Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Maassluis

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Maassluis houdende regels omtrent rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden Maassluis 2018

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMaassluis
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening van de gemeenteraad van de gemeente Maassluis houdende regels omtrent rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden Maassluis 2018
CiteertitelVerordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden Maassluis 2018
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden Maassluis 2014.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 95 lid 1 Gemeentewet
  2. artikel 95 lid 2 Gemeentewet
  3. artikel 97 Gemeentewet
  4. artikel 99 Gemeentewet
  5. artikel 147 Gemeentewet
  6. artikel 22 lid 1 Rechtspositiebesluit wethouders
  7. artikel 23 lid 1 Rechtspositiebesluit wethouders
  8. artikel 27a lid 5 Rechtspositiebesluit wethouders
  9. artikel 28b lid 2 Rechtspositiebesluit wethouders
  10. artikel 28b lid 3 Rechtspositiebesluit wethouders
  11. artikel 7a lid 4 Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden
  12. artikel 13 lid 2 Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

02-03-201803-05-2019nieuwe regeling

06-02-2018

Gemeenteblad 2018, 43171

240118

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden Maassluis 2018

De raad van de gemeente Maassluis;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 23 januari 2018 (registratienummer 2018 - P&O 3005) tot het vaststellen van de Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden Maassluis 2018;

 

gelet op de artikelen 95, eerste en tweede lid, 97, 99 en 147 van de Gemeentewet, de artikelen 22, eerste lid, 23, eerste lid, onder b, 27a, vijfde lid, en 28b, tweede en derde lid, van het Rechtspositiebesluit wethouders, en de artikelen 7a, vierde lid, 13, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden;

 

besluit

 

de Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden Maassluis 2018 vast te stellen.

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    commissie: commissie ingesteld op grond van artikel 82 van de Gemeentewet;

  • -

    commissielid: een lid van een commissie als bedoeld in artikel 82 van de Gemeentewet, dat niet tevens lid van de raad is of ambtenaar die als zodanig tot lid van een commissie is benoemd;

  • -

    steunraadslid: een vertegenwoordiger van een fractie die door de raad is benoemd als raadscommissielid, zoals bedoeld in artikel 82 van de Gemeentewet, niet zijnde raadslid.

§ 2. Voorzieningen voor raads- en commissieleden

Artikel 2. Reis- en verblijfkosten

  • 1.

    De vergoeding voor reis- en verblijfkosten als bedoeld in artikel 97 van de Gemeentewet is:

    • a.

      voor wat betreft de reiskosten gelijk aan het overeenkomstig in artikel 4, onderdeel a en b van de Regeling rechtspositie wethouders bepaalde;

    • b.

      voor wat betreft de verblijfkosten gelijk aan het overeenkomstig in artikel 4, onderdeel c, van de Regeling rechtspositie wethouders bepaalde.

Artikel 3. Scholing

  • 1.

    Raads- of commissieleden die willen deelnemen aan niet-partijpolitiek georiënteerde scholing in verband met de vervulling van de functie van raads- of commissielid, dienen daartoe vooraf een gemotiveerde aanvraag in bij de griffier.

  • 2.

    Deze aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie.

  • 3.

    De griffier beslist op de aanvraag op basis van bewijsstukken, overeenkomstig het tweede lid.

  • 4.

    In voorkomende gevallen beslist het Presidium van de gemeenteraad op basis van bewijsstukken, overeenkomstig het tweede lid, en een meerderheid van stemmen.

Artikel 4. Tablet en internetverbinding

  • 1.

    Raads- en steunraadsleden aan wie op aanvraag een tablet met 4G-abonnement en software in bruikleen ter beschikking wordt gesteld, ondertekenen hiervoor een bruikleenovereenkomst met de gemeente. Hetgeen wat in bruikleen ter beschikking wordt gesteld dient noodzakelijk te zijn voor de uitoefening van het raads- of raadscommissielidmaatschap.

  • 2.

    Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

  • 3.

    Op aanvraag ontvangen raads- en steunraadsleden voor de duur van hun raads- of raadscommissielidmaatschap een vergoeding voor de aanleg- en abonnementskosten van de internetverbinding voor thuisgebruik van de in dit artikel bedoelde computerapparatuur voor zover deze nodig is voor het uitoefenen van het raads- of raadscommissielidmaatschap.

  • 4.

    Het college stelt de hoogte van de in lid 3 bedoelde vergoeding, na advies in te hebben gewonnen van het Presidium van de gemeenteraad, vast.

  • 5.

