Organisatie | Zundert |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Zundert |
Citeertitel | Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Zundert |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | financiën en economie |
Geen
Wet werk en bijstand, art. 8, lid 1, sub a
Uitvoeringsbesluit reïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Zundert
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-10-2004 | 11-10-2012 | Nieuwe regeling | 22-07-2004 De Zundertse Bode, 28/07/2004 | Onbekend |
De Raad van de gemeente Zundert,
gezien het advies van de Commissie Inwonerszaken,
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Zundert d.d. 25 mei 2004,
gelet op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet, de artikelen 7 en 8 en 10 tweede lid van de Wet werk en bijstand, de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers en de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen werknemers,
overwegende dat het noodzakelijk is het aanbieden van reïntegratievoorzieningen bij verordening te regelen;
besluit vast te stellen de volgende:
Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Zundert
HOOFDSTUK 2. Beleid en financiën
Het college biedt aan bijstandsgerechtigden tot 65 jaar, aan personen met een nabestaanden- of halfwezenuitkering, niet-uitkeringsgerechtigden alsmede personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling aan en, voor zover het college dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op die arbeidsinschakeling. Artikel 40, eerste lid van de wet is van overeenkomstige toepassing.
Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van een cliënt, zoals bedoeld in deze verordening in artikel 1, onder a tot en met d, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid.
Artikel 5. Verplichtingen van de klant
Indien een uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, kan het college de uitkering verlagen overeenkomstig hetgeen hierover is bepaald in de Afstemmings- en handhavingsverordening Wet werk en bijstand gemeente Zundert en conform hetgeen hierover is bepaald in artikel 20 van de Ioaw en artikel 20 Ioaz.
Artikel 14. Loonkostensubsidies gericht op reïntegratie
Bij het beschikbaar stellen van gesubsidieerde arbeid zal door spreiding van gesubsidieerde werknemers over diverse bedrijven of organisaties worden voorkomen dat oneerlijke concurrentie ontstaat. Hiermee worden de uitgangspunten van EC verordening 2204/2002 nageleefd overeenkomstig de beleidsaanbeveling Subsidiëring arbeidsplaatsen in het kader van reïntegratie werk zoekenden.
HOOFDSTUK 4. Overgangs- en slotbepalingen
Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening daartoe aanleiding geeft.
Het college is bevoegd om nadere regels te stellen met betrekking tot de uitvoering van deze verordening.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 22 juli 2004,
De griffier,
A. van der Veen
De plv. voorzitter,
A.M.M. van der Kloot
Volgens de WWB krijgt het college de opdracht voor reïntegratie van bijstandsgerechtigden, nuggers en Anw-ers. De WWB draagt aan de gemeenteraad op om een verordening vast te stellen waarin het beleid van de gemeente ten aanzien van haar reïntegratietaak wordt neergelegd. Tevens wordt hierin de aanspraak op burgers op ondersteuning bij reïntegratie geregeld. De basis voor deze verordening ligt in artikel 8 van de Wet werk en bijstand.
Artikel 8. Opdracht gemeenteraad
In dit artikel wordt verwezen naar ondersteuning en voorzieningen volgens artikel 7 van de wet:
het ondersteunen van personen die algemene bijstand ontvangen, personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, personen met een nabestaanden- of halfwezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet en niet-uitkeringsgerechtigden bij arbeidsinschakeling en, indien het college daarbij het aanbieden van een voorziening, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling noodzakelijk acht, voor het bepalen en aanbieden van deze voorziening.
In de kadernota Over werk en bijstand zijn de uitgangspunten opgenomen voor het reïntegratiebeleid:
Een aantal van deze uitgangspunten zijn verwerkt in de verordening, andere doelstellingen worden verder uitgewerkt in het uitvoeringsbesluit en/of beleidsregels.
