderstellend instrument voor de raad. De nota is een uitwerking van artikel 212 van de Gemeentewet, het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) en de Financiële verordening gemeente Papendrecht 2018.

Artikel 1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk twee wordt een samenvatting van de uitgangspunten gegeven, in de hoofdstukken daarna volgen uitleg over het activeren, waardering, kapitaallasten, procedures en slotbepalingen. In de bijlagen worden afschrijftermijnen en gehanteerde begrippen toegelicht.

Per hoofdstuk worden de relevante wetsartikelen genoemd en toegelicht. Daar waar het BBV ruimte biedt aan lokale kaderstelling, wordt een uitspraak gedaan over de gemeentelijke invulling.

 

In de nota worden uitgangspunten weergegeven in tekstvakken. Voorafgaand aan een uitgangspunt wordt een onderbouwing gegeven. In hoofdstuk 2 staat de samenvatting van alle uitgangspunten.

Hoofdstuk 2 Samenvatting uitgangspunten

1. Kosten van het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio niet activeren. De kosten komen ten laste van het lopend begrotingsjaar of begrotingsjaar van de mutatie.

2. Kosten voor onderzoek en ontwikkeling niet activeren.

3. Bijdragen aan activa in eigendom van derden, indien is voldaan aan de voorwaarden van artikel 61 BBV, activeren.

4. Investeringen met een levensduur van twee jaar of minder en/of een aanschafwaarde lager dan € 10.000, niet activeren, maar ineens ten laste van de exploitatie te brengen.

Grensbedrag van gelijksoortige investeringen is € 25.000 op jaarbasis.

Investeringen in effecten, gronden en terreinen worden altijd geactiveerd.

5. Ambtelijke voorbereidingsuren, voor zover zij deel uitmaken van het investeringsvoorstel, en overige voorbereidingskosten activeren. De uren worden via tijdschrijven verantwoord.

6. Bij de vervaardigingsprijs van investeringen wordt rekening gehouden met een redelijk deel van de indirecte kosten, met rente wordt geen rekening gehouden, over het tijdvak dat aan vervaardiging van het actief kan worden toegerekend. Een uitzondering hierop zijn de bouwgronden in exploitatie waar indirecte kosten en rente wel worden geactiveerd.

7. De componentenmethode wordt niet toegepast. Vervanging van onderdelen die minder lang mee gaan dan de afschrijvingstermijn van het actief als geheel worden opgenomen in de onderhoudsvoorziening.

8. De afschrijvingstermijnen hanteren zoals opgenomen in bijlage 1.

9. Lineair afschrijven van activa met uitzondering van woonruimten en gebouwen. Deze worden annuïtair afgeschreven, met uitzondering van toekomstige investeringen in gebouwen groter dan 1.000.000 euro, waarover de raad alsdan besluit hoe zal worden afgeschreven. 1

10. Bij wijziging van omslagrente worden de kapitaallasten van de initieel annuïtair afgeschreven activa voor de rentecomponent aangepast, de afschrijving blijft ongewijzigd. Hierdoor wordt die activa voortaan progressief afgeschreven.

11. Bij afschrijvingen op investeringen geen restwaarde opnemen. Voor vervoermiddelen geldt een uitzondering, hierbij wordt rekening gehouden met een restwaarde van 10% van de aanschafwaarde.

12. Indien de werkelijke lasten afwijken van de voorgecalculeerde renteomslag worden deze alleen gecorrigeerd indien dit volgens de BBV verplicht is gesteld.

13. De afschrijving start op 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarin het actief gereed komt dan wel verworven wordt.

Hoofdstuk 3 Activeren

Artikel 3.1 Soorten activa

Investeringen worden verantwoord op de balans onder de post vaste activa. Onder deze post worden conform het BBV de volgende vaste activa onderscheiden:

  • -

    immateriële vaste activa;

  • -

    materiële vaste activa;

  • -

    financiële vaste activa.

     

3.1.1 Immateriële vaste activa

In overeenstemming met het BBV (artikel 34) worden onder de immateriële vaste activa afzonderlijk opgenomen:

  • -

    kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio;

  • -

    kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief;

  • -

    bijdragen aan activa in eigendom van derden.

     

Kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio

In artikel 63 lid 7 van het BBV is bepaald dat alle passiva tegen nominale waarden moeten worden gewaardeerd. Dat houdt in dat leningen voor het totaalbedrag van de aangegane schuld moet worden opgenomen. Het verschil tussen het schuldbedrag en het uitgekeerde bedrag, het (dis)agio, kan naar keuze al dan niet worden geactiveerd.

 

Uitgangspunt 1:

Kosten van het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio niet activeren. De kosten komen ten laste van het lopend begrotingsjaar of begrotingsjaar van de mutatie.

Kosten van onderzoek en ontwikkeling

Kosten van onderzoek en ontwikkeling mogen worden geactiveerd (artikel 60 BBV) indien aan enkele voorwaarden is voldaan. Onderzocht moet worden of de investering nuttig, noodzakelijk of wenselijk is. Of het voornemen bestaat om het actief te gaan gebruiken of te verkopen. De commissie BBV geeft de aanbeveling de kosten van onderzoek en ontwikkeling niet te activeren. Wel maakt zij een uitzondering voor de grondexploitatie. Die afweging wordt gemaakt in de nota Grondbeleid.

 

Uitgangspunt 2:

Kosten voor onderzoek en ontwikkeling niet activeren.

