Organisatie | Zoeterwoude |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Zoeterwoude houdende regels omtrent financiën Financiële verordening gemeente Zoeterwoude 2018 |
Citeertitel | Financiële verordening gemeente Zoeterwoude 2018 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
27-02-2018 | nieuwe regeling | 01-02-2018 | . |
Financiële verordening gemeente Zoeterwoude 2018 (artikel 212 Gemeentewet)
De raad van de gemeente Zoeterwoude;
Gelezen het voorstel van het college van burgemeesters en wethouders van de gemeente Zoeterwoude d.d. 7 januari 2018;
Gelet op artikel 212 van de Gemeentewet,
te wijzigen en opnieuw vast te stellen:
De verordening op de uitgangspunten voor het financiële beleid, de regels voor het financieel beheer en de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Zoeterwoude
In deze verordening wordt verstaan onder:
Het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en beschikbaar stellen van informatie voor het besturen, functioneren en beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente en voor de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.
Iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen verantwoordings-plicht aan het college.
Een teamplan is een planmatig overzicht per team/domein van activiteiten in een jaar. In het teamplan wordt een relatie gelegd tussen de geplande activiteiten en de beschikbare capaciteit en middelen om de activiteiten te kunnen realiseren.
De teamplannen worden samengevoegd tot een bedrijfsplan.
d. administratieve organisatie:
Het stelsel van organisatorische maatregelen gericht op het tot stand brengen en het in stand houden van de goede werking van bestuurlijke en ambtelijke informatieverzorging voor de verantwoordelijke leiding.
Het realiseren van prestaties met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen.
De mate waarin de beoogde maatschappelijke effecten van het beleid ook daadwerkelijk worden behaald.
Het beheer van de financiële middelen van de gemeente Zoeterwoude.
Het onderdeel van de administratie dat gericht is op het systematisch opstellen en verwerken van aantekeningen betreffende de financiële gegevens van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente, en dienstbaar is aan een goed inzicht in, en het afleggen van verantwoording over:
In de administratie zijn alle taken zijn ondergebracht in producten. Er worden twee soorten producten onderscheiden:
Het handelen in overeenstemming met geldende wet- en regelgeving, waaronder gemeentelijke verordeningen, raadsbesluiten en collegebesluiten.
Getrouwheid houdt in dat de weergave van het financieel beheer en de jaarrekening in overeenstemming is met de werkelijkheid, en niet zodanige fouten en/of onzekerheden bevat dat het oordeel van de gebruiker onjuist beïnvloed wordt, rekening houdend met het doel waarvoor de verantwoording is opgesteld.
Regeling waarin de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de budgethouders zijn geregeld.
Artikel 2 Planning en controlcyclus (P&C-cyclus)
Voor de aanvang van een begrotingsjaar biedt het college aan de raad een overzicht aan, met daarin de data waarop de P&C documenten aan de raad worden aangeboden, en de data waarop de raad de documenten bespreekt, dan wel vaststelt.
In de Perspectiefnota worden de kaders en richtlijnen voor de begroting, voor het volgende begrotingsjaar en het meerjarenperspectief opgenomen. De Perspectiefnota wordt, voorafgaand aan de opstelling van de begroting aan de raad aangeboden en stelt de raad in staat richtinggevende uitpspraken te doen voor het opstellen van de begroting.
Artikel 6 Autorisatie begroting en investeringskredieten
Het college informeert de raad als ze verwacht, dat de lasten van een programma of de investeringsuitgaven van een krediet de geautoriseerde lasten (dreigen te) overschrijden, of indien de baten van een programma de geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden. Het college doet hierbij een voorstel voor het wijzigen van de baten en de lasten dan wel het bijstellen van de beleidsdoelen.
Artikel 7 Uitvoering begroting
Het college stelt regels die waarborgen dat de uitvoering van de begroting rechtmatig, doelmatig en doeltreffend verloopt.
Artikel 8 Rapportage en informatie
Het college informeert de raad over de voortgang van de begroting na de 4e maand van het begrotingsjaar via de Voorjaarsnota, na de 8e maand via de Najaarsnota en na afloop van het jaar via het jaarverslag, conform de P&C-cyclus, bedoeld in artikel 2 van deze verordening. De verslaggeving bevat alle informatie waarover de raad uit hoofde van haar controlerende functie dient te beschikken.
Artikel 9 Waardering en afschrijving vaste activa
Immateriële en materiële vaste activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in de bijlage afschrijvingsbeleid bij deze verordening.
