Organisatie | Steenwijkerland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene subsidieverordening gemeente Steenwijkerland |
Citeertitel | Algemene subsidieverordening gemeente Steenwijkerland |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Vervangt per 1 januari 2006 de volgende verordeningen:
subsidieverordening accommodatiebeleid
subsidieverordening EHBO-afdelingen
subsidieverordening jeugdwerkorganisaties
subsidieverordening ontwikkelingssamenwerking en hulpverlening
subsidieverordening peuterspeelzaalwerk
subsidieverordening scoutinggroepen
subsidieverordening toneelbeoefening
subsidieverordening harmonie, fanfare, brassbands en marjorettekorpsen
subsidieverordening zangbeoefening
tijdelijke subsidieverordening emancipatieactiviteiten
verordening sportsubsidies
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2006 | 01-01-2011 | nieuwe regeling | 06-12-2005 Gemeenteblad, 2005, 36 | 2005/101 |
Hoofdstuk 3 De beslissing op de aanvraag
Artikel 6 Vaststelling zonder voorafgaande beschikking tot subsidieverlening
Het college kan de subsidie vaststellen zonder dat er voorafgaand een beschikking tot subsidieverlening is gegeven.
Hoofdstuk 4 Verplichtingen van de subsidieontvanger.
Artikel 8 Doelgebonden en niet-doelgebonden verplichtingen
Naast de in artikel 4:37 van de wet genoemde verplichtingen kunnen bij de subsidieverlening verplichtingen worden opgelegd als bedoeld in artikel 4:38 en 4:39 van de wet.
Bij het bepalen van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de zaken en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van zaken wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger wordt ontvangen.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad d.d. 6 december 2005
De raad voornoemd,
De voorzitter
de griffier
Bijlage bij de toelichting op de Algemene Subsidieverordening Steenwijkerland
Afdeling 4.2.1 Inleidende bepalingen
Onder subsidieplafond wordt verstaan: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift.
Indien een zodanig wettelijk voorschrift is opgenomen in een niet op een wet berustende algemene maatregel van bestuur, vervalt dat voorschrift vier jaren nadat het in werking is getreden, tenzij voor dat tijdstip een voorstel van wet bij de Staten-Generaal is ingediend waarin de subsidie wordt geregeld.
Indien een subsidie op een wettelijk voorschrift berust, wordt ten minste eenmaal in de vijf jaren een verslag gepubliceerd over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.
Afdeling 4.2.2 Het subsidieplafond
Indien niet tijdig, dan wel in bezwaar of beroep of ter uitvoering van een rechterlijke uitspraak omtrent verstrekking wordt beslist, geldt de verplichting van het tweede lid slechts voor zover zij ook gold op het tijdstip, waarop de beslissing in eerste aanleg werd genomen of had moeten worden genomen.
Artikel 4:27, tweede lid, is niet van toepassing, indien:
Afdeling 4.2.3 De subsidieverlening
Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald kan voorafgaand aan een subsidievaststelling een beschikking omtrent subsidieverlening worden gegeven, indien een aanvraag daartoe is ingediend voor de afloop van de activiteit of het tijdvak waarvoor de subsidie wordt gevraagd.
Een subsidie in de vorm van een periodieke aanspraak op financiële middelen wordt verleend voor een bepaald tijdvak, dat in de beschikking tot subsidieverlening wordt vermeld.
Een subsidie kan niet worden verleend onder de voorwaarde dat uitsluitend het bestuursorgaan of uitsluitend de subsidie-ontvanger een bepaalde handeling verricht, tenzij het betreft de voorwaarde dat:
Afdeling 4.2.4 Verplichtingen van de subsidie-ontvanger
Afdeling 4.2.5 De subsidievaststelling
De beschikking tot subsidievaststelling stelt het bedrag van de subsidie vast en geeft aanspraak op betaling van het vastgestelde bedrag overeenkomstig afdeling 4.2.7.
Het bestuursorgaan kan de subsidie geheel of gedeeltelijk ambtshalve vaststellen, indien:
Afdeling 4.2.6 Intrekking en wijziging
De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd indien vijf jaren zijn verstreken sedert de dag waarop zij is bekendgemaakt dan wel, in het geval, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, sedert de dag waarop de handeling in strijd met de verplichting is verricht of de dag waarop aan de verplichting had moeten zijn voldaan.
Indien aan een subsidie-ontvanger voor drie of meer achtereenvolgende jaren subsidie is verstrekt voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde voortdurende activiteiten, geschiedt gehele of gedeeltelijke weigering van de subsidie voor een daarop aansluitend tijdvak op de grond, dat veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, slechts met inachtneming van een redelijke termijn.
