Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Oude IJsselstreek

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oude IJsselstreek houdende regels omtrent uitvoering van bijzondere bijstand, individuele inkomenstoeslag, Meedoenfonds en toelage schoolgaande kinderen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOude IJsselstreek
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oude IJsselstreek houdende regels omtrent uitvoering van bijzondere bijstand, individuele inkomenstoeslag, Meedoenfonds en toelage schoolgaande kinderen
CiteertitelUitvoeringsregels Bijzondere bijstand, Individuele inkomenstoeslag, Meedoenfonds en Regeling toelage schoolgaande kinderen  2018
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

13-02-2018nieuwe regeling

13-12-2017

Gemeenteblad 2018, 23328

.

Tekst van de regeling

Intitulé

Uitvoeringsregels Bijzondere bijstand, Individuele inkomenstoeslag, Meedoenfonds en Regeling toelage schoolgaande kinderen 2018

 

 

Hoofdstuk 1 Algemeen

1.1 Inleiding

In het beleidsplan ‘Samen, voor elkaar’ en in de Verordening Sociaal domein zijn door de raad de uitgangspunten voor het beleid vast gesteld. Daarin is benoemd dat er leidende principes zijn. Een leidend principe is dat mensen de eigen regie hebben over hun leven. De gemeente zorgt voor een vangnet dat zo licht mogelijk is en zo zwaar als noodzakelijk is. Uitgaande hiervan zijn deze uitvoeringsregels opgesteld.

De uitvoering van de Bijzondere bijstand heeft een beperkte beleidsvrijheid. Bij het opstellen van deze uitvoeringsregels is uitgegaan van de Participatiewet. Er zijn enkele marges die door de gemeente zelf vastgelegd kunnen worden. Deze marges zijn in deze uitvoeringsregels vastgelegd. Daarnaast staat het de gemeente vrij om een Meedoen-fonds en een Regeling voor schoolgaande kinderen open te stellen. De criteria en de hoogte van de vergoedingen worden in deze uitvoeringsregels vastgesteld.

Een onderdeel van de Participatiewe (PW), namelijk de Individuele inkomenstoeslag is ook opgenomen in deze uitvoeringsregels. Het vaststellen van de uitvoeringsregels is een bevoegdheid van het College.

1.2 Indienen aanvraag

Een aanvraag moet tijdig worden ingediend. Volgens de Participatiewet, artikel 44, lid1, is het in principe niet mogelijk om bijzondere bijstand toe te kennen voor kosten die gemaakt zijn voor de datum waarop de aanvraag wordt ingediend. De gemeente voert hierin een buitenwettelijk gunstig beleid. Tot 2 maanden na ontvangst van de factuur kan een aanvraag voor bijzondere bijstand worden ingediend. Een uitzondering zijn die gevallen waarbij bijzondere bijstand voor het eigen risico wordt aangevraagd. Het moment waarop blijkt dat het drempelbedrag van 200 euro voor de aanvraag van bijzondere bijstand is bereikt is bepalend. Dit kan ook in het begin van het volgende jaar zijn. Veelal wordt deze mededeling vermeld op de uitkeringsspecificatie. Daarnaast is het indienen van een aanvraag voor het Meedoen-fonds, de Regeling toelage schoolgaande kinderen en Regeling Computers voor kinderen op het middelbaar onderwijs het hele kalenderjaar mogelijk.

Hoofdstuk 2 Draagkracht

2.1 Draagkracht uit inkomen

Indien een aanvrager de beschikking heeft over een netto inkomen dat meer bedraagt dan de voor hem van toepassing zijnde bijstandsnorm, kan het deel van het inkomen boven de bijstandsnorm, de zogenaamde draagkracht, geheel of gedeeltelijk worden aangewend voor eventuele bijzondere kosten.

Bij de bepaling van de van toepassing zijnde bijstandsnorm is uitgegaan de Participatiewet, alsmede de gemeentelijke Verordening toeslagen en verlagingen van toepassing. Bij het in aanmerking nemen van het inkomen boven bijstandsniveau moet bedacht worden, dat bij meerdere regelingen dit deel van het inkomen een rol speelt. Te denken valt onder meer aan de huurtoeslag, de zorgtoeslag, de kinderopvang, de Wet op de rechtsbijstand, kwijtschelding van zowel rijksbelastingen als gemeentelijke belastingen, de eigen bijdragen op grond van de Wmo. Bedraagt het inkomen meer dan 110% van de toepasselijke bijstandsnorm, dan wordt 35% van dat meerinkomen als draagkracht in aanmerking genomen.

Bij de bepaling van de draagkracht wordt een deel van een aanvullende particuliere oudedagsvoorziening voor aanvragers van 65 jaar of ouder (op grond van artikel 33, lid 5, PW) vrijgelaten. Met deze vrijlating wordt het bedrag van de door belanghebbende maandelijks ontvangen particuliere oudedagsvoorziening verminderd voor de berekening van de draagkracht.

2.2 Draagkracht uit vermogen

Het vermogen van de aanvrager wordt ten volle als financiële draagkracht aangemerkt voor zover dat hoger is dan de vermogensgrens genoemd in artikel 34 van PW. Met betrekking tot het vermogen, gebonden in de door de belanghebbende of zijn gezin in eigendom bewoonde woning met bijbehorend erf, zijn de regels van de PW van overeenkomstige toepassing. Het vermogen wordt vastgesteld in overeenstemming met artikel 34 van de PW.

 

Eveneens als vermogen geldt:

  • -

    Een auto/motor/caravan/pleziervaartuig waarover belanghebbende daadwerkelijk de beschikking heeft dan wel redelijkerwijs over kan beschikken, waarvan de dagwaarde op het moment van de aanvraag € 3.400, - of meer bedraagt. Het meerdere boven dit bedrag geldt als vermogen.

  • -

    Levensverzekering(en), lijfrente(n), koopsompolis(sen), spaarbeleg etc. indien er sprake is van een bijzondere spaarvorm, dan wordt de afkoopwaarde volledig meegenomen bij de vaststelling van het vermogen.

Als belanghebbende bijzondere bijstand aanvraagt voor verhuis- en inrichtingskosten en kosten bewindvoering, voor kosten ter vervanging van duurzame gebruiksgoederen of voor schulddelging, dan houdt de gemeente rekening met 100% van het totaal aan banksaldi dat belanghebbende meer heeft dan de voor hem geldende bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag.

2.3 Draagkrachtperiode

Het college bepaalt het begin en de duur van de periode waarover het vermogen en het inkomen in aanmerking wordt genomen:

  • -

    De draagkracht uit het inkomen wordt in beginsel vastgesteld voor een periode van 12 maanden, vanaf de eerste dag van de maand waarin de bijstandsaanvraag wordt ingediend;

  • -

    De draagkracht kan over een afwijkende periode dan hiervoor genoemd worden vastgesteld indien hiervoor aanleiding is;

  • -

    Indien binnen de vastgestelde periode van 12 maanden een nieuwe bijstandsaanvraag wordt ingediend, blijft de reeds eerder vastgestelde draagkracht voor die periode gelden;

  • -

    De draagkracht wordt telkens vastgesteld voor een periode van 12 maanden op het tijdstip waarop de voorgaande periode is verstreken.