    Een aanvraag als bedoeld in dit artikel wordt gedaan bij de griffier. De griffier beslist over de aanvraag.

Artikel 5. Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

  • 1.

    Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in artikel 13a van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

  • 2.

    Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden verder aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in paragraaf 2 van deze verordening, voor zover deze worden gerekend tot een vergoeding, tegemoetkoming of verstrekking als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdelen a tot en met h, van de Wet op de Loonbelasting 1964.

§ 3. Voorzieningen voor wethouders

Artikel 6. Zakelijke reis- en verblijfkosten

Wethouders hebben aanspraak op een vergoeding van de reis- en verblijfkosten voor reizen gemaakt voor de uitoefening van het ambt, bedoeld in artikel 23, eerste lid, onderdeel b, van het Rechtspositiebesluit wethouders binnen en buiten het grondgebied van de gemeente, overeenkomstig artikel 4 van de Regeling rechtspositie wethouders. De vergoeding bij gebruik van een taxi betreft: een volledige vergoeding van de reiskosten (mits in redelijkheid gemaakt en het gebruik van een taxi volgens de door het college vastgestelde nadere regels heeft plaatsgevonden).

Artikel 7. Scholing

  • 1.

    Wethouders die willen deelnemen aan niet-partijpolitiek georiënteerde scholing in verband met de vervulling van de functie van wethouder, dienen daartoe vooraf een gemotiveerde aanvraag in bij de gemeentesecretaris.

  • 2.

    Deze aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie.

  • 3.

    De gemeentesecretaris beslist op de aanvraag op basis van bewijsstukken, overeenkomstig het tweede lid.

  • 4.

    In voorkomende gevallen beslist het college op basis van bewijsstukken, overeenkomstig het tweede lid.

Artikel 8. Tablet en internetverbinding

  • 1.

    Wethouders aan wie op aanvraag een tablet met 4G-abonnement en software in bruikleen ter beschikking wordt gesteld, ondertekenen hiervoor een bruikleenovereenkomst met de gemeente. Hetgeen wat in bruikleen ter beschikking wordt gesteld dient noodzakelijk te zijn voor de uitoefening van het wethouderschap.

  • 2.

    Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

  • 3.

    Op aanvraag ontvangen wethouders voor de duur van hun wethouderschap een vergoeding voor de aanleg- en abonnementskosten van de internetverbinding voor thuisgebruik van de in dit artikel bedoelde computerapparatuur voor zover deze nodig is voor het uitoefenen van het wethouderschap.

  • 4.

    Het college stelt de hoogte van de in lid 3 bedoelde vergoeding, na advies in te hebben gewonnen van het Presidium van de gemeenteraad, vast.

  • 5.

    Een aanvraag als bedoeld in dit artikel wordt gedaan bij de gemeentesecretaris. De gemeentesecretaris beslist over de aanvraag.

Artikel 9. Communicatieapparatuur

  • 1.

    Wethouders aan wie op aanvraag communicatieapparatuur in bruikleen ter beschikking wordt gesteld, ondertekenen hiervoor een bruikleenovereenkomst met de gemeente. Hetgeen wat in bruikleen ter beschikking wordt gesteld dient noodzakelijk te zijn voor de uitoefening van het wethouderschap.

  • 2.

    Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

  • 3.

    Een aanvraag als bedoeld in dit artikel wordt gedaan bij de gemeentesecretaris. De gemeentesecretaris beslist over de aanvraag.

Artikel 10. Verhuis-, reis- en pensionkosten en tegemoetkoming dubbele woonlasten bij benoeming

Wethouders die bij benoeming nog niet over woonruimte in de gemeente beschikken hebben aanspraak op een vergoeding van:

  • 1.

    reis- en pensionkosten, bedoeld in artikel 22, eerste lid, onderdeel a, van het Rechtspositiebesluit wethouders, overeenkomstig artikel 1 en 4a van de Regeling rechtspositie wethouders, en

  • 2.

    dubbele woonlasten en verhuiskosten, bedoeld in artikel 22, eerste lid, onderdeel b, van het Rechtspositiebesluit wethouders, overeenkomstig artikel 2 en 4a van de Regeling rechtspositie wethouders.

Artikel 11. Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

  • 1.

    Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen genoemd in artikel 28a van het Rechtspositiebesluit wethouders.

  • 2.

    Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden verder aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in paragraaf 3 van deze verordening, voor zover deze worden gerekend tot een vergoeding of verstrekking als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdelen a tot en met h, van de Wet op de Loonbelasting 1964.

