Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Steenwijkerland

Algemene voorwaarden voor de uitgifte in erfpacht van woningbouwkavels door de gemeente Steenwijkerland

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSteenwijkerland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingAlgemene voorwaarden voor de uitgifte in erfpacht van woningbouwkavels door de gemeente Steenwijkerland
CiteertitelAlgemene voorwaarden voor de uitgifte in erfpacht van woningbouwkavels door de gemeente Steenwijkerland
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Burgerlijk Wetboek

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

28-03-2007nieuwe regeling

06-02-2007

Gemeenteblad, 2007, 7

Geen

Tekst van de regeling

Intitulé

Algemene voorwaarden voor de uitgifte in erfpacht van woningbouwkavels door de gemeente Steenwijkerland.

 

 

 

Artikel 1 Geldigheid.

Op iedere uitgifte in erfpacht van een woningbouwkavel door de gemeente Steenwijkerland zijn deze algemene voorwaarden van kracht, voor zover ze uitdrukkelijk van toepassing zijn verklaard in het deel van de overeenkomst waarop “erfpachtovereenkomst” staat. Deze algemene voorwaarden vormen samen met dat deel één onverbrekelijk geheel.

In het deel, waarop “erfpachtovereenkomst” staat, vindt u altijd de kernbedingen en soms bijzondere bedingen.

  • -

    kernbedingen zijn: de namen van de erfpachter en bloot eigenaar (de gemeente), wat er wordt uitgegeven in erfpacht, wat de canon is en waarvoor de zaak bestemd is.

  • -

    bijzondere bedingen zijn extra artikelen, die niet standaard in een overeenkomst worden opgenomen, maar in dit bijzondere geval wel. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn als er rechten van derden op de onroerende zaak rusten, zoals een recht van overpad.

Van deze algemene erfpachtvoorwaarden geldt tussen partijen altijd het gehele hoofdstuk 1, tenzij in de erfpachtovereenkomst anders vermeld staat, en alleen die (artikelen uit) hoofdstuk 2 die in de erfpachtovereenkomst uitdrukkelijk van toepassing zijn verklaard.

Afwijkingen van deze algemene voorwaarden kunnen slechts voorkomen, voor zover die uitdrukkelijk in de “erfpachtovereenkomst” zijn vermeld en door ondertekening van de “erfpachtovereenkomst” zijn aanvaard. Bij onderlinge tegenstrijdigheid tussen de bepalingen die in de “erfpachtovereenkomst” zijn omschreven en bepalingen uit deze algemene voorwaarden prevaleren de bepalingen uit de “erfpachtovereenkomst”.

Deze algemene voorwaarden zijn vastgesteld bij besluit van het college van burgemeester en wethouders van 6 februari 2007, onder nummer 11.

Artikel 1.2 Begripsomschrijving.

Aanwijs

: door de gemeente wordt mede namens erfpachter aan een medewerker van het Kadaster de grens in het terrein aangewezen die ontstaan is op grond van de vestiging van een erfpachtrecht op een gedeelte van een kadastraal perceel.

Aflevering

: de feitelijke ter beschikkingstelling van de in erfpacht uitgegeven : onroerende zaak/de bouwkavel

Akte

: notariële akte van vestiging

Aktepassering

: het bij de notaris ondertekenen van de notariële akte van vestiging

Algemene voorwaarden

: de voorwaarden van de gemeente Steenwijkerland die bestemd zijn om te gelden bij het in erfpacht uitgeven door de gemeente van (woning)bouwkavels.

Beperkte rechten

: de rechten van erfdienstbaarheid, erfpacht, opstal en vruchtgebruik

Bezwaren

: het vestigen van een beperkt recht op de onroerende zaak

Burgemeester & Wethouders

: het college van Burgemeester en wethouders van de gemeente Steenwijkerland

Canon

: de periodiek door de erfpachter voor de erfpacht te betalen geldsom;

Erfpachtrecht (erfpacht)

: het zakelijk recht dat de erfpachter de bevoegdheid geeft de onroerende zaak van een ander te gebruiken alsof hij zelf eigenaar is, zoals bedoeld in artikel 5:85 e.v. van het Burgerlijk Wetboek, alsmede het onverdeeld aandeel daarin. Door het erfpachtrecht van de erfpachter behoudt de eigenaar (i.c. de gemeente) slechts het bloot eigendom van de in erfpacht uitgegeven onroerende zaak (kavel en de daarop door de erfpachter opgerichte opstallen)

Gemeente

: de gemeente Steenwijkerland

Grondprijs

: het in de erfpachtovereenkomst genoemde of omschreven bedrag, dat de erfpachter moet betalen voor het verwerven van het bloot eigendom van de in erfpacht uitgegeven onroerende zaak, om volledig eigenaar te worden van die in erfpacht uitgegeven onroerende zaak;

Voltooid en gebruiksklaar

: dit is het geval indien de woning is gebouwd overeenkomstig de verleende bouwvergunning en de daarin gestelde eisen en nadat de woning is gecontroleerd en goedgekeurd door de gemeente.

Ingebruikneming

: het moment waarop de erfpachter voor het eerst feitelijk over de uitgegeven onroerende zaak beschikt, door deze te betrekken, er feitelijke werkzaamheden in of op uit te voeren of er een afscheiding omheen te zetten. Het (doen) uitvoeren van een sonderingsonderzoek of een milieukundigonderzoek valt hier niet onder. Deze onderzoeken kunnen, nadat de gemeente daarvoor toestemming heeft verleend, plaatsvinden, zonder dat er sprake is van ingebruikneming.

Ingebrekestelling

: een schriftelijke aanmaning (onder vermelding van: ”ingebrekestelling”) waarbij een partij aan de wanpresterende partij een redelijke termijn geeft om alsnog de verplichting(en) uit de erfpachtovereenkomst en de van toepassing zijnde algemene voorwaarden na te komen.

Notariële akte van vestiging

: de voor vestiging van het erfpacht vereiste en door de notaris op te stellen akte van vestiging.

Onroerende zaak/ bouwkavel

: de grond en/of opstallen, waar het recht van erfpacht op is/wordt gevestigd, waarbij deze algemene voorwaarden behoren.

Opstallen

: de op, in of boven de grond aanwezige gebouwen, werken of beplantingen.

Opstalrecht

: het zakelijk recht om in, op of boven een onroerende zaak van een ander gebouwen, werken, of beplantingen in eigendom te hebben of te verkrijgen zoals bedoeld in artikel 5:101 e.v. van het Burgerlijk Wetboek. Een opstalrecht dat afhankelijk is van een erfpachtrecht wordt gevestigd en beëindigd als dat erfpachtrecht gevestigd en beëindigd wordt. Een afhankelijk opstalrecht is niet zelfstandig voor vervreemding of bezwaring vatbaar.

Overeenkomst

: de overeenkomst tot uitgifte in erfpacht van grond, waarop deze algemene voorwaarden van toepassing zijn verklaard

Overdracht

: juridische eigendomsovergang, bestaande uit het tussen partijen opmaken van de notariële akte, bestemd voor inschrijving in de daartoe bestemde openbare registers, gevolgd door de inschrijving daarvan.

Uitgiftebesluit

: besluit tot het aangaan van de overeenkomst door of vanwege het bestuursorgaan dat hiertoe bevoegd is.