Bijdragen aan activa in eigendom van derden

Deze kunnen worden geactiveerd indien aan de volgende voorwaarden van het BBV (artikel 61) is voldaan;

 

  • -

    er is sprake van een investering door een derde;

  • -

    de investering bijdraagt aan de publieke taak;

  • -

    derden zich hebben verplicht tot het daadwerkelijk investeren, op een wijze zoals is overeengekomen en;

  • -

    de bijdrage kan worden teruggevorderd, indien derden in gebreke blijven of de gemeente anders recht kan doen gelden op de activa die samenhangen met de investering.

 

Als vast staat dat aan alle voorwaarden wordt voldaan moet de gemeente de bijdrage behandelen als was het actief in kwestie in bezit van de gemeente. Bijvoorbeeld een investeringsbijdrage bij de aanleg van een dijklichaam of provinciale weg.

 

Uitgangspunt 3:

Bijdragen aan activa in eigendom van derden, indien is voldaan aan de voorwaarden van artikel 61 BBV, activeren.

3.1.2 Materiële vaste activa

Het BBV (artikel 35) kent de volgende soorten materiële vaste activa:

 

  • -

    Investeringen met een economisch nut;

  • -

    Investeringen met een economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven;

  • -

    Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut.

 

In artikel 59 van het BBV is opgenomen dat alle investeringen moeten worden geactiveerd, omdat zij verhandelbaar zijn of een bijdrage leveren aan het genereren van middelen. Ten aanzien van het activeren van investeringen met een economisch nut vormen kunstvoorwerpen met een cultuurhistorische waarde een uitzondering (het gaat hier bijvoorbeeld om kunstwerken in eigendom, ongeacht de plek waar de kunstwerken te bezichtigen zijn. Deze worden niet geactiveerd).

 

De activa behorende bij Riolering en Afvalverwerking moeten apart gelabeld worden in de categorie activa met “economisch nut met heffing”.

 

3.1.3 Financiële vaste activa

Onder Financiële vaste activa worden volgens het BBV (artikel 36) verstaan:

  • -

    Kapitaalverstrekkingen aan:

    • -

      deelnemingen;

    • -

      gemeenschappelijke regelingen;

    • -

      overige verbonden partijen;

  • -

    Leningen aan:

    • -

      openbare lichamen als bedoeld in

    • -

      woningbouwcorporaties;

    • -

      deelnemingen;

    • -

      overige verbonden partijen;

  • -

    Overige langlopende leningen;

  • -

    Uitzettingen in ’s Rijks schatkist met een rentetypische looptijd van één jaar of langer;

  • -

    Uitzettingen in de vorm van Nederlands schuldpapier met een rentetypische looptijd van één jaar of langer;

  • -

    Overige uitzettingen met een rentetypische looptijd van één jaar of langer.

Artikel 3.2 Criteria voor het activeren van vaste activa

Om praktische redenen verdient het niet de voorkeur om de investeringen die in aanmerking komen voor activeren (investeringen met economisch nut en het saldo van agio of disagio) in alle gevallen te activeren. Er gelden de volgende minimumeisen:

 

  • -

    er dient sprake te zijn van een meerjarig nut;

  • -

    activa met een levensduur van minder dan twee jaar of met een aanschafwaarde van minder dan € 10.000, worden direct ten laste van de exploitatie gebracht;

  • -

    gelijksoortige activa met een aanschafwaarde van € 25.000 op jaarbasis niet activeren; en

  • -

    effecten, gronden en terreinen worden altijd geactiveerd.

     

Uitgangspunt 4:

Investeringen met een levensduur van twee jaar of minder en/of een aanschafwaarde lager dan € 10.000, niet activeren, maar ineens ten laste van de exploitatie te brengen.

Grensbedrag van gelijksoortige investeringen is € 25.000 op jaarbasis.

Investeringen in effecten, gronden en terreinen worden altijd geactiveerd.

Artikel 3.3 Voorbereidingskosten

Voorbereidingskosten zijn kosten die gemaakt worden voordat overgegaan wordt tot het aanschaffen of vervaardigen van een actief. Het betreft bijvoorbeeld de kosten van bodemonderzoek, de kosten van een onderzoeksbureau of architect en de voorbereiding (ureninzet) van eigen personeel. Het volgende onderscheid is van belang:

  • -

    voorbereiding door eigen personeel;

  • -

    overige voorbereidingskosten.

 

Voorbereiding door eigen personeel

De ingezette uren ambtelijke voorbereidingsuren worden geactiveerd voor zover zij deel uitmaken van het investeringsvoorstel en via tijdschrijven zijn verantwoord. De overige uren worden verantwoord in de exploitatie.

 

Overige voorbereidingskosten

Alle overige voorbereidingskosten worden geactiveerd. In artikel 63, lid 3 BBV staat: “De vervaardigingsprijs omvat de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten, welke rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. In de vervaardigingsprijs kunnen voorts worden opgenomen een redelijk deel van de indirecte kosten en de rente over het tijdvak dat aan de vervaardiging van het actief kan worden toegerekend; in dat geval vermeldt de toelichting dat deze rente is geactiveerd. Voor de rente: zie hoofdstuk 4.2 Vaststelling financiële waarde.

 

Uitgangspunt 5:

Ambtelijke voorbereidingsuren, voor zover zij deel uitmaken van het investeringsvoorstel, en overige voorbereidingskosten activeren. De uren worden via tijdschrijven verantwoord.

