Organisatie | Ooststellingwerf |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | MAATREGELVERORDENING 2018 |
Citeertitel | Maatregelverordening 2018 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-02-2018 | 01-01-2018 | Nieuwe regeling | 30-01-2018 | Raad, 30 januari 2018, nr. 12 |
De raad van de gemeente Ooststellingwerf;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 7 november 2017;
gelet op artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel a en e, van de Participatiewet en de artikelen 35, eerste lid, aanhef en onderdeel b en d, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;
de gemeenteraad bij verordening regels moet stellen met betrekking tot de weigering en verlaging van de uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet (GW).
In deze verordening wordt verstaan onder:
wet: Participatiewet, IOAW en IOAZ;
bijstandsnorm: de toepasselijke bijstandsnorm genoemd in artikel 5 onderdeel c Participatiewet en indien van toepassing verhoogd met de bijzondere bijstand voor levensonderhoud genoemd in artikel 12 van de Participatiewet of de grondslag van de uitkering genoemd in artikel 5 van de IOAW of IOAZ;
uitkering: algemene bijstand op grond van de Participatiewet of een uitkering op grond van de IOAW of de IOAZ;
maatregel: het verlagen van de uitkering op grond van artikel 9a twaalfde lid, artikel 18 van de Participatiewet , artikel 20 of artikel 38, twaalfde lid van de IOAW of de IOAZ.
arbeidsverplichtingen: de verplichtingen op grond van de artikelen 9, 9a, 18 lid 4 en 55 van de Participatiewet en de artikelen 37 en 38 van de IOAW of de artikelen 37 en 38 van de IOAZ.
herzieningsverzoek: Schriftelijk verzoek van de belanghebbende ten aanzien van wie de maatregel is opgelegd om de maatregel in verband met de schending van de arbeidsverplichtingen of de schending van artikel 55 van de Participatiewet te herzien.
Artikel 2. Het opleggen of afzien van een maatregel
Als een belanghebbende naar het oordeel van het college niet of onvoldoende heeft voldaan aan uit de wet voortvloeiende verplichtingen dan wel wanneer de belanghebbende tekortschietend besef betoont voor de voorziening in het bestaan als bedoeld in artikel 18, tweede lid van de Participatiewet, wordt overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd.
Een maatregel wordt afgestemd op de omstandigheden, de mogelijkheden van de belanghebbende om middelen te verwerven en gelet op diens bijzondere omstandigheden en als dringende redenen daartoe noodzaken. Afstemming kan leiden tot verlaging van hoogte en/of duur van de periode van de maatregel of tot afzien van de maatregel.
Artikel 3. Het besluit tot opleggen van een maatregel
In het besluit tot het opleggen van een maatregel wordt in ieder geval vermeld:
Indien een maatregel is opgelegd vanwege een schending van de arbeidsverplichtingen of de schending van artikel 55 van de Participatiewet of de belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover personen en instanties die zijn belast met de uitvoering van de wet, als bedoeld in artikel 9, zesde lid van de Participatiewet en artikel 37, eerste lid, onderdeel g van de IOAW en de IOAZ, dan kan de belanghebbende gedurende de looptijd van de maatregel een herzieningsverzoek indienen.
Indien bij het herzieningsverzoek uit de houding en het gedrag van belanghebbende ondubbelzinnig blijkt dat deze de geschonden verplichtingen weer nakomt, dan wordt de maatregel herzien, met dien verstande dat uitsluitend het nog niet verrekende deel van de maatregel wordt ingetrokken, waarbij in ieder geval de eerste maand van verrekening als bedoeld in artikel 4 vierde lid van deze verordening wordt uitgevoerd.
Hoofdstuk 2. Verwijtbare gedragingen
Artikel 6. Schending verplichtingen
Een gedraging waardoor de arbeidsverplichtingen niet of onvoldoende wordt nagekomen of een aanvullende verplichting van artikel 55 van de Participatiewet niet wordt nagekomen of de belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover personen en instanties die zijn belast met de uitvoering van de wet, als bedoeld in artikel 9, zesde lid van de Participatiewet en artikel 37, eerste lid, onderdeel g van de IOAW en de IOAZ, leidt tot een maatregel van 100 procent van de bijstandsnorm over één maand.