Uitgifte in erfpacht

: het bezwaren van een onroerende zaak met een erfpachtrecht, waaronder mede begrepen de heruitgifte van grond in erfpacht en de omzetting van erfpachtrechten voor bepaalde tijd in erfpachtrechten voor onbepaalde tijd onder deze algemene voorwaarden;

Uitzetten

: na het bouwrijpmaken wordt door de gemeente de uit te geven onroerende zaak met kennelijke tekenen in het terrein aangeduid

Verkoop

: de overeenkomst waarbij de gemeente zich verbindt grond te leveren en de koper om daarvoor een op geld waardeerbare tegenprestatie te leveren.

Vervreemden

: het geheel of gedeeltelijk in eigendom overdragen van het recht van erfpacht of een ander beperkt recht door bijv. verkoop of schenking.

Vervreemder

: degene die zijn recht van erfpacht of beperkt recht geheel of gedeeltelijk overdraagt.

Vestiging

: het opmaken van de notariële akte gevolgd door inschrijving van de akte in de openbare registers.

Artikel 1.3 Tekening.

Bij elke overeenkomst behoort een tekening waarop de ligging van de in erfpacht uit te geven onroerende zaak globaal is aangeduid. Aan deze tekening kunnen geen rechten worden ontleend, tenzij in de overeenkomst anders wordt vermeld. Deze tekening is niet geschikt om als basis te dienen voor het aanvragen van een bouwvergunning.

Artikel 1.4 Staat van vestiging.

  • a.

    De onroerende zaak wordt in erfpacht uitgegeven in de staat waarin deze zich bevindt op het moment van de vestiging. Bij eerdere ingebruikneming wordt het afgeleverd in de staat waarin het zich bevindt op de datum van ingebruikneming.

  • b.

    De onroerende zaak wordt in erfpacht uitgegeven:

    • -

      met de feitelijke eigenschappen die voor het beoogde en normale gebruik, zoals omschreven in de erfpachtovereenkomst, nodig zijn, en

    • -

      vrij van hypotheken, beslagen en inschrijvingen daarvan,

    • -

      vrij van andere dan in de erfpachtovereenkomst opgegeven beperkte rechten,

    • -

      vrij van kettingbedingen, kwalitatieve verplichtingen en overige lasten en beperkingen, met uitzondering van die lasten of beperkingen, die kenbaar zijn uit de openbare registers als bedoeld in artikel 3:16 van het Burgerlijk Wetboek en door de koper uitdrukkelijk zijn aanvaard,

    • -

      vrij van huur, pacht en andere gebruiksrechten, tenzij in de erfpachtovereenkomst anders is vermeld

  • c.

    De gemeente staat er voor in dat zij ten tijde van de vestiging gerechtigd is het erfpachtrecht te vestigen.

  • d.

    De gemeente geeft geen enkele garantie en kan niet aangesproken worden voor haar niet kenbare gebreken.

  • e.

    Als de gemeente een bouw(rijpe) kavel in erfpacht uitgeeft is deze kavel fysiek geschikt om te bebouwen, d.w.z.;

    • 1.

      onbebouwd,

    • 2.

      bereikbaar vanaf de openbare weg,

    • 3.

      met mogelijkheid tot aansluiting op riolering, gas, water en elektriciteit, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 2.4 en 2.5, en

    • 4.

      milieuhygiënisch geschikt met inachtneming van het bepaalde in artikel 1.11.

      De erfpachter dient zelf voor eigen rekening en risico zorg te dragen voor het eventueel ophogen van de kavel, de opslag en afvoer van grond en/of het eventueel verrichten van werkzaamheden ten behoeve van eventueel noodzakelijke grondverbetering, voor onder andere het verkrijgen van de benodigde stabiliteit.

Artikel 1.5 Tijdstip van vestiging, aflevering en risico-overgang.

  • a.

    Ondertekening van de notariële akte van vestiging vindt plaats binnen twee maanden na datering van de brief waarin door de gemeente bericht wordt dat aan de opschortende voorwaarde uit de erfpachtovereenkomst is voldaan en het daaruit voortvloeiende uitgiftebesluit door het college van burgemeester en wethouders is genomen. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze termijn te verlengen, indien ze daartoe redenen aanwezig achten. Tenzij de gemeente de notariële kosten voor haar rekening neemt, zal de ondertekening plaatsvinden ten overstaan van een door erfpachter aangewezen notaris, bij voorkeur één die standplaats heeft in de gemeente Steenwijkerland. Indien de erfpachter geen notaris kan of wil aanwijzen, wijst de gemeente een notaris aan.

  • b.

    De aflevering van de in erfpacht uitgegeven onroerende zaak en de aanvaarding in eigen gebruik en genot door erfpachter vindt plaats zodra de verschuldigde canon, alsmede eventueel daarover verschuldigde rente, (omzet)belasting of overige kosten, volledig zijn betaald aan de desbetreffende notaris en de notari?le akte van vestiging is getekend.

  • c.

    Partijen kunnen overeenkomen dat de onroerende zaak, voordat de notari?le akte van vestiging gepasseerd is, onder eventueel daarbij nader te stellen voorwaarden in gebruik genomen kan worden. Eventuele gevolgen voor verschuldigdheid van omzetbelasting of overdrachtsbelasting door de eerdere ingebruikneming zijn voor rekening en risico van erfpachter.

  • d.

    Het risico van de onroerende zaak gaat over van de gemeente op de erfpachter op het moment van aflevering. De erfpachter dient ervoor te zorgen voor dat hij tijdig de noodzakelijke verzekeringen, zoals de opstalverzekering, afgesloten heeft.

Artikel 1.6 Betaling voor aktepassering.

  • a.

    De verschuldigde canon en de eventueel daarover verschuldigde (omzet)belasting en rente, dan wel overige kosten, volgens factuur, moeten volledig zijn voldaan uiterlijk bij het passeren van de notariële akte aan de notaris die de akte verlijdt.

  • b.

    Indien de erfpachter de akte niet overeenkomstig het tijdstip als bedoeld in artikel 1.5 lid a heeft laten passeren is de erfpachter in verzuim en is hij, overeenkomstig het bepaalde in artikel 6:83 van het Burgerlijk Wetboek, zonder dat een ingebrekestelling vereist is, aan de gemeente, onverminderd en boven de door hem te betalen op basis van de grondprijs, een rentevergoeding (te vermeerderen met omzetbelasting) verschuldigd, berekend naar een percentage dat twee procent (2%) hoger is dan het laatstelijk vastgestelde wettelijke rentepercentage, gerekend vanaf het moment dat de uiterste termijn is overschreden tot het moment van het passeren van de akte of het moment van ontbinding.

    Indien niet uiterlijk binnen 6 maanden na het tijdstip als bedoeld in artikel 1.5 lid a aktepassering heeft plaatsgevonden, is de gemeente bevoegd de overeenkomst te ontbinden, onverminderd het recht van de gemeente om de in dit artikel omschreven verschuldigde rente en overige schadevergoeding te vorderen.

Artikel 1.7 Duur en canon.

  • a.

    De bouwkavel wordt in erfpacht uitgegeven voor een periode van 30 jaar, tenzij in de erfpachtovereenkomst een andere termijn is genoemd.

  • b.

    De erfpachter is verplicht periodiek aan de gemeente een canon (= geldsom) te betalen, zoals vermeld in de erfpachtovereenkomst. De canon wordt voldaan per automatische incasso aan de gemeente.