Artikel 3.4 Groot onderhoud versus vervangingsinvesteringen

Door de Commissie BBV wordt in het kader van verkrijging/vervaardiging en onderhoud van kapitaal-goederen de volgende uitspraak over onderhoud gedaan: "De kosten van (klein en groot) onderhoud zijn niet levensduurverlengend en mogen niet worden geactiveerd".

Bij de beantwoording van de vraag of bepaalde kosten wel of niet moeten te worden geactiveerd, is het van belang om duidelijkheid te scheppen over wat onder onderhoud wordt verstaan. Hiervoor is de volgende indeling gemaakt;

 

  • -

    Klein onderhoud; keert jaarlijks terug. Dit is ook de reden dat deze uit jaarlijkse budgetten bekostigd moeten worden en dat activering niet mogelijk is;

  • -

    Groot onderhoud; het gaat om zaken die één keer in de zoveel jaar moeten gebeuren, bijvoorbeeld het (buiten)schilderwerk van een gebouw op grond van een periodiek geactualiseerd onderhoudsplan. Ook voor deze lasten geeft het BBV geen mogelijkheden tot activering. De keuze bestaat uit dekking van de kosten ten laste van  de exploitatie of vanuit een voorziening. In de nota reserves en voorzieningen zijn hiervoor uitgangspunten geformuleerd;

  • -

    Levensduurverlengende investeringen; hiervoor geldt expliciet dat ze bijdragen aan een substantiële levensduurverlenging en kwaliteitsverbetering van het betreffende actief, zoals bijvoorbeeld het renoveren van een gebouw. Hiervoor geldt de normale weg van het beschikbaar stellen van een investeringsbudget.

Artikel 3.5 Software

Door de Commissie BBV zijn m.b.t. software de volgende uitspraken gedaan;

  • -

    Software valt onder de materiële vaste activa (investeringen met een economisch nut);

  • -

    Ook de gebruikersrechten op software voor onbepaalde duur die ineens in rekening worden gebracht vallen onder de materiële vaste activa (investeringen met een economisch nut).

 

Worden gebruikersrechten voor bepaalde tijd (meerdere jaren) ontvangen, dan vindt activering niet plaats als materieel vast actief, maar worden de gebruikersrechten onder de vooruitbetaalde bedragen opgenomen.

Hoofdstuk 4 Waardering

Artikel 4.1 Waarderingsgrondslagen

Waardering van activa is van belang omdat het de basis vormt voor het vaststellen van de financiële consequenties van activa door waardevermindering. Anders geformuleerd: de gekozen systematiek voor de waardering van activa in het stelsel van baten en lasten is van invloed op de exploitatie van de gemeente en daarmee op de financiële resultaten die behaald worden.

Hiervoor zijn in het BBV bepalingen opgenomen voor de waardering van activa. Hiermee wordt voorkomen dat organisaties met de waardering van activa hun financiële resultaten beïnvloeden en dat financiële gegevens van organisaties in de loop van de tijd vergelijkbaar blijven.

 

De waarderingsgrondslag voor vaste activa wordt bepaald door de verkrijgings- of vervaardigingsprijs (artikel 63 BBV). Van activa waarvan de bestemming verandert, wordt de actuele waarde van de nieuwe bestemming in de toelichting op de balans opgenomen.

Artikel 4.2 Vaststelling financiële waarde

Artikel 63 van het BBV geeft een nadere omschrijving van kosten die geactiveerd mogen worden;

Activa worden gewaardeerd op basis van de verkrijgings- of vervaardigingsprijs;

  • -

    De verkrijgingsprijs omvat de inkoopprijs en de bijkomende kosten;

  • -

    De vervaardigingsprijs omvat de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten, die rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. Dit zijn o.a. de direct aan een actief toe te rekenen salariskosten. In de vervaardigingsprijs kunnen voorts worden opgenomen een redelijk deel van de indirecte kosten en de rente over het tijdvak dat aan de vervaardiging van het actief kan worden toegerekend; in dat geval vermeldt de toelichting dat deze rente is geactiveerd;

  • -

    Voor in erfpacht uitgegeven gronden geldt de uitgifteprijs van eerste uitgifte als verkrijgingsprijs. Gronden in eeuwigdurende erfpacht worden gewaardeerd tegen registratiewaarde;

  • -

    Van activa waarvan de bestemming verandert, wordt de actuele waarde van de nieuwe bestemming in de toelichting op de balans opgenomen.

Uitgangspunt 6:

Bij de vervaardigingsprijs van investeringen wordt rekening gehouden met een redelijk deel van de indirecte kosten, met rente wordt geen rekening gehouden, over het tijdvak dat aan vervaardiging van het actief kan worden toegerekend. Een uitzondering hierop zijn de bouwgronden in exploitatie waar indirecte kosten en rente wel worden geactiveerd.

Artikel 4.3 Afwaarderen activa

Artikel 65 van het BBV geeft de voorschriften weer voor afwaardering van activa;

  • 1.

    Naar verwachting duurzame waardeverminderingen van vaste activa worden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar in aanmerking genomen;

  • 2.

    Voorraden en deelnemingen worden tegen de marktwaarde gewaardeerd indien de marktwaarde lager is dan de verkrijgings- of vervaardigingsprijs;

  • 3.