Voor zover aan het einde van het tijdvak waarvoor subsidie is verleend sedert de bekendmaking van het voornemen tot weigering voor een daarop aansluitend tijdvak nog geen redelijke termijn is verstreken, wordt de subsidie voor het resterende deel van die termijn verleend, zo nodig in afwijking van artikel 4:25, tweede lid.
Afdeling 4.2.7 Betaling en terugvordering
Indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, kan het subsidiebedrag in gedeelten worden betaald, mits bij de subsidieverlening, of indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, bij de subsidievaststelling, is bepaald hoe de gedeelten worden berekend en op welke tijdstippen zij worden betaald.
De verplichting tot betaling van een subsidiebedrag of een voorschot wordt opgeschort met ingang van de dag waarop het bestuursorgaan aan de subsidie-ontvanger schriftelijk kennis geeft van het ernstige vermoeden dat er grond bestaat om toepassing te geven aan artikel 4:48 of 4:49, tot en met de dag waarop de beschikking omtrent de intrekking of wijziging is bekendgemaakt of de dag waarop sedert de kennisgeving van het ernstige vermoeden dertien weken zijn verstreken.
Onverschuldigd betaalde subsidiebedragen en voorschotten kunnen worden teruggevorderd voor zover na de dag waarop de subsidie is vastgesteld, dan wel de handeling als bedoeld in artikel 4:49, eerste lid, onderdeel c, heeft plaatsgevonden, nog geen vijf jaren zijn verstreken.
Afdeling 4.2.8 Per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen
Paragraaf 4.2.8.1 Inleidende bepalingen
Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, wordt de aanvraag van de subsidie uiterlijk dertien weken voor de aanvang van het boekjaar ingediend.
Het activiteitenplan behelst een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd en de daarmee nagestreefde doelstellingen en vermeldt per activiteit de daarvoor benodigde personele en materiële middelen.
De in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde bescheiden dan wel het verslag over de financiële positie zijn voorzien van een van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek afkomstige schriftelijke verklaring omtrent de getrouwheid onderscheidenlijk een mededeling, inhoudende dat van onjuistheden niet is gebleken.
Voor zover de aanvrager voor dezelfde begrote uitgaven tevens subsidie heeft aangevraagd bij een of meer andere bestuursorganen, doet hij daarvan mededeling in de aanvraag, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.
Paragraaf 4.2.8.3 De subsidieverlening
De subsidie wordt slechts verleend aan een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid.
Paragraaf 4.2.8.4 Verplichtingen van de subsidie-ontvanger .
Tenzij bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening anders is bepaald, stelt de subsidie-ontvanger het boekjaar gelijk aan het kalenderjaar.
Indien gedurende het boekjaar aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de werkelijke uitgaven en inkomsten en de begrote uitgaven en inkomsten doet de subsidie-ontvanger daarvan onverwijld mededeling aan het bestuursorgaan onder vermelding van de oorzaak van de verschillen.
Indien dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald, behoeft de subsidie-ontvanger de toestemming van het bestuursorgaan voor:
het aangaan en beëindigen van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen of tot huur, verhuur of pacht daarvan, indien deze goederen geheel of gedeeltelijk zijn verworven door middel van de subsidie dan wel de uitgaven daarvoor mede zijn bekostigd uit de subsidie;
Paragraaf 4.2.8.5 De subsidievaststelling
De subsidie wordt per boekjaar vastgesteld.
De subsidie-ontvanger dient binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de subsidie met toepassing van artikel 4:67, tweede lid, voor twee of meer boekjaren is verleend.
Indien de subsidie-ontvanger ingevolge wettelijk voorschrift verplicht is tot het opstellen van een jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, of indien dit bij de subsidieverlening is bepaald, legt hij in plaats van het financieel verslag de jaarrekening over, onverminderd artikel 4:45, tweede lid.
Indien de subsidie-ontvanger zijn inkomsten in overwegende mate ontleent aan de subsidie kan bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening worden bepaald dat artikel 4:76 van overeenkomstige toepassing is.
Het activiteitenverslag beschrijft de aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend en bevat een vergelijking tussen de nagestreefde en de gerealiseerde doelstellingen en een toelichting op de verschillen.
Toelichting op de algemene subsidieverordening
Subsidies vormen een belangrijk beleidsinstrument van de overheid en komen dan ook in alle soorten en maten voor. Sinds de inwerkingtreding van de derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht (1998) geldt voor de verstrekking van subsidies door bestuursorganen een algemeen juridisch kader, de subsidietitel (titel 4.2. Awb).
