Organisatie | Gouda |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gouda houdende regels omtrent parttime ondernemen met uitkering Beleidsregels Parttime ondernemen met uitkering gemeente Gouda 2018 |
Citeertitel | Beleidsregels parttime ondernemen met uitkeringgemeente Gouda 2018 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2019 | 31-12-2019 | artikel 3, 11 | 04-12-2018 | ||
23-02-2018 | 01-01-2019 | nieuwe beleidsregels | 13-02-2018 | Onbekend |
Het doel van het parttime ondernemerschap is:
Het college kan besluiten om toestemming te verlenen aan een persoon met een uitkering om werkzaamheden te verrichten als zelfstandige, mits die werkzaamheden niet van een meer danbescheiden omvang zijn en niet gericht zijn op het op het volledig zelfstandig kunnen voorzienin de kosten van het bestaan.
Artikel 5. Voorwaarden traject parttime ondernemer
Voor parttime ondernemerschap in de bijstand wordt geen toestemming verleend als één of meerdere van de onderstaande punt(en) van toepassing is:
Artikel 7. Verplichtingen van de parttime ondernemer
De parttime ondernemer is verplicht:
Artikel 8. Intrekking toestemming
Het college kan besluiten de toestemming, bedoeld in artikel 4 de volgende gevallen in te trekken:
indien er sprake is van zelfstandige activiteiten met een naar verwachting blijvend negatief resultaat.
De parttime ondernemer mag bepaalde kosten aftrekken van de inkomsten van de onderneming voordat deze inkomsten in mindering gebracht worden op de uitkering. De aftrek van kosten is niet mogelijk als er reeds een vergoeding is ontvangen voor deze kosten.
Investeringen die niet als noodzakelijk aangemerkt kunnen worden.
Artikel 10. Verrekening van inkomsten en vrijlatingen
Jaarlijks vindt een verrekening plaats op basis van de werkelijke inkomsten zoals vastgesteld bij de belastingaangifte en voorlopige aanslag. Bij een hogere winst moet de parttime ondernemer terugbetalen en bij een lagere winst wordt door de afdeling re-integratie en inkomen er een nabetaling gedaan.
Deze beleidsregels treden in werking de dag na bekendmaking en vervallen met ingang van 31 december 2019.
Het uitgangspunt van deze beleidsregels is om mensen met een uitkering de mogelijkheid te bieden om gedeeltelijk in hun levensonderhoud te voorzien door het verrichten van zelfstandige activiteiten. De cliënt krijgt de mogelijkheid om de activiteiten te verrichten welke aansluiten bij zijn wensen en zijn vaardigheden, met de garantie dat hij een inkomen op bijstandsniveau behoudt.
Alleen uitkeringsgerechtigden met een bijstandsuitkering of een uitkering ingevolge de IOAW kunnen starten als parttime ondernemer. De IOAZ is juist bedoeld voor ondernemers die gestopt zijn met hun onderneming en herleving van het ondernemerschap staat de verstrekking van een uitkering ingevolge deze regeling in de weg. Om die reden is er sprake van een harde uitsluitingsgrond van deze doelgroep. Ook is de regeling niet van toepassing op ondernemers die al een beroep doen op de Bbz 2004. De activiteiten als zelfstandige die gericht zijn op het (op termijn) wel zelfstandig kunnen voorzien in de kosten van het bestaan worden namelijk niet worden gerekend tot zelfstandige activiteiten van bescheiden aard. Om die reden worden gevestigde zelfstandigen, startende zelfstandigen en bijstandsgerechtigden die in de voorbereidingsfase Bbz 2004 (aspirant starter) zitten niet tot de doelgroep van deze beleidsregels gerekend.
Deelname aan de pilot voor parttime ondernemerschap is alleen mogelijk in overleg met de medewerker van de gemeente belast met de uitvoering van de pilot. Het is geen voorziening waar een aanvraag voor nodig is. Deelname is pas mogelijk na de toets op voorwaarden waarna de toestemming per beschikking zal worden vastgelegd.
Om oneigenlijke concurrentie tegen te gaan kan dit traject niet eindeloos doorgaan. De parttime ondernemer krijgt daarom (in navolging van de regelgeving van de Bbz 2004) maximaal drie jaar lang de gelegenheid om het doel van uitkeringsonafhankelijkheid te bereiken. Is het doel na drie jaar niet bereikt, dan kan de ondernemer verplicht worden zijn bedrijfsactiviteiten te staken en zich volledig te richten op het zoeken van werk in loondienst. Van deze termijn kan worden afgeweken als blijkt dat het parttime ondernemerschap het maximaal haalbare is. In de regel zal dit gebeuren als er sprake is van een urenbeperking om medische redenen of als een reguliere werkomgeving niet passend is.