Voor een belanghebbende vanaf 70 jaar wordt de draagkrachtperiode voor periodieke en incidentele bijzondere bijstand in beginsel voor 24 maanden vastgesteld, beginnend op de eerste dag van de maand waarin de bijzondere kosten zijn/worden gemaakt. Bij een nieuwe verstrekking in de vastgestelde draagkrachtperiode kan de laatst bepaalde draagkracht worden gehanteerd.

2.4 Herziening draagkracht

Een vastgestelde draagkracht of draagkrachtperiode kan slechts gewijzigd worden, indien de persoonlijke of financiële omstandigheden van de belanghebbende(n) ingrijpend gewijzigd zijn. Wijziging van de draagkracht, die (in de toekomst is berekend) kan alleen plaats vinden als er ingrijpende wijzigingen in het inkomen zijn. Onder ingrijpende wijzigingen van het inkomen wordt verstaan een permanente verlaging of verhoging van het inkomen met tenminste 10%.

2.5 Draagkracht bij een lopende uitkering volgens de Participatiewet

Indien het gezin of de persoon een lopende uitkering heeft volgens de Participatiewet of een AIO-uitkering via de SVB ontvangt, is het inkomen gelijk aan de voor hen toepasselijke bijstandsnorm en het vermogen altijd beneden de voor hen geldende vermogensvrijlating. Deze hoeft niet getoetst te worden en bij de aanvraag dient voor de bepaling van inkomen en vermogen slechts het laatste bankafschrift te worden overlegd waarop het maandinkomen is bijgeschreven.

 

Bij een inkomen uit IOAW/IOAZ kan gesteld worden dat het inkomen steeds gelijk is aan de voor aanvrager geldende bijstandsnorm, maar het vermogen dient dan nog wel getoetst te worden.

2.6 Kostendelersnorm

De kostendelersnorm is niet van toepassing bij de toekenning van Bijzondere bijstand. Dit blijkt uit de plaatsing van het wetsartikel in de Participatiewet met betrekking tot de kostendelersnorm (artikel 22a). Het artikel is gecodificeerd in Hoofdstuk 3 met als titel “Algemene bijstand”. Onder algemene bijstand wordt blijkens artikel 5 sub b Participatiewet verstaan: de bijstand ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Met deze omschrijving onderscheidt het karakter van de algemene bijstand zich juist van de bijzondere bijstand.

2.7 Draagkracht bij WSNP/beslaglegging

De draagkracht kan alleen berekend worden over middelen waarover belanghebbende daadwerkelijk de beschikking heeft (zie CRvB 01-02-2005, nr. 02/93 NABW en CRvB 28-03-2006, nr. 04/5465 NABW).

2.8 WSNP

De CRvB neemt hierbij als uitgangspunt dat dit slechts de middelen betreft die op de voet van artikel 295 lid 2 Fw buiten de boedel worden gelaten. Aangezien dit in de praktijk neerkomt op 90% van de bijstandsnorm, betekent dit dat er in het algemeen geen draagkracht zal kunnen bestaan bij een belanghebbende ten aanzien van wie een schuldsaneringsregeling van toepassing is.

 

In voorkomende gevallen heeft het college de mogelijkheid om aan belanghebbende verplichtingen op te leggen om de bewindvoerder tot een grotere vrijlating van inkomsten te bewegen of anderszins stappen te ondernemen die dat kunnen bewerkstelligen (zie Rechtbank Roermond 05-12-2008, nr. AWB 08/50).

2.9 Executoriaal beslag

De CRvB wijst – met betrekking tot het begrip inkomen in de wettelijke bepalingen over de vaststelling van de draagkracht in het kader van de bijzondere bijstand – op het bepaalde in artikel 42 Abw en oordeelt dat belanghebbende niet beschikt of redelijkerwijs kan beschikken over zijn inkomen voorzover daarop executoriaal beslag is gelegd. Volgens de CRvB kan belanghebbende dat inkomensdeel immers niet feitelijk besteden, is hij ter zake niet beschikkingsbevoegd noch kan hij zijn werkgeefster aanspreken om, in weerwil van het gelegde beslag, bedoeld inkomensdeel aan hem uit te betalen. Het bepaalde in artikel 15 Abw doet naar het oordeel van CRvB hieraan niet af.

Hoofdstuk 3 Collectieve en aanvullende zorgverzekering voor minima.

3.1 Collectieve en aanvullende zorgverzekering voor minima

De gemeente Oude IJsselstreek biedt alle inwoners die op 110% van het minimum inkomen, exclusief vakantietoeslag, zitten de mogelijkheid om zich collectief aanvullend te verzekeren bij Menzis. Voor 2017 kan men zich collectief aanvullend verzekeren in de pakketten Zorggarant 1 en 2. Daarnaast is het mogelijk om verschillende tandartsverzekering af te sluiten.

  • -

    Deze collectieve aanvullende verzekering is bedoeld voor iedere inwoner van de gemeente met een inkomen totmaximaal 110% van de voor hem geldende bijstandsnorm en een vermogen dat niet hoger is dan de voor hem geldende vrijlating.

  • -

    De aanvullende en collectieve zorgverzekering geldt als voorliggende voorziening.

  • -

    Van de belanghebbende wordt verwacht dat zij minimaal verzekerd zijn voor de zorgverzekering en de aanvullende collectieve verzekering. Indien men dit verzuimd wordt de eventuele bijzondere bijstand voor ziektekosten afgestemd op de situatie als ware belanghebbende collectief verzekerd. Er wordt tevens rekening gehouden met de besparing op de premie voor de aanvullende verzekering.

  • -

    Indien de belanghebbende bij een andere zorgverzekeraar verzekerd is, is deelname aan een vergelijkbare aanvullende verzekering minimaal vereist. Voor de aanvullende premie wordt geen vergoeding verstrekt.

  • -

    Indien cliënten voor bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan bijstand aanvragen zónder dat men aanvullend verzekerd is, wordt in beginsel géén bijzondere bijstand verstrekt voor de vergoeding welke ontvangen zou zijn wanneer men wél aanvullend én collectief aanvullend verzekerd was geweest. In het individuele geval worden de kosten, waarvoor geen vergoeding plaatsvindt, als niet noodzakelijk aangemerkt.

Het niet hebben van een aanvullende ziektekostenverzekering/zorgverzekering kan overigens niet gezien worden als een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid om te voorzien in de kosten van het bestaan. Het gaat hierbij immers om het noodzakelijkheidoordeel.