  • c.

    Indien de erfpachter de canon niet overeenkomstig het tijdstip als bedoeld in lid b heeft betaald is de erfpachter in verzuim en is hij, overeenkomstig het bepaalde in artikel 6:83 van het Burgerlijk Wetboek, zonder dat een ingebrekestelling vereist is, aan de gemeente, onverminderd en boven de door hem te betalen op basis van het vorige lid te betalen canon, een rentevergoeding (te vermeerderen met omzetbelasting) verschuldigd, berekend naar een percentage dat twee procent (2%) hoger is dan het laatstelijk vastgestelde wettelijke rentepercentage, gerekend vanaf het moment dat de uiterste termijn is overschreden tot het moment van betaling.

    Zonder gelijktijdige voldoening van het bedrag waarmee de canon is verhoogd, behoeft de betaling niet te worden aangenomen. Een en ander laat onverlet het recht van de gemeente om vergoeding van kosten, schaden en renten te vorderen, indien daartoe termen aanwezig zijn, alsmede om nakoming van de overeenkomst te eisen.

  • d.

    De canon en al hetgeen met betrekking tot het recht van erfpacht aan de gemeente verschuldigd is, moet worden betaald zonder enige korting of schuldvergelijking, uit welke hoofde dan ook.

Artikel 1.8 Kosten en belastingen.

  • a.

    Alle kosten, rechten en belastingen met betrekking tot de erfpacht, de vestiging van de erfpacht en aflevering, waaronder begrepen de kosten van de kadastrale inmeting zijn voor rekening van de erfpachter.

  • b.

    Alle lasten en belastingen welke van de onroerende zaak (grond inclusief opstallen) worden geheven, komen met ingang van de datum van ondertekening van de notariële akte van vestiging voor rekening van de erfpachter.

Artikel 1.9 Perceelsomschrijving, inmeting, terreingrenzen.

  • a.

    De erfpachter dient zich bij de aflevering en de aanvaarding van de aan hem in erfpacht uitgegeven onroerende zaak te overtuigen van de grenzen, zoals door of vanwege de gemeente, zonodig met piketten, ijzeren buizen of andere verzekeringsmaterialen in het terrein, zullen worden aangeduid.

  • b.

    Het risico voor de instandhouding van de uitgezette punten berust bij de erfpachter. Dit houdt ondermeer in, dat de kosten van een op verzoek van de erfpachter herhaalde uitzetting voor rekening van erfpachter zijn.

  • c.

    Bij het plaatsen of doen plaatsen van gebouwen en van afrasteringen zal de erfpachter met de gemeente overleg plegen over de juiste plaatsing binnen de grenzen van de uitgegeven grond.

Artikel 1.10 Over- en ondermaat.

Verschil tussen de door of vanwege de Dienst voor het Kadaster en de Openbare Registers vastgestelde grootte en de grootte zoals die in eerste instantie door de gemeente is opgegeven, zal geen aanleiding geven tot enige verrekening tussen partijen. Vermelding van de oppervlakte, zoals in de erfpachtovereenkomst, wordt vermoed bedoeld te zijn als aanduiding, zonder dat de onroerende zaak daaraan hoeft te beantwoorden.

Artikel 1.11 Milieubepalingen.

  • a.

    De gemeente verklaart dat de in erfpacht uitgegeven onroerende zaak geschikt is voor het beoogde en normale gebruik ervan en dat er, voor zover dat aan de gemeente bekend is, geen reden is om aan te nemen dat zich in de bodem naar huidige maatstaven voor het beoogde en normale gebruik van de bodem voor het milieu of de volksgezondheid schadelijke dan wel anderszins onaanvaardbare (afval)stoffen bevinden.

  • b.

    Omtrent de aanwezigheid van voor het milieu of de volksgezondheid gevaarlijke of niet aanvaardbare (afval)stoffen in de bodem wordt onderzoek verricht, dat voldoet aan de eisen gesteld in de vigerende gemeentelijke bouwverordening. Het bedoelde onderzoek wordt uitgevoerd op een nauwkeurige en daarvoor bestemde wijze. Indien mocht blijken dat stoffen aanwezig zijn waarvan de gemeente, bekend met de relevante en actuele feiten en kennis, ten tijde van het onderzoek geen reden had om aan te nemen dat deze vervuilend zouden zijn kan zij hiervoor niet alsnog aansprakelijk worden gesteld. De erfpachter heeft recht op inzage van het onderzoek.

  • c.

    Als niet aan de gemeente toe te rekenen verontreiniging wordt aangemerkt: de aanwezigheid van stoffen waarvan de gemeente op het tijdstip van ingebruikneming door de erfpachter niet een verontreinigend karakter behoefde aan te nemen op grond van de toen in dit opzicht bestaande gezaghebbende inzichten.

  • d.

    Onder de in lid a. bedoelde stoffen wordt niet verstaan: funderingsrestanten, puin of andere restanten van bouwkundige aard, noch de aanwezigheid van de draagkracht van de grond beïnvloedende omstandigheden, noch stobben van bomen of struiken. De aanwezigheid van deze zaken is geheel voor rekening en risico van de erfpachter.

  • e.

    Indien voor de datum van ondertekening van de notariële akte van vestiging of, indien dat eerder is, voor de datum van de feitelijke ingebruikneming van de onroerende zaak, toch zou blijken van aanwezigheid van de in lid a vermelde stoffen van zodanige aard en zodanige hoeveelheid, dat van de erfpachter in redelijkheid niet kan worden gevergd dat hij, zonder dat wordt gesaneerd, de onroerende zaak aanvaardt, heeft de erfpachter eenzijdig het recht de overeenkomst te ontbinden en zal de onroerende zaak weer ter vrije beschikking van de gemeente komen.

  • f.

    Het Bouwstoffenbesluit is van kracht bij het elders toepassen van eventueel bij graafwerkzaamheden op het verkochte vrijkomende grond. Om vast te stellen of en op welke wijze hergebruik van vrijkomende grond kan plaatsvinden, dient specifiek onderzoek te worden uitgevoerd conform het Bouwstoffenbesluit. De kosten die voortvloeien uit het van kracht zijn van het Bouwstoffenbesluit, zoals die voor het in dit lid bedoelde onderzoek en de afvoer-/verplaatsingskosten, zijn voor rekening van erfpachter.

Artikel 1.12 Overdracht van rechten en verplichtingen.

Het is erfpachter verboden om zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de gemeente rechten en verplichtingen uit de overeenkomst en/of eventuele met de overeenkomst samenhangende overeenkomsten tussen partijen, geheel of gedeeltelijk over te dragen aan derden. De gemeente is bevoegd om aan het verlenen van toestemming voorwaarden te verbinden.

Artikel 1.13 Ontbindende voorwaarde inzake financiering.

Deze overeenkomst is ontbonden, indien de erfpachter niet uiterlijk op de in de erfpachtovereenkomst genoemde datum een met de aangevraagde hypothecaire geldlening corresponderende Nationale Hypotheek Garantie heeft kunnen verkrijgen voor het financieren van de kosten van de op de in erfpacht uit gegeven onroerende zaak overeenkomstig de erfpachtovereenkomst te stichten of aanwezige bebouwing, de kosten voor de erfpachter, zoals bedoeld in artikel 1.8, en de verschuldigde (omzet)belasting..