    Een actief dat buiten gebruik wordt gesteld wordt afgewaardeerd op het moment van buitengebruikstelling, indien de restwaarde lager is dan de boekwaarde.

 

Het eerste en tweede lid van artikel 65 BBV hebben betrekking op waardeverminderingen die naar verwachting duurzaam zijn. Het is niet voorzienbaar dat de waardevermindering zal ophouden te bestaan. Gedacht kan worden aan nieuwe inzichten in de technische en/of de economische levensduur van activa of de aantasting van het vermogen van deelnemingen. Een afwaardering op grond wegens een duurzame waardevermindering, bijvoorbeeld bodemvervuiling, is mogelijk.

 

In het derde lid wordt voorgeschreven dat van een actief dat buiten gebruik wordt gesteld, waarvan de restwaarde lager is dan de boekwaarde, wordt afgeschreven tot de restwaarde.

Bij een volledige buitengebruikstelling dient het actief uiteraard te worden afgewaardeerd tot hetzij nul, hetzij tot de restwaarde, indien die redelijkerwijs verwacht kan worden.

 

Wanneer een actief gedeeltelijk buiten gebruik wordt gesteld, dient het actief proportioneel te worden afgewaardeerd. Duurzame waardevermindering van vaste activa wordt onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar in aanmerking genomen.

Artikel 4.4 Desinvesteren

Op het moment dat een desinvestering (verkoop van het actief) plaatsvindt wordt de boekwinst of het boekverlies incidenteel ten gunste/laste van het resultaat van het betreffende jaar gebracht.

De mogelijke boekwinst wordt niet in mindering gebracht op een nieuwe investering. Dat is niet toegestaan op grond van het BBV (notitie verkrijging/vervaardiging en onderhoud van kapitaalgoederen).

Artikel 4.5 Componentenbenadering

In het bedrijfsleven is het zogenaamde IFRS (International Financial Reporting Standards) van toepassing. In deze rapportagevoorschriften is de componentenmethode voor materiële vaste activa een uitgangspunt. De componentenmethode houdt in dat een kapitaalgoed dat is samengesteld uit

afzonderlijke delen, wordt afgeschreven met als basis die afzonderlijke delen en hun waardeverloop. Hierbij moet gedacht worden aan bijvoorbeeld een gebouw dat uit de volgende delen kan bestaan: grond, gebouw, installaties. De verschillende delen kennen ieder hun eigen afschrijvingstermijn en

worden afzonderlijk geactiveerd.

 

De toepassing van de componentenbenadering kan worden geïllustreerd aan de hand van het verkrijgen van een kantoorpand:

  • -

    Grond -> niet afschrijven;

  • -

    Gebouw -> afschrijving in 40 jaar;

  • -

    Installaties (bijvoorbeeld verwarming) -> afschrijving in 15 jaar;

  • -

    Inventaris -> afschrijving in 10 jaar.

 

Indien de componentenmethode wordt toegepast, worden de afzonderlijke delen geactiveerd en afgeschreven conform de economische levensduur van de betreffende onderdelen. De installaties worden bij vervanging opnieuw geactiveerd. Door toepassing van de componentenmethode worden investeringen in de vervanging van versleten componenten niet als onderhoud in aftrek gebracht op de gevormde onderhoudsvoorziening. Dit houdt de voorziening zuiver. Als nadelen van de componentenmethode kunnen worden genoemd:

  • -

    hogere administratieve lasten doordat het aantal kapitaalgoederen dat geactiveerd wordt groter is.

  • -

    de overzichtelijkheid van de staat van activa kan afnemen.

 

Indien de componentenmethode niet wordt toegepast is het noodzakelijk dat een voorziening wordt gevormd voor toekomstig (groot) onderhoud en (eventuele) vervanging.

De componentenbenadering wordt wel toegepast voor investeringen in de riolering, als onderdeel van het Gemeentelijke Rioleringsplan (GRP).

Als de componentenbenadering toegepast wordt, moet dit voor een bepaalde categorie kapitaalgoederen consequent gebeuren.

Uitgangspunt 7:

De componentenmethode wordt niet toegepast. Vervanging van onderdelen die minder lang mee gaan dan de afschrijvingstermijn van het actief als geheel worden opgenomen in de onderhoudsvoorziening.

Hoofdstuk 5 Kapitaallasten

Artikel 5.1 Kapitaallasten

In het vorige hoofdstuk is aangegeven welke investeringen (kunnen) worden geactiveerd en welke niet en tegen welke bedragen. In dit hoofdstuk komen de lasten van de investeringen die geactiveerd worden aan bod.

Artikel 5.2 Afschrijven

5.2.1 Afschrijvingstermijnen

Het BBV kent geen regels waaraan afschrijvingen moeten voldoen, wel zijn kaders gesteld. De belangrijkste zijn:

  • -

    De methoden volgens welke de afschrijvingen zijn berekend worden in de toelichting op de balans uiteengezet (artikel 51);

  • -

    Afschrijvingen vinden plaats onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar (artikel 64 lid 1);

  • -

    Op vaste activa met een beperkte gebruiksduur wordt jaarlijks afgeschreven volgens een stelsel dat is afgestemd op de verwachte toekomstige gebruiksduur (artikel 64 lid 3).