§ 4. De procedure van declaratie

Artikel 12. Betaling vaste vergoedingen

De betaling van de vergoeding voor werkzaamheden, de bezoldiging voor de wethouders op grond van het Rechtspositiebesluit wethouders, de onkostenvergoedingen en declaraties geschiedt maandelijks of in maandelijkse termijnen als er sprake is van een vergoeding op jaarbasis, tenzij het Rechtspositiebesluit wethouders, het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden of de Regeling rechtspositie wethouders anders bepalen.

Artikel 13. Betaling en declaratie van onkosten

  • 1.

    De betaling van kosten die op grond van deze verordening voor vergoeding of tegemoetkoming in aanmerking komen vindt plaats door:

    • a.

      betaling uit gemeentelijke middelen, op basis van een rechtstreekse aan de gemeente toegezonden factuur, of

    • b.

      betaling vooruit uit eigen middelen.

  • 2.

    Een aanvraag om een vergoeding van de onkosten als bedoeld in lid 1 onderdeel b van dit artikel gaat vergezeld van een declaratieformulier en bewijsstukken.

  • 3.

    Het declaratieformulier en de bewijsstukken worden binnen 14 dagen na betaling door:

    • a.

      raads- en commissieleden ingediend bij de griffier;

    • b.

      wethouders ingediend bij de gemeentesecretaris.

§ 5. Slotbepalingen

Artikel 14. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 dag na de datum van bekendmaking in het Elektronisch Gemeenteblad.

Artikel 15. Intrekking oude regeling

De ‘Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden Maassluis 2014’, zoals vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Maassluis van 11 maart 2014, wordt met ingang van de datum van het in werking treden van de ‘Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden Maassluis 2018’ ingetrokken.

Artikel 16. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden Maassluis 2018.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Maassluis, gehouden op 6 februari 2018.

De griffier,

mr R. van der Hoek

De voorzitter,

dr. T.J. Haan

Datum bekendmaking:

Toelichting Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2018

 

ALGEMEEN DEEL

 

Wanneer in de toelichting op de verordening wordt gesproken over commissieleden dan worden hier, net als in de verordening, raadscommissieleden als bedoeld in artikel 82 van de Gemeentewet bedoeld. De verordening heeft dus geen betrekking op andere commissies, zoals de Culturele raad, de Advieraad Samenleving e.d. Dit zijn geen raadscommissies in de zin van artikel 82 van de Gemeentewet.

 

Wettelijke regelingen

In de wet en nadere regelgeving zijn alle van belang zijnde onderwerpen geregeld betreffende de rechtspositie van gemeentelijke politieke ambtsdragers. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van wethouders, raads- en commissieleden alsmede de financiële voorzieningen moet worden geregeld bij of krachtens de wet (AMvB en ministeriële regeling). Deze nadere regeling is vastgelegd in het Rechtspositiebesluit wethouders en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. In de Regeling rechtspositie wethouders zijn de (onkosten)vergoedingen voor wethouders nog nader uitgewerkt.

 

De vergoedingen en regelingen voor raads- en commissieleden en wethouders die bij of krachtens de wet (lees Gemeentewet, Rechtspositiebesluit of Regeling) dwingendrechtelijk geregeld zijn, zijn niet opgenomen in deze verordening. Dit betreft de vergoedingen voor:

  • 1.

    de raadsvergoeding voor raadsleden, de commissievergoeding voor commissieleden en de bezoldiging van wethouders

  • 2.

    de vaste maandelijkse netto onkostenvergoedingen voor raadsleden en wethouders;

  • 3.

    de toelage voor fractievoorzitters, leden van de vertrouwenscommissie als bedoeld in artikel 61 van de Gemeentewet, leden van de rekenkamerfunctie bedoeld in artikel 81oa van de Gemeentewet, dan wel van onderzoekscommissie zoals bedoeld in artikel 115a, derde lid, van de Gemeentewet;

  • 4.

    de toelage van het fractievoorzitterschap;

  • 5.

    de compensatiemaatregelen voor raads- en commissieleden als zij een WW, BWOO of arbeidsongeschiktheidsuitkering (WIA / WAO) hebben;

  • 6.

    de gevolgen van de vergoeding/bezoldiging bij overgang naar een lagere klasse in verband met vermindering van het aantal inwoners;

  • 7.

    de voorzieningen bij ziekte en dienstongeval;

  • 8.

    de vergoeding voor de waarneming van het voorzitterschap van de gemeenteraad;

  • 9.

    de voorzieningen bij tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte;

  • 10.

    de tegemoetkoming in de ziektekosten;

  • 11.

    de voorzieningen voor raadsleden met een fysieke beperking;

  • 12.

    de bezoldiging van de wethouders;

  • 13.

    de voorzieningen in verband met bewaken en beveiligen;

  • 14.

    de contributie voor beroepsverenigingen.