Artikel 1.14 Faillissement en beslag.

  • a.

    Indien de erfpachter voor de datum van ondertekening van de notariële akte in staat van faillissement wordt verklaard of surseance van betaling heeft gekregen, alsmede wanneer er voor de datum van ondertekening van de notariële akte executoriaal beslag wordt gelegd op zijn roerende en/of onroerende zaken en/of vorderingen die de erfpachter heeft dan wel uit een ten tijde van het beslag reeds bestaande rechtsverhouding rechtstreeks zal verkrijgen, is de gemeente bevoegd de overeenkomst als ontbonden te beschouwen, zonder dat enige ingebrekestelling of rechterlijke tussenkomst zal zijn vereist.

  • b.

    Reeds betaalde gedeelten van de canon zullen in dat geval worden gerestitueerd, voorzover ze het bedrag van de kosten en boeten ingevolge deze overeenkomst te boven gaan.

Artikel 1.15 Erfafscheiding.

  • a.

    De gemeente is jegens de erfpachter en zijn rechtsopvolgers nimmer gehouden bij te dragen in de kosten van erfafscheiding als bedoeld in artikel 5:49 Burgerlijk Wetboek, voor zover de aan de uitgegeven grond grenzende grond eigendom is van de gemeente.

  • b.

    Op dit artikel is het bepaalde in artikel 1.18 van toepassing, zodat de verplichtingen uit dit artikel als kwalitatieve verplichting en subsidiair als kettingbeding worden gevestigd..

Artikel 1.16 Slootkanten, watergangen en duikers.

  • a.

    Indien en voor zover de onroerende zaak is gelegen aan een watergang waarop de keur van het waterschap van toepassing is, is de erfpachter gehouden deze voor zijn rekening te onderhouden overeenkomstig de alsdan geldende keur van het waterschap. Watergangen en duikers dienen in een zodanige staat te worden gehandhaafd dat de waterafvoer geen belemmeringen ondervindt, mogelijkerwijs inhoudende de verplichting dat onder meer de watergang tot aan het midden vrij te houden van overtollig baggerspecie, daarin drijvende of gezonken voorwerpen, kroos, flab en andere planten, alsmede onderhoud van de walkant en het gedogen dat er ten behoeve van onderhoud, aan de watergang, specie wordt gestort op de grond.

  • b.

    Jegens de gemeente neemt de erfpachter de verplichting op zich om een eventueel aan de watergang grenzende en op zijn onroerende zaak aanwezige beschoeiing voor zijn eigen rekening in stand te houden, te onderhouden en zonodig te vernieuwen.

  • c.

    Op lid b van dit artikel is het bepaalde in artikel 1.17 van toepassing, zodat deze verplichting als kettingbeding moet worden aangemerkt en gevestigd.

Artikel 1.17 Kettingbeding.

  • a.

    De erfpachter is verplicht het bepaalde in de daartoe in de erfpachtovereenkomst aangewezen artikelen bij overdracht van het geheel of een gedeelte van het erfpachtrecht, alsmede bij de verlening daarop van een beperkt recht, niet zijnde een recht van hypotheek, dan wel bij splitsing van de in erfpacht uitgegeven onroerende zaak in appartementsrechten aan de nieuwe erfpachter of (beperkt) gerechtigde op te leggen. In verband daarmee verplicht hij zich, om het in die artikelen bepaalde in de notariële akte woordelijk op te nemen, zulks op verbeurte van een direct opeisbare boete van € 50.000,00 ten behoeve van de gemeente, met bevoegdheid voor deze laatste om daarnaast nakoming en de eventueel meer geleden schade te vorderen.

  • b.

    Op gelijke wijze als hierboven onder lid a bepaald, verbindt de erfpachter zich jegens de gemeente tot het bedingen bij wijze van derdenbeding van de nieuwe erfpachter of (beperkt) gerechtigde, dat ook deze, zowel het bepaalde in de in lid a bedoelde artikelen, als de in lid a en in het onderhavige lid b opgenomen verplichting om dit door te geven, zal opleggen aan diens rechtsopvolgers ( beperkt gerechtigden), zulks op verbeurte van een direct opeisbare boete van € 50.000,00 ten behoeve van de gemeente, met bevoegdheid voor deze laatste om daarnaast nakoming en de eventueel meer geleden schade te vorderen. Elke opvolgende vervreemder neemt daarbij namens en ten behoeve van de gemeente het beding aan.

  • c.

    Indien de erfpachter en elke opvolgende vervreemder bij de overdracht of de bezwaring van (een deel van) het erfpachtrecht en/of de onroerende zaak aan de in lid a en b opgenomen verplichtingen heeft voldaan, is hij niet langer verbonden en aansprakelijk jegens de gemeente, ingeval de nieuwe erfpachter of (beperkt) gerechtigde de verplichtingen die krachtens de erfpachtovereenkomst als kettingbeding aangemerkt dienen te worden, niet nakomt.

Artikel 1.18 Kwalitatieve verplichting.

  • a.

    De in de erfpacht als kwalitatieve verplichting aangewezen en door de erfpachter als zodanig uitdrukkelijk aanvaarde artikelen blijven rusten op de onroerende zaak en zullen van rechtswege overgaan op degene(n), die de zaak onder bijzondere titel zal of zullen verkrijgen, terwijl daaraan mede gebonden zullen zijn degenen, die van de rechthebbende een recht tot gebruik van het goed zullen verkrijgen.

  • b.

    Aangezien van deze overeenkomst tussen partijen een notariële akte wordt opgemaakt die daarna zal worden ingeschreven in de openbare registers, is voldaan aan de eis van artikel 6:252 lid 2 BW.

  • c.

    De in de erfpachtovereenkomst als kwalitatieve verplichting aangewezen verplichtingen dienen tevens als kettingbeding te worden aangemerkt en subsidiair als zodanig aan de rechtsopvolger(s) onder bijzondere titel en de gebruiker(s), zoals in artikel 1.17 is omschreven, te worden opgelegd.

Artikel 1.19 Gedoogplicht.

  • a.

    De erfpachter is verplicht te gedogen, dat al hetgeen ten behoeve van openbare voorzieningen op, in of boven de onroerende zaak is aangebracht, wordt onderhouden en dat al hetgeen noodzakelijk is ten behoeve van openbare voorzieningen op, in of boven de onroerende zaak in de toekomst zal worden aangebracht en onderhouden.

  • b.

    De erfpachter dient daarom te gedogen dat de gemeente dan wel door haar aan te wijzen derden vrije toegang tot de onroerende zaak verkrijgen als noodzakelijk is om hun taken, namelijk het aanbrengen en in stand houden of verwijderen van dergelijke voorzieningen, naar behoren te kunnen vervullen.

  • c.

    De erfpachter is verplicht al hetgeen ingevolge lid a is aangebracht in goede staat bevestigd te laten.

  • d.

    Alle schade veroorzaakt door of vanwege de gemeente, welke een onmiddellijk gevolg is van het aanbrengen, bestaan, herstellen, verwijderen of vernieuwen van de in lid a bedoelde zaken door of vanwege de gemeente, zal door de gemeente op haar kosten worden hersteld of worden vergoed, ter keuze van de gemeente.

  • e.

    De erfpachter is gehouden, voor zover dat in redelijkheid van hem kan worden verlangd, maatregelen te nemen ter voorkoming van schade aan de aanwezige zaken, omschreven in lid a van dit artikel.

