Organisatie | Aalsmeer |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels terugvordering en verhaal gemeente Aalsmeer |
Citeertitel | Beleidsregels terugvordering en verhaal gemeente Aalsmeer |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Beleidsregels terugvordering en incasso participatiewet, IOAW en IOAZ van 23-12-2014.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-08-2016 | 20-12-2019 | nieuwe regeling | 26-07-2016 | Z-2015/056895 |
Artikel 2. Brutering van terugvorderingen
Indien er sprake is van op een voorliggende voorziening terugvorderbaar gestelde bijstandsuitkering en deze na afsluiting van het boekjaar aan betrokkene is uitbetaald in plaats van verrekend met de gemeente Aalsmeer, wordt deze netto van cliënt teruggevorderd, tenzij de vordering is ontstaan zoals beschreven in het eerste lid, onderdelen a tot en met b.
Artikel 5. Verrekening en beslaglegging
Na ontstaan van een vordering kan van de mogelijkheid gebruik gemaakt worden om onmiddellijke verrekening met de uitkering op te starten op grond van artikel 60, derde lid, van de wet, artikel 28, tweede lid, van de IOAW en artikel 28, tweede lid, van de IOAZ, of bij het ontbreken van deze mogelijkheid:
Paragraaf 3. Afzien van (verdere) invordering
Artikel 8. Inwerkingtreding van het besluit tot afzien van (verdere) invordering wegens schuldenproblematiek
Het besluit tot het (gedeeltelijk) afzien van (verdere) invordering als bedoeld in artikel 7 treedt niet in werking voordat een schuldregeling tot stand is gekomen.
Artikel 9. Intrekking besluit tot afzien van (verdere) invordering wegens schuldenproblematiek
Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van een (verdere) invordering wordt ingetrokken of ten nadele van de belanghebbende gewijzigd indien:
Artikel 10. Afzien van (verdere) invordering op aanvraag na het voldoen aan de betalingsverplichting
Het college besluit op aanvraag van (verdere) invordering af te zien, indien de belanghebbende:
gedurende drie jaar niet volledig, onafgebroken en naar draagkracht aan zijn betalingsverplichtingen ten aanzien van een schuld heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald;
Het college maakt gebruik van de bevoegdheid om de kosten van de uitkering te verhalen op grond van artikel 61 tot en met 62i van de wet, voor zover zich daar geen andere wettelijke regeling tegen verzet, tenzij:
Bij verhaal past het college de betalingsverplichting ambtshalve, op aanvraag en naar aanleiding van een periodiek onderzoek, aan op gewijzigde omstandigheden ten aanzien van de draagkracht van de belanghebbende.
Bij verhaal zijn de artikelen 7, 8, 9 en 10 van deze beleidsregels met betrekking tot kwijtschelding van vorderingen van overeenkomstige toepassing.
Indien de belanghebbende niet uit eigen beweging bereid is de verlangde gelden aan de gemeente te betalen dan wel niet of niet tijdig tot betaling daarvan overgaat, besluit het college tot verhaal in rechte, tenzij het te verhalen bedrag een bedrag van € 600,00 niet te boven gaat.
Artikel 17. Bijstellen aflossingsbedragen
De aflossingsbedragen worden ambtshalve bijgesteld bij een wijziging van de bijstandnormen overeenkomstig artikel 38 van de wet.
Artikel 18. Onvoorziene situaties
In alle gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien of toepassing daarvan niet overeenkomt met de bedoeling van deze regels, beslist het college.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in de beleidsregels, indien strikte toepassing ervan tot onbillijkheden van overwegende aard zou leiden.
Aldus vastgesteld in de vergadering van 26 juli 2016.
De plaatsvervangend secretaris,
Mr. J.J. A. Dunselman
De loco-burgemeester,
A.Verburg
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
Ad a tot en met e: geen toelichting.
“De belanghebbende doet aan het college op verzoek of uit eigen beweging tijdig en behoorlijk mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand.”
“Deze verplichting geldt niet, indien die feiten en omstandigheden door het college kunnen worden vastgesteld op grond van bij wettelijk voorschrift als authentiek aangemerkte gegevens of kunnen worden verkregen uit bij ministeriële regeling aan te wijzen administraties (het digitaal klantdossier, DKD). Bij ministeriële regeling wordt bepaald voor welke gegevens de tweede zin van toepassing is” (artikel 17, eerste lid wet, geldend op 1 januari 2013).