 

Hoofdlijnen gemeentelijke verordening

In de verordening zijn alleen bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van wethouders, raadsleden en leden van gemeentelijke raadscommissies (raadscommissies zoals bedoeld in artikel 82 van de Gemeentewet) voor zover die niet dwingend geregeld zijn in hogere wet- en regelgeving. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en genoemde rechtspositiebesluiten.

 

Bij de laatste harmoniseringsoperatie, zie de circulaire van het Ministerie van BZK dd. 27 juni 2014, betreffende de rechtspositiebesluiten voor decentrale politieke ambtsdragers zijn er wederom een aantal bepalingen imperatief in hogere wet- en regelgeving vastgelegd. De overweging hierbij is dat het bestuurlijk wenselijk is om de voorzieningen zoals vergoedingen, tegemoetkomingen en andere rechtspositionele aanspraken voor decentrale politieke ambtsdragers dwingendrechtelijk in hogere wet- en regelgeving vast te leggen om politieke discussies te voorkomen. Dit betekent dat er voor gemeenten minder ruimte is om lokaal bij verordening van wettelijke regelingen af te wijken.

 

Indien een gemeente besluit om bij verordening voorzieningen voor politieke ambtsdragers te regelen, zijn een aantal regels van belang. In artikel 44 van de Gemeentewet is bepaald dat buiten hetgeen bij of krachtens de wet is toegekend wethouders als zodanig geen inkomsten, in welke vorm dan ook, ten laste van de gemeente mogen ontvangen. Dit betekent dat de rechtspositionele aanspraken voor zittende wethouders uitsluitend te vinden zijn in respectievelijk de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit wethouders, de Regeling rechtspositie wethouders en deze verordening. Gewezen wethouders ontlenen hun aanspraak op een ontslaguitkering en pensioen aan de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers.

 

Een soortgelijke bepaling als artikel 44 van de Gemeentewet is voor raads- en commissieleden opgenomen in artikel 99 van de Gemeentewet. In artikel 99 van de Gemeentewet is bepaald dat bij of krachtens de wet is toegekend, ontvangen de leden van de raad, van een door de raad, het college of de burgemeester ingestelde commissie als zodanig geen andere vergoedingen en tegemoetkomingen ten laste van de gemeente. Het tweede lid van dat artikel voegt daaraan toe dat bij of krachtens de wet dan wel bij verordening van de raad aan raads- en commissieleden voordelen, anders dan in de vorm van vergoedingen en tegemoetkomingen, mogen worden toegekend. Daarvoor is wel de goedkeuring van gedeputeerde staten vereist.

 

De arbeidsverhoudingen

Raadsleden en commissieleden zijn niet in dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij voor zover het betreft het raads(commissie)lidmaatschap niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet (WW), Ziektewet (ZW) en de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). Omdat er geen dienstbetrekking met de gemeente is vallen raads- en commissieleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten belast in de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kunnen raadsleden opteren voor de loonbelasting  als voorheffing door te kiezen voor het fictief werknemerschap. De Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) is niet van toepassing op raads- en commissieleden.

 

Wethouders zijn ingevolge de Ambtenarenwet als benoemde bestuurders in openbare dienst aangesteld en vallen onder de werking van die wet. Echter de bepalingen over het materiële ambtenarenrecht uit de Ambtenarenwet zijn niet van toepassing op wethouders. De aanstelling in openbare dienst houdt voor de toepassing van de fiscale wetgeving in dat sprake is van een arbeidsverhouding die als dienstbetrekking wordt aangemerkt. Dit betekent dat wethouders direct onder de werking van de Wet op de loonbelasting 1964 vallen. Toch vallen wethouders niet onder de werking van werknemersverzekeringen, zoals de Werkloosheidswet (WW), Ziektewet (ZW) en Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). In plaats daarvan voorziet de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa). De werkloosheidsuitkering na aftreden, invaliditeitsuitkering, pensioenopbouw en het (aanvullende) ouderdoms- en nabestaandenpensioen zijn voor wethouders geregeld in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa).