  • f

    De erfpachter is te allen tijde aansprakelijk voor alle schade, welke door beschadiging van de aanwezige zaken, zoals bedoeld in lid a, door toedoen of nalaten van hem, personen voor wie hij aansprakelijk is, zoals ondergeschikten, of zijn zaken wordt veroorzaakt.

  • g.

    Omtrent de plaats en wijze van werken wordt tevoren met de erfpachter overleg gepleegd.

  • h.

    Op dit artikel is het bepaalde in artikel 1.18 van toepassing, zodat de verplichtingen uit dit artikel als kwalitatieve verplichting en subsidiair als kettingbeding worden gevestigd.

Artikel 1.20 Boetebepaling.

  • a.

    Bij overtreding, niet-, niet-tijdige of niet –behoorlijke nakoming van enige verplichting, voortvloeiende uit de erfpachtovereenkomst en het daarin van toepassing verklaarde deel van deze algemene voorwaarden, verbeurt de wanpresterende partij of diens rechtsopvolger(s), na schriftelijke ingebrekestelling en na verloop van de in die ingebrekestelling bepaalde redelijke termijn en indien nakoming binnen deze termijn uit is gebleven, ten behoeve van de andere partij een onmiddellijk opeisbare boete van 10 % van de grondprijs, maar tenminste € 500,00 voor elke wanprestatie, tenzij op de betreffende overtreding, niet, niet-tijdige of niet –behoorlijke nakoming in enig artikel afzonderlijk een boete is gesteld, in welk geval de afzonderlijke boeteregeling van toepassing is.

  • b.

    De schriftelijke ingebrekestelling dient te geschieden met inachtneming van een redelijke termijn van minimaal acht dagen.

  • c.

    Naast het gestelde in lid a van dit artikel behouden de gemeente en erfpachter het recht om ten aanzien van een tekortkoming in de nakoming van enige verplichting uit de erfpachtovereenkomst en de daarbij behorende algemene voorwaarden alsnog nakoming, herstel, verandering of verwijdering te vorderen van hetgeen in afwijking van deze overeenkomst is geschied of nagelaten. Naast de boete kan – ook in geval van afzonderlijke boeteregelingen – steeds vergoeding van de schade, kosten en rente worden gevraagd.

    Door de inroeping van een boetebeding wordt de ontbindingsbevoegdheid in de zin van artikel 6:265 e.v. BW niet beïnvloed.

  • d.

    Op dit artikel is het bepaalde in artikel 1.18 van toepassing, zodat de verplichtingen uit dit artikel als kwalitatieve verplichting en subsidiair als kettingbeding worden gevestigd.

Artikel 1.21 Informatieplicht van de gemeente, onderzoeksplicht erfpachter.

De gemeente staat er voor in, aan erfpachter met betrekking tot de in erfpacht uitgegeven onroerende zaak die informatie te hebben gegeven, die naar geldende verkeersopvattingen door haar ter kennis van erfpachter behoort te worden gebracht. Erfpachter aanvaardt uitdrukkelijk dat de resultaten van het onderzoek naar die feiten en omstandigheden die naar geldende verkeersopvattingen tot zijn onderzoeksgebied behoren, voor zijn risico komen. De erfpachter heeft het recht de in erfpacht uitgegeven onroerende zaak voor de aflevering te inspecteren.

Artikel 1.22 Termijnen.

Op de in deze overeenkomst gemelde termijnen is de Algemene Termijnenwet van toepassing.

Artikel 1.23 Aanspraken tegenover derden.

Alle aanspraken die de gemeente ten aanzien van de in erfpacht uitgegeven onroerende zaak kan of zal kunnen doen gelden tegenover derden waaronder begrepen bouwer(s), onderaannemer(s), installateur(s) en leverancier(s) gaan over op erfpachter per het tijdstip van vestiging van het registergoed, tenzij de feitelijke levering eerder plaatsvindt, in welk geval de overgang van aanspraken per dat tijdstip plaatsheeft. Voor zover bepaalde aanspraken alsdan niet kunnen gelden als kwalitatieve rechten als bedoeld in artikel 6:251 Burgerlijk Wetboek, is de gemeente verplicht op eerste verzoek van erfpachter mee te werken aan een overdracht van die aanspraken.

Artikel 1.24 Geschillenregeling.

Alle geschillen, die naar aanleiding van de overeenkomst mochten ontstaan, van welke aard en omvang ook, daaronder mede begrepen die, welke slechts door één der partijen als zodanig worden beschouwd, zullen worden voorgelegd aan de terzake bevoegde Arrondissementsrechtbank.

Artikel 1.25 Hoofdelijkheid en ondeelbaarheid.

Indien in de erfpachtovereenkomst omtrent één en hetzelfde object meer dan één natuurlijke en/of rechtspersoon als erfpachter van de gemeente staat vermeld, zijn deze personen ieder hoofdelijk aansprakelijk voor de nakoming van de verplichtingen die uit de overeenkomst voortvloeien, welke verplichtingen ten opzichte van de gemeente steeds ondeelbaar zijn.

Op dit artikel is het bepaalde in artikel 1.18 van toepassing, zodat de verplichtingen uit dit artikel als kwalitatieve verplichting en subsidiair als kettingbeding worden gevestigd.

Artikel 1.26 Overdracht, beperkte rechten en verhuur.

  • a.

    Het is erfpachter niet toegestaan:

    • 1.

      de in erfpacht uitgegeven onroerende zaak anders te gebruiken dan de in de erfpachtovereenkomst omschreven bestemming;

    • 2.

      zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het college van burgemeester en wethouders, waaraan voorwaarden verbonden kunnen worden, het erfpachtrecht (deels) over te dragen of toe te bedelen;

    • 3.

      het recht van erfpacht (deels) te vervreemden of met beperkte rechten te bezwaren, met uitzondering van het recht van hypotheek, zolang de op de in erfpacht uitgegeven onroerende zaak te realiseren bebouwing niet voltooid en gebruiksklaar is.

    • 4.

      het erfpachtrecht te splitsen door overdracht of toe te delen op een gedeelte van de zaak;

    • 5.

      de in erfpacht uitgegeven onroerende zaak te splitsen in appartementsrechten;

    • 6.

      het erfpachtrecht geheel of ten dele in ondererfpacht uit te geven en/of met andere beperkte rechten te bezwaren met uitzondering van het recht van hypotheek;

    • 7.

      de in erfpacht uitgegeven onroerende zaak geheel of gedeeltelijk gedurende langer dan één jaar niet of nagenoeg niet te gebruiken;

    • 8.

      in, op of aan de in erfpacht uitgegeven onroerende zaak werkzaamheden of handelingen te verrichten of na te laten dan wel een bedrijf uit te oefenen, waardoor gevaar, schade of hinder, dan wel aantasting van de volksgezondheid en/of het milieu -waaronder die van de bodem- wordt veroorzaakt. Alle schade die niettemin door handelen of nalaten door of vanwege de erfpachter ontstaat- waaronder de kosten van eventueel noodzakelijke bodemsanering- is voor rekening van de erfpachter.

    • 9.

      de in erfpacht uitgegeven onroerende zaak te verhuren of te verpachten

  • b.