De WWB vraagt aan de raad om het reïntegratiebeleid in een verordening vast te leggen. Op het eerste gezicht lijkt dit vreemd: beleid leg je neer in een beleidsplan. Desondanks kan de gemeenteraad van oordeel zijn, dat zij belangrijke uitgangspunten en voorwaarden die bij bepaalde voorzieningen moeten gelden, wél in de verordening vast wil leggen. Het beleid kan op een aantal niveaus worden geregeld. Overeenkomstig het bepaalde in de kadernota hebben wij gekozen voor een “procedurele” verordening. Dit betekent dat in de verordening met name wordt vastgelegd op welke wijze in de gemeente het beleid bepaald wordt, hoe de verhouding tussen raad en college moet zijn alsmede enkele algemene uitgangspunten over de opdracht aan het college, de aanspraak op voorzieningen, de inzet van voorzieningen en de rechten en plichten van de cliënt. Al het overige wordt vastgelegd in een beleidsplan, beleidsregels en/of in uitvoeringsbesluiten van het college.
Dit heeft geleid tot de volgende opbouw van de verordening:
De artikelen 1 tot en met 8 vormen de basis van de verordening. Hierin zijn de opdracht aan het college, de aanspraak, verplichtingen van de cliënt verwerkt alsmede artikelen over sluitende aanpak en financiën. De artikelen 9 tot en met 18 gaan over specifieke voorzieningen. In artikel 9 zijn algemene bepalingen over voorzieningen opgenomen. De bepalingen in dit artikel zijn van toepassing indien er niets ten aanzien van een specifieke voorziening is bepaald. Tenslotte komen in de artikel 19 tot en met 24 de overgangs- en slotbepalingen aan bod.
De doelgroep jongeren neemt een bijzondere plaats in het reïntegratiebeleid. Ook wij onderkennen het gevaar van langdurige werkloosheid als jongeren niet snel een reïntegratietraject aangeboden krijgen. Daarom hebben wij in artikel 7 van de verordening expliciet aangegeven dat jongeren binnen een sluitende aanpak vallen.
Ten aanzien van oudere werklozen kan de vraag gesteld worden hoeveel moeite de gemeente zich moet getroosten om deze doelgroep weer aan het werk te krijgen, mede gezien de krapte op de arbeidsmarkt. Het Rijk stelt zich op het standpunt dat wanneer tijdens de eerste beoordeling blijkt dat de afstand tot de arbeidsmarkt nauwelijks meer valt te overbruggen, de gemeente de bevoegdheid heeft om te volstaan met een ontheffing van de arbeidsverplichtingen voor de resterende periode dat de oudere bijstand ontvangt. Vrijwilligerswerk is dan vaak een goed alternatief. Wij hebben in de kadernota aangegeven bij dit standpunt aan te sluiten. Daarnaast willen wij de arbeidsinspanningen van ouderen stimuleren door het verstrekken van een premie wanneer er geen aanspraak meer kan worden gemaakt op inkomstenvrijlating.
In tegenstelling tot de Abw geldt de arbeidsverplichting uit de WWB ook voor alleenstaande ouders met jonge kinderen. Wel moet de gemeente nadrukkelijk een afweging maken over de zorg voor de kinderen tot 12 jaar gecombineerd kan worden met de verplichting om arbeid te aanvaarden. Wij hebben in de kadernota aangegeven dat wij met de zorgtaak van de ouders rekening zullen houden door het verlenen van een tijdelijke ontheffing. Daarnaast willen wij deze groep zoveel mogelijk stimuleren om activiteiten gericht op arbeidsinschakeling te ontplooien, bijvoorbeeld door het toekennen van een premie.
De WWB vraagt aan de gemeenten evenwichtige aandacht te besteden aan diverse doelgroepen. Dit betekent echter niet dat er ook een verplichting bestaat om alle doelgroepen dezelfde soort voorzieningen en onder dezelfde voorwaarden aan te bieden. De gemeente kan accenten aanbrengen inzake de bekostiging en de aard van de voorziening. Het college heeft vorig jaar al besloten om beleidsregels vast te stellen voor nuggers en Anw-ers. In deze beleidsregels zijn enkele beperkingen opgenomen voor het aanspraak kunnen maken op bepaalde voorzieningen. In de kadernota is aangegeven dat deze beperkingen verder worden aangescherpt.
4. Relatie met andere verordeningen
De WWB geeft de gemeenteraad ook opdracht om verordeningen vast te stellen op een tweetal terreinen, die een relatie hebben met de reïntegratieverordening: afstemming en cliëntenparticipatie. De reïntegratieverordening en de afstemmingsverordening zijn nauw met elkaar verbonden. Immers aan de plicht tot meewerken aan een traject kunnen sancties worden verbonden die gevolgen hebben voor de hoogte van de uitkering. In de verordening cliëntenparticipatie moet worden aangegeven welke zaken in ieder geval aan cliëntenparticipatie worden onderworpen. Wij kiezen er daarom voor om in de reïntegratieverordening daarover geen bepalingen op te nemen.