In afwijking van eerste lid wordt er een maatregel van 100 procent van de bijstandsnorm per maand over een periode van twee maanden opgelegd, als de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd op grond van het eerste lid of hiervan is afgezien, opnieuw schuldig maakt aan verwijtbare gedraging van het eerste lid.
In afwijking van eerste lid wordt er een maatregel van 100 procent van de bijstandsnorm per maand over drie maanden opgelegd, als de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd op grond van het tweede lid, opnieuw schuldig maakt aan verwijtbare gedraging van het eerste lid.
In afwijking van het eerste lid wordt, indien het niet nakomen van de arbeidsverplichtingen uitsluitend betreft het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het niet tijdig laten verlengen van deze registratie of bij het onvoldoende uren ingeschreven staan als werkzoekende, de belanghebbende schriftelijk verzocht dit verzuim te herstellen. Pas als de belanghebbende geen gevolg geeft aan dit verzoek, wordt toepassing gegeven aan het eerste tot en met het vierde lid.
In afwijking van het eerste lid wordt, indien een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover personen en instanties die zijn belast met de uitvoering van de wet, als bedoeld in artikel 9, zesde lid van de Participatiewet en artikel 37, eerste lid, onderdeel g van de IOAW en de IOAZ, deze gedraging afgehandeld conform het agressieprotocol van de gemeente Ooststellingwerf. Voorts kan het strafrechtelijke circuit worden ingezet. Pas wanneer de afhandeling, overeenkomstig de eerste volzin, er niet toe leidt dat de belanghebbende de zeer ernstige misdraging staakt, wordt toepassing gegeven aan het eerste tot en met het vierde lid.
Artikel 7. Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid
Een maatregel wegens tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan als bedoeld in artikel 18, tweede lid van de Participatiewet wordt afgestemd overeenkomstig het derde lid.
Voor zover de gedraging, bedoeld in het eerste en het tweede lid onder a, b en c, leidt tot een beroep op uitkering of periodieke bijzondere bijstand voor levensonderhoud als bedoeld in artikel 12 van de Participatiewet, wordt de maatregel vastgesteld op:
De duur van de maatregel wordt vastgesteld op twee maanden, als de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd op grond van dit artikel of hiervan is afgezien wegens dringende redenen, opnieuw sprake is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan als bedoeld in artikel 18, tweede lid van de Participatiewet.
De duur van de maatregel wordt vastgesteld op drie maanden, als binnen twaalf maanden na bekendmaking van het besluit waarbij de recidive als bedoeld in vijfde lid is toegepast, opnieuw sprake is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan als bedoeld in artikel 18, tweede lid van de Participatiewet.
Indien sprake is van meerdere gedragingen die schending opleveren van één of meerdere in deze verordening genoemde verplichtingen, wordt voor iedere gedraging een afzonderlijke maatregel opgelegd. Deze maatregelen worden gelijktijdig opgelegd, maar kunnen gezamenlijk nooit hoger zijn dan 100 procent van de bijstandsnorm per maand.
Indien sprake is van een gedraging die schending oplevert van een in deze verordening genoemde verplichting en van de inlichtingenplicht zoals bedoeld in artikel 17, eerste lid van de Participatiewet en artikel 13 van de IOAW of IOAZ, wordt geen maatregel opgelegd.
Als de uitkering op grond van artikel 20, eerste lid van de IOAW of artikel 20, tweede lid van de IOAZ blijvend of tijdelijk wordt geweigerd en de gedraging die tot deze weigering heeft geleid tevens op grond van deze verordening tot een maatregel zou kunnen leiden, blijft een maatregel ter zake van die gedraging achterwege.
Artikel 10. Inwerkingtreding en intrekking
De Maatregelverordening 2015 vervalt/wordt ingetrokken per 1 januari 2018.