Hoofdstuk 4 Medische kosten

4.1 Algemeen

De Wet langdurige zorg (Wlz) en Zorgverzekeringswet (Zvw) vergoeden in het algemeen alle noodzakelijke kosten die verband houden met medische of paramedische behandeling. Beide regelingen gelden samen in het kader van de Participatiewet als een voorliggende voorziening die passend en toereikend is. Indien in het kader van de Wlz en Zorgverzekeringswet op grond van een bewuste beslissing over de noodzakelijkheid van een voorziening de keuze is gemaakt om één of meer kostensoorten niet in de voorziening op te nemen of de voorziening in een bepaalde situatie niet noodzakelijk te achten, dient de Participatiewet zich bij die keuze aan te sluiten en komt men ten aanzien van die kosten niet voor bijstandsverlening in aanmerking (TK 2002-2003, 28 870, nr. 3, p. 46 en CRvB 3 juli 2001, nrs. 00/1989 en 00/1993 NABW). Dit betekent in het algemeen dat kostensoorten die niet op grond van de Zvw of WLz worden vergoed ook niet in aanmerking komen voor bijzondere bijstand krachtens artikel 35 lid 1 PW.

 

Voor sommige soorten zorg uit het basispakket moet een eigen bijdrage worden betaald. Er kan bijzondere bijstand verstrekt worden voor de eigen bijdragen voor de (medisch) noodzakelijke voorzieningen genoemd in de Zorgverzekeringswet. Hiervoor is niet noodzakelijk om een aanvullend medisch advies te vragen.

 

Indien op grond van buitenwettelijk gemeentelijk beleid van de gemeente Oude IJsselstreek tot vergoeding van ziektekosten vanuit de bijzondere bijstand wordt overgegaan, gebeurd dat in principe onder aftrek van de vergoeding die een aanvullende verzekering biedt. Bijstandsverlening is mogelijk voor zover de gevraagde voorziening de goedkoopst, adequate noodzakelijke oplossing is en niet een gewenste duurdere oplossing.

 

Indien cliënten voor bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan bijstand aanvragen zónder dat men aanvullend verzekerd is, of waarbij er sprake is van het verwijtbaar niet aanvullend verzekerd kunnen zijn, door bijvoorbeeld betalingsachterstanden, wordt in beginsel géén bijstand verstrekt voor de vergoeding welke ontvangen zou zijn wanneer men wél aanvullend én collectief aanvullend verzekerd was geweest. Indien clienten op het moment van de aanvraag en de afhandeling daarvan aan een traject deelnemen om het schuldenpakket te saneren of er een regeling loopt via de Stadsbank kan afgezien worden van de voorgaande bepaling.

4.2 Vrijwillig eigen risico

Er wordt geen bijzondere bijstand toegekend voor (een deel van) het vrijwillig afgesloten eigen risico.

4.3 Verplicht eigen risico

Met ingang van 1 januari 2008 kent de Zorgverzekeringswet (Zvw) een verplicht eigen risico voor iedere verzekerde van 18 jaar of ouder (artikel 19 lid 1 Zvw). Per 1 januari 2018 bedraagt dit € 385,00 per kalenderjaar. De zorgverzekeraar brengt de kosten van het verplicht eigen risico in rekening bij de verzekerde. Bij de beantwoording van de vraag of het in rekening gebracht verplicht eigen risico voor bijzondere bijstand in aanmerking komt, is de brief van toenmalig Minister Klink van VWS van belang, waarin hij antwoord geeft op in de Tweede Kamer gestelde vragen met betrekking tot de gevolgen van de invoering van het eigen risico voor verzekeringsplichtigen. Om in aanmerking te komen voor compensatie van het eigen risico heeft de client € 200,- van het verplicht eigen risico van € 385,00 in en over het kalenderjaar 2018 betaald. Daarnaast geldt de volgende aanvullende voorwaarde:

  • -

    de aanvrager is geen asielzoeker die onder verantwoordelijkheid valt van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers.

  • -

    de aanvrager volgt geen opleiding als bedoeld in de WTOS, dan wel een studie als genoemd in de WSF 2000.

De tegemoetkoming voor 2018 bedraagt eenmalig € 200,00 per persoon.

4.4 Bril

Voor een complete bril gelden de volgende bedragen:

  • -

    bril met sterkte of contactlenzen € 150,- voor volwassenen per 2 kalenderjaren, uitzondering: wanneer het gezichtsvermogen binnen 24 maanden wijzigt.

Voor de hoogte van de bijzondere bijstand voor contactlenzen dient aansluiting te worden gezocht bij het bedrag dat zou gelden voor een overeenkomstige bril. Eventuele meerkosten blijven voor rekening van client.

4.5 Hoortoestellen

De aanschaf van een hoortoestel wordt door de zorgverzekeraar in principe vergoed. De voor eigen rekening blijvende eigen bijdrage tot een maximum van € 200,00 per gehoorapparaat kunnen eenmaal per 5 jaar via de bijzondere bijstand worden vergoed. De kosten voor een onderhoudscontract, een verzekering en niet-noodzakelijke accessoires worden als niet-noodzakelijk kosten beschouwd.

4.6 Kunstgebit (inclusief reparaties)

Voor de voor eigen rekening blijvende kosten bij de aanschaf of reparatie van een kunstgebit kan bijzondere bijstand worden verleend. Bij het bepalen van de hoogte van de bijzondere bijstand wordt ervan uitgegaan dat de aanvrager over de collectieve aanvullende ziektekostenverzekering van Menzis (Garantverzorgd 1) beschikt. Er kan dan bijzondere bijstand worden verleend voor dat deel van de kosten dat als eigen bijdrage zou gelden, als men wel aanvullend zou zijn verzekerd.

4.7 Pedicure

Voor de kosten van de pedicure kan bijzondere bijstand worden verleend bij personen van 65 jaar en ouder, bij een lichamelijke handicap en als hiervoor een medische noodzaak kan worden aangewezen. Personen met diabetes of reumatische artritis die deelnemen aan de collectieve verzekering komen onder voorwaarden mogelijk via Menzis in aanmerking voor vergoeding. Op grond van de bijzondere bijstand komt een bedrag van maximaal €150,00 per jaar in aanmerking voor vergoeding.

4.8 Extra waskosten/slijtage kleding en/of beddengoed

Door ziekte of handicap kunnen er zich omstandigheden voordoen, waardoor de kosten van het aanschaffen van kleding en/of beddengoed als bijzondere noodzakelijke bestaanskosten moeten worden aangemerkt of dat er meerkosten zijn voor het extra wassen van kleding en beddengoed. Het is mogelijk dat de kleding en het beddengoed door ziekte en/of handicap sneller slijten. Bij het vaststellen van de noodzaak dient er een medisch advies te worden aangevraagd. Voor de hoogte van de bijstand wordt aangesloten bij de bedragen zoals die worden gebruikt in de Nibud-prijslijst.

4.9 Extra stookkosten ten gevolge van ziekte of handicap

Bij het vaststellen van de noodzaak voor extra stookkosten dient er een medisch advies te worden aangevraagd. In voorkomende gevallen zal in redelijkheid bepaald moeten worden wat de hoogte is van de kosten bij een regulier verbruik in die woning. Dat kan worden bepaald door bij de energieleverancier te informeren naar het gemiddeld verbruik van soortgelijke woningen in dezelfde straat. Als de meerkosten zijn vastgesteld en er is een medisch noodzaak vastgesteld voor de extra stookkosten, kunnen de kosten jaarlijks worden geïndexeerd met het indexeringspercentage voor alimentatie, zolang de kosten noodzakelijk zijn.