HOOFDSTUK 1. Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Er is voor gekozen om zoveel mogelijk begrippen die al zijn omschreven in de WWB of Awb niet afzonderlijk te definiëren in deze verordening. Dit voorkomt dat in geval van wijziging van betreffende definities in de WWB of Awb ook de verordening moet worden gewijzigd.
De definities in artikel 1 behoeven geen nadere toelichting met uitzondering van algemeen geaccepteerde arbeid. Er mag van een persoon onder andere niet verwacht worden dat deze werk verricht dat in strijd is met de wet (criminele activiteiten), of dat werk in strijd is met zijn persoonlijke integriteit, bijvoorbeeld prostitutie, seksindustrie of defensie.
HOOFDSTUK 2. Beleid en financiën
In het eerste lid is de opdracht aan het college vormgegeven analoog aan artikel 7 van de WWB. Hiervoor is gekozen uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie. Alle voorzieningen die het college inzet zijn primair gericht op de ondersteuning bij arbeidsinschakeling en het wegnemen van belemmeringen daartoe. De doelmatigheid van de voorzieningen wordt in de praktijk beoordeeld door de klantmanagers. Zij plaatsen personen uit de doelgroep op trajecten waarvan zij verwachten dat deze het meest bijdragen aan de arbeidsinschakeling.
In de WWB is in artikel 10, derde lid, aangegeven dat de aanspraak op voorzieningen alleen geldt voor die personen die ook daadwerkelijk inwoners van de gemeente zijn, door middel van een verwijzing naar artikel 40, eerste lid, van de wet. Door deze verwijzing ook aan de opdracht van het college te koppelen, geeft de gemeente aan voorzieningen alleen voor de eigen doelgroep in te willen zetten.
Dit lid is de vertaling van de opdracht uit de WWB dat de gemeente evenwichtige aandacht aan de diverse doelgroepen moet besteden, en rekening moet houden met de combinatie arbeid en zorg. In het uitvoeringsbesluit wordt dit verder uitgewerkt.
Het derde lid geeft het college de specifieke opdracht een zodanig aanbod van voorzieningen te realiseren dat zoveel mogelijk personen ondersteund kunnen worden. Dit is met name van belang omdat de gemeente de aanspraak op een voorziening niet kan weigeren als slechts het budget ontoereikend is: er dient altijd een alternatief voorhanden te zijn.
Zoals ook in de algemene toelichting is gesteld, vraagt de WWB aan de gemeenteraad om het reïntegratiebeleid in een verordening vast te leggen. In de algemene toelichting hebben wij al aangegeven dat gekozen wordt voor een systematiek waarbij we de verordening meer procedureel houden en voor verdere uitwerking gebruik maken van beleidsplannen en uitvoeringsbesluiten. Het eerste lid geeft aan dat de gemeenteraad jaarlijks een beleidsplan vaststelt. In de kadernota hebben wij voorgesteld om met dit instrument te blijven werken.
Dit lid biedt de basis voor de verantwoording van het beleid. De WWB geeft aan dat het college elk jaar een voorlopig en definitief Verslag over de uitvoering (Vodu) naar het Rijk zendt. Deze verslagen dienen gepaard te gaan met een verklaring van de gemeenteraad. Daarom is ervoor gekozen expliciet op te nemen dat er een verantwoordingsverslag aan de raad moet worden gezonden. Bij de vormgeving van het beleidsverslag zal worden aangesloten bij de inhoud van het Vodu aan het Rijk.
Artikel 4 Aanspraak op ondersteuning
Personen uit de doelgroep hebben aanspraak op voorzieningen. Dat wil niet zeggen dat zij bepaalde voorzieningen kunnen afdwingen. Het college bepaalt in overleg met de klant welke voorziening het best kan worden ingezet om de klant zo efficiënt mogelijk naar algemeen geaccepteerde arbeid te laten instromen.