 

De loon- en inkomstenbelasting

Opting-in-regeling

Raadsleden kunnen opteren voor de loonbelasting. Het raadslid kan met de gemeente overeenkomen dat deze loonheffing inhoudt. Dat wordt de ‘opting-in-regeling’ genoemd. De administratie van de gemeente is zodanig ingericht dat wordt voldaan aan de daaraan gestelde wettelijke eisen. In een gezamenlijke verklaring melden de gemeente en het raadslid aan de Belastingdienst dat wordt geopteerd voor de loonbelasting. Als gezamenlijk wordt gekozen voor het loonbelastingsysteem, dan draagt de gemeente de ingehouden loonheffing van de raadsvergoeding af aan de Belastingdienst. Omdat een raadslid geen werknemer in de formele zin van het woord is, valt hij zoals gezegd vanwege het raadslidmaatschap niet onder de sociale zekerheidswetgeving. Om die reden worden over de raadsvergoeding ook geen premies sociale zekerheid ingehouden. Het raadslid hoeft in dat geval geen administratie bij te houden.

 

Fiscale standaardpositie

Als door het raadslid niet voor de loonbelasting wordt geopteerd, dan geldt voor hem dat hij, net als commissieleden, voor de Wet inkomstenbelasting 2001 resultaat uit een werkzaamheid geniet (standaardregeling). In dat geval is het (gedeeltelijke) winstregime van toepassing. Betrokkene moet dan alle ontvangsten verantwoorden als winst en kan de gemaakte kosten daarop in mindering brengen. Raadsleden die gekozen hebben voor de standaardregeling dienen de netto-onkostenvergoeding wel te verantwoorden in de inkomstenbelasting, tenzij zij aan de hand van bewijsmateriaal aan kunnen tonen dat de vergoeding is besteed aan onkosten voortvloeiend uit het raadslidmaatschap. Raadsleden die gekozen hebben voor de standaardregeling kunnen bij de aangifte inkomstenbelasting hun werkelijke beroepskosten, met inachtneming van een aantal wettelijke beperkingen en normeringen, in mindering brengen op hun belastbaar inkomen (belastbare resultaat). Het bruteren van vergoedingen is niet langer van toepassing op raads- en commissieleden die onder de standaardregeling vallen. Voor raadsleden die hebben gekozen voor de standaardregeling is de werkkostenregeling immers niet van toepassing. De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen op grond van deze verordening aan de Belastingdienst te melden middels een opgave IB-47. Omdat raads- en commissieleden op persoonlijke titel worden gekozen, zijn zij niet aan te merken als (fiscaal) ondernemer. Er hoeft dan ook geen VAR-verklaring/ Modelovereenkomst ZZP overlegd te worden aan de gemeente.

 

Eenmalige keuze per zittingsperiode

De keuze om al of niet te opteren voor de loonbelasting kan voor het raadslid financieel ingrijpende gevolgen hebben. De beslissing om voor de loonbelasting te opteren kan eenmaal per zittingsperiode worden gemaakt en geldt in beginsel voor de (resterende) zittingsperiode. Wel kan betrokkene als spijtoptant terugkomen op deze beslissing voor de resterende periode. Opteren voor de loonbelasting hoeft niet bij aanvang van de zittingsperiode te gebeuren, maar kan ook gedurende de zittingsperiode voor de resterende periode.

 

De vergoedingensystematiek

Voor de uitoefening van het politieke ambt hoeven bestuurders niet het eigen inkomen aan te spreken. Een adequate vergoedingssystematiek is daarom van belang. Waar er functionele uitgaven zijn, verdient het aanbeveling terughoudend te zijn met een financieringswijze waarin de bestuurder deze functionele uitgaven uit eigen middelen vooruit betaalt en de gemeente deze uitgaven vervolgens terugbetaalt. Eigen middelen en publieke middelen moeten zo veel mogelijk gescheiden worden gehouden. Vanuit die overweging heeft het de voorkeur de functionele uitgaven direct in rekening te brengen bij de gemeente. Aan de mogelijkheid om zo nodig declaraties in te dienen zal echter behoefte blijven bestaan. De mogelijkheden voor declaratie worden nader geregeld in de verordening.

 

Controle en verantwoording

Voor de bestuurlijke uitgaven is - net als voor de besteding van alle andere publieke middelen - transparantie van groot belang. Daartoe dienen enerzijds inzichtelijke regels en richtlijnen die voor het vergoedingen- en voorzieningenstelsel gelden en anderzijds een duidelijke verantwoording van het daadwerkelijk gebruik. Op deze wijze kan worden voorkomen dat er onnodige discussies plaatsvinden omtrent het gebruik van onkostenregelingen of voorzieningen door gemeentebestuurders en over de eventueel verschuldigde belasting.