Artikel 11 Voorziening voor oninbare vorderingen
Artikel 12 Kostprijsberekening
Voor het bepalen van de van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente over de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen betrokken.
Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen wordt uitgegaan van de omvang van het betreffende taakveld gedeeld door de omvang van alle taakvelden exclusief het taakveld overhead en vermenigvuldigd met de omvang van het taakveld overhead ofwel: Omvang betreffende taakveld / omvang alle taakvelden exclusief overhead x overhead = opslag
Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald uit het gewogen gemiddelde van het bij de begroting geraamde rentepercentage van de rentekosten op de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten en het rentepercentage van de rentevergoeding over de reserves. De uitkomst van dit percentage van de omslagrente wordt op een-tiende procent afgerond.
In afwijking van het eerste lid worden bij vennootschapsbelastingplichtige activiteiten en grondexploitaties alleen de rentekosten voor de inzet van vreemd vermogen aan de kostprijs toegerekend. Bij projectfinanciering worden de werkelijke rentekosten toegerekend. In alle andere gevallen wordt uitgegaan van het omslagpercentage conform lid 7.
Artikel 14 Financieringsfunctie
Het college stelt regels inzake algemene doelstellingen en de te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie, alsmede voor de administratieve organisatie van de financierings-functie, daaronder begrepen taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening en legt deze vast in een treasurystatuut, die ter vaststelling aan de raad wordt aangeboden.
Artikel 15 Waarborgen en garanties
Het totaalbedrag aan verleende garanties en waarborgen wordt vermeld in de paragraaf Weerstands-vermogen.
De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:
Artikel 18 Financiële organisatie
Het college draagt de zorg voor:
opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.
Artikel 20 Onvoorziene uitgaven
Voor onvoorziene uitgaven gedurende het begrotingsjaar neem de raad een budget op in de begroting gebaseerd op ongeveer € 5 per inwoner. Dit budget is ter beschikking van het college voor onontkoombare uitgaven waarvan uitstel ongewenst is. Het college doet verslag over de aanwending van het budget Onvoorzien in de eerstvolgende verslaggeving aan de raad.
Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 1 februari 2018.
de griffier,
G. J. Buijs
de burgemeester,
E.G.E.M. Bloemen
Toelichting op de Verordening 212
Artikel 2. Planning en controlcyclus (P&C-cyclus)
Elk jaar wordt een planning van de controlcyclus gemaakt, die door de raad wordt goedgekeurd. In deze cyclus wordt het aantal en de tijdstippen van de rapportages vermeld. In artikel 8 van deze verordening wordt een opsomming gegeven van de rapportages. Deze planning sluit aan op het vergaderschema van de raad.
Artikel 3 bevat een aantal bepalingen over de inrichting van de begroting waarin de kaderstellende functie van de raad tot uiting komt. De raad legt op basis van dit artikel een belangrijk deel van de structuur van de begroting vast, evenals de kengetallen en prestatiegegevens waarop de raad wil sturen en controleren.
Het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten kent geen verplichte indeling van de begroting. Wel kent de BBV de verplichte programma’s “Algemene dekkingsmiddelen en onvoorzien” en “Overhead”. De gemeente bepaalt zelf het aantal en de inhoud van de programma's van de begroting en kan de begrotingsopzet aanpassen aan de eigen politiek-bestuurlijke wensen. Meestal zal die vaststelling voor enkele jaren gelden, bijvoorbeeld voor een raadsperiode. Indien daartoe aanleiding is, kan de raad de indeling wijzigen.
Bij de programmabegroting en programmaverantwoording behoort een overzicht van lasten en baten. Dit wordt geregeld in artikel 5 lid 1 van deze verordening. Het staat de gemeente vrij om voor het benoemen van de producten gebruik te maken van de verplicht voorgeschreven beleidsvelden voor de “informatie voor derden (Iv3)”.
Een programma is gebaseerd op de drie w-vragen: Wat willen we bereiken, Wat gaan we daar voor doen en Wat mag het kosten? Het antwoord op de eerste twee vragen kan worden vereenvoudigd door indicatoren te benoemen. Met indicatoren worden doelstellingen meer exact gemaakt en kan er een betere beoordeling plaatsvinden van de uitkomsten en resultaten. Indicatoren leveren een bijdrage aan de kaderstellende en de controlerende functie van de raad.