4.10 Dieetkosten

Dieetkosten zijn de meerkosten die ten opzichte van de kosten van een normale gezonde voeding, ontstaan door het volgen van een (medisch noodzakelijk) dieet. Voordat er bijzondere bijstand wordt toegekend dient vastgesteld te worden of de kosten medisch noodzakelijk zijn. Hiertoe dient een medisch advies te worden aangevraagd. Bij de aanvraag dient een recent op naam gesteld dieetvoorschrift meegestuurd te worden. Het feit dat het dieet door een diëtist is vastgesteld, wil niet zeggen dat het dieet medisch noodzakelijk is.

 

De kosten van een diabetesdieet liggen niet hoger dan de kosten van reguliere voeding (zie CRvB 20-08-2002, nr. 00/376 NABW en CRvB 29-10-2002, nr. 99/3120 NABW). Er kan bijzondere bijstand verstrekt worden voor de meerkosten ten opzichte van normale gezonde voeding en als hiervoor via de belastingdienst geen vergoeding kan worden aangevraagd. Hierbij wordt uitgegaan van de NIBUD-norm.

4.11 Geneesmiddelen

Via de wettelijk verplichte basisverzekering (Zvw) en het daaruit voortvloeiende Geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS) worden de goedkoopst adequate medicijnen volledig vergoed. In beginsel is de Zvw, mede gelet op het Besluit zorgverzekering, te beschouwen als een aan de Participatie voorliggende, toereikende en passende voorziening. Als voor geneesmiddelen die onder het GVS vallen een eigen bijdrage verschuldigd is, kan bijzondere bijstand in de kosten van de eigen bijdrage verleend worden. Er bestaat in principe geen recht op bijzondere bijstand voor kosten van geneesmiddelen die niet onder de GVS vallen. Bijstand voor geneesmiddelen kan slechts worden verleend als sprake is van zeer dringende redenen. Dit zou moeten blijken uit een aangevraagd medisch advies.

4.12 Tandartskosten

Voor de kosten van een tandheelkundige behandeling dient sinds 1 januari 2006 de Zvw, mede gelet op artikel 2.7 van het Besluit zorgverzekering, in beginsel als een aan de PW voorliggende, toereikende en passende voorziening te worden beschouwd. In gevallen waarin deze zorg, als zijnde niet noodzakelijk, niet tot de prestaties behoren die op grond van het bij of krachtens de Zvw bepaalde voor vergoeding in aanmerking komen, kan op grond van artikel 15 lid 1 PW voor deze kosten geen bijzondere bijstand worden verleend (CRvB 17 november 2009, nrs. 08/6559 PW, CRvB 5 oktober 2010, nr. 08/502 PW en CRvB 18 januari 2011, nr. 09/7017 PW).

 

De gemeente Oude IJsselstreek heeft met betrekking tot de kosten van tandheelkundige hulp buitenwettelijk beleid. Voor de voor eigen rekening blijvende tandartskosten kan bijzondere bijstand worden verleend. Bij het bepalen van de hoogte van de bijzondere bijdrage wordt ervan uitgegaan dat de aanvrager over een aanvullende verzekering tegen tandartskosten beschikt. Als een aanvullende verzekering ontbreekt, zal er in de meeste gevallen sprake zijn van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid. Er kan dan slechts bijzondere bijstand worden verleend voor dat deel van de kosten dat voor eigen rekening was gebleven, als men wel aanvullend zou zijn verzekerd. Het maximum jaarbedrag bijzondere bijstand voor tandartskosten bedraagt per volwassene € 350,00 en voor kinderen € 500,00 per jaar.

4.13 Eigen bijdrage alarmeringskosten

De gemeente verstrekt een bijdrage aan personenalarmering (aansluitkosten en abonnementskosten) wanneer er sprake is van een sociale indicatie. Dit is ter beoordeling aan de medewerkers van de BackOffice. De tegemoetkoming in de aansluitkosten bedraagt maximaal € 80,00, de abonnementskosten maximaal € 12,50 per maand.

 

Slechts bij medische indicatie worden de de kosten grotendeels vergoed door de verzekeraar. Het aanbrengen van alarmeringsapparatuur wordt bij medische indicatie bekostigd uit de basisverzekering. De maandelijkse eigen bijdrage voor het abonnement worden vergoed door de collectieve verzekering van Menzis.

4.14 Alternatieve geneeswijzen

De kosten van alternatieve geneeswijzen worden niet vergoed in de AWBZ en Zvw. Voor deze kosten bestaat in beginsel ook geen recht op bijstand. De wettelijke grondslag hiervoor is artikel 15 lid 1 PW. De kosten van alternatieve geneeswijzen worden namelijk niet vergoed, omdat de werking ervan niet wetenschappelijk is bewezen. Soms wordt een deel van de kosten voor alternatieve geneeswijzen toch op basis van een aanvullende verzekering vergoed. Ondanks dat is er, gelet op het bovenstaande, in beginsel geen bijstandsverlening mogelijk voor de kosten van de eigen bijdragen (CRvB 15 maart 2011, nr. 09/3330 PW en CRvB 21 juli 2009, nr. 06/6938 PW).

Hoofdstuk 5 Reiskostenvergoeding bezoek aan arts, therapeut, ziekenhuis

5.1 Algemeen

Voor deelname aan het maatschappelijk verkeer bevat de bijstandsnorm een bepaald bedrag. Reiskosten vallen in de regel onder het begrip “deelname aan het maatschappelijk verkeer” en komen daarom in het algemeen niet in aanmerking voor bijzondere bijstand. Met alternatieve voorzieningen zoals BUUV en een experiment als de dorpsauto kan vervoer tegen een betrekkelijk lage prijs worden geregeld. Echter indien onomstreden is, dat het noodzakelijk kosten betreft, achtte de CRvB het niet juist om bij de bepaling van de hoogte van de bijzondere bijstand rekening te houden met het aandeel voor vervoerskosten dat begrepen is in de normuitkering (CRvB 04-07-2000, nr. 98/6119 NABW). Dit betekent dat in dat geval de reiskosten volledig voor vergoeding in aanmerking komen voorzover de kosten aantoonbaar zijn.

5.2 Vergoeding bezoek aan arts, therapeut, ziekenhuis binnen de gemeente

Voor bezoek aan arts, therapeut of ziekenhuis binnen de gemeente is geen reiskostenvergoeding. Dit wordt tot de algemeen gebruikelijke kosten gerekend.

5.3 Vergoeding bezoek aan arts, therapeut, ziekenhuis binnen de regio

Kosten voor bezoek voor afspraak in de regio worden gebaseerd op de goedkoopste manier van reizen. Dat kan met de buurtbus, Regiotaxi, Valys of openbaar vervoer zijn. Voor noodzakelijke medische behandelingen buiten de regio, indien deze aantoonbaar niet binnen de gemeente kunnen plaatsvinden. Op basis van werkelijke kilometers van huisadres tot adres behandelaar; € 0,18 per kilometer.

5.4 Eigen bijdrage zittend ziekenvervoer

Voor bepaalde doelgroepen en personen welke vallen onder de hardheidsclausule vergoedt de basisverzekering zittend ziekenvervoer. Voor de eigen bijdrage die per kalenderjaar betaald moet worden, is bijzondere bijstand mogelijk.

