Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Omgevingsdienst Groningen

Overlegregeling commissie voor Georganiseerd Overleg

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOmgevingsdienst Groningen
OrganisatietypeRegionaal samenwerkingsorgaan
Officiële naam regelingOverlegregeling commissie voor Georganiseerd Overleg
CiteertitelOnbekend
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

12-03-201801-11-2013Onbekend

19-06-2015

Onbekend

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Overlegregeling commissie voor Georganiseerd Overleg

Overlegregeling commissie voor Georganiseerd Overleg

Vastgesteld bij besluit van het Algemeen Bestuur d.d. 19-06-2015, datum inwerkingtreding: 14-07-2015)

Het Algemeen Bestuur van de Omgevingsdienst Groningen;

gelet op het bepaalde in hoofdstuk 12 van de CAR-UWO;

BESLUIT :

vast te stellen de

Overlegregeling commissie voor Georganiseerd Overleg

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1
  • 1.

    In deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      de commissie: het in artikel 12:1 van de CAR- UWO bedoelde overlegorgaan;

    • b.

      de ambtenaren: de ambtenaren in de zin van de CAR-UWO in dienst bij de Omgevingsdienst Groningen;

    • c.

      het LOGA: Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden;

    • d.

      de organisaties: de plaatselijk werkende groeperingen van de landelijke verenigingen van overheidspersoneel, aangesloten bij de centrales die zijn toegelaten tot het centraal overleg met het College voor Arbeidszaken van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, voor zover deze verenigingen leden hebben bij de Omgevingsdienst Groningen.

  • 2.

    De aan het slot van het vorige lid bedoelde centrales zijn:

    • -

      ABVAKABO FNV;

    • -

      CNV Publieke Zaak.

Hoofdstuk 2 Samenstelling

Artikel 2
  • 1.

    De commissie is samengesteld uit een vertegenwoordiging van het Dagelijks Bestuur van de Omgevingsdienst Groningen en een vertegenwoordiging van de organisaties.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur wordt vertegenwoordigd door de Voorzitter of bij afwezigheid zijn plaatsvervanger. Deze vertegenwoordiger treedt op als voorzitter van de commissie.

  • 3.

    De voorzitter van de commissie kan zich laten bijstaan door een of meerdere adviseurs. Deze adviseurs kunnen aan de besprekingen deelnemen.

  • 4.

    Voor de vertegenwoordiging van de organisaties worden per centrale, bedoeld in artikel 1, lid 2, twee leden en hun plaatsvervangers aangewezen. Deze aanwijzing geschiedt door en uit de organisaties die ten minste drie ambtenaren tot haar leden tellen. Daarnaast maakt per organisatie een regiobestuurder c.q. regioadviseur deel uit van de commissie.

  • 5.

    Het Dagelijks Bestuur wijst een ambtenaar, niet behorende tot de vertegenwoordiging van de organisatie, tot secretaris van de commissie aan, alsmede diens plaatsvervanger. Zo nodig stelt het Dagelijks Bestuur verder personeel voor het secretariaat ter beschikking.

  • 6.

    De secretaris kan aan de besprekingen deelnemen.

Artikel 3
  • 1.

    De aanwijzing door het Dagelijks Bestuur geschiedt bij elke nieuwe zittingsperiode van het Dagelijks Bestuur en voorts telkens ter vervanging van hen die ophouden lid van het Dagelijks Bestuur te zijn.

  • 2.

    Uiterlijk 1 februari van elk jaar doet elke organisatie, bedoeld in artikel 2, lid 3, aan het Dagelijks Bestuur opgaaf van:

    • a.

      het aantal van de op 1 januari van dat jaar bij haar aangesloten ambtenaren;

    • b.

      de namen en adressen van de ambtenaren die, ingevolge artikel 2, lid 3, als leden en plaatsvervangers zijn aangewezen.

  • 3.

    Degene die als lid of als plaatsvervanger door een organisatie is aangewezen, houdt op dit te zijn zodra hij geen lid van de organisatie of geen ambtenaar meer is, alsmede indien de organisatie schriftelijk aan het Dagelijks Bestuur doet weten dat zijn aanwijzing als vertegenwoordiger of plaatsvervanger is ingetrokken. In deze gevallen wordt zo spoedig mogelijk een opvolger aangewezen.

Hoofdstuk 3 Taak en bevoegdheden

Artikel 4
  • 1.

    De commissie beraadslaagt over alle aangelegenheden van algemeen belang voor de rechtstoestand van de ambtenaren met inbegrip van de algemene regels volgens welke het personeelsbeleid zal worden gevoerd, voor zover in het overleg niet wordt voorzien in het LOGA tussen het College voor Arbeidszaken van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de centrales van overheidspersoneel.

  • 2.