Aan de invoering van de subsidietitel lag een drietal uitgangspunten ten grondslag:
de wens om vast te leggen dat de verstrekking van subsidies een wettelijke grondslag behoeft (rechtszekerheid);
de wens tot een betere beheersing van overheidsuitgaven (beheersbaarheid);
de wens van harmonisatie van nodeloos uiteenlopende subsidieregelingen (uniformiteit).
Het verstrekken van subsidies moet voldoen aan deze subsidietitel.
Centraal staat het vereiste van een wettelijke grondslag. Dat wil zeggen dat een bestuursorgaan slechts subsidie mag verstrekken op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt. Op gemeentelijk niveau is dat een verordening.
Op de hoofdregel van het vereiste van een wettelijke grondslag bestaat een aantal uitzonderingen (4:23 Awb). Meest voorkomende uitzonderingsgevallen zijn:
Bij subsidies die, vaak structureel, aan één of enkele ontvangers wordt verstrekt, kan worden volstaan met de vermelding in de (toelichting bij de) begroting van het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld en de naam van de ontvanger(s). Doordat de begroting door de raad wordt vastgesteld is de democratische controle op de verstrekking van de subsidie gewaarborgd en kan een wettelijke subsidieregeling achterwege blijven.
Voor het verstrekken van incidentele subsidies (bijv. de organisatie van een evenement) is geen wettelijke grondslag vereist. De subsidie mag evenwel maximaal 4 jaar worden verstrekt. Deze subsidies moeten jaarlijks worden verantwoord. Wanneer een als incidenteel bedoelde subsidie een structureel karakter krijgt, zal daarvoor een wettelijke grondslag nodig zijn.
Ten tijde van de harmonisatie van onze regelgeving zijn de verschillende subsidieverordeningen in overeenstemming gebracht met de subsidietitel. Zo werden in de verschillende verordeningen de begrippen verleningsbesluit, vaststellingsbesluit en subsidieplafond geïntroduceerd.
Aangezien de Awb het algemeen juridisch kader voor het verstrekking van subsidies geeft werd afgezien van de vaststelling van een Algemene subsidieverordening.
Nu, een paar jaar later, is vanuit de zorg voor juridische kwaliteit en vooral ook vanuit het belang van rechtmatigheid in het kader van de accountantscontrole de vraag opgekomen of het niet toch beter is om te beschikken over een Algemene subsidieverordening (ASV).
Om een drietal redenen is deze vraag bevestigend beantwoord.
Om te voorkomen dat subsidie wordt verstrekt zonder dat daarvoor een wettelijke grondslag geldt of valt onder de categorie uitzonderingen genoemd in artikel 4:23 Awb, is het gewenst te beschikken over een algemene subsidieverordening. Een dergelijke algemene verordening dient als wettelijke grondslag voor alle door de gemeente te verlenen subsidies voor zover een andere wettelijke regeling of gemeentelijke verordening daarin niet voorziet.
Om bevoegdheden e.d. in het leven te roepen ten aanzien waarvan de Algemene wet bestuursrecht stelt dat dit alleen kan indien dit bij wettelijk voorschrift is bepaald. Hierbij is te denken aan het vaststellen van een subsidieplafond. Artikel 4:25 Awb bepaalt dat een subsidieplafond slechts bij of krachtens wettelijk voorschrift kan worden vastgesteld. Dat betekent dat de bevoegdheid om een subsidieplafond vast te stellen in een gemeentelijke verordening moet zijn vastgelegd. Andere voorbeelden komen voor in art. 4:24 (buiten werkingstellen van een evaluatieplicht); art. 4:38 en 4:39 (opleggen van doelgebonden en niet-doelgebonden verplichtingen), art. 4:41 (vergoeding van met subsidie behaald vermogensvoordeel), art. 4:58 (van toepassing verklaren van een facultatieve afdeling uit de Awb).
Om het duale stelsel beter tot uitdrukking te brengen. Begroting en algemene subsidieverordening vormen het door de gemeenteraad vastgestelde financiële en juridische kader voor het verstrekken van subsidies. Het duale bestel brengt met zich mee dat de uitvoering (het bestuur) bij het college ligt. Het is dus aan het college om via beleidsplannen of beleidsregels nader vorm geven aan het verstrekken van subsidies. In deze algemene subsidieverordening is dit tot uitdrukking gebracht door het college de bevoegdheid te verlenen om nadere regels te stellen.
