Organisatie | Smallingerland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Geldelijke verordening raads- en commissieleden |
Citeertitel | Geldelijke verordening raads- en commissieleden Smallingerland 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Gemeentewet, art. 95 tot en met 99 en 147
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
06-08-2010 | 03-03-2010 | 01-07-2016 | Nieuwe regeling | 11-05-2010 Breeduit, 29-07-2010 | 11-05-2010, volgnr. 6 |
Vergoeding voor de werkzaamheden
Aan het raadslid wordt een vergoeding voor de werkzaamheden toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 2, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien.
Aan het raadslid wordt een onkostenvergoeding voor aan de uitoefening van het raadslidmaatschap verbonden kosten toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 2, derde lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien.
Ten aanzien van een raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, wordt in afwijking van het eerste lid een onkostenvergoeding toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 2, vierde lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, zoals dat bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien.
De in redelijkheid noodzakelijk gemaakte verblijfskosten ter zake van reizen buiten het grondgebied van de gemeente worden aan het raadslid vergoed overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, onderdeel c, van de Regeling rechtspositie wethouders.
Cursus, congres, seminar of symposium
1.Voor het volgen van cursussen en congressen, die in een helder verlengde van het uitoefenen van het raadslidmaatschap liggen, wordt een scholingsbedrag van maximaal € 1.812,00 per zittingsperiode per raadslid beschikbaar gesteld. Op basis van declaraties vindt betaling plaats.
Het raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, kan deelnemen aan de fietsregeling als bedoeld in artkel 37 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001. Naar keuze van het raadslid wordt de raadsvergoeding dan wel vast onkostenvergoeding verminderd met de fiets als bedoeld in de Uitvoeringsregeling;
Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen
Het lid van een commissie ontvangt voor het bijwonen van de vergaderingen van een commissie en haar subcommissies een vergoeding die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 14 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien.
Aan het lid van een commissie ex artikel 83 Gemeentewet dat geen raadslid of wethouder is en die niet in zijn hoedanigheid van ambtenaar tot lid van de commissie is benoemd worden de reiskosten voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie vergoed, voor zover de afstand tussen zijn woning en de plaats waar vergaderd meer bedraagt dan 4 km.
Onverminderd het bepaalde in het eerste lid worden de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte verblijfskosten ter zake van reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een besluit van het gemeente bestuur of een gemeentelijke commissie, worden aan het commissielid overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, onderdeel c, van de Regeling rechtspositie wethouders.
Artikel 2 - vergoeding voor de werkzaamheden van het raadslid
In het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is geregeld dat raadsleden voor hun werkzaamheden een vergoeding ontvangen. De hoogte van de vergoeding wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in het Rechtspositiebesluit het maximale bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden aangegeven. In artikel 2 is de hoogte van de vergoeding bepaald op het maximale bedrag. De gemeenteraad kan besluiten naar beneden af te wijken van het door de minister vastgestelde maximum.
De afwijking naar beneden kan op twee manieren:
Wat er ook wordt vastgesteld, er mag geen onderscheid worden gemaakt tussen raadsleden, dus een presentievergoeding of een lagere raadsvergoeding geldt voor alle raadsleden.
Het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig omdat in de verordening in algemene zin is aangegeven of de raadsvergoeding gelijk is aan het door de minister te bepalen maximum of een percentage daarvan.
Hierin is de vaste vergoeding geregeld voor aan het raadslidmaatschap verbonden kosten. De vergoeding is opgebouwd op basis van de volgende kostencomponenten:
Sedert 1 januari 2001 zijn daar niet langer de kostensoorten fax/pc en cursussen en congressen inbegrepen. Daarvoor zijn vanaf dat tijdstip specifieke voorzieningen getroffen (zie de artikelen 7, 8). De onkostenvergoeding is in verband hiermee vanaf die datum neerwaarts bijgesteld.
De vaste kostenvergoeding kan sinds 1 januari 2001 niet meer onbelast worden verstrekt. Om netto het bedrag van de vaste kostenvergoeding gelijk te houden is het bedrag gebruteerd tegen het belastingtarief van 52%. Deze brutering heeft echter geen betrekking op raadsleden die niet hebben geopteerd voor het loonbelastingregime. Voor hen blijven de aftrekmogelijkheden van de werkelijk gemaakte kosten op het resultaat uit onderneming bestaan. Zij ontvangen de vaste kostenvergoeding zonder de brutering. Voor zover zij de uitgaven daaruit kunnen onderbouwen, blijft de raadsvergoeding onbelast. Wat niet kan worden aangetoond, zal alsnog worden belast bij de aangifte Inkomstenbelasting.
De hoogte van de kostenvergoeding wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in het rechtspositiebesluit voor raadsleden het maximale bedrag van de kostenvergoeding aangegeven. In artikel 3 is de hoogte van de kostenvergoeding bepaald op het maximale bedrag. Ook de onkostenvergoeding kan door de raad op een lager bedrag worden bepaald, dat echter niet lager mag zijn dan 80% van het door de minister vastgestelde maximum.