In het dualistisch bestel moet de raad de W-vragen zelf beantwoorden; hij kan dat niet overlaten aan het college en/of de ambtelijke organisatie. Wel kan het college een voorstel daarvoor doen.
Artikel 4 gaat over het meerjarige budgettaire kader en vormt de grondslag voor de op te stellen begroting en het meerjarenperspectief. De raad kan met deze nota aangeven welke ontwikkelingen zij voorstaat en op die wijze richtig geven aan de nieuwe begroting.
In de Perspectiefnota worden een aantal richtlijnen weergegeven, waarmee rekening wordt gehouden bij de samenstelling van de begroting. Deze begrotingsrichtlijnen betreffen het rentepercentage, het inwoneraantal, het aantal woningen, de wijze waarop nieuw beleid ingepast moet worden in de begroting en andere uitgangspunten, die van belang zijn voor de samenstelling van de begroting en het meerjarenperspectief.
Per programma worden de (nieuwe) voornemens (wat willen we bereiken) met de bijbehorende (te verwachten) financiële consequenties voor het nieuwe begrotingsjaar en het meerjarenperspectief vermeld. Er wordt een verwachting uitgesproken op welke wijze de gemeentelijke financiële huishouding zich de komende jaren zal gaan ontwikkelen. De meerjarenontwikkeling wordt per programma en paragraaf in beeld gebracht.
Tevens wordt in deze nota ter kennisname de raadsplanning betreffende de begrotings-behandeling opgenomen.
Artikel 5. Inrichting begroting en jaarstukken en Artikel 6. Uitvoering begroting
In de artikelen 5 en 6 legt de raad het college een aantal eisen op die voor een goede uitvoering van de begroting noodzakelijk zijn. Artikel 5 beschrijft het budgetrecht van de raad. Met betrekking tot de exploitatie beperkt zich het budgetrecht tot het totaal aan lasten en baten per programma. Wijzigingen als gevolg van afwijkingen van de budgetten (overschrijdingen, en schuiven met budgetten) binnen een programma is valt onder beheer en is een bevoegdheid van het college, mits dit gebeurt binnen de kaders en doelstellingen van het betreffende programma.
Artikel 5 lid 2 en 3 gaat in op de verstrekte en te verstrekken Investeringskredieten. De wijze waarop het is verwoord betekent, dat jaarlijks bij de vaststelling van de begroting de investeringen voor het begrotiingsjaar worden geacoordeerd en dat bij jaarrekening de voortgangsplanning wordt geëvalueerd. In artikel 6.3 is bepaald dart de raad desgewenst aan kan geven als voor een investeringen een extra toelichting verlangt wordt alvorens autorisatie aan het college wordt gegeven voor die investering.
In artikel 7 wordt bepaald dat het college de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van de uitvoering van de begroting dient te waarborgen. Hiervoor is de Regeling budgethouders van de gemeente Zoeterwoude een belangrijk instrument.
Artikel 8. Rapportage en informatie
Artikel 8 regelt de wijze waarop de raad tussentijds over de stand van zaken van de lopende begroting geïnformeerd wordt. De informatie, die het college aan de raad verstrekt is afgestemd de programmabegroting.
Op basis van de informatie uit de rapportage wordt het de raad mogelijk gemaakt de uitvoering van de begroting te volgen en besluiten te nemen indien aanpassingen of bijsturingen noodzakelijk worden geacht. Het betreffen hier de Voorjaarsnota en de Najaarsnota. Ter voorbereiding hierop kan het college gebruik maken van een marap, waarin het college door het management geïnformeerd wordt.
Artikel 9. Waardering & afschrijving vaste activa
De verordening moet volgens artikel 212 lid 2 onder a van de gemeentewet in ieder geval bevatten de “regels voor waardering en afschrijving activa”. De regels voor wat betreft waardering zijn goeddeels vastgelegd in wettelijke kaders zoals het BBV. In de regels wordt vastgelegd de waardering en activering, de wijze van bepaling van een afschrijvingstermijn en de wijze van afschrijving. In de bijlage van deze Financiele verordening wordt het afschrijvingsbeleid nader uitgewerkt met inachtneming van de artikelen 59 tot en met 65 van het BBV.