In het tweede lid wordt expliciet de koppeling gelegd tussen de algemene aanspraak van de cliënten en de criteria die gehanteerd worden bij het aanbieden van voorzieningen. Daarbij wordt verwezen naar elk document waarin die criteria geformuleerd kunnen worden, doch minimaal de verordening en het beleidsplan.
De in dit lid genoemde voorzieningen kunnen bijvoorbeeld zijn: de bemiddeling richting arbeidsmarkt door het CWI of reïntegratieactiviteiten die door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) worden aangeboden.
Artikel 5 Verplichtingen van de klant
Tegenover de inzet van voorzieningen staat de verplichting hiervan gebruik te maken. Dat geldt voor alle voorzieningen die aan de persoon beschikbaar worden gesteld en die zijn opgenomen in het reïntegratieplan.
Het college kan daarnaast andere verplichtingen opleggen. Een medisch onderzoek, behandeling van een verslaving of begeleiding bij schuldenproblematiek zijn hiervan voorbeelden.
Ten aanzien van dit lid is in het uitvoeringsbesluit aangegeven welke criteria worden gehanteerd buiten het aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid en het gebruik van de aangeboden voorzieningen. Deze laatste twee verplichtingen zijn vastgelegd in artikel 9, eerste lid van de wet. Uitgangspunt is de weg naar werk zo kort mogelijk dient te zijn en dit iedere vorm van arbeid aanvaard dient te worden, ook wanneer het gaat om arbeid van tijdelijke aard. Het betreft werk dat maatschappelijk aanvaard is (zie ook toelichting bij artikel 1, onder n), daarnaast moet er getoetst worden op de persoonlijke omstandigheden van de klant en zijn of haar mogelijkheden in verband met gezondheid en belastbaarheid. Het werkloosheidsrisico van belanghebbende speelt eveneens een rol. Naarmate de kans op terugval in de bijstand of arbeidsongeschiktheid groter is, kan de gemeente ervoor kiezen eerst dit risico door bijvoorbeeld een scholingstraject te verlagen, voor de belanghebbende te verplichten arbeid te accepteren. Er moet immers ook rekening gehouden worden met duurzame uitstroom naar arbeid.
Dit lid biedt de verbinding met de Afstemmings- en handhavingsverordening Wet werk en bijstand gemeente Zundert. Deze verordening regelt het opleggen van een maatregel indien de uitkeringsgerechtigde niet aan zijn verplichtingen voldoet. Deze maatregel bestaat uit het verlagen van de uitkering met een bepaald percentage, weergegeven in een bedrag.
Dit lid schept de mogelijkheid dat naast het opleggen van een maatregel op grond van de Afstemmings- en handhavingsverordening Wet werk en bijstand gemeente Zundert eveneens het beëindigen van een voorziening als sanctie kan worden gehanteerd.
Voor personen zonder uitkering of een Anw-uitkering en personen in gesubsidieerde arbeid kan de gemeente de uitkering niet verlagen als maatregel. Daarom is in het vijfde lid de mogelijkheid opgenomen dat in die gevallen de gemeente de kosten die gemaakt zijn terug kan vorderen. Overigens is deze mogelijkheid ook van toepassing op uitkeringsgerechtigden.
Artikel 6 Criteria tijdelijke ontheffing
De categoriale ontheffing, zoals die onder de Abw nog mogelijk was, kan onder de WWB niet meer worden gehanteerd. Elke vorm van ontheffing moet worden gemotiveerd op basis van persoonlijke omstandigheden van de cliënt. Hetgeen genoemd staat onder a tot en met d wordt geacht te vallen onder zwaarwegende persoonlijke omstandigheden, waarop ontheffing van toepassing is.
Het betreft hier nadrukkelijk vrijstelling van sollicitatieverplichtingen en niet van arbeidsverplichtingen. Arbeidsverplichtingen zijn ruimer en bevatten naast de sollicitatieverplichting ook verplichtingen als inschrijving bij het CWI, het volgen van een traject sociale activering of scholing.
De in het eerste lid onder d genoemde vrijstelling is gebaseerd op het kortdurend zorgverlof, zoals genoemd in de Wet Zorg en Arbeid. De toekenning en registratie van kortdurend zorgverlof wordt (in de toekomst) opgenomen in de inkoopovereenkomsten met reïntegratiebedrijven.
In de wet is bepaald dat een ontheffing slechts tijdelijk wordt verleend. Het tweede lid van dit artikel sluit hierbij aan.