5.5. Reiskosten schoolgaande kinderen (nieuwkomers)

Er wordt vanuit gegaan dat het algemeen gebruikelijk is dat kinderen naar school fietsen. Voor kinderen van nieuwkomers die naar de middelbare school moeten kan een aanvraag voor een tweedehandsfiets worden aangevraagd (zie 6.6). Het is noodzakelijk dat kinderen van nieuwkomers kunnen fietsen en eerst de verkeersregels kennen. Om hen in de gelegenheid te stellen dit te leren wordt bij wijze van uitzondering en op individuele gronden, voor een periode van maximaal drie maanden bijzondere bijstand voor de reiskosten van het OV naar school worden toegekend. Vluchtelingenwerk dient de aanvraag schriftelijk te onderbouwen.

5.6 Bijzondere reiskosten

Op grond van individuele omstandigheden kan bijzondere bijstand om niet worden toegekend voor reiskosten binnen Nederland. Reiskosten kunnen met name worden aangemerkt als bijzondere kosten in de volgende situaties:

  • -

    Het bezoeken van een familielid in een ziekenhuis of verpleeginrichting in Nederland;

  • -

    Het bezoeken van een gedetineerd gezinslid of een uit huis geplaatst kind in Nederland.

Het maximum bedrag voor de toekenning van reiskosten wordt gevormd door de reiskosten van het openbaar vervoer (bewijsstukken moeten overlegd worden). Indien een aanvrager met een eigen auto reist wordt er € 0,18 per kilometer vergoed. Deze vergoeding geldt niet bij een bezoek in de eigen gemeente. Let wel: bij aanvullende verzekering van Menzis worden de eerste 500 km voor bezoek aan directe familie in het ziekenhuis niet vergoed, daarna is er recht op een vergoeding tot maximaal € 120,00 per polis.

Hoofdstuk 6 Overige kosten

6.1 Eigen bijdrage thuiszorg/CAK

Een vergoeding van de eigen bijdrage aan het CAK is opgenomen in de collectieve verzekering. Hiermee is dit een voorliggende voorziening.

 

Voor inwoners van de gemeente die niet kunnen deelnemen aan de CAZ, omdat hun inkomen of vermogen te hoog, is kan er voor deze kosten bijzondere bijstand worden verleend tot de door het CAK vastgestelde eigen bijdrage per periode van 4 weken. Er hoeven geen nota’s te worden ingeleverd voor de uitbetaling van de bijzondere bijstand, deze kunnen per maand betaalbaar worden gesteld. Bij aanvraag voor het komende jaar kunnen nota’s worden opgevraagd voor de verantwoording van de uitbetaalde bijstand.

6.2 Maaltijden

Indien een client niet in staat is om voor zichzelf of zijn gezin warme maaltijden te bereiden, kan er voor de meerkosten bijzondere bijstand worden verstrekt. De criteria om in aanmerking te komen voor bijzondere bijstand voor de kosten van maaltijden aan huis of kant-en-klaarmaaltijden zijn:

  • -

    er is besproken of er ook voorliggende voorzieningen zoals kant&klaar maaltijden uit de winkel of hulp vanuit de sociale omgeving waar men een beroep op kan doen.

  • -

    op medische gronden niet in staat zijn een eigen maaltijd te bereiden en geen beroep kunnen doen op gebruikelijke zorg door een partner of inwonende kinderen en;

  • -

    gebruik maken van een maaltijdenvoorziening/vaste leverancier.

Op basis van de normen van het NIBUD wordt op basis van leeftijd, samenstelling van het huishouden berekend wat de kosten zijn die gebruikelijk zijn voor een maaltijd. De meerkosten voor een maaltijdvoorziening kunnen vergoed worden uit de Bijzondere bijstand met een maximum tot € 2,50 per maaltijd.

6.3 Kosten van rechtsbijstand

Als er gebruik moet worden gemaakt van de diensten van een advocaat, moet daarvoor een eigen bijdrage worden betaald ingevolge de Wet op de rechtsbijstand. Soms moeten er ook nog andere kosten betaald worden, zoals griffierechten en bureaukosten van de advocaat.

 

De Centrale Raad van Beroep heeft in een uitspraak vastgesteld dat de gemeente de noodzakelijkheid van het voeren van de procedure niet mag beoordelen, omdat de noodzaak al is beoordeeld op grond van de Wet op de rechtsbijstand. Wanneer de client via het Juridisch Loket bent doorverwezen, krijgt hij/zij korting op de eigen bijdrage. Als er derhalve sprake is van op grond van de Wet op de rechtsbijstand gefinancierde rechtskundige bijstand, worden de te betalen eigen bijdrage en de overige kosten aangemerkt als bijzondere kosten, waarvoor bijzondere bijstand om niet kan worden verleend. Indien client er niet voor kiest om niet eerst advies te vragen bij het Juridisch loket, maar direct naar een advocaat gaat, wordt de korting op mindering gebracht op de bijzondere bijstand.

 

De volgende kosten komen in beginsel niet in aanmerking voor bijzondere bijstand:

  • -

    vertaalkosten in strafzaken. Advocaten kunnen namelijk (ingeval er een toevoeging is verleend!) kosteloos gebruik maken van een tolkencentrum.

6.4 Verhuis- en inrichtingskosten

De kosten, die verband houden met een verhuizing of (her)inrichting behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Dergelijke kosten moeten worden voldaan uit de bijstandsuitkering of het daarmee in hoogte vergelijkbare inkomen, hetzij door middel van reservering, hetzij door gespreide betaling achteraf.

 

Als er sprake is van bijzondere omstandigheden, kan tot op zekere hoogte wel bijzondere bijstand worden verleend (in de vorm van een lening of borgtocht). Van bijzondere omstandigheden kan worden gesproken, als een verhuizing of (her)inrichting dermate noodzakelijk is, dat uitstel hiervan tot ongewenste situaties leidt. Hierbij moet de mogelijkheid om te reserveren hebben ontbroken en de mogelijkheid van gespreide betaling achteraf niet bestaan.

 

Uitgangspunt is dat iedereen van 18 jaar en ouder recht heeft op zelfstandige huisvesting. Als men echter voor het eerst zelfstandig gaat wonen, wordt men geacht hiervoor te hebben gereserveerd. Op het moment dat men heeft verzuimd te reserveren of onvoldoende heeft gereserveerd, dan zal men de verhuizing moeten uitstellen. Dit geldt voor personen die het ouderlijk huis verlaten, maar ook voor personen die een andere niet-zelfstandige woonvorm (bijv. een kostganger of een kamerhuurder) verlaten. In deze gevallen is er dan geen noodzaak voor bijstandsverlening, tenzij er sprake is van een acute noodsituatie. De kosten die gemaakt worden voor de (her-)inrichting dienen het gevolg te zijn van de verhuizing. De kosten voor een reguliere vervanging van een duurzaam gebruiksgoed waar men reeds over beschikt, worden bijvoorbeeld niet tot de kosten van de verhuizing gerekend. Er wordt vanuit gegaan dat men zoveel mogelijk gebruik maakt van de goederen waarover men reeds beschikt of redelijkerwijs kan beschikken.