Artikel 10. Reserves en voorzieningen
Een belangrijk beleidsmatig aspect betreft de omvang van het eigen vermogen van een gemeente. Het eigen vermogen van een gemeente bestaat uit de algemene reserves en bestemmings-reserves. Artikel 10 geeft aan dat de raad regels vaststelt met betrekking tot reserves en voorzieningen. Er is niet expliciet vermeld dat dit via een aparte nota moet gebeuren. Dit kan ook via een in de begroting en jaarrekening en opgenomen paragraaf Reserves en Voorzieningen.
Bij het reservebeleid wordt rekening gehouden met de artikelen 41 tot en met 46 van het BBV.
Artikel 11. Waardering oninbare vorderingen
Artikel 11 geeft regels voor de bepaling van de hoogte van de voorziening voor oninbare vorderingen voor zowel vorderingen uit belastingen of rechten als overige vorderingen. De hoogte van de voorziening is gebaseerd op de ouderdom van de openstaande vorderingen, waarbij hogere ouderdom een zwaarder gewicht heeft.
Artikel 2 geeft de mogelijkheid hier in individuele gevallen gefundeerd van af te wijken, bijvoorbeeld indien op het moment van opboeking van de vordering al getwijfeld wordt aan de invorderbaarheid of wanneer zekerheden aanwezig zijn die het rechtvaardigen dat inkomsten toch kunnen worden verwacht.
Artikel 12. Kostprijsberekening
In artikel 12 is de grondslag voor de bepaling van heffingen en tarieven neergelegd, zoals dat door artikel 212, lid 2, let b Gemeentewet wordt geëist. De grondslag voor de hoogte van heffingen en tarieven is politieke besluitvorming door de raad op basis van de geraamde hoeveelheden en de geraamde kostprijzen. Kostprijzen laten zich op vele manieren berekenen. In dit artikel worden uitgangspunten voor de bepaling van de kostprijzen gegeven.
Artikel 12, lid 1 bepaalt, dat naast de direct aan een product toe te rekenen kosten ook de indirecte kosten (overhead) die direct of indirect samenhangen met de vervaardiging van het product, worden meegenomen voor de kostprijsbepaling.
Artikel 13. Prijzen economische activiteiten
Als een gemeente goederen, diensten of werken levert aan overheidsbedrijven of derden dan mag zij deze activiteiten niet bevoordelen als het economische activiteiten betreffen. Economische activiteiten zijn hier activiteiten waarmee de gemeenten in concurrentie met andere ondernemingen treedt.
Het bevoordelingsverbod houdt feitelijk in, dat ten minste een integrale kostprijs voor de levering van goederen, diensten werken en het verstrekken van leningen garanties en kapitaal in rekening moet worden gebracht.
Van deze verplichting kan worden afgeweken als de activiteiten worden ontplooid in het kader van het publiek belang. Daarvoor is wel nodig dat in een raadbesluit het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd. Het raadbesluit moet worden aangemerkt als een concretiserend besluit van algemene strekking. Het besluit moet worden bekendgemaakt in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad en moet open staan voor bezwaar en beroep.
Voor het verplicht in rekening brengen van minimaal een integrale kostprijs voor de levering van goederen, werken en diensten of voor het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal gelden een aantal uitzonderingen. Deze uitzonderingen worden in het derde lid opgesomd.
Artikel 14. Financieringsfunctie
Artikel 212 van de Gemeentewet bevat de bepaling, dat de financiële verordening in elk geval regels voor de algemene doelstelling en de te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie bevat. Dit artikel geeft kaders voor het financieringsbeleid in het Treasurystatuut.
In artikel 16 worden de kaders gegeven voor de inrichting van administraties van de gemeente. In hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens moeten worden vastgelegd en aan welke eisen de vastgelegde gegevens moeten voldoen. Deze verordening regelt niet -inherent aan het dualisme- de regels en activiteiten die daarvoor in de uitvoering nodig zijn. Dat is een taak van het college.
Artikel 17. Financiële administratie en Artikel 18. Financiële organisatie
Een belangrijk onderdeel van de administratie is de financiële administratie. Bij algemene maatregel van bestuur stelt het Rijk eisen aan de verantwoordingsinformatie van gemeenten. In het BBV zijn onder andere waarderingsgrondslagen, balansindeling en verplicht op te leveren financiële gegevens vastgelegd. Vanuit de financiële administratie moeten gegevens worden aangeleverd voor de financiële verantwoordingsinformatie aan de raad, maar ook aan gedeputeerde staten, in hun rol als toezichthouder, het rijk, de Europese Unie etc. Het gaat bij dit artikel over de “Informatie voor derden (Iv3)”.