    Wordt over een onderwerp een regeling getroffen overeenkomstig de uitkomsten in het LOGA, dan doet het Dagelijks Bestuur daarvan mededeling aan de commissie. Wordt geen regeling getroffen dan vindt ter zake alsnog overleg in de commissie plaats.

Artikel 5

Besluiten over de in artikel 4 bedoelde onderwerpen worden door het Dagelijks Bestuur niet genomen dan nadat daarover in de commissie overeenstemming is bereikt.

Artikel 6
  • 1.

    De commissie, alsmede de vertegenwoordiging van de organisaties, is bevoegd aangaande de in artikel 4 bedoelde onderwerpen voorstellen te doen aan het Dagelijks Bestuur.

  • 2.

    De besluiten, die naar aanleiding van voorstellen van de commissie worden genomen, worden aan de vertegenwoordiging van de organisaties en aan de hoofdbesturen van de vertegenwoordigde organisaties meegedeeld.

Artikel 7
  • 1.

    De commissie kan, indien dat voor de behandeling van een bepaald onderwerp nodig wordt geacht, een subcommissie instellen bestaande uit een door haar aan te wijzen voorzitter en leden.

  • 2.

    De secretaris van de commissie is tevens secretaris van de subcommissie. Hij kan zich doen bijstaan of vervangen door degenen, die ingevolge artikel 2, lid 5, ter beschikking staan.

  • 3.

    Het bepaalde in artikel 11 is van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 4 Vergaderingen

Artikel 8
  • 1.

    De commissie vergadert indien de voorzitter dit nodig oordeelt op door hem te bepalen tijdstippen.

  • 2.

    Voorts belegt de voorzitter een vergadering indien ten minste twee leden van de commissie hem dit schriftelijk met opgaaf van redenen verzoeken en wel uiterlijk binnen een maand na ontvangst van het verzoek.

Artikel 9
  • 1.

    De commissie wordt tijdig, in de regel veertien dagen van tevoren, ter vergadering opgeroepen. De oproepingsbrief vermeldt zoveel mogelijk de te behandelen onderwerpen.

  • 2.

    Een vergadering kan slechts plaats hebben indien de voorzitter en ten minste de helft van de organisaties is vertegenwoordigd.

  • 3.

    Indien wegens onvoltalligheid in de zin van het vorige lid een vergadering niet kan plaats hebben, worden de aan de orde zijnde onderwerpen door de voorzitter geplaatst op de agenda van een binnen veertien dagen te houden nieuwe vergadering, in welke vergadering die onderwerpen in elk geval kunnen worden behandeld.

Artikel 10

Elk lid heeft het recht onderwerpen ter behandeling aanhangig te maken door deze schriftelijk op te geven aan de voorzitter. Deze stelt die onderwerpen zoveel mogelijk in de eerstvolgende vergadering aan de orde.

Artikel 11
  • 1.

    De vergaderingen zijn niet openbaar.

  • 2.

    De voorzitter kan andere ambtenaren, alsmede externe adviseurs, uitnodigen de vergadering bij te wonen. Deze kunnen aan de besprekingen deelnemen. In elk geval worden de vaste adviseurs, als bedoeld in artikel 2, uitgenodigd.

  • 3.

    De vertegenwoordiging van de organisaties is bevoegd de onderwerpen van de agenda, binnen de grenzen van een doelmatige en vertrouwelijke behandeling van zaken, aan een voorbespreking in eigen kring te onderwerpen.

  • 4.

    De voorzitter kan omtrent het in de vergadering behandelde en omtrent de inhoud van aan de commissie overgelegde stukken geheimhouding opleggen. Deze geheimhouding geldt niet ten opzichte van het Dagelijks Bestuur, alsmede niet tegenover de hoofdbesturen van de vertegenwoordigde organisaties.

Artikel 12

De voorzitter kan op verzoek van ten minste twee leden of zo dikwijls hij dit nodig acht de vergadering schorsen voor een door hem te bepalen tijd.

Artikel 13
  • 1.

    Indien in de vergadering moet worden gestemd, brengt elke vertegenwoordiging, bedoeld in artikel 2, lid 1, een stem uit.

  • 2.

    De stem van de vertegenwoordiging der organisaties wordt bepaald door stemming per vertegenwoordigde organisatie, waarbij voor iedere organisatie zoveel stemmen worden uitgebracht als ambtenaren bij haar zijn aangesloten op de eerste dag van het lopende jaar. Bij staking van stemmen wordt de vertegenwoordiging geacht te hebben tegengestemd.

Artikel 14

Het in de vergadering behandelde wordt zakelijk weergegeven in de notulen die, tenzij in het bij artikel 15 bedoelde reglement anders is bepaald, zo spoedig mogelijk in afschrift aan de leden worden toegezonden.