In dit lid is bepaald dat het college deze periode kan verlengen nadat een herbeoordeling heeft plaatsgevonden. Dit is aan de orde als na afloop van de ontheffingsperiode de omstandigheden ongewijzigd zijn of er nieuwe zwaarwegende factoren voor een nieuwe ontheffing aanwezig zijn.
Artikel 7 Sluitende Aanpak jongeren
De in het eerste lid genoemde voorzieningen behelzen de voorzieningen zoals beschreven in deze verordening. Met een Sluitende Aanpak binnen de periode van zes maanden wordt aangesloten bij de algemene toelichting op de wet en het Plan van Aanpak Jeugdwerkloosheid van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Van de Sluitende Aanpak voor jongeren kan slechts worden afgeweken in uitzonderlijke gevallen. Te denken valt bijvoorbeeld aan een baangarantie of andere bron van inkomsten op zeer korte termijn.
Artikel 8 Budget- en subsidieplafonds
De gemeente kan, om financiële risico’s te beheersen, een verdeling maken van de middelen over de verschillende voorzieningen. Dit kan in het in artikel 3 genoemde beleidsplan gebeuren. Het uitgeput zijn van begrotingsposten kan echter nooit een reden zijn om aanvragen voor voorzieningen te weigeren. Om dat wel mogelijk te maken kan de gemeente bij verordening subsidie- en budgetplafonds instellen.
De WWB stelt dat het ontbreken van financiële middelen alleen geen reden kan zijn voor de afwijzing van een aanvraag. De gemeente dient dan na te gaan welke andere, goedkopere alternatieven beschikbaar zijn. Dit houdt dus in dat er geen algemeen plafond ingesteld kan worden. Wel kan per voorziening een plafond worden ingebouwd. Dit laat de mogelijkheid open naar andere instrumenten uit te wijken. Een budgetplafond geldt voor de overige uitgaven die het college doet in het kader van voorzieningen. Een subsidieplafond geldt voor voorzieningen die subsidies inhouden. Een subsidieplafond dient wel bekendgemaakt te worden vóór de periode waarvoor deze geldt (art. 4:27 lid 1 Awb).
Artikel 9 Algemene bepalingen over voorzieningen
In de lijn van het systeem van deze verordening strekt dit artikel ertoe enkele zaken te regelen die te maken hebben met alle voorzieningen, ook die voorzieningen die niet met name in de verordening zijn opgenomen. Het eerste lid geeft daarom aan dat de verordening geen uitputtende opsomming van voorzieningen bevat.
Het tweede lid geeft het college de bevoegdheid om aan een voorziening nadere verplichtingen te verbinden. Dit kunnen verplichtingen van diverse aard zijn. Zo kan bepaald worden dat een klant gedurende het traject op gezette tijden met de klantmanager de voortgang bespreekt.
Het derde lid geeft aan dat het college een voorziening kan beëindigen en in welke gevallen zij dat kan doen. Onder beëindigen wordt hierbij ook verstaan het stopzetten van de subsidie aan een werkgever of het opzeggen van de arbeidsovereenkomst bij een detacheringsbaan. Bij deze laatste wijze van beëindigen dienen vanzelfsprekend de toepasselijke bepalingen uit het arbeidsrecht en de eventueel aanwezige rechtspositieregeling in acht te worden genomen.
Een bijzondere aandachtspunt is hier het uitbesteden van voorzieningen aan reïntegratiebedrijven. Immers, bij uitbesteden wordt een deel van de regie uit handen gegeven. Het verdient dan ook aanbeveling dat in het contract met het reïntegratiebedrijf wordt verklaard dat deze reïntegratieverordening van toepassing is.
Het vierde lid geeft het college de algemene bevoegdheid om voor voorzieningen nadere regels te stellen. Dit heeft met name tot doel om bij subsidieverstrekking de uitvoering zoveel mogelijk aan het college over te laten.
De bepaling over het vragen van een eigen bijdrage, genoemd onder f, heeft betrekking op de doelgroep Nuggers. Immers, van deze groep is het niet vanzelfsprekend dat zij op een laag inkomensniveau zitten. Het vragen van een eigen bijdrage, eventueel gerelateerd aan de hoogte van het inkomen, kan dan op zijn plaats zijn. Dit is ook met zoveel woorden terug te vinden in de Nota naar aanleiding van het verslag van de WWB.