De raad legt in dit artikel enkele basiscondities vast waaraan de interne controle moet voldoen.
Hiervoor wordt jaarlijks een controleplan opgesteld waarin uiteengezet wordt hoe de interne controle op processen in een jaar wordt vormgegeven.
Het vierde lid regelt dat het college op grond van de uitkomsten van de onderzoeken bij tekortkomingen maatregelen tot herstel treft en dat de raad over de uitkomsten van de onderzoeken en de eventuele maatregelen tot herstel op de hoogte wordt gebracht.
Artikel 20. Budget voor onvoorziene uitgaven
In de begroting wordt jaarlijks een budget op genomen voor ontwikkelingen die niet voorzien zijn. Hoewel er geen richtlijnen voor zijn houden wij jaarlijks een bedrag beschikbaar van ongeveer € 5 per inwoner.
Dit budget is niet toegewezen en beschikbaar voor zaken die Onvoorzien, Onontkoombaar en Niet uitstelbaar zijn.
Van dit budget dient spaarzaam gebruikt te worden gemaakt. In de begroting dienen alle uitgaven zo goed kunnen worden ingeschat te worden opgenomen. Als zaken niet in de begroting zijn opgenomen en toch noodzakelijk (onontkoombaar en niet uitstelbaar) zijn dan is de volgorde dat dekking bij voorkeur plaatsvind binnen het beschikbare budget. Als dat niet lukt dan kan een beroep worden gedaan op het budget Onvoorzien.
In sommige gevallen is het zelfs noodzakelijk om direct te handelen. Er is dan geen gelegenheid om via een voorstel instemming van de raad te vragen.
Om die reden en om reden van een flexibele beleidsvoering verdient het aanbeveling om dit budget Onvoorzien beschikbaar te stellen aan het college onder de voorwaarde dat het college bij eerstvolgende verslaggeving aan de raad (de Voor- of Najaarsnota of de Jaarrekening) melding maakt van de aanwending van het budget.
Op basis van artikel 9 van de financiële verordening ex artikel 212 wordt in een bijlage bij de verordening het afschrijvingsbeleid vastgelegd.
Voor het realiseren van de vastgestelde beleidsdoelen zijn investeringen vaak noodzakelijk.
Van een investering is sprake als het gaat om een grotere, niet jaarlijks terugkerende uitgave waarvan het maatschappelijk of economisch nut zich over meerdere jaren uitstrekt. Als gevolg van investeringen ontstaan bezittingen, ofwel vaste activa. Om ook in financiële zin tot uitdrukking te brengen over welke termijn de investering nut met zich meebrengt, wordt de investering over deze termijn afgeschreven ten laste van de exploitatie.
De wettelijke regelgeving over het activeren van, en het afschrijven op investeringen is neergelegd in de Gemeentewet en het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten. (BBV).
Daarnaast hanteert de gemeente de volgende uitgangspunten als beleid bij het activeren van investeringen op de balans.
1 Kredieten worden altijd door de raad vastgesteld. Dit kan door het opnemen van een krediet in de begroting of via een apart raadsbesluit.
2 Activa worden geactiveerd tegen de historische kostprijs inclusief ambtelijke kosten.
3 Investeringen waarvan de nettowaarde lager dan € 5.000 is, worden niet geactiveerd maar komen eenmalig ten laste van de exploitatie.
4 De balanswaarde van investeringen met een economisch nut kan niet hoger zijn dan de economische waarde. Zo nodig wordt extra op een investering afgeschreven tot het niveau van de economische waarde.
5 Afschrijving op een investering vangt aan in het jaar, volgend op ingebruikname of afronden van de investering.
6 Activa worden afgeschreven volgens de lineaire methode, tenzij anders wordt besloten door de gemeenteraad.
7 Rente wordt toegerekend op basis van het omslagrentepercentage zoals bepaald voor het begrotingsjaar.
8 De in deze bijlage genoemde afschrijftermijnen zijn de standaardtermijnen. De raad kan beredeneerd besluiten tot een kortere afschrijftermijn.
9 Afschrijftermijnen zoals toegepast bij investeringen uit het verleden worden niet aangepast indien zij afwijken van de in deze nota gehanteerde termijnen.
10 De gemeenteraad heeft de mogelijkheid in voorkomende gevallen gemotiveerd af te wijken van de uitgangspunten
Bijlage 2 Afschrijftermijnen activa