 

Dat is ook in hun belang omdat zij hun functie moeten kunnen uitoefenen zonder te worden gehinderd door onzekerheden omtrent de financiering van de functionele uitgaven. Daartoe is vereist dat er een zodanig sluitende financiële en administratieve organisatie is ingericht dat er vertrouwen kan bestaan omtrent de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven. In paragraaf 4 van deze verordening is in verband hiermee, in aanvulling op de in de beheers- en controleverordening vastgestelde regels, een aantal belangrijke procedures vastgelegd over rechtstreekse facturering van functionele uitgaven, declaratie van vooruitbetaalde kosten. Daarnaast zijn in de bruikleenovereenkomsten heldere afspraken vastgelegd over het gebruik van computer-, rand- en communicatieapparatuur die beschikbaar wordt gesteld voor de uitoefening van de politieke functie. In aanvulling hierop dient men zich te houden aan de huishoudelijke regels en het Reglement Telecommunicatievoorzieningen.

 

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit artikel van deze verordening wordt verwezen naar een aantal begripsbepalingen uit de Rechtspositiebesluiten. Speciale aandacht verdient een lid van de commissie zoals bedoeld in artikel 82 van de Gemeentewet, die niet tevens lid is van de gemeenteraad of een ambtenaar die als zodanig tot lid van een commissie is benoemd. Wat betreft de genoemde ambtenaren in deze bepaling wordt gedoeld op de situatie dat ambtenaren van de griffie of gemeente raadscommissies organiseren, bijwonen en/of ondersteunen. Zij maken geen aanspraak op een vergoeding voor het bijwonen van commissievergaderingen. Deze werkzaamheden maken voor hen immers deel uit van hun ‘gewone’ werkzaamheden uit hoofde van hun aanstelling op grond van de Ambtenarenwet, waarvoor zij reeds loon ontvangen.

 

Artikel 2. Reis- en verblijfkosten

Artikel 97 van de Gemeentewet voorziet voor raads- en commissieleden in een vergoeding van de reis- en verblijfkosten voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur. Onder reizen “buiten de gemeentegrenzen” kunnen ook de buitenlandse dienstreizen worden geschaard. De naar redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten voor dienstreizen in het buitenland, die door of vanwege de gemeente zijn georganiseerd komen ook voor vergoeding in aanmerking.

 

De vergoeding voor noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte verblijfkosten is niet nader ingevuld en is een lokale aangelegenheid per gemeente. Omdat in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden verder geen eigen vergoedingsregeling is opgenomen, wordt aansluiting gezocht bij de vergoedingsregelingen voor wethouders.

 

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de verstrekte vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord. De reiskosten kunnen binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten worden opgevoerd.

 

Artikel 3. en 7. Scholing

Op grond van artikel 28b lid 2 van het Rechtspositiebesluit wethouders en artikel 13 lid 1 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden komt niet partij-politiek georiënteerde scholing in verband met de vervulling van de functie van wethouder, raads- of commissielid ten laste van de gemeente. Scholing door partijpolitieke instellingen of groeperingen kunnen overigens niet ten laste van de gemeente worden gebracht. In dit artikel is de procedure verder uitgewerkt.

 

Gezien de aard en duur van het ambt kunnen wethouders, raads- en commissieleden opleidingen die gericht zijn op het persoonlijk functioneren in het ambt of gericht zijn op de (verdere) loopbaan ten laste van de gemeente worden gebracht. Scholing kan op meerdere wijze plaatsvinden. De scholing is functiegericht als zij beoogt de voor de functie benodigde vakkennis en vaardigheden te verwerven dan wel actueel te houden. Bij loopbaangerichte opleidingen staan reflecteren op persoonlijke kwaliteiten en motieven voorop. Onder deze scholingskosten worden verstaan de cursus- en lesgelden, de kosten van het studiemateriaal, examen- en diplomakosten en de aanschafkosten van verplicht gesteld studiemateriaal, alsmede reis- en verblijfkosten in het kader van de opleiding.

 

Met betrekking tot raads- en commissieleden beoordeelt de griffier de aanvragen op basis van de aangeleverde bewijsstukken. Hieronder kunnen onder andere kostenspecificaties en facturen worden verstaan. In voorkomende gevallen van disputen of tegenstrijdigheden beslist het Presidium van de gemeenteraad op basis van bewijsstukken en bij meerderheid van stemmen. De gemeentesecretaris beoordeelt de aanvragen van wethouders op basis van aangeleverde bewijsstukken. In het geval van disputen of tegenstrijdigheden beslist het college.