In dit artikel wordt de mogelijkheid geboden een Direct Werk-project op te starten. Het doel van Direct Werk (bekender onder de Engelstalige term “Work First”) is om personen van een bepaalde doelgroep zo snel mogelijk na de bijstandsaanvraag voor een bepaalde periode en voor een bepaald aantal uren per week werk aan te bieden. Ondertussen blijft de persoon op zoek naar regulier werk. Daarnaast bekijkt de gemeente samen met de klant wat de beste manier is om verdere ondersteuning te bieden. Dat kan variëren van sollicitatietraining tot het volgen van scholing. Overigens gelden voor het uitbesteden van een dergelijk traject de regels voor aanbesteding. Een dergelijk instrument zou –zoals wij ook in de kadernota hebben aangegeven- goed kunnen worden ingezet voor de bestrijding van jeugdwerkloosheid.
Bij het vaststellen van een dergelijk project moet worden gekozen op welke wijze het werk gefinancierd zal worden. In de toelichting bij artikel 10 van de WWB wordt gesteld dat werken met behoud van uitkering tot de mogelijkheid behoort. De positieve bijdrage aan de mogelijkheden voor arbeidsinschakeling staat hierbij centraal. Overigens kan een dergelijk project nooit louter dienen als een budgetvriendelijke oplossing voor het doen verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten waarvoor geen of onvoldoende publieke financiering voor handen is. Hieruit volgt dat de verplichting om mee te werken aan werken met behoud van uitkering alleen mag worden opgelegd indien de te verrichten werkzaamheden noodzakelijk zijn om uit te stromen naar regulier werk. Tenslotte dient uiteraard rekening gehouden te worden met de grenzen van het arbeidsrecht.
In het kader van trajecten richting arbeidsmarkt kan scholing noodzakelijk zijn. Daar het aanbod van scholing bijzonder divers is en daarbij ook de duur en kosten erg variabel zijn, is het noodzakelijk om voor het aanbod hiervan nadere randvoorwaarden vast te stellen.
Het tweede lid maakt het mogelijk om nadere regels te stellen omtrent het scholingsbeleid. Deze regels worden opgenomen in het uitvoeringsbesluit.
Werkstages zijn een instrument voor gemeenten om langdurige werklozen te reïntegreren. Voor de term “werkstage” is gekozen om te benadrukken dat het gaat om een soort scholingsinstrument: niet de arbeid zelf, maar het leren werken staat centraal. De werkstage is bedoeld voor leden van de doelgroep die op korte of middellange termijn perspectief op betaald werk hebben.
Dit lid geeft de algemene bepaling aan voor het aanbieden van een werkstage.
Het tweede lid geeft nog eens specifiek aan dat het college nadere regels kan stellen. In het uitvoeringsbesluit wordt verder aangegeven welke voorwaarden aan deze voorziening zijn verbonden. Deze voorwaarden zijn belangrijk omdat anders het gevaar bestaat dat de werkstage beschouwd kan worden als een gewone arbeidsovereenkomst.
Bij de dienstbetrekkingen uit de Wiw was de gemeente de wettelijke, formele werkgever. De WWB geeft geen regels over het werkgeverschap. Het instrument detacheringsbaan kan dus ook in zijn geheel, inclusief het formeel werkgeverschap, worden uitbesteed aan een reïntegratiebedrijf.
Het tweede lid geeft nog eens specifiek aan dat het college nadere regels kan stellen. In het uitvoeringsbesluit wordt verder aangegeven welke voorwaarden aan deze voorziening zijn verbonden. Deze voorwaarden zijn belangrijk omdat anders het gevaar bestaat de detachering beschouwd kan worden als een gewone arbeidsovereenkomst.