6.5 Duurzame gebruiksgoederen

De kosten voor de aanschaf, reparatie en of vervanging van duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan waarin voorzien kan worden vanuit het aanwezige vermogen, een inkomen ter hoogte van de bijstandsnorm en de langdurigheidstoeslag, hetzij door middel van reservering vooraf, hetzij door middel van gespreide betaling achteraf. Als uitvloeisel van het gestelde kan in principe geen bijzondere bijstand worden verleend voor duurzame gebruiksgoederen.

 

Tenzij de kosten noodzakelijk zijn als gevolg van bijzondere omstandigheden in het individuele geval, die ertoe leiden dat de kosten niet uit de algemene bijstand en de aanwezige draagkracht kunnen worden voldaan. De bijzondere bijstand voor noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen wordt dan verleend in de vorm van (borgtocht voor) een lening bij de Stadsbank, geldlening of, als dit niet mogelijk is, een bedrag om niet. Bij een eerste zelfstandige huisvesting wordt nooit bijzondere bijstand verstrekt.

6.6 Inrichtingskosten voor nieuwkomers

Voor inrichtingskosten van nieuwkomers (statushouders) wordt 50% van de normbedragen overeenkomstig met het Nibud gehanteerd omdat mensen bijvoorbeeld ook via Marktplaats tweedehands spullen kunnen aanschaffen. Het inboedeltegoed bestaat uit twee componenten: een lening en een bedrag ‘om niet’ in het kader van de Participatiewet. Naast de inrichtingskosten voor de woning kan een bijdrage van maximaal € 175,- worden verstrekt voor de aanschaf van een tweedehands fiets omdat een goede fiets voor het bereiken van middelbare scholen onmisbaar is en voorliggend is op openbaar vervoer. De hoogte van het bedrag is vastgesteld op 50% van de normkosten van Nibud. Voor kinderfietsen (basisschool) wordt geen vergoeding verstrekt. Reden hiervoor is dat basisscholen op loopafstand van de woning liggen. De kosten worden uitgekeerd wanneer een betaalbewijs kan worden overhandigd. De aanvraag voor een fiets moet binnen 3 maanden na vestiging in de gemeente worden ingediend.

6.7 Babyuitzet

De kosten van een babyuitzet behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke bestaanskosten. Deze kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke uitkering algemene bijstand door hetzij door middel van reservering vooraf, hetzij door middel van gespreide betaling achteraf. Dit betekent dat er in beginsel geen bijstandsverlening mogelijk is voor deze kosten.

 

Alleen bij bijzondere omstandigheden kan van deze regel worden afgeweken. Het ontbreken van reserveringsmogelijkheden kan bijstandsverlening rechtvaardigen. In het algemeen geldt dat de belanghebbende in ieder geval vanaf de vierde maand van de zwangerschap voor deze kosten heeft kunnen reserveren. Indien op grond van bijzondere omstandigheden niet gereserveerd kan worden voor de kosten van een babyuitzet en een babykamer, dan kan hiervoor bijzondere bijstand worden verleend op basis van het vastgesteld basispakket babyuitzet van het Nibud.

 

Bij de geboorte van een tweede of volgend kind wordt er altijd verondersteld dat de noodzakelijke artikelen voor de babyuitzet en de babykamer al aanwezig zijn en dat er geen noodzaak is voor bijzondere bijstand voor de aanschaf van deze artikelen. Kosten van aangepaste kleding voor de moeder behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kosten kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke bijstandsnorm en komen derhalve niet voor bijzondere bijstand in aanmerking.

6.8 Schulddelging huurschuld / energieschuld / overige schulden

Op grond van artikel 13 lid 1 sub g PW kan er geen bijstand worden verleend indien de belanghebbende bij het ontstaan van de schulden, of daarna, over voldoende middelen beschikte.

 

Uit de jurisprudentie blijkt verder dat slechts zelden van dit uitgangspunt wordt afgeweken. Er dient dan in ieder geval sprake te zijn van zeer bijzondere, individuele omstandigheden. Als ontruiming van de woning en/of afsluiting van de energievoorziening dreigt kan bij hoge uitzondering (levensbedreigende situatie, sociale omstandigheden) soms een lening mogelijk zijn.

 

Uit de rapportage moet duidelijk worden dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die bijstandsverlening noodzakelijk maken. In de rapportage moet daarom in ieder geval aandacht besteed worden aan de volgende zaken:

  • -

    De verwijtbaarheid

  • -

    het financiële verleden van de cliënt (o.a. eerdere huur- en energieschulden)

  • -

    De oorzaak van de schulden

  • -

    De gezinssamenstelling en de omstandigheden waarin het huishouden verkeert

  • -

    De aanpak van het totale schuldenpakket van de cliënt (schuldhulpverlening).

Aan de bijstandsverlening ten behoeve van schulden wordt de voorwaarde verbonden dat de aanvrager medewerking verleent aan schuldhulpverlening.

6.9 Kosten van een uitvaart van bloedverwanten in de eerste graad, echtgenoot of partner

Zijn er niet voldoende financiële middelen om een uitvaart te betalen en is er sprake van nabestaanden met minderjarige kinderen, dan kan een beroep worden gedaan op de bijzondere bijstand. De bijzondere bijstand is per uitvaart gemaximeerd, onder aftrek van de uitkering van de begrafenis/uitvaartverzekering. De maximale vergoeding bedraagt € 2.500,00. Het Zorgloket moet dan wel eerst de kostenbegroting van de uitvaartondernemer hebben goedgekeurd. De kosten voor de begrafenis of crematie behoren tot de passiva (schulden) van het nalatenschap en komen voor rekening van de erfgenamen (bloedverwanten in eerste graad, echtgenoot of partner). De erfgenamen hebben de taak de uitvaartkosten te delen. Iedere erfgenaam kan eventueel een aanvraag voor zijn of haar deel bij de gemeente indienen waar men woont. Indien om zwaarwegende redenen het niet mogelijk is om een bloedverwant in de berekening van de bijstand van de uitvaartkosten mee te nemen (bijvoorbeeld als er afstand is gedaan) dan wordt hiermee in de berekening rekening gehouden.

 

Bij overlijden in het buitenland wordt geen bijzondere bijstand verleend voor de kosten van repatriëring. Er wordt tevens geen bijstand verleend voor een begrafenis en/of uitvaart in het buitenland. Voor de uitvaart van andere personen dan echtgenoot/partner met en/of kinderen wordt geen bijstand verleend.

6.10 Wet op de Lijkbezorging

De Wet op de lijkbezorging regelt de uitvaart van overledenen in het geval niemand een opdracht tot lijkbezorging heeft gegeven. De kosten hiervan komen voor rekening van de gemeente waarin het lichaam van de overledene zich bevindt. De nabestaande die opdracht heeft gegeven voor lijkbezoring dan wel de nabestaande op wie de kosten voor de lijkbezorging worden verhaald, en die over te weinig middelen van bestaan beschikt om (zijn deel in) de kosten te voldoen, kan een aanvraag om bijzondere bijstand indienen. De Wet op de lijkbezorging is dus geen voorliggende voorziening, maar de allerlaatste. Men kan iemand niet dwingen de uitvaart van een dierbare niet te regelen.