 

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

 

Artikel 4. en 8. Tablet en internetverbinding

 

Tablet in bruikleen

Voor de uitoefening van het wethouderschap, het raadslidmaatschap en het lidmaatschap van een steunraadslid in een raadscommissie wordt op aanvraag een tablet en software in bruikleen ter beschikking gesteld. Hetgeen wat in bruikleen ter beschikking wordt gesteld dient noodzakelijk te zijn voor de uitoefening van het wethouderschap, raads- of raadscommissielidmaatschap. De nadere voorwaarden zijn geregeld in de bruikleenovereenkomst die de wethouder of het (steun)raadslid met de gemeente sluit. Het model van die overeenkomst wordt door het college vastgesteld.

 

Internetverbinding voor thuisgebruik, 4G-verbinding en beschermhoes

De gemeente verzorgt het 4G-abonnement voor de in bruikleen ter beschikking gestelde tablet, zodat deze ook gebruikt kan worden op vergaderlocaties waar geen wifi-verbinding voorhanden is. Wordt er meer gedownload dan dit 4G-abonnement dekt, dan komen de kosten voor eigen rekening van de wethouder of het (steun)raadslid. Uitgangspunt is dat men zoveel mogelijk gebruik maakt van wifi-verbindingen. De gemeente verzorgt de wifi-verbinding in het stadhuis. Wethouders, raads- en steunraadsleden moeten zelf zorg dragen voor een beschermhoes voor de tablet. Tevens wordt er een vergoeding verstrekt voor de abonnementskosten van een internetverbinding voor thuisgebruik van de in bruikleen gegeven computerapparatuur. De hoogte van de vergoeding wordt door het college, na advies van het Presidium van de gemeenteraad, vastgesteld.

 

Artikelen 5. en 11. Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

In het kader van de werkkostenregeling op grond van artikel 31a Wet Loonbelasting 1964 zijn een aantal netto-vergoedingen en verstrekkingen in de rechtspositiebesluiten en de verordening aangewezen als eindheffingsbestanddeel. De gemeente draagt in dat geval de loonbelasting. Anders worden deze door de Belastingdienst als loon gezien en moet hierover bij de politieke ambtsdragers loonbelasting worden ingehouden. In het kader van de werkkostenregeling kan in de financiële administratie worden aangegeven of verstrekkingen of vergoedingen onder de gerichte vrijstellingen, intermediaire kosten of onder de nihil waarderingen vallen. Gemeenten mogen daarnaast een verstrekking of vergoeding in de vrije ruimte- tot 1,2% fiscale loonsom- onderbrengen zonder fiscale consequenties. Indien de grens van 1,2% wordt overschreden, zal de gemeenten 80% eindheffing moeten betalen.

 

6. Zakelijke reis- en verblijfkosten

Voor wat betreft de zakelijke reis- en verblijfkosten bestaat aanspraak op een vergoeding overeenkomstig de bepalingen bij en krachtens artikel 23, eerste lid, onderdeel b, van het Rechtspositiebesluit wethouders en artikel 4 van de Regeling rechtspositie wethouders. Voor wat betreft gebruik van een eigen personenauto voor dienstreizen ontvangen wethouders een bedrag van € 0,28 per kilometer (zie artikel 4, onderdeel b, en artikel 5a, onder 1, van de Regeling rechtspositie wethouders).

Voor wat betreft dienstreizen gemaakt met het openbaar vervoer (OV) of met een taxi bestaat aanspraak op volledige vergoeding (mits in redelijkheid gemaakt en het gebruik van een taxi volgens de door het college nader vastgestelde regels heeft plaatsgevonden).  Op grond van artikel 1, vierde lid, van de Regeling rechtspositie wethouders wordt onder openbaar vervoer (OV) verstaan de kosten van voor een ieder openstaand personenvervoer volgens een dienstregeling met een auto, bus, trein, metro, tram of via een geleidesysteem voortbewogen voertuig dan wel met een veerpont of een veerboot. Gemaakte tol- en parkeerkosten worden niet genoemd in de regeling en mogen daarom op grond van artikel 44, derde lid, van de Gemeentewet niet vergoed worden. Verblijfkosten zijn zakelijk gebruikte maaltijden en kosten voor overnachting.