Aangezien titel 4.2 Awb een wettelijke regeling geeft waarin de meest wezenlijke zaken voor het verstrekken van subsidie is geregeld, is er, gelet op de praktische uitvoerbaarheid en de uiteindelijke accountantscontrole, voor gekozen in deze algemene subsidieverordening de nodige terughoudendheid te betrachten ten aanzien van het opleggen van allerlei aanvullende verplichtingen en vormvereisten. Waarnodig kan het college dat via beleidsregels nader regelen.
Kortom: met deze algemene subsidieverordening is beoogd, in aanvulling op de Awb, een sober, doch doelmatig kader voor het verstrekken van subsidies te geven.
Dit artikel behoeft geen toelichting
Voor zover het verstrekken van subsidie niet in een andere wettelijke regeling of gemeentelijke verordening is geregeld, vormt dit artikel de wettelijke grondslag voor alle door de gemeente te verlenen subsidies. Hiermee wordt gevolg gegeven aan het bepaalde in artikel 4:23 Awb waarin de kern van de subsidietitel van de Awb ligt, nl. de eis dat er voor de verstrekking van subsidie een wettelijke grondslag bestaat.
Het tweede lid belast het college met de uitvoering van de verordening en verleent het college met het oog daarop de bevoegdheid om nadere regels te stellen.
Dit artikel geeft een juridische basis voor de instelling van een subsidieplafond.
Door het hanteren van een subsidieplafond kunnen ongewenste overschrijdingen van het beschikbaar gestelde budget worden voorkomen.
Dit artikel is opgenomen om te voorkomen dat aanvragen om subsidie worden ingediend wanneer reeds met de activiteiten is gestart. Voor incidentele subsidie is een termijn van twaalf weken aangehouden. Structurele subsidies moeten worden ingediend voor 1 april van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de subsidie wordt gevraagd in verband met de voorbereiding van de gemeentebegroting. Het tweede en derde lid biedt het college de mogelijkheid aanvullende eisen te stellen aan de aanvraag in verband met de in het kader van een zorgvuldige voorbereiding te vergaren kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen (art. 3:2 Awb).
De indieningtermijn van de aanvraag is twaalf weken. Door de beslistermijn te stellen op acht weken wordt bereikt dat de aanvrager in beginsel ruimschoots voor de uitvoering van de voorgenomen activiteit een beslissing heeft op de subsidieaanvraag. Een beslistermijn van acht weken sluit aan bij het begrip ‘redelijke beslistermijn’ volgens de Awb.
De subsidietitel in de Awb gaat uit van een onderscheid tussen twee beschikkingen:
de subsidieverlening en de subsidievaststelling.
Met de term subsidieverlening duidt de Awb de beschikking aan die voorafgaand aan de te subsidiëren activiteit wordt gegeven. De subsidieverlening geeft de subsidieontvanger een voorwaardelijke aanspraak op financiële middelen, waarvan de precieze omvang vaak nog niet vaststaat.
Met de term subsidievaststelling duidt de Awb vervolgens een tweede beschikking aan, waarin wordt vastgesteld in hoeverre de voorwaarden zijn vervuld en hoeveel het exacte subsidiebedrag bedraagt. In veel gevallen kan een subsidieverlening achterwege blijven omdat een subsidie meteen kan worden vastgesteld. Artikel 4:29 Awb biedt dan ook de mogelijkheid te kiezen voor een systeem waarin met alleen een subsidievaststelling wordt volstaan. Een dergelijk systeem biedt voordelen voor zowel de subsidieaanvrager als de subsidieverstrekker. De subsidieaanvrager kan volstaan met één aanvraag; het bestuursorgaan kan volstaan met één beschikking, hetgeen een beperking van administratieve lasten betekent.
In de subsidietitel van de Awb worden enkele algemene gronden genoemd voor het weigeren van een subsidie (art. 4:25 en 4:35). Deze gronden hoeven daarom niet in de verordening te worden opgenomen.
Dit artikel bevat een aantal aanvullende algemene weigeringsgronden. Op grond van het tweede lid kunnen de algemene weigeringsgronden nog door het college via beleidsregels worden aangevuld.
Artikel 4:37 van de Awb noemt acht standaardverplichtingen die ieder subsidiërend bestuursorgaan desgewenst aan subsidieontvangers kan opleggen. Het gaat om verplichtingen die voor een doelmatige subsidieverstrekking van belang kunnen zijn. Daarnaast bieden de artikel 4:38 en 4:39 mogelijkheden om andere zogenoemde doelgebonden of niet doelgebonden verplichtingen op te leggen.