6.11 Bijdragen ouders voor jeugdhulpverlening (LBIO)

Als een minderjarig kind uit huis wordt geplaatst, is de ouder een onderhoudsbijdrage schuldig. Deze onderhoudsbijdrage wordt geïnd door het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO). Indien het uit huis geplaatste kind nog gezien kan worden als een ten laste komend kind van belanghebbende, kan het college in bijzondere gevallen bijzondere bijstand verlenen voor de kosten van deze ouderbijdrage, in het geval dat de belanghebbende niet daadwerkelijk een beroep kan doen op de kinderbijslag.

 

Voor de vraag of een kind wordt gezien als een ten laste komend kind, is bepalend of belanghebbende aanspraak op kinderbijslag kan maken ten aanzien van betreffend kind (artikel 4 onder e PW). Voor het recht op kinderbijslag bij uit huis geplaatste kinderen is het van belang dat de ouder kan aantonen dat hij het kind in belangrijke mate onderhoudt. Wil er sprake zijn van in belangrijke mate onderhouden dan zal normaliter slechts worden gekeken naar het inkomen van het kind. Als dit beneden een bepaald bedrag blijft, dan wordt aangenomen dat het kind in belangrijke mate wordt onderhouden. In niet-reguliere gevallen wordt naast het inkomen van het kind ook gekeken naar de daadwerkelijke onderhoudskosten. De LBIO-bijdrage maakt deel uit van de onderhoudskosten. Als deze bijdrage echter te laat wordt betaald, dan telt het niet mee als onderhoudskosten. Niet-betaling kan dus leiden tot het verlies van het recht op kinderbijstand. Het alsnog betalen van de LBIO-bijdrage kan het recht op kinderbijslag met terugwerkende kracht herstellen.

 

Indien de bijdrageplichtige ouder aantoont dat hij/zij een periodieke bijstandsuitkering ter voorziening in de kosten van levensonderhoud ontvangt naar de norm voor een alleenstaande, kan de bijdrage door het LBIO op nihil gesteld worden.

6.12 Kosten bewindvoerder beschermingsbewind

De noodzaak van onder bewindstelling staat vast als de kantonrechter de onderbewindstelling heeft uitgesproken. Bewind wordt alleen uitgesproken door een rechter op verzoek (beschermingsbewind) of door de faillissementsrechter.

Als hoofdregel geldt dat de draagkracht ter beoordeling overblijft en een eventuele voorliggende voorziening dit omdat de noodzakelijkheid volgt uit de rechterlijke beschikking van onderbewindstelling en het zich voordoen van de kosten volgt uit de wet en de regeling beloning curatoren, mentoren en bewindvoerders.Als de kantonrechter kiest voor een zakelijke bewindvoerder en dit kosten meebrengt voor de belanghebbende, zijn deze kosten noodzakelijk. De beschikking van de kantonrechter is bepalend voor de kostenvergoeding. De hoogte van het tarief hangt af van het al dan niet geregistreerd staan van de bewindvoerder bij de Branchevereniging van professionele Bewindvoerders en Inkomenbeheerders. De rechter kan op verzoek afwijken van het standaardtarief als de bewindvoerder extra werkzaamheden moet verrichten.

Als belanghebbende naast bewindvoering ook een BBR rekening heeft bij de Stadsbank Oost Nederland (SON), worden deze kosten in mindering gebracht op de nota van de bewindvoerder.

6.13 Kosten van bewindvoering in het kader van de WSNP

Geen bijzondere bijstand is mogelijk in de kosten van bewindvoering in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP). Het Besluit subsidie bewindvoerder schuldsanering en het Besluit salaris bewindvoerder schuldsanering gelden bij de uitvoering van de WSNP als voorliggende voorzieningen. Het salaris van de bewindvoerder moet met voorrang worden betaald uit de boedel. Op basis van jurisprudentie geldt dat een bewindvoerder het salaris dat niet uit de boedel kan worden bestreden niet bij de belanghebbende in rekening mag brengen. Vanaf oktober 2013 kunnen WSNP bewindvoerders een beroep doen op een aanvullende subsidie bij de Raad voor de Rechtsbijstand. Het salaris van de bewindvoerder is met de nieuwe systematiek altijd gegarandeerd. Het niet te innen deel van de vergoeding kan als subsidie gedeclareerd worden bij de Raad voor Rechtsbijstand. Voor dit doeleinde is het daarom niet langer nodig om, wanneer een schuldenaar geen afloscapaciteit heeft, het salaris te innen uit het vrij te laten bedrag.

Hoofdstuk 7 Legeskosten vreemdeling

7.1 Kosten verlenging, wijziging verblijfsvergunning.

Gelet op jurisprudentie van de CRvB behoren de legeskosten i.v.m. de verlenging van de verblijfsvergunning tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, welke kosten in beginsel uit de bijstandsnorm dienen te worden voldoen.

 

Er bestaat in beginsel geen recht op bijzondere bijstand voor de kosten van verlenging of wijziging van de verblijfsvergunning, omdat geen sprake is van bijzondere omstandigheden. Afwijzing dient daarom plaats te vinden op grond van artikel 35 lid 1 PW Dit betekent dat voor deze kosten normaliter geen bijzondere bijstand wordt verstrekt, tenzij sprake is van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan als bedoeld in art. 35 PW.

 

Indien de bijstandsverzoeker een beroep doet op de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden, dan zal de gemeente moeten onderzoeken of in het voorliggende geval sprake is van zodanige feiten en omstandigheden dat reservering vooraf dan wel het afsluiten van een lening voor die kosten niet mogelijk is. Indien vervolgens blijkt dat er sprake is van bijzondere omstandigheden, dan kan de gemeente, rekening houdend met de individuele omstandigheden, bijzondere bijstand in deze kosten verlenen.

 

Het niet hebben kunnen reserveren en het niet af kunnen sluiten van een lening voor deze kosten, kan een bijzondere omstandigheid zijn. De bijstand wordt in beginsel “om niet” verstrekt, tenzij sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 48, tweede lid PW. De draagkracht op grond van het vermogen voor deze kostensoort bedraagt 100% van het saldo op de rekening(en) van de aanvragen minus de voor aanvrager bijstandsnorm inclusief vakantietoelage. Voor de legeskosten van een eerste verblijfsvergunning bestaat nooit recht op bijzondere bijstand gelet op artikel 11 lid 2 en 3 PW.

7.2 Kosten voor naturalisatie

De kosten voor naturalisatie worden als niet noodzakelijk aangemerkt. De gemeente verstrekt hier dan ook geen bijzondere bijstand voor.

7.3 Legeskosten gezinshereniging vluchteling.

Een uitzondering op deze algemene regel doet zich voor in het geval dat het de gezinsleden van een erkende vluchteling betreft in het kader van gezinshereniging. In deze is het onvrijwillige karakter van het verblijf in Nederland de bijzondere omstandigheid op grond waarvan de noodzakelijke kosten zijn ontstaan.