Artikel 14 Loonkostensubsidies gericht op reïntegratie
Het instrument loonkostensubsidies gericht op reïntegratie is bekend van de werkervaringsplaatsen uit de Wiw en het ID-besluit. Echter onder de WWB is de wijze van subsidiëring geheel vormvrij geworden. Het beleid van de gemeente komt tot uitdrukking in de hoogte van de subsidie (eventueel gekoppeld aan de mate van productiviteit), de termijn en de aan de subsidie verbonden verplichtingen (bijvoorbeeld het bieden van scholing en begeleiding). In het eerste lid geven we de basis aan voor de loonkostensubsidie, waarbij expliciet wordt aangegeven dat het primair gaat om een reïntegratievoorziening in de vorm van een opstapbaan. Tevens is hier bepaald dat alleen de doelgroepen uitkeringsgerechtigden en Anw-ers voor deze loonkostensubsidie in aanmerking komen.
Regels voor de subsidiëring zijn opgenomen in het uitvoeringsbesluit. In het besluit worden regels opgenomen over de hoogte van de subsidie, de termijn, de praktische uitvoering, enz.
Dit artikel spreekt voor zich.
Dit lid geeft aan dat er bij plaatsing geen verdringing plaats vindt, of dat de concurrentieverhoudingen niet nadelig worden beïnvloed. Nadrukkelijk wordt hierbij verwezen naar de beleidsaanbeveling van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid inzake de subsidiëring van arbeidsplaatsen in het kader van de reïntegratie van werkzoekenden (opgenomen in de Verzamelbrief van april 2004, kenmerk Intercom/2004/24233). Uitvoering van de beleidsaanbeveling ontlast gemeenten van administratieve verplichtingen welke voortvloeien uit de regelgeving van de Europese Gemeenschap omdat loonkostensubsidies in sommige gevallen als staatssteun gekwalificeerd zouden kunnen worden. De gemeente dient daartoe in de reïntegratieverordening deze beleidsaanbeveling te verwerken en een expliciete verwijzing naar deze beleidsaanbeveling op te nemen.
Volgens de WWB dient ook sociale activering uiteindelijk gericht te zijn op arbeidsinschakeling. Voor bepaalde doelgroepen is arbeidsinschakeling echter een te hoog gegrepen doel. Voor deze personen staat dan ook niet reïntegratie maar participatie voorop. In deze verordening leggen wij de nadruk op het reïntegratieaspect. Dit strookt ook het meest met de wijze waarop wij de beschikbare financiële middelen voor reïntegratie willen inzetten. In de kadernota hebben wij daarover vermeld dat we instrumenten in het kader van sociale activering inzetten voor zover deze geen of een gering beslag leggen op de financiële middelen en het instrument voor een klant daadwerkelijk bijdraagt aan zijn reïntegratie.
In dit lid is een omschrijving gegeven van het begrip “sociale activering”. In het kader van de reïntegratieverordening hebben wij de omschrijving bewust beperkt tot een eerste opstap richting arbeidsmarkt. Dit betekent dat het participeren van de persoon in de maatschappij -hoe wenselijk ook- in het kader van reïntegratie niet de hoogste prioriteit heeft.
Artikel 16 Premie voor werkgevers bij doorstroom naar regulier werk
Gesubsidieerde arbeid is een tijdelijke voorziening, bedoeld als opstap naar regulier werk. Om te voorkomen dat de inspanningen stoppen zodra een persoon in gesubsidieerde arbeid is ingestroomd wordt de werkgever met deze regeling beloond voor zijn inspanningen om personen te laten uitstromen uit gesubsidieerde arbeid naar reguliere betaalde arbeid.
Deze premieregeling vervangt de premieregeling zoals die onder de Abw van toepassing was. De in dit artikel genoemde premies zijn beloningen, uitsluitend bestemd voor uitkeringsgerechtigde werkzoekenden. De aanspraken op een premie zijn ten opzichte van het verleden sterkt ingeperkt. Wij zijn van mening dat er op iedere uitkeringsgerechtigde de plicht rust om mee te werken aan reïntegratie en dit niet meteen beloond hoeft te worden. In een aantal situaties is het echter wenselijk dat uitkeringsgerechtigden die een kleine kans tot uitstroom hebben, toch gestimuleerd worden om betaalde arbeid te verrichten. Wij denken dan aan ouderen, arbeidsgehandicapten en alleenstaande ouders met kinderen tot twaalf jaar.
Overeenkomstig de structuur van de verordening hebben wij hier slechts de hoofdregel neergelegd. In het uitvoeringsbesluit geven wij aan welke groepen in welke situatie in aanmerking komen voor een premie en wat de hoogte van de premie is.