 

De afschrijvingstermijn van een actief is afhankelijk van de gebruiksduur en wordt bepaald door de economische en/of technische levensduur. Omdat de economische levensduur gebaseerd is op een schatting zullen hiervoor richtlijnen moeten worden opgesteld voor de diverse activa. In bijlage 1 is een overzicht opgenomen waarin per activasoort de levensduur wordt weergegeven waarover wordt afgeschreven.

 

Uitgangspunt 8:

De afschrijvingstermijnen hanteren zoals opgenomen in bijlage 1.

5.2.2 Afschrijving op gronden

Het afschrijven op gronden neemt een bijzondere plaats in omdat gronden duurzame goederen zijn die niet aan slijtage onderhevig zijn, er vindt geen duurzame waardevermindering plaats. Er bestaat dan ook geen noodzaak tot afschrijven. Zie hoofdstuk 4.3 voor duurzame waardeverminderingen.

 

5.2.3 Methoden van afschrijving

Er zijn verschillende methoden om op basis van de afschrijvingsduur te komen tot de afschrijving per periode waarvan de lasten worden toegerekend. De belangrijkste methoden zijn:

  • -

    vast percentage van de aanschafwaarde (lineaire afschrijvingsmethode);

  • -

    vast percentage van de boekwaarde (degressief afschrijven, niet gebruikelijk bij de overheid);

  • -

    jaarlijks gelijkblijvende rente- en afschrijvingslasten (annuïtaire afschrijvingsmethode).

 

In de praktijk van de gemeente Papendrecht wordt de lineaire methode gebruikt met uitzondering van woonruimten en gebouwen, deze worden annuïtair afgeschreven. Bij vastgoed is meestal sprak van een stabiele jaarlijks inkomende geldstroom (huur dan wel rijksvergoeding) en daar past annuïtair het beste bij. Het voorkomt dat de baten en lasten ver uit elkaar gaan lopen (kosten nemen i.g.v. lineaire afschrijving af en opbrengsten nemen door indexering toe), waardoor bij vervanging sprake is van een groot negatief verschil

 

Uitgangspunt 9:

Lineair afschrijven van activa met uitzondering van woonruimten en gebouwen. Deze worden annuïtair afgeschreven, met uitzondering van toekomstige investeringen in gebouwen groter dan 1.000.000 euro, waarover de raad alsdan besluit hoe zal worden afgeschreven. 1

5.2.4 Wijziging van methode van afschrijving

In het BBV is artikel 64 lid 2 gewijd aan de wijziging van de afschrijvingsmethode. Hierin staat dat slechts om gegronde redenen een afschrijvingswijze gewijzigd mag worden. De reden en de financiële consequenties van de verandering worden in de toelichting op de balans uiteengezet. Ook wordt inzicht gegeven in de consequenties hiervan voor de financiële positie en voor de baten en lasten aan de hand van aangepaste cijfers voor het begrotingsjaar of het voorafgaande begrotingsjaar.

 

De commissie BBV omschrijft een schattingswijziging als een wijziging van een verwachte toekomstige gebruiksduur c.q. gebruiksintensiteit dan wel de "naar verwachting" duurzaam lagere gebruikswaarde. Een bestaande (rest)boekwaarde wordt niet herrekend, maar over de langere, dan wel kortere, dan wel gelijkblijvende verwachte toekomstige gebruiksduur afgeschreven.

 

Een wijziging van de afschrijvingsmethode valt hiermee onder schattingswijziging, er hoeft daarom geen herrekening of herwaardering over de al afgeschreven waarden plaats te vinden.

 

Door de invoering van de notitie rente 2017 kan de situatie ontstaan dat door een rentewijziging de afschrijvingen in een annuïteit aangepast zouden moeten worden. Dit wanneer het rentepercentage in de annuïteit afwijkt van de (gewijzigde) omslagrente. De rentelasten passen we hierop aan. Bij de afschrijvingslasten gaan we uit van de lasten op basis van de eerder (in principe ten tijde van de aanvraag van de investering) berekende annuïteit. We laten de afschrijvingslasten dus ongewijzigd. Enerzijds kan dit aanzienlijke effecten voor de begroting veroorzaken (terwijl alleen de rente muteert). Daarnaast zou dit in beginsel bij elke wijziging van de omslagrente moeten gebeuren, zowel mogelijk op begrotingsbasis als op werkelijke basis.

Door de afschrijvingslasten niet aan te passen wordt er feitelijk progressief afgeschreven volgens een van te voren vastgelegd afschrijfschema i.p.v. annuïtair. De rente wordt wel annuïtair bepaald. Deze methodiek is toegestaan, maar het betreft wel een stelselwijziging die door uw raad moet worden vastgesteld.

 

Uitgangspunt 10:

Bij wijziging van omslagrente worden de kapitaallasten van de initieel annuïtair afgeschreven activa voor de rentecomponent aangepast, de afschrijving blijft ongewijzigd. Hierdoor wordt die activa voortaan progressief afgeschreven.

5.2.5 Extra afschrijven

Extra afschrijven is alleen toegestaan (en zelfs verplicht) als de boekwaarde van het actief hoger is dan het verwachte toekomstige economische nut. Zie hiervoor hoofdstuk 4.3 Afwaarderen activa.