    Op dit artikel is het bepaalde in artikel 1.18 van toepassing, zodat de verplichtingen uit dit artikel als kwalitatieve verplichting en subsidiair als kettingbeding worden gevestigd.

Artikel 1.27 Einde erfpacht.

Het erfpachtrecht eindigt:

  • a.

    door verloop van de tijd, waarvoor het recht is aangegaan;

  • b.

    doordat erfpachter de bloot eigendom van de in erfpacht uitgegeven onroerende zaak verwerft tegen de in de erfpachtovereenkomst genoemde of op basis van de erfpachtovereenkomst te bepalen prijs.

  • c.

    door opzegging door de gemeente. De gemeente kan de erfpacht opzeggen, indien:

    • 1.

      de erfpachter in verzuim is de canon over twee achtereenvolgende jaren te betalen of in ernstige mate tekortschiet in de nakoming van andere verplichtingen;

    • 2.

      de gemeente dit in het algemeen belang gewenst vindt.

  • d.

    De opzegging in de in lid c onder 1 omschreven gevallen moet op straffe van nietigheid binnen acht dagen worden betekend aan degenen die als beperkt gerechtigde of beslaglegger op de erfpacht in de openbare registers staan ingeschreven. Na het einde van de erfpacht is de gemeente verplicht de waarde die de erfpacht heeft dan aan erfpachter te vergoeden, na aftrek van hetgeen de gemeente uit hoofde van de erfpacht van de erfpachter te vorderen heeft, de kosten daaronder begrepen. Voordat het besluit tot opzegging door het college van burgemeester en wethouders wordt genomen, zal het college van burgemeester en wethouders de erfpachter, de hypotheekhouder en overige beperkt gerechtigden informeren over de voorgenomen opzegging.

  • e.

    Iedere opzegging geschiedt bij exploit. De opzegging in het in lid c onder 2 omschreven geval geschiedt tenminste één jaar voor het tijdstip waartegen wordt opgezegd en in de in lid c onder 1 omschreven gevallen tenminste één maand voor dat tijdstip.

  • f.

    Alle belastingen, rechten en kosten die betrekking hebben op het doorhalen van het recht van erfpacht in de openbare registers wegens opzegging naar aanleiding van een wanprestatie van de erfpachter zijn voor rekening van de erfpachter.

Artikel 1.28 Beëindiging door erfpachter.

  • a.

    Het is de erfpachter niet toegestaan eenzijdig afstand te doen van het erfpachtrecht of deze op te zeggen, tenzij de erfpachter de bloot eigendom van de in erfpacht uitgegeven onroerende zaak wenst te verwerven tegen de in erfpachtovereenkomst genoemde of omschreven prijs, met dien verstande dat de verwerving van het bloot eigendom niet is toegestaan binnen de eerste twee jaar nadat het recht van erfpacht op de onroerende zaak is gevestigd.

  • b.

    Alle kosten, belastingen en rechten die verschuldigd zijn wegens de verkrijging van de bloot eigendom van de in erfpacht uitgegeven onroerende zaak door erfpachter zijn voor rekening van erfpachter.

  • c.

    Op dit artikel is het bepaalde in artikel 1.18 van toepassing, zodat de verplichtingen uit dit artikel als kwalitatieve verplichting en subsidiair als kettingbeding worden gevestigd.

Artikel 1.29 Waardevergoeding bij beëindiging.

  • a.

    Na het einde van de erfpacht heeft de voormalige erfpachter recht op vergoeding van de waarde van de nog aanwezige gebouwen, werken en beplantingen, die door hemzelf of een rechtsvoorganger zijn aangebracht of van de eigenaar tegen vergoeding van de waarde zijn overgenomen.

  • b.

    De erfpachter heeft geen recht op de in lid a bedoelde vergoeding;

    • 1.

      indien de in erfpacht uitgegeven grond een andere bestemming had dan die van woningbouw;

    • 2.

      indien de erfpachter de gebouwen, werken en beplantingen niet zelf heeft bekostigd;

    • 3.

      indien de erfpacht is geëindigd door opzegging door de erfpachter;

    • 4.

      voor zover de gebouwen, werken en beplantingen onverplicht waren aangebracht en hij ze bij het einde van de erfpacht mocht wegnemen.

  • c.

    De gemeente is bevoegd van de door haar ingevolge dit artikel verschuldigde vergoeding af te houden hetgeen zij uit hoofde van de erfpacht van de erfpachter te vorderen heeft.

Artikel 1.30 Milieuverontreiniging na ingebruikneming.

  • a.

    Voordat de onroerende zaak in erfpacht uitgegeven wordt, wordt er een bodemonderzoek verricht, overeenkomstig het bepaalde in artikel 1.11, waaruit blijkt dat de in erfpacht uitgegeven onroerende zaak geschikt is voor het beoogde en normale gebruik, zoals omschreven in de erfpachtovereenkomst. De resultaten van dit onderzoek worden aangemerkt als de nulsituatie.

  • b.

    Alle verontreiniging ten opzichte van de nulsituatie die ontstaan is na de vestiging van de erfpacht is voor rekening en risico voor de erfpachter en zijn rechtsopvolger(s), althans niet voor rekening en risico van de gemeente. Indien de onroerende zaak op een eerder tijdstip dan het moment van vestiging in gebruik is genomen door erfpachter, dan is de verontreiniging voor rekening en risico van erfpachter vanaf het tijdstip van ingebruikneming.

  • c.

    Indien blijkt dat de onroerende zaak niet meer geschikt is voor dat beoogde en normale gebruik, dan zal voor rekening en risico van erfpachter of diens rechtsopvolger(s), sanering en afvoer van de verontreiniging moeten plaatsvinden op zodanige wijze dat de onroerende zaak weer geschikt is voor het beoogde en normale gebruik.

  • d.

    De onderzoekskosten met betrekking tot het vaststelling van aanwezigheid omvang en ernst van (bodem)verontreiniging zijn voor rekening van erfpachter of diens rechtsopvolger(s).

  • e.

    Op dit artikel is het bepaalde in artikel 1.18 van toepassing, zodat de verplichtingen uit dit artikel als kwalitatieve verplichting en subsidiair als kettingbeding worden gevestigd.

Artikel 1.31 Instandhouding van de opstallen.

De erfpachter is verplicht tot gehele of gedeeltelijke herbouw van de opstallen met de in de erfpachtovereenkomst genoemde bestemming over te gaan indien deze door welke oorzaak ook (deels) teniet zijn gegaan. De erfpachter is verplicht de opstallen tegen brand en stormschade te verzekeren.

Op dit artikel is het bepaalde in artikel 1.18 van toepassing, zodat de verplichtingen uit dit artikel als kwalitatieve verplichting en subsidiair als kettingbeding worden gevestigd.

Artikel 1.32 Vrijwaring door de erfpachter.

  • a.

    De erfpachter vrijwaart de gemeente voor alle verplichtingen tot vergoeding van schade, en kosten, waartoe zij ingevolge het bepaalde in artikel 6:174 van het Burgerlijk Wetboek, wegens gehele of gedeeltelijke instorting van de opstallen, gehouden mocht zijn.

  • b.

    De erfpachter vrijwaart de gemeente voor alle aanspraken van derden op vergoeding van schade die na de ingangsdatum van het erfpachtrecht is ontstaan wegens hinder en als gevolg van zodanige verontreiniging van de bodem door of vanwege de erfpachter, dat ernstig gevaar bestaat voor de volksgezondheid en/of het milieu.