Artikel 18 Overige vergoedingen
Ter stimulering van de arbeidsinschakeling vergoedt de gemeente diverse kosten voor activiteiten die daaraan bijdragen. Het betreft vergoedingen voor kosten die niet als inkomen worden aangemerkt en die over het algemeen in elke CAO als zodanig zijn opgenomen. Het gaat bijvoorbeeld om reiskosten, kosten voor kinderopvang en kosten voor een vervangende voorziening van mantelzorg. Wel dienen de kosten altijd beoordeeld te worden op noodzaak en redelijkheid en op de mogelijkheden voor voorliggende voorzieningen. Te denken valt hierbij aan vergoedingen door de werkgever of fiscale regelingen .
In deze verordening worden slechts de hoofdregels neergelegd. In het uitvoeringsbesluit geven wij aan welke kosten in aanmerking komen voor vergoeding en wat de hoogte van de vergoeding is. In het uitvoeringsbesluit wordt dit verder uitgewerkt.
HOOFDSTUK 4. Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 19 Overgangsbepalingen
Dit artikel betreft regelingen voor personen die bij de inwerkingtreding van de WWB reeds een gesubsidieerde arbeidsovereenkomst hadden als gevolg van de Wiw of de ID-regeling. In de kadernota hebben wij aangegeven dat gesubsidieerde arbeid een geschikte voorziening kan zijn maar dat –vanwege de kostbaarheid- de huidige voorzieningen op een andere manier vorm moeten krijgen. Verwezen wordt naar de artikelen 13 en 14. Voor de bestaande dienstverbanden hebben wij overgangsbepalingen in het leven geroepen.
Ten aanzien de Wiw handhaven wij de bestaande dienstverbanden. Het betreft vrijwel allemaal oudere personen waarvoor het moeilijk is om nog op een andere wijze actief te worden op de arbeidsmarkt.
In het door het college vastgestelde Beleidskader Gesubsidieerde Arbeid hebben wij aangegeven dat na afloop van het tijdelijk Wiw-dienstverband bekeken moet worden of er eventueel andere instrumenten ingezet moeten worden.
In het Beleidskader Gesubsidieerde Arbeid is aangegeven hoe de gemeente Zundert voortaan met de subsidievoorwaarden in het kader van de ID-banen wil omgaan. Dit beleid wordt vanaf de inwerkingtreding van de verordening voortgezet voor de dan bestaande banen tot uiterlijk 1 januari 2009. Voor dit tijdstip is gekozen omdat tot deze datum in het Werkdeel rekening wordt gehouden met de bekostiging van ID-banen voor werknemers die niet in de gemeente Zundert woonachtig zijn (de zogenaamde “buitensteedse ID-ers”). Eenzijdig aan dit feit voorbijgaan lijkt ons niet gepast omdat er ook inwoners van onze gemeente buiten Zundert in een ID-dienstbetrekking werkzaam zijn. De juridische grondslag om loonkosten voor niet in de gemeente woonachtige werknemers te subsidiëren is vastgelegd in de Invoeringsregeling WWB. Vanaf de inwerkingtreding van de verordening kunnen nieuwe gesubsidieerde banen alleen in de vorm van opstapbanen gecreëerd worden (zie hiervoor ook de toelichting bij artikel 14).
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Evenals de uitvoering van de WWB ligt de uitvoering van deze verordening bij het college.
Voor de juiste uitvoering van de verordening kan het noodzakelijk zijn dat nadere uitvoeringsregels worden vastgesteld. Dit artikel geeft het college de bevoegdheid om dergelijke regels vast te stellen.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
In het kader van de gefaseerde invoering van de WWB hebben gemeenten tot 1 januari 2005 de tijd om de verordening vast te stellen. De aanspraak van artikel 10 WWB kan pas “te gelde” worden gemaakt als de verordening is ingegaan. Van belang is hierbij ook de Tijdelijke referendumwet. Op grond van artikel 22, tweede lid, van deze wet kan de inwerkingtreding van de verordening niet worden vastgesteld op een datum eerder dan zes weken na bekendmaking. Tenslotte is in het Uitvoeringsbesluit WWB bepaald dat de reïntegratieverordening en de afstemmingsverordening op hetzelfde tijdstip in dienen te gaan. Wij hebben gekozen voor 1 oktober 2004.