 

5.2.6 Restwaarde

De restwaarde van de meeste investeringen is van tevoren veelal moeilijk in te schatten. Op grond van het voorzichtigheidsprincipe wordt er dan ook vanuit gegaan dat de restwaarde nihil is. Indien bij inruil van een productiemiddel sprake is van een restwaarde levert dit in de regel een incidentele boekwinst op. In overeenstemming met de wetgeving wordt de boekwinst ten gunste van de exploitatie gebracht. Hierdoor wordt een inzichtelijk beeld verschaft in de waardering van de vervangende investering.

 

Voor vervoermiddelen wordt een uitzondering gemaakt. Op basis van ervaring en het repeterende karakter van het aanschaffen en inruilen van voertuigen wordt rekening gehouden met een restwaarde van 10% van de aanschafprijs. Er wordt afgeschreven over de aanschafwaarde minus de restwaarde. Indien bij inruil de werkelijke restwaarde afwijkt van de van tevoren ingeschatte 10%, levert dit een boekwinst dan wel verlies op welke ten gunste of laste van de exploitatie wordt gebracht.

 

Uitgangspunt 11:

Bij afschrijvingen op investeringen geen restwaarde opnemen. Voor vervoermiddelen geldt een uitzondering, hierbij wordt rekening gehouden met een restwaarde van 10% van de aanschafwaarde.

Artikel 5.3 Rente

Aan alle geactiveerde kapitaaluitgaven wordt rente toegerekend. Dit zijn de lasten die voortkomen uit de financiering van de investering. Voor de toerekening van de rentelasten aan investeringen is in het BBV opgenomen dat in de paragraaf financiering moet worden opgenomen: 'de wijze waarop rente aan investeringen, grondexploitaties en taakvelden wordt toegerekend …'. In de notitie rente 2017 van de commissie BBV is de volgende stellige uitspraak opgenomen: "De omslagrente wordt berekend door de aan de taakvelden toe te rekenen rente (in Euro’s) te delen door de boekwaarde per 1 januari van de vaste activa die integraal zijn gefinancierd. De omslagrente moet vervolgens op consistente en eenduidige wijze worden toegerekend aan de individuele activa. Het is niet toegestaan om per investering of taakveld te differentiëren in het toe te rekenen rentepercentage. Het bij de begroting (voor)gecalculeerde omslagrentepercentage mag binnen een marge van 0,5% worden afgerond."

 

Indien de werkelijke rentelasten in Euro’s die over een jaar aan taakvelden hadden moeten worden doorbelast afwijken van de rentelasten in Euro’s die op basis van de voorgecalculeerde renteomslag aan de taakvelden zijn toegerekend, dan kan de gemeente besluiten tot correctie. Correctie wordt

verplicht gesteld indien deze afwijking groter is dan 25%. Eventuele correctie leidt alleen tot een andere verdeling van de rentelasten: het bespaart geen kosten.

 

Uitgangspunt 12:

Indien de werkelijke lasten afwijken van de voorgecalculeerde renteomslag worden deze alleen gecorrigeerd indien dit volgens de BBV verplicht is gesteld.

Artikel 5.4 Aanvang kapitaallasten

De commissie BBV doet de aanbeveling om in de financiële verordening/nota activabeleid op grond van artikel 212 van de Gemeentewet op te nemen wanneer met het afschrijven van een nieuw kapitaalgoed wordt begonnen. Mogelijke keuzes hierbij zijn:

  • -

    in het jaar waarin het kapitaalgoed gereed komt/verworven wordt (een volledig jaar afschrijving); of

  • -

    medio het begrotingsjaar waarin het kapitaalgoed gereed komt/verworven wordt (een half jaar afschrijving); of

  • -

    vanaf het boekjaar volgend op het jaar waarin het kapitaalgoed gereed komt/ verworven wordt.

     

Uitgangspunt 13:

De afschrijving start op 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarin het actief gereed komt dan wel verworven wordt.

Hoofdstuk 6 Procedures

De van toepassing zijnde teksten worden opgenomen in de Regeling budgetbeheer gemeente Papendrecht en de Financiële verordening gemeente Papendrecht 2018

Artikel 6.1 Aanvragen, autorisatie investering

Met de vaststelling van de programmabegroting stelt de Raad de hierin opgenomen investeringsbudgetten voor het eerstvolgende begrotingsjaar beschikbaar. Bij de behandeling van de begroting geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen de raad op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringsbudget wil ontvangen.

Investeringen die niet in de begroting zijn opgenomen dienen gedurende het jaar via separate raadsvoorstellen te worden voorgelegd aan de raad.

 

Artikel 6.2 Onderbouwing aangevraagde investeringen

De raad zal alleen in staat zijn investeringen te accorderen die in voldoende mate zijn onderbouwd en gespecificeerd. Investeringsaanvragen dienen dan ook de volgende onderwerpen te omvatten:

  • -

    aangeven of het om een vervangings- of uitbreidingsinvestering gaat;

  • -

    jaarlijkse exploitatie lasten (kapitaallasten en overige exploitatielasten);

  • -

    eventuele subsidies; en

  • -

    planning.

Artikel 6.3 Beschikbaar stellen investeringsbudget

Bestedingen van de geautoriseerde investeringsbudgetten zijn slechts mogelijk cf. hetgeen in de mandaatregeling is vastgelegd.