Als de ondernemer meer dan 1225 uur per jaar werkzaam is in de onderneming wordt hij geacht volledig ondernemer te zijn en kan hij geen beroep meer doen op een uitkering in het kader van de Participatiewet of IOAW. Mocht in dat geval het inkomen niet voldoende zijn voor het levensonderhoud dan kan een beroep gedaan worden op de Bbz 2004. Een voorwaarde daarbij is wel, dat vooraf een “levensvatbaarheidstoets” moet worden afgenomen door het Regionaal Bureau Zelfstandigen van Rotterdam (RBZ). Is het advies van het RBZ negatief, dan zal de ondernemer de activiteiten moeten beperken tot minder dan 1000 uur per jaar om in aanmerking te blijven komen voor een aanvullende uitkering. Daarnaast geldt een norm van maximaal 20 uur per week om duidelijk te stellen dat de belastbaarheid per week nog ruimte moet geven deel te nemen aan re-integratieactiviteiten of het aanvaarden arbeid.
Parttime ondernemerschap is niet mogelijk als grote investeringen noodzakelijk zijn. Hier is bewust geen bedrag genoemd. Stelregel is, dat de investeringen in redelijke verhouding moeten staan tot de te verwachten omzet. Als personeel noodzakelijk is, is er geen sprake meer van een parttime onderneming. Verzwegen werkzaamheden, illegale werkzaamheden en/of werkzaamheden die strafbaar zijn kunnen nooit uitgevoerd worden onder deze regeling en er kan dan dus ook geen sprake zijn van de inkomstenvrijlating die in deze regeling genoemd worden. De werkzaamheden moeten altijd bijdragen tot verbetering van de arbeidspositie anders is de vrijlating van inkomsten niet mogelijk.
De parttime ondernemer moet periodiek een overzicht indienen met daarop de inkomsten en uitgaven. Op basis daarvan wordt de hoogte van de aanvullende uitkering vastgesteld. Het kan zijn dat de belastingaanslag nog invloed heeft op het daadwerkelijke inkomen. Aan de hand van de aanslag zal vastgesteld worden of er nog een verrekening moet plaatsvinden. De parttime ondernemer heeft geen vrijstelling van de sollicitatieplicht. Aangezien de parttime ondernemer een aanvullende uitkering krijgt zou er sprake zijn van concurrentievervalsing als hij hierdoor lagere tarieven kan hanteren. De prijzen moeten daarom altijd marktconform zijn.
Voor de parttime ondernemer is de vrijlating van inkomsten ingevolge artikel 31 lid 2 onderdeel n, r en y van de Participatiewet, artikel 8 lid 2 en lid 5 van de IOAW Ingevolge artikel 31 lid 2 onderdeel n van de Participatiewet, artikel 8 lid 2 kunnen 25% van de inkomsten uit arbeid met een maximum van € 201,00 netto (juli 2017) en € 314,68 bruto in geval IOAW per maand gedurende maximaal 6 maanden worden vrijgelaten als dit bijdraagt tot de arbeidsinschakeling. Genoemde maximale bedragen zullen jaarlijks bij ministeriele regeling worden aangepast.
NB: ingevolge de wetswijziging van 1 januari 2016 hoeven de 6 maanden niet aaneengesloten te zijn. In het geval van de parttime ondernemer betekent dit, dat de vrijlating wordt toegepast gedurende 6 maanden waarin er inkomsten te verrekenen zijn ingaande de ingangsdatum van het plan van aanpak. (maanden waarin geen inkomsten te verrekenen zijn tellen dus niet mee. De vrijlating is alleen van toepassing op uitkeringsgerechtigden van 27 jaar en ouder. Als de belanghebbende alleenstaande ouder is met de zorg voor een kind jonger dan 12 jaar en/of medisch urenbeperkt is kan er nog een extra vrijlating van toepassing zijn.
De daadwerkelijke winst van de onderneming kan pas bepaald worden als de verschuldigde belasting is verrekend. Dit gebeurt pas achteraf. In het kader van het verrekenen van de inkomsten met de uitkering wordt geen rekening gehouden met mogelijke toekomstige belastingheffing. Aan de hand van de definitieve belastingaanslag kan zonodig een verrekening plaatsvinden. Te veel ingehouden inkomsten worden na de definitieve belastingaanslag verrekend. Een eventueel verlies wordt echter niet gecompenseerd.
In dit artikel is geregeld dat deze beleidsregels tijdelijk zijn. Hierdoor is het mogelijk om als pilot te gaan werken met het parttime ondernemerschap. De regels zullen vervallen met ingang van 1 januari 2019. Daarna zal bezien worden of de regels een definitief karakter zullen krijgen al dan niet in aangepaste vorm.