 

De vergoeding van reis- en verblijfkosten voor dienstreizen is aangewezen als eindheffingsbestanddeel. Voor zover de kilometervergoedingen voor reis- en verblijfkosten fiscaal bovenmatig zijn, wordt het meerdere ten laste van de vrije ruimte gebracht.

 

Artikel 9. Communicatieapparatuur

Als communicatieapparatuur zal in veel gevallen een mobiele telefoon verstrekt worden. Hetgeen wat in bruikleen ter beschikking wordt gesteld dient noodzakelijk te zijn voor de uitoefening van het wethouderschap. Nadere voorwaarden betreffende de bruikleen worden in de bruikleenovereenkomst tussen de gemeente en de wethouder vastgelegd. Het model van die overeenkomst wordt door het college vastgesteld. Hierin kunnen afspraken gemaakt worden over het privé gebruik en het verhalen van de kosten daarvan op de wethouder. Hierbij ligt het voor de hand om in de bruikleenovereenkomst ook te bepalen dat bij beëindiging van het wethouderschap ook het gebruik van de communicatieapparatuur eindigt. Voor het gebruik van de privé mobiele telefoon waarmee de zakelijke belkosten in het abonnement gedeclareerd kunnen worden, is geen grondslag opgenomen in het Rechtspositiebesluit wethouders.

 

Artikel 10. Verhuis-, reis- en pensionkosten en tegemoetkoming dubbele woonlasten, bij benoeming

Wethouders die bij benoeming nog niet over woonruimte in de ambtsgemeente beschikken kunnen een vergoeding van reis- en pensionkosten, een verhuiskostenvergoeding en eventueel een tegemoetkoming dubbele woonlasten ontvangen overeenkomstig de bepalingen bij en krachtens artikel 22, eerste lid, onderdeel b, van het Rechtspositiebesluit wethouders en de artikelen 1, 2 en 4a van de Regeling Rechtspositie wethouders. Voor wat betreft de pensionkostenvergoeding bestaat aanspraak op een maximale vergoeding van 18% van de maandelijkse bezoldiging tot maximaal drie jaar na benoemingsdatum. Voor wat betreft de reiskosten van het pension naar het werk gaat het om een volledige vergoeding van het openbaar vervoer (OV) of een netto bedrag van € 0,15 per kilometer, indien gebruik wordt gemaakt van de eigen personenauto. Bovendien mag de wethouder eenmaal per week een (gezins)bezoek aan de oude woning ten laste van de gemeente brengen.

 

Op grond van artikel 1, vierde lid, van de Regeling rechtspositie wethouders wordt onder openbaar vervoer (OV) verstaan de kosten van voor een ieder openstaand personenvervoer volgens een dienstregeling met een auto, bus, trein, metro, tram of via een geleidesysteem voortbewogen voertuig dan wel met een veerpont of een veerboot.

 

Voor wat betreft de verhuiskostenvergoeding bestaat binnen drie jaar na benoeming aanspraak op een volledige vergoeding van de kosten voor het transport van de bagage en de inboedel. Andere direct uit de verhuizing voortvloeiende kosten, waaronder begrepen de kosten van inrichting van de woning en tijdelijke opslag worden vergoed tot een maximum van € 5.818,46. De vergoedingen zijn tot maximaal € 7.750 onbelast, omdat zij zijn aangewezen als eindheffingsbestanddeel in de werkkostenregeling. Voor wat betreft een tegemoetkoming dubbele woonlasten bestaat aanspraak op een tegemoetkoming met een maximale vergoeding van 18% van de maandelijkse bezoldiging tot maximaal drie jaar na benoemingsdatum.

 

De voor wethouders geregelde kilometervergoeding van reiskosten voor verblijf naar werk zijn aangewezen als eindheffingsbestanddeel. Voor zover de kilometervergoedingen voor reis- en verblijfkosten fiscaal bovenmatig zijn (meer dan € 0,19/km), wordt het meerdere ten laste van de vrije ruimte gebracht.

 

Artikel 13. Betaling en declaratie van onkosten

Een factuur van onkosten kan rechtstreek naar de gemeente worden gestuurd, waarna de betaling rechtstreek uit gemeentelijke middelen geschiedt. Voorgeschoten kosten kunnen worden gedeclareerd bij de gemeente. Hierbij gaat de voorkeur uit naar rechtstreekse facturering bij de gemeente. Voor het declareren van gemaakte onkosten kan gebruik gemaakt worden van het door de gemeente gehanteerde declaratieformulier. Wethouders declareren hun kosten bij de gemeentesecretaris. Raads- en commissieleden declareren hun kosten bij de griffier.