Het college van de gemeente die de bijstand heeft verleend vordert de kosten van bijstand terug voor zover de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is ontvangen als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht, zoals beschreven onder Ad f.
Artikel 1a. Bevoegdheden algemeen
Het college maakt gebruik van alle bevoegdheden aangaande terug- en invordering, met uitzondering van de bevoegdheid genoemd in artikel 58, zevende lid, van de wet en artikel 25, zesde lid van de IOAW/IOAZ. Deze laatste bevoegdheid houdt het volgende in:
Met de inwerkingtreding van de Wet aanscherping handhaving- en sanctiebeleid SZW-wetgeving per 1 januari 2013 kan het college bij een fraudevordering besluiten 'van terugvordering of verdere terugvordering af te zien als':
Het college maakt geen gebruik van deze bevoegdheid.
Artikel 2. Brutering van terugvorderingen
Het bruteren van terugvorderingen houdt in dat de vordering met de loonbelasting en premies volksverzekeringen waarvoor de gemeente die de bijstand verstrekt in het kader van de Wet op de loonbelasting 1964 inhoudingsplichtig is, wordt opgehoogd.
Dit voor zover deze belasting en premies niet verrekend kunnen worden met de door het college af te dragen loonbelasting en premies volksverzekeringen.
Dit gebeurt jaarlijks na 31 december over de vorderingen van het jaar daarvoor en als het gaat om fraudevorderingen en situaties als genoemd in artikel 2 lid 1 onder a en b
Het komt voor dat de hoogte van de terugvordering pas enige tijd nadat bekend is geworden dat er een feit is waaruit een terugvordering voortkomt, kan worden vastgesteld.
Is deze periode 3 maanden of langer wordt in principe geen brutering toegepast.
Artikel 3. Verplichtingen met betrekking tot de invordering
Het college kan de kosten van de bijstand invorderen bij dwangbevel. Het college maakt gebruik van deze bevoegdheid.
Het college maakt gebruik maakt van de bevoegdheid waarbij de bekendmaking van het dwangbevel door middel van toezending per post aan degene van wie kosten van bijstand worden teruggevorderd.
Artikel 5. Verrekening en beslaglegging
Indien de belanghebbende van wie kosten van de uitkering wordt teruggevorderd, een uitkering ontvangt op grond van de wet, IOAZ of IOAW, is het college bevoegd tot verrekening van die kosten met die uitkering.
Artikel 6. Wettelijke rente en kosten
Artikel 7. Afzien van (verdere) invordering wegens schuldenproblematiek.
Artikel 8. Inwerkingtreding van het besluit tot afzien van (verdere) invordering wegens
Artikel 9. Intrekking besluit tot afzien van (verdere) invordering wegens schuldenproblematiek.
Artikel 10. Afzien van (verdere) invordering op aanvraag na het voldoen aan de betalingsverplichting
Bij niet-fraudevorderingen is geregeld dat in bepaalde situaties afgezien kan worden van verdere invordering. In veel situaties werken klanten mee met een betalingsregeling maar is het inkomen een periode niet of nauwelijks toereikend om betalingen te verrichten.
In dit artikel wordt geregeld dat rekening gehouden wordt met de draagkracht van de belanghebbende bij het besluit om af te zien van verdere terugvordering.
Artikel 11. Afzien van kwijtschelding
Artikel 12. Geen kwijtschelding bij fraude
In geval van een fraudevordering vindt geen kwijtschelding plaats.
Het college maakt gebruik van de bevoegdheid om de kosten van de uitkering te verhalenop degene die bijvoorbeeld bij het ontbreken van gezinsverband zijn onderhoudsplicht jegens zijn echtgenoot, of minderjarig kind niet of niet behoorlijk nakomt. Tenzij sprake is van de uitzonderingen genoemd in artikel 15.
Als het op te leggen verhaalsbedrag lager is dan €50,00 per maand wegen de baten niet op tegen de te maken uitvoeringskosten bij verhaal.
Artikel 17. Bijstellen aflossingsbedragen
De aflossingsbedragen worden ambtshalve bijgesteld bij een wijziging van de bijstandnormen. Met ingang van de dag waarop het netto minimumloon wijzigt, worden de normen herzien met het percentage van deze wijziging.
Artikel 18. Onvoorziene situaties