  • c.

    Op dit artikel is het bepaalde in artikel 1.18 van toepassing, zodat de verplichtingen uit dit artikel als kwalitatieve verplichting en subsidiair als kettingbeding worden gevestigd.

Artikel 1.33 Hypotheekhouder

  • a.

    Ingeval het erfpachtrecht met één of meerdere hypotheekrechten is bezwaard, is de hypotheekhouder of erfpachter verplicht om binnen een maand na ontvangst van een daartoe strekkend verzoek, aan Burgemeester en Wethouders te overleggen een authentiek afschrift van de akte(n) van hypotheekverlening. De kosten hieraan verbonden komen voor rekening van de hypotheekhouder/erfpachter.

  • b.

    Bij een door erfpachter gepleegde wanprestatie kan hypotheekhouder hetgeen de gemeente van de erfpachter op basis van de overeenkomst te vorderen heeft, voldoen waarna tegen betaling door de hypotheekhouder van de grondprijs, zoals omschreven in de erfpachtovereenkomst, de hypotheekhouder de bloot eigendom verwerft en de vordering die de gemeente op basis van de erfpacht op erfpachter heeft door de gemeente gecedeerd wordt aan hypotheekhouder.

  • c.

    Indien de hypotheekhouder op basis van het hypotheekrecht tot parate executie ex artikel 3:268 van het Burgerlijk Wetboek wenst over te gaan, kan hij de bloot eigendom van de in erfpacht uitgegeven onroerende zaak verwerven tegen betaling van de grondprijs zoals omschreven in de erfpachtovereenkomst.

  • d.

    Alle kosten, belastingen en rechten die verschuldigd zijn wegens de verkrijging van de bloot eigendom van de in erfpacht uitgegeven onroerende zaak door hypotheekhouder zijn voor rekening van hypotheekhouder.

  • e.

    Bij wijze van derdenbeding wordt dit artikel ten behoeve van de hypotheekhouder gevestigd.

  • f.

    Op dit artikel is het bepaalde in artikel 1.18 van toepassing, zodat de verplichtingen uit dit artikel als kwalitatieve verplichting en subsidiair als kettingbeding worden gevestigd.

Artikel 1.34 Deskundigen.

De waarde van de opstallen, zoals omschreven in artikel 1.29, en de waarde van de erfpacht, zoals bedoeld in artikel 1.27 lid d, zal door drie deskundigen worden vastgesteld. Deze deskundigen zullen worden benoemd, een door de gemeente, een door de erfpachter en de derde door beide aangewezen deskundigen samen in overleg. De vaststelling van het taxatiebedrag door drie deskundigen zal bij unanimiteit dienen te geschieden en is bindend.

Zij zullen zowel aan de gemeente als aan erfpachter hun rapport uitbrengen binnen vier weken nadat hun opdracht tot taxatie werd gegeven. De aan deze taxatie verbonden kosten zijn voor gezamenlijke rekening van erfpachter en de gemeente, ieder voor de helft.

Artikel 1.35 Doorlopen erfpacht

  • a.

    Wanneer de tijd waarvoor de erfpacht is gevestigd, is verstreken en de erfpachter de in uitgifte uitgegeven onroerende zaak niet op dat tijdstip heeft ontruimd, blijft de erfpacht doorlopen, tenzij de gemeente uiterlijk zes maanden na dat tijdstip doet blijken dat zij haar als geëindigd beschouwt.

  • b.

    De gemeente en de erfpachter kunnen de verlengde erfpacht opzeggen bij exploit en met inachtneming van een opzegtermijn van tenminste 1 jaar.

Hoofdstuk 2 Bijzondere bepalingen.

Artikel 2.1 Geldigheid van de artikelen in dit hoofdstuk.

Elk artikel uit dit hoofdstuk is slechts geldig indien en voorzover het in de erfpachtovereenkomst uitdrukkelijk van toepassing is verklaard.

Artikel 2.2 Bebouwing.

  • a.

    De erfpachter is verplicht de in erfpacht uitgegeven onroerende zaak te bebouwen overeenkomstig de in de erfpachtovereenkomst aangegeven bestemming.

  • b.

    Tenzij in de erfpachtovereenkomst anders is overeengekomen, moet binnen twee jaar na datum van het ondertekenen van de notariële akte van vestiging de op de grond te stichten bebouwing voltooid en gebruiksklaar zijn; indien daartoe aanleiding bestaat, kan deze termijn door burgemeester en wethouders op schriftelijk verzoek van de erfpachter worden verlengd.

  • c.

    Indien na verloop van de in lid b genoemde termijn van twee jaar - of de bij verlenging door burgemeester en wethouders vastgestelde termijn - de bebouwing nog niet is aangevangen en er geen aanleiding bestaat om de termijn (verder) te verlengen, is de erfpachter aan de gemeente een boete verschuldigd ter hoogte van de erfpacht en is de gemeente bevoegd de erfpacht op te zeggen.

  • d.

    Indien na verloop van de in lid b genoemde termijn van twee jaar – of de bij verlenging door burgemeester en wethouders vastgestelde termijn - de bebouwing wel is aangevangen, maar nog niet glas- en waterdicht is, is de erfpachter aan de gemeente een boete verschuldigd ter grootte van 10% van de grondprijs (exclusief BTW). Bovendien is de erfpachter dan over de periode, gerekend vanaf het moment dat de in de vorige zin bedoelde termijn verlopen is tot aan het tijdstip dat de bebouwing voltooid en gebruiksklaar is geworden, door de gemeente te bepalen, een rentevergoeding te vermeerderen met omzetbelasting verschuldigd, berekend over de grondprijs (exclusief BTW) naar een percentage dat twee procent (2%) hoger is dan het laatstelijk vastgestelde wettelijke rentepercentage.

  • e.

    Indien na verloop van de in lid b genoemde termijn – of de bij verlenging door burgemeester en wethouders vastgestelde termijn - de bebouwing wel glas- en waterdicht, maar nog niet gereed is, verlenen burgemeester en wethouders uitstel van de bouwplicht voor de periode van de door de gemeente geschatte resterende bouwtijd. Indien na verloop van die verlenging nog steeds een wezenlijk deel van de bebouwing moet geschieden is de erfpachter aan de gemeente een boete verschuldigd overeenkomstig het bepaalde in de eerste zin van lid d.

  • f.

    Naast het gestelde in de leden d en e behoudt de gemeente het recht om de volledige nakoming van de bouwplicht en/of volledige schadevergoeding te vorderen, alsmede de bevoegdheid om het erfpachtrecht op te zeggen.

  • g.

    Op dit artikel is het bepaalde in artikel 1.17 van toepassing, zodat de verplichtingen uit dit artikel als kettingbeding moeten worden aangemerkt en gevestigd.

Artikel 2.3 Uitweg.

  • a.

    Voor het aanleggen en het wijzigen van een uitweg van en naar de openbare weg is een uitwegvergunning vereist. Voor het verlenen van de uitwegvergunning is erfpachter leges verschuldigd. De situering van de aan te leggen uitweg wordt in de uitwegvergunning bepaald.

  • b.