Artikel 6.4 Informatieplicht

Naast de autorisatie geldt er voor aankopen van goederen, onroerende zaken en diensten die niet in de programmabegroting zijn opgenomen en groter bedragen dan € 800.000 een informatieplicht. Het college informeert vooraf de raad en neemt pas een besluit, nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

Artikel 6.5 Schuifmogelijkheden

Het is niet toegestaan om tussen afzonderlijke investeringen te schuiven zowel in tijd als in budget. Overheveling van restant investeringsbudget is alleen mogelijk via een raadsbesluit. Wijzigingen in de hoogte van investeringen dienen altijd aan de raad te worden voorgelegd.

Artikel 6.6 Termijn beschikbaarheid investeringsbudgetten

Uitgangspunt bij het uitvoeren van investeringsbudgetten is dat deze binnen twee jaar na autorisatie afgewikkeld moeten zijn. Investeringsbudgetten die na beschikbaarstelling door de raad, per ultimo van het begrotingsjaar ouder zijn dan twee jaar, worden niet voor verdere uitvoering in het volgend begrotingsjaar in stand gehouden. Indien een investeringsbudget in afwijking op deze regel in stand dient te worden gehouden, kan het college hiertoe aan de raad zo snel mogelijk na afloop van het begrotingsjaar een onderbouwd voorstel doen.

Artikel 6.7 Informatieverstrekking

Voor het verkrijgen van inzicht in de voortgang en afwikkeling van investeringsbudgetten is het voor de raad van belang hierin inzicht te hebben. Majeure afwijkingen op investeringsbudgetten worden in de eerstvolgende raadsvergadering gemeld, daarnaast tussentijds via de Planning en Control producten.

 

Uitgangspunt bij het uitvoeren van investeringsbudgetten is dat deze binnen twee jaar na autorisatie afgewikkeld moeten zijn. Investeringsbudgetten die na beschikbaarstelling door de raad, per ultimo van het begrotingsjaar ouder zijn dan twee jaar, worden niet voor verdere uitvoering in het volgend begrotingsjaar in stand gehouden. Indien een investeringsbudget in afwijking op deze regel in stand dient te worden gehouden, kan het college hiertoe aan de raad zo snel mogelijk na afloop van het begrotingsjaar een onderbouwd voorstel doen.

 

In de rapportages (bestuursrapportages en de jaarrekening) wordt de realisatie en raming van de uitputting van de investeringsbudgetten opgenomen. Afwijkingen op de oorspronkelijke investeringsbudgetten in de begroting groter dan € 25.000 worden toegelicht.

Artikel 6.8 Registratie activa

Het college is verantwoordelijk voor een actuele en volledige registratie van bezittingen. De registratie omvat tenminste alle registergoederen die in bezit zijn van de gemeente, alle financiële (waardepapieren, leningen, aandelen c.a.) en roerende bezittingen die zijn geactiveerd.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 7.1 Citeertitel

Deze nota wordt aangehaald als de Nota Waarderen en afschrijven vaste activa gemeente Papendrecht 2018.

Artikel 7.2 Wijziging van de nota

Indien wet- en regelgeving of omstandigheid dit vereist zal deze nota worden beoordeeld op toepasbaarheid en actualiteit, en eventueel worden aangepast.

Artikel 7.3 Inwerkingtreding

Deze nota treedt in werking vanaf 1 januari 2018.

Bijlage 1 Afschrijvingstermijnen voor geactiveerde investeringen

De afschrijvingstabel geeft invulling aan de betreffende uitgangspunten uit de nota Waarderen en afschrijven van activa. De genoemde termijnen zijn maximale termijnen, richtinggevend en niet bindend. Wanneer wordt afgeweken van de aangegeven afschrijvingstermijnen is dit een onderdeel van het investeringsbesluit. De tabel is niet limitatief en kan aangevuld worden met nieuwe soorten activa en hun maximale afschrijvingstermijnen.

 

Bijlage 2 Begrippen

Activa

Activa zijn de bezittingen van de gemeente. Deze worden ingedeeld in vaste en vlottende activa en staan op de linkerzijde (debet) van de balans, onderdeel van een jaarrekening. Vaste activa wordt onderverdeeld in immateriële, materiële en financiële vaste activa. Vlottende activa wordt onderverdeeld in voorraden, vorderingen en liquide middelen.

 

Activeren

Het op de balans presenteren van de financiële waarde van het aangeschafte of vervaardigde kapitaalgoed met meerjarig nut dat vanaf dat moment als vast actief kan worden beschouwd. De jaarlijkse kosten worden in de toekomst ten laste van de exploitatie gebracht, dit zijn de kapitaallasten.

 

Afschrijven

Een periodieke boekhoudkundige verwerking van de waardevermindering van activa wegens technische slijtage en economische veroudering. Het af te schrijven bedrag hangt af van de economische levensduur van de investering. De afschrijvingen zijn onderdeel van de kapitaallasten. De meest voorkomende afschrijvingsmethoden zijn lineaire afschrijving en annuïtaire afschrijving.

 

Agio / Disagio

Agio is het verschil tussen het bedrag waarvoor een lening wordt aangegaan en het bedrag dat aan de geldnemer wordt uitgekeerd. Agio kan ook te maken hebben met aandelen. De prijs, of koers, van een aandeel is opgebouwd uit de nominale waarde plus het agio. Disagio is het tegengestelde van agio.

 

Annuïtaire afschrijvingsmethode

Een afschrijvingsmethode waarde bij kapitaallasten jaarlijks gelijk zijn gedurende de economische levensduur van de investering. In de beginjaren is de afschrijvingscomponent laag en de rentecomponent hoog. In de laatste jaren ligt deze verhouding andersom.