 

Door niet terug te kunnen keren naar het land van herkomst kan de vluchteling het recht op een gezinsleven ex artikel 8 Europees verdrag voor de rechten van de mens (EVRM) niet uitoefenen. Daartoe zal het gezin wel naar Nederland moeten komen. Dit heeft tot gevolg dat in de legeskosten (aanvragen, wijzigen en/of verlengen) voor de verblijfsvergunningen van de gezinsleden van de vluchteling in verband met gezinshereniging bijzondere bijstand kan worden verleend. Dit geldt voor de vluchteling met GBA-codes 26, 27 en 33 met document III of IV.Dit geldt ook voor de kosten van vertalingen, verplicht gemaakt door een beëdigd vertaler, van relevante officiële documenten zoals trouwakte en geboortebewijzen. Op grond van artikel 48, eerste lid, PW wordt de bijstand in beginsel om niet verstrekt.

 

De reiskosten om tot gezinshereniging te komen kunnen niet via de bijzondere bijstand worden vergoed. Deze kosten worden namelijk niet in Nederland maar in het land van herkomst gemaakt.

Hoofdstuk 8 Individuele inkomenstoeslag

8.1 Toelichting Individuele inkomenstoeslag

Het is een bevoegdheid van het college om de precieze hoogte van de Individuele inkomenstoeslag vast te stellen en de criteria. In het Besluit Sociaal Domein zijn de bedragen vast gelegd.

Artikel 8.2 Criteria voor toekenning

Een persoon heeft een langdurig laag inkomen als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet als gedurende de referteperiode het in aanmerking te nemen inkomen niet hoger is dan 110% van de toepasselijke bijstandsnorm. Als criterium voor langdurig wordt een periode van 3 jaar genomen.

 

Niet voor de toeslag komt in aanmerking de belanghebbende die een opleiding volgt als bedoeld in de WTOS, dan wel een studie volgt als genoemd in de WSF 2000.

 

Als één van de gehuwden is uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag ingevolge de artikelen 11 of 13, eerste lid, van de Participatiewet, komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

8.3 Bedragen

Een individuele inkomenstoeslag bedraagt per kalenderjaar:

  • a.

    € 350,- voor een alleenstaande;

  • b.

    € 425,- voor een alleenstaande ouder;

  • c.

    € 500,- voor gehuwden.

De bedragen genoemd in het eerste lid kunnen jaarlijks geïndexeerd worden overeenkomstig de ontwikkelingen van de consumentenprijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek. De bedragen worden naar boven afgerond op hele euro’s.

Hoofdstuk 9 Meedoen-fonds

9.1 Toelichting

Het Meedoen-fonds is een gemeentelijke regeling in het kader van het minimabeleid.

9.2 Regels Meedoen-fonds

Het Meedoen-fonds is bedoeld voor iedere inwoner van de gemeente met een inkomen tot maximaal 110% van de voor hem geldende bijstandsnorm en een vermogen dat niet hoger is dan de voor hem geldende vrijlating. Voor studenten en scholieren met een inkomen uit Studiefinanciering of de WTOS 18+ geldt de regeling niet. Er kan een bijdrage worden verleend de kosten van:

  • 1.

    Lidmaatschappen, contributies en vaste bijdragen in verband met actieve, regelmatige deelname aan activiteiten van:

    • -

      muziek-, toneel- en zangverenigingen, muziekschool

    • -

      sportverenigingen

    • -

      jeugdwerk, jeugdclubs en scouting

  • 2.

    Uitgaven aan (sport)kleding, materialen, uniformen etc. die nodig zijn voor deze verenigingen.

  • 3.

    Abonnementen van zwembaden en bibliotheken.

  • 4.

    Uitgaven in verband met:

    • -

      sociaal-culturele activiteiten gericht op ouderen en gehandicapten

    • -

      lidmaatschap vrouwenverenigingen, buurtverenigingen en ouderenbonden

    • -

      lidmaatschap volkstuinverenigingen, hobbyclubs

  • 5.

    Uitsluitend voor ouderen vanaf 65 jaar en gehandicapten komen ook onderstaande kosten in aanmerking voor een bijdrage:

    • -

      abonnement op dagblad of weekblad

9.3 Bedragen Meedoen-fonds

De hoogte van de bijdrage is gelijk aan de kosten van de activiteiten. Daarbij geldt een maximum van € 115,- per persoon per jaar. Voor elk gezinslid vanaf 4 jaar kan een bijdrage aangevraagd worden.

Hoofdstuk 10 Regeling toelage schoolgaande kinderen.

10.1 Toelichting

De Regeling toelage schoolgaande kinderen is een gemeenlijke regeling in het kader van minimabeleid. Omdat er in het gemeentelijk beleid specifiek aandacht is voor kinderen is de Regeling toelage schoolgaande kinderen ingesteld.

10.2 Regels Regeling toelage schoolgaande kinderen

De regeling is bestemd voor gezinnen met een of meerdere schoolgaande kinderen van 4 tot en met 17 jaar met een inkomen niet hoger dan 110 % van de bijstandsnorm en een vermogen niet hoger dan het vrij te laten vermogen op grond van de Wet werk en bijstand. Voor de toekenning van de toelage hoeven geen bewijsstukken van kosten te worden overlegd.

10.3 Bedragen Regeling toelage schoolgaande kinderen

  • € 50,00 per schooljaar per kind dat basisonderwijs volgt;

  • € 150,00 per schooljaar per kind dat voortgezet en/of middelbaar onderwijs volgt.

Indien een kind in augustus overstapt naar het middelbaar onderwijs wordt er voor dat kalenderjaar een bedrag van in totaal € 100,00 toegekend.

Hoofdstuk 11 Regeling Computers voor kinderen op het middelbaar onderwijs.

11.1 Toelichting

De Regeling Computers voor kinderen op middelbaar onderwijs is een gemeentelijke regeling in het kader van minimabeleid. Omdat er in het gemeentelijk beleid specifiek aandacht is voor kinderen is de Regeling toelage schoolgaande kinderen ingesteld.

11.2 Regels

De regeling is bestemd voor gezinnen met een inkomen niet hoger dan 110 % van de bijstandsnorm en een vermogen niet hoger dan het vrij te laten vermogen op grond van de Wet werk en bijstand en met 1 of meerdere kinderen die naar het voortgezet onderwijs gaan (tussen 12 en 18 jaar). De regeling is eenmalig, m.u.v. grote gezinnen. Daarvoor geldt een afwijkende regeling:

 

Kinderen < 18 jaar op voortgezet onderwijs

1 kind = 1 computer

2 kinderen = 1 computer

3 kinderen = 2 computers

4 kinderen = 2 computers

5 kinderen = 3 computers

6 kinderen = 3 computers

11.3 Bedragen

De tegemoetkoming voor de computer, laptop of tablet bedraagt € 300,00. Er kan geen tegemoetkoming of bijzondere bijstand worden verstrekt voor de kosten van vervanging, uitbreiding of reparaties aan de geleverde computer.