    Bij woningbouwkavels zal door en voor rekening van de gemeente éénmalig één uitweg met door de gemeente vastgestelde afmetingen en materialen tot aan de perceelsgrens van de aan erfpachter in erfpacht uitgegeven onroerende zaak aangelegd worden. Meerkosten als gevolg van door de erfpachter gewenste aanpassingen van de aan te leggen uitweg komen voor rekening van erfpachter.

Artikel 2.4 Riolering.

  • a.

    Erfpachter dient zich te vergewissen van het op de in erfpacht uitgegeven onroerende zaak toegepaste rioolsysteem. Inrichting van het terrein dient op een zodanige wijze plaats te vinden dat de toevoer van zowel vuil als schoon water naar het rioolstelsel gedoseerd plaatsvindt. Aansluitingen van riool- en afvalwater dienen overeenkomstig het ter plaatse toegepaste gemeentelijke rioolstelsel te worden gerealiseerd. Waar nodig zullen op het terrein daarvoor voorzieningen moeten worden getroffen.

  • b.

    In de canon is verwerkt een bedrag wegens aansluitkosten op de riolering, gerekend van de kavelgrens tot aan de gemeentelijke leiding. Voor het aansluiten dient een aansluitvergunning aangevraagd te worden. De plaats van de aansluiting wordt bepaald door de gemeente.

Artikel 2.5 Nutsvoorzieningen, telefoon – en CAI-aansluitingen.

  • a.

    Bij woningbouwkavels is in de canon verwerkt een bedrag wegens aansluitkosten op de nutsvoorzienigen (gas, elektriciteit en water), CAI en telefoon, gerekend van de kavelgrens tot aan de hoofdleiding- of kabel.

  • b.

    De kosten van het verleggen c.q. verplaatsen van kabels, draden, leidingen, palen, kastjes, rioleringen, en overige voorzieningen komen voor rekening van de erfpachter en zijn rechtverkrijgenden. Het al dan niet noodzakelijk zijn van verplaatsing of verlegging staat ter beoordeling van de eigenaar/beheerder van genoemde voorzieningen c.q. burgemeester en wethouders.

Artikel 2.6 Aanleg auto-opstel- en parkeerplaatsen.

  • a.

    Bij woningbouwkavels die bestemd zijn voor halfvrijstaande (bijv. twee-onder-éénkapwoningen) of vrijstaande woningen verplicht de erfpachter zich tegenover de gemeente om voor zijn eigen rekening gelijktijdig met het gereedkomen van de woning minimaal één van de openbare weg af met een auto toegankelijke auto-opstelplaats op de in erfpacht uitgegeven onroerende zaak aan te leggen en in stand te houden.

  • b.

    Bij niet nakoming van de verplichtingen zoals omschreven in lid a is de erfpachter, na ingebrekestelling door burgemeester en wethouders en na het verstrijken van de in die ingebrekestelling genoemde termijn, aan de gemeente een boete verschuldigd van € 50,00 voor elke dag dat de erfpachter in gebreke is, onverminderd het recht van de gemeente om alsnog nakoming te vorderen.

  • c.

    Op de verplichtingen in dit artikel is het bepaalde in artikel 1.17 van toepassing, zodat deze verplichtingen als kettingbeding moeten worden aangemerkt en gevestigd.

Artikel 2.7 Maatregelen tijdens de bouw.

  • a.

    Erfpachter is verplicht alle maatregelen te nemen die schade voorkomen aan de openbare voorzieningen zoals trottoir, berm, rijweg,, buizen, leidingen en/of kabels, als gevolg van de bouwwerkzaamheden en het bouwverkeer.

  • b.

    Erfpachter is verplicht om alle schade welke door de bouwwerkzaamheden en het bouwverkeer wordt toegebracht aan gemeentelijke eigendommen (zoals trottoir, berm, rijweg en riolering) te vergoeden en/of voor eigen rekening zelf te (laten) herstellen e.e.a. ter goedkeuring van de gemeente. Het bedrag van de schadevergoeding wordt naar billijkheid door burgemeester en wethouders vastgesteld.

  • c.

    Voordat met de bouwwerkzaamheden wordt begonnen, dient de erfpachter zich van de exacte locatie van de nutsvoorzieningen en riolering te vergewissen. Erfpachter is daarom verplicht tijdig contact op te nemen met de gemeente en de openbare nutsbedrijven.

  • d.

    Opslag van grond en/of bouw – en sloopafval dient overeenkomstig het bepaalde in de bouwvergunning plaats te vinden. De kosten van opslag en/of afvoer van grond en/of bouw- en sloopafval zijn voor rekening van erfpachter.

  • e.

    Op het bepaalde in dit artikel is het bepaalde in artikel 1.17 van toepassing, zodat deze verplichtingen als kettingbeding moeten worden aangemerkt en gevestigd.

Artikel 2.8 Duurzaam bouwen.

Erfpachter verklaart dat hij zich in zal spannen om bij de realisering van zijn bebouwing invulling te geven aan de checklist duurzaam bouwen (Dubo-lijst). Deze lijst is in het gemeentehuis verkrijgbaar.

Artikel 2.9 Beeldkwaliteitsplan.

  • a.

    Erfpachter verklaart ermee bekend te zijn, dat de kwaliteit van de toekomstige bebouwing zal worden getoetst aan een gemeentelijk beeldkwaliteitsplan, voor zover dat aanwezig is voor het betreffende gebied waarin de bouwgrond gelegen is.

  • b.

    Erfpachter verklaart kennis genomen te hebben van de inhoud van het beeldkwaliteitsplan, zich te conformeren aan de daarin beschreven kwaliteitsdoelstelling en de inspanningsverplichting te aanvaarden, om bij realisering van zijn bebouwing, erfafscheiding en de inrichting van het terrein rekening te houden met de in het beeldkwaliteitsplan omschreven kwaliteitsaspecten in het algemeen.

Artikel 2.10 Drainage.

  • a.

    Ter voorkoming van wateroverlast zijn in de in erfpacht uitgegeven onroerende zaak drainageleidingen aangebracht op een diepte van circa één meter en overeenkomstig een bij de gemeente verkrijgbaar drainageplan. Voor zover desondanks nog sprake is van wateroverlast, zijn de kosten van opheffing daarvan voor de erfpachter.

  • b.

    De erfpachter is gehouden de aangelegde drainage te gedogen en ervoor zorg te dragen dat deze niet beschadigd wordt door graafwerkzaamheden, het slaan van palen, ingroeien van wortels van bomen of anderszins.

  • c.

    Op dit artikel is het bepaalde in artikel 1.18 van toepassing, zodat de verplichtingen uit dit artikel als kwalitatieve verplichting en subsidiair als kettingbeding worden gevestigd..

Artikel 2.11 Achterpaden.

  • a.

    De erfpachter is gehouden voor eigen rekening te vestigen al zodanige erfdienstbaarheden, noodzakelijk om te kunnen komen en gaan over een achterpad te voet of met fiets, kruiwagen of andere voertuigen bestemd voor langzaam verkeer aan de hand. Dit achterpad dient te zijn gelegen tussen de verschillende te bouwen bouwblokken, indien die bouwblokken niet zijn gescheiden door openbaar gebied, waarbij het midden van het achterpad dient te zijn gesitueerd op de grens van de verschillende percelen.

  • b.

    De kosten verbonden aan het onderhoud van een dergelijk pad, komen voor gezamelijke rekening van alle gerechtigden tot die erven, die daarvan gebruik mogen maken, ieder voor een gelijk deel.