 

Boekwaarde

Waarde van de activa op de balans. Dit is de verkrijging- of vervaardigingsprijs verminderd met de cumulatieve afschrijvingen per balansdatum.

 

Boekwinst

Dit is het resultaat als een actief wordt verkocht tegen een hogere prijs dan de resterende boekwaarde op het moment van verkoop. Het resultaat wordt apart in de jaarrekening verantwoord (als incidentele baten).

 

Economische levensduur

De economische levensduur wordt bepaald door rationeel en doelmatig gebruik rekening houden met technische ontwikkelingen. Nieuwe technologie kan bestaande investeringen sneller doen verouderen.

 

Exploitatie

De lasten en baten die worden toegerekend aan het verslagjaar waarop zij betrekking hebben en is een onderdeel van de jaarrekening

 

Financiële vaste activa

Is een onderdeel van de vaste activa die financiële bezittingen vertegenwoordigen, zoals deelnemingen en aandelen.

 

Gelijksoortige investeringen (samengestelde activa)

Investeringen zijn gelijksoortig als er gedurende het jaar meerdere dezelfde objecten van worden aangeschaft, voorbeelden zijn: meubilair, inventaris, vervoermiddelen.

 

Immateriële vaste activa

Is een onderdeel van de vaste activa waar geen bezittingen tegenover staan. Ze vallen niet onder de materiële en financiële vaste activa, ze zijn niet stoffelijk (niet tastbaar). Voorbeelden zijn de kosten voor het sluiten van geldleningen en onderzoek en ontwikkeling van een bepaald actief.

 

Investeren

Het aanschaffen of zelf produceren van activa. Hierbij is de intentie de activa zelf meerdere jaren te gebruiken.

 

Investering

Een uitgaven van enige omvang, waarvan het nut over meerdere jaren wordt verdeeld. Onderscheid wordt gemaakt tussen investeringen met een economisch nut met heffing, economisch nut zonder heffing en maatschappelijk nut en maatschappelijk nut.

 

Investering met economisch nut

Activa die kunnen bijdragen aan het genereren van middelen, bijvoorbeeld door het vragen van heffingen (leges, rechten en tarieven), of activa die verhandelbaar zijn. Deze investeringen moeten volgens het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) worden geactiveerd.

 

Investeringen met maatschappelijk nut

Activa die geen mogelijkheid hebben middelen te genereren en een publieke taak vervullen in de openbare ruimte zoals; wegen, groenvoorziening, bruggen etc. . Deze investeringen moeten volgens het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) worden geactiveerd.

 

Investeringsbudget

Bedrag door de gemeenteraad geautoriseerd voor het doen van een investering.

 

Kapitaallasten

Jaarlijks terugkerende lasten die samenhangen met de investeringen. De kapitaallasten bestaan uit de som van twee onderdelen: afschrijvingen en rente.

 

Levensduurverlengende investeringen

Investeringen aan een bestaand actief waardoor een langere economische levensduur ontstaat. Onderhoud is niet levensduurverlengend, maar dient om het actief gedurende zijn levensduur in goede staat te houden.

 

Lineaire afschrijvingsmethode

Een afschrijvingsmethode waarbij de jaarlijkse kapitaallasten dalen. Het component afschrijvingen is over de periode een jaarlijks gelijk bedrag. Als gevolg van een dalende boekwaarde nemen de jaarlijkse rentelasten af.

 

Materiële vaste activa

Investeringsuitgaven waar bezittingen van stoffelijke aard tegen over staan met een gebruiksduur van meerdere jaren.

 

Nieuwe of uitbreidingsinvesteringen

Investeringen ten behoeve van de ontwikkeling van nieuwe activiteiten of uitbreiding van huidige activiteiten, waarvan de financiële aspecten nog niet in de begroting zijn opgenomen.

 

Rente(omslag)

Een vergoeding voor het beslag dat de boekwaarde van een investering legt op de financieringsmiddelen van de gemeente. De rente is een onderdeel van de kapitaallasten.

 

Restwaarde

Een schatting van de opbrengstwaarde van activa tegen een huidig prijspeil, verminderd met de te maken kosten voor verwijdering of vernietiging van (delen van) het actief.

 

Technische levensduur

Het aantal jaren dat een actief daadwerkelijk meegaat, voor dat het technisch versleten is.

 

Vaste activa

De bezittingen van de gemeente waarvan het daarvoor benodigde vermogen voor een periode langer dan een jaar is vastgelegd.

 

Verkrijgingsprijs

Het bedrag dat is betaald om activa aan te schaffen (inkoopprijs en de bijkomende kosten).

 

Vervangingsinvestering

Het vervangen van een bestaand actief, waarvan de financiële aspecten al in de begroting zijn verwerkt en de technische of economische levensduur is verstreken.

 

Vlottende activa

De bezittingen van de gemeente waarvan het daarvoor benodigde vermogen voor een periode korter dan één jaar is vastgelegd. Binnen een jaar moeten de vlottende activa zijn omgezet in geld.

 

Voorraden

Goederen in bewaring voor een later gebruik. Het BBV maakt onderscheid tussen: grond- en hulpstoffen, onderhanden werk waaronder bouwgronden in exploitatie, gereed product en handelsgoederen, en vooruitbetalingen van voorraden.

 


1

* Het cursieve deel is per amendement door de gemeenteraad op 8 maart 2018 toegevoegd.