Bij doelgebonden verplichtingen kan worden gedacht aan de verplichting inzake de wijze waarop de administratie moeten worden gevoerd of moet worden gerapporteerd over de activiteiten.
Een voorbeeld van een niet doelgebonden verplichting is de verplichting om in een gebouw voorzieningen voor gehandicapten aan te brengen.
Voor deze andere verplichtingen geldt, dat deze kunnen worden opgelegd voor zover dit bij wettelijk voorschrift is bepaald. Met dit artikel wordt hieraan voldaan.
Dit artikel regelt de mogelijkheid om vermogenstoename als gevolg van het verstrekken van subsidie af te romen. Artikel 4:41 Awb verlangt dan wel dat dit bij wettelijk voorschrift is bepaald.
Dit artikel stelt een informatieplicht in over een aantal van belang zijnde zaken, zodat de gemeente in staat wordt gesteld daarop tijdig de benodigde maatregelen te nemen (bijvoorbeeld het opschorten of terugvorderen van betalingen).
De regeling van afdeling 4.2.8. van de wet heeft een facultatief karakter. De afdeling is bedoeld voor subsidies die per boekjaar worden verstrekt aan rechtspersonen ter bekostiging van hun structurele activiteiten. Als gevolg van het van toepassing verklaren van deze afdeling worden aan het besluitvormingstraject en aan de wijze van verantwoording extra eisen gesteld.
Rechtspersonen kunnen rechtshandelingen verrichten. Bepaalde rechtshandelingen kunnen van invloed zijn op de subsidieverstrekking c.q. subsidierelatie. Het kan daarom gewenst zijn dat het verrichten van bepaalde rechtshandelingen aan de toestemming van het subsidiërend bestuursorgaan worden onderworpen. In artikel 4:71, eerste lid, van de Awb is een groot aantal van deze rechtshandelingen genoemd. Het toestemmingsvereiste bestaat alleen als dat vooraf bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is geregeld.
Dit artikel beoogt dit toestemmingsvereiste te creëren in de gevallen dat afdeling 4.2.8. van de wet van toepassing is.
Het tweede en derde lid van dit artikel biedt het college de mogelijkheid het toestemmingsvereiste bij de subsidieverlening te beperken c.q. te verruimen.
Deze bepaling ziet op de situatie waarin het wettelijk systeem van eerst subsidie verlenen en daarna vaststellen van de subsidie wordt gehanteerd en dus geen gebruik is gemaakt van het bepaalde in artikel 6 van deze verordening.
In dat geval moet de aanvraag om vaststelling binnen 12 weken na afloop van de activiteit of het tijdvak waarvoor subsidie is verleend worden ingediend, tenzij bij de beschikking tot subsidieverlening anders is bepaald.
Afdeling 4.2.6. van de wet regelt de intrekking of wijziging van de subsidieverlening en subsidievaststelling.
Dit artikel beoogt de gevallen waarin tot intrekking c.q. wijziging kan worden overgegaan uit te breiden.
Voor de betaling van het subsidiebedrag wordt het bepaalde in artikel 4:52 van de wet gevolgd. In deze verordening zijn daaromtrent dan ook geen nadere regels opgenomen.
Ten aanzien van de betaling in termijnen/gedeelten bepaalt artikel 4:53 van de wet dat dit slechts kan plaatsvinden indien bij wettelijk voorschrift is bepaald hoe de gedeelten worden berekend en op welke tijdstippen zij worden betaald.
Dit artikel creëert de mogelijkheid van betaling in gedeelten. Hoe de gedeelten worden berkeend en op welke tijdstippen zij worden betaald kan het bestuursorgaan bij de subsidieverlening bepalen.
Op grond van artikel 4:54 van de wet kan het bestuursorgaan voorschotten verlenen voor zover dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald.
Dit artikel beoogt het verlenen van voorschotten in alle gevallen mogelijk te maken.
Artikel 4:57 van de wet opent de mogelijkheid van terugvordering van onverschuldigd betaalde subsidiebedragen en voorschotten.
Met dit artikel wordt aan genoemde mogelijkheid nadere regels gesteld.
Artikel 4:24 van de wet biedt de mogelijkheid om bij wettelijk voorschrift af te zien van een evaluatieplicht. In een groot aantal gevallen zouden de kosten van evaluatie onevenredig zijn in verhouding tot het budgettaire belang van de regeling. Gekozen is voor de vorm dat de verplichting in zijn algemeenheid niet geldt. Bij de subsidieverlening kan deze verplichting wel zijn opgelegd.