Artikel 15

Indien door de commissie een reglement van orde voor de vergadering wordt vastgesteld, behoeft dit de goedkeuring van het Dagelijks Bestuur.

Hoofdstuk 5 Geschillen

Artikel 16

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    deelnemers aan het overleg: de vertegenwoordiging van het Dagelijks Bestuur en de vertegenwoordigers van de organisaties genoemd in artikel 1, lid 1;

  • b.

    advies- en arbitragecommissie: de advies- en arbitragecommissie ingesteld door het College voor Arbeidszaken van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.

Artikel 17

De artikelen 18 tot en met 22 zijn slechts van toepassing op geschillen inzake aangelegenheden als bedoeld in artikel 4, voor zover deze aangelegenheden uitsluitend de rechtstoestand van ambtenaren met inbegrip van de algemene regels volgens welke het personeelsbeleid zal worden gevoerd, betreffen.

Artikel 18

Indien een of meer van de deelnemers aan het overleg tijdens het overleg tot het oordeel komen dat dit overleg niet zal leiden tot een uitkomst die de instemming van alle deelnemers aan het overleg zal hebben, brengen zij dat oordeel binnen zes dagen, nadat zij daarvan in het overleg blijk hebben gegeven, schriftelijk ter kennis van de overige deelnemers aan het overleg.

Artikel 19
  • 1.

    Binnen tien dagen na de kennisgeving in het vorige artikel schrijft de voorzitter een vergadering van de commissie uit. De vergadering moet worden gehouden binnen zeven dagen nadat deze is uitgeschreven.

  • 2.

    Tenzij door de commissie wordt besloten het overleg voort te zetten dan wel te beëindigen, wordt in de vergadering nagegaan of overeenstemming bestaat over de vraag wat het onderwerp en de inhoud van het geschil is en of een oplossing van dat geschil zal worden gezocht door middel van voortzetting van het overleg nadat het advies is ingewonnen van de advies- en arbitragecommissie dan wel door onderwerping van het geschil aan een arbitrale uitspraak van die commissie.

  • 3.

    Tot het inwinnen van advies zijn - ieder voor zich - de vertegenwoordiging van het Dagelijks Bestuur en de vertegenwoordiging der organisaties bevoegd. Het bepaalde in artikel 13 is hierbij onverkort van toepassing.

  • 4.

    Voor onderwerping van het geschil aan arbitrage is overeenstemming vereist tussen alle deelnemers aan het overleg.

Artikel 20
  • 1.

    Binnen zes dagen na de vergadering bedoeld in artikel 19 wordt het verzoek om advies ter kennis gebracht van de voorzitter van de advies- en arbitragecommissie. Het verzoek wordt ondertekend door de deelnemers aan het overleg die zich voor inwinning van het advies hebben uitgesproken en bevat ten minste het onderwerp en de inhoud van het geschil. Indien in de vergadering bedoeld in artikel 19 geen overeenstemming is bereikt tussen alle deelnemers aan het overleg over de vraag wat het onderwerp en de inhoud van het geschil is, brengen de overige deelnemers aan het overleg hun visie op het onderwerp en de inhoud van het geschil eveneens binnen zes dagen na eerdergenoemde vergadering ter kennis van de voorzitter van de advies- en arbitragecommissie.

  • 2.

    Binnen zes dagen na de vergadering bedoeld in artikel 19 wordt het verzoek om arbitrage ter kennis gebracht van de voorzitter van de advies- en arbitragecommissie. Het verzoek daartoe wordt ondertekend door alle deelnemers aan het overleg en dient ten minste te bevatten:

    • a.

      het onderwerp en de inhoud van het geschil;

    • b.

      de standpunten van alle deelnemers aan het overleg omtrent onderwerp en inhoud van het geschil.

Artikel 21

Binnen twee weken na ontvangst van het advies wordt het overleg over het geschil voortgezet.

Artikel 22

De arbitrale uitspraak van de advies- en arbitragecommissie heeft bindende kracht.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 23

In de gevallen, waarin deze regeling niet voorziet, beslist het Dagelijks Bestuur na overleg met de commissie.

Artikel 24
  • 1.

    Deze regeling kan niet worden gewijzigd dan nadat het voorstel tot wijziging in de commissie is behandeld en nadat daar overeenstemming over is bereikt.

  • 2.

    De commissie heeft het recht voorstellen omtrent wijziging voor te leggen aan het Dagelijks Bestuur.

Artikel 25
  • 1.

    Deze regeling kan worden aangehaald als Overlegregeling Georganiseerd Overleg.

  • 2.

    Zij treedt in werking op de dag na die waarop zij is bekendgemaakt.

Aldus besloten in de vergadering

van het Algemeen Bestuur

van de Omgevingsdienst Groningen