Het bedrag van de kostenvergoeding is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van de consumentenprijsindex. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig omdat in de verordening in algemene zin is aangegeven of de onkostenvergoeding gelijk is aan het door de minister te bepalen maximum of een percentage daarvan.
Artikel 5 - reiskosten raadsleden
In dit artikel is voor raadsleden het recht op vergoeding van reiskosten geregeld voor zover het betreft reizen buiten de gemeentegrens ter uitvoering van een besluit van de raad. De grondslag hiervoor is te vinden in artikel 97 van de Gemeentewet. Vergoed kunnen worden de kosten van openbaar vervoer of bij gebruik van eigen vervoermiddelen een kilometervergoeding zoals die voor het rijkspersoneel geldt (in 2006: € 0,28 bij gebruik van de eigen auto). De vergoeding van de reiskosten met het openbaar vervoer is onbelast. De kilometervergoeding is voor € 0,19 onbelast, ongeacht het gebruikte vervoermiddel.
Kilometervergoedingen die hoger zijn dan € 0,19 zijn voor dat hogere deel belast.
Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de verstrekte vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord. De reiskosten kunnen binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten worden opgevoerd.
Artikel 6 - Verblijfkosten raadsleden
Dit artikel regelt de vergoeding van verblijfkosten. De grondslag hiervoor is te vinden in artikel 97 van de Gemeentewet. De vergoeding kan aan het commissielid worden toegekend als hij een commissievergadering bijwoont. Voor raads- en commissieleden kunnen verblijfkosten ook worden vergoed ingeval van dienstreizen. Daarvoor gelden dezelfde maxima als voor het rijkspersoneel.
Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.
Artikelen 7 - Cursus, congres, seminar of symposium
Cursussen en congressen dienen in een helder verlengde te liggen voor het uitoefenen van het raadslidmaatschap. "In een helder verlengde" is een breed begrip. Hiervoor is juist gekozen om niet in afwegingen te geraken of een cursus door de gemeente vergoed moet worden of door de eigen fractie/partij.
Verondersteld wordt dat binnen de eigen fractie afstemming van deelname plaatsvindt en tevens kritisch gekeken wordt of de cursus binnen het uitgangspunt valt. Toetsing achteraf door de griffie behoort tot de mogelijkheden; dit ook i.v.m. verantwoording bij eventuele controle. Dit betekent dat indien een raadslid zelf twijfelt vooraf met de griffie contact opgenomen kan worden. Cursussen en congressen worden op declaratiebasis vergoed.
Voor de uitoefening van het raadslidmaatschap worden desgewenst, op aanvraag, de gemaakte kosten voor de aanschaf van een computer en bijbehorende apparatuur en software vergoed.
Bovengenoemde vergoeding wordt in maandelijkse termijnen van 1/48e deel uitgekeerd gedurende de (resterende) zittingsperiode van het raadslid. De maandelijkse uitbetaling start na declaratie tot en met de laatste volledige zittingsmaand.
Bijbehorende apparatuur is apparatuur die is bestemd om aan de computer te worden gekoppeld om informatie uit te wisselen. Voorbeelden hiervan zijn een modem, een printer, een fax en een digitale fotocamera. De grondslag voor deze faciliteit is te vinden in de rechtspositiebesluiten voor raads- en commissieleden.
De raad bepaalt zelf de hoogte van de vergoeding. Als norm kan daarvoor worden uitgegaan van de aanschafwaarde van de computer die de gemeente eerder ter beschikking stelde.
Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor een fictieve dienstbetrekking geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.
Artikel 10 - Vergoeding voor het bijwonen van commissievergaderingen
In dit artikel is het presentiegeld voor leden van gemeentelijke commissies geregeld. Deze bepaling geldt niet voor raadsleden die in de commissie zitten. Hun vergoeding is immers al geregeld in de rechtspositiebesluiten en elders in deze verordening. Uitgezonderd zijn verder onder meer ambtenaren en bestuurders die in die hoedanigheid in de commissie zitting hebben. Uitgezonderd zijn tenslotte vertegenwoordigers van belangengroepen e.d. tenzij hun lidmaatschap tevens in belangrijke mate het gemeentelijk belang dient. De hoogte van het presentiegeld wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden het maximale bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden aangegeven.
In artikel 33, eerste lid, is de hoogte van de vergoeding bepaald op het maximale bedrag. Het bedrag van het presentiegeld is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid.
Hiervoor is in de raad geen nadere besluitvorming nodig omdat in de verordening in algemene zin is aangegeven of de raadsvergoeding gelijk is aan het door de minister te bepalen maximum of een percentage daarvan.
Het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden biedt de mogelijkheid om in de gemeentelijke verordening te regelen dat in bepaalde gevallen een hoger bedrag aan presentiegeld wordt toegekend dan het eerder bedoelde maximumbedrag. Dat is geregeld in artikel 10, vierde lid.