Organisatie | Oude IJsselstreek |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Oude IJsselstreek houdende regels omtrent sociaal domein Verordening Sociaal Domein Gemeente Oude IJsselstreek 2018 |
Citeertitel | Verordening Sociaal Domein Gemeente Oude IJsselstreek 2018 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | Toelichting Verordening Sociaal Domein Gemeente Oude IJsselstreek 2018 |
Deze regeling vervangt de Verordening sociaal domein 2015.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2018 | 11-12-2018 | nieuwe regeling | 14-12-2017 | . |
De raad van de gemeente Oude IJsselstreek;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 7 december 2017;
2.1.3, 2.1.4, eerste, tweede, derde en zevende lid, 2.1.5, eerste lid, 2.1.6, 2.1.7, 2.3.6, vierde lid, en 2.6.6, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en 5.4 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015; en
2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, vierde lid, van de Jeugdwet; en
8, eerste lid, aanhef en onderdeel b, en tweede lid, van de Participatiewet;
burgers een eigen verantwoordelijkheid dragen voor de wijze waarop zij hun leven inrichten en deelnemen aan het maatschappelijk leven; dat van burgers verwacht mag worden dat zij elkaar daarin naar vermogen bijstaan; dat burgers die zelf, dan wel samen met personen in hun omgeving onvoldoende zelfredzaam zijn of onvoldoende in staat zijn tot participatie, een beroep moeten kunnen doen op ondersteuning door de gemeente, zodat zij zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven wonen; dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen ter uitvoering van het beleidsplan als bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet met betrekking tot de ondersteuning bij de versterking van de zelfredzaamheid en participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen, beschermd wonen en opvang, en dat het noodzakelijk is om de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking te bevorderen en daarmee bij te dragen aan het realiseren van een inclusieve samenleving;
de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente heeft belegd, waarbij het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt; en dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen over de door het college te verlenen maatwerk voorzieningen en overige voorzieningen, met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een maatwerk voorziening, over de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een maatwerk voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen, de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld, voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een maatwerk voorziening of een persoonsgebonden budget alsmede misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet, en regels ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan; het voorts wenselijk is te bepalen onder welke voorwaarden degene aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot diens sociale netwerk;
het college rekening houdt dat burgers naar krachten en bekwaamheid inspanningen verrichten om tot inkomensverbetering te komen. Wanneer er gelet op de opstandigheden van een persoon langdurig geen zicht is op inkomensverbetering kan er door het college een individuele inkomenstoeslag bepaald worden op grond van de Participatiewet art.36. Deze inkomenstoeslag is bedoeld voor algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan;
besluit vast te stellen de Verordening Sociaal Domein gemeente Oude IJsselstreek 2018.
Hoofdstuk 1 algemene bepalingen
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
mantelzorger: persoon die onbetaald ondersteuning verleent ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, welke hulp rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep;
Artikel 2. Reikwijdte verordening
Deze verordening heeft betrekking op de maatschappelijke ondersteuning of jeugdhulp ten behoeve van ingezetenen van de gemeente Oude IJsselstreek en minderjarigen die volgens het woonplaatsbeginsel (art. 12 boek 1 BW) onder verantwoordelijkheid van de gemeente vallen en minderjarige ingezetenen die onder voogdij staan.
Voor ingezetenen van Nederland met een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning in de vorm van beschermd wonen of (maatschappelijke) opvang geldt dat zij zich melden en de daarmee verband houdende aanvraag indienen in de centrumgemeente Doetinchem. Het college draagt zorg voor een zorgvuldige overdracht.
Artikel 6. Vooronderzoek; indienen persoonlijk plan/familiegroepsplan
In het geval het een jeugdige betreft brengt het college de jeugdige en zijn ouders op de hoogte van de mogelijkheid om binnen een redelijke termijn een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1. van de Jeugdwet op te stellen. Als de jeugdige en zijn ouders daarom verzoeken, draagt het college zorg voor ondersteuning bij het opstellen van het familiegroepsplan.
Voor of tijdens het gesprek verschaffen de cliënt, de jeugdige of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college hiervoor nodig zijn en waarover de cliënt op dat moment redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De cliënt verstrekt in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.
Artikel 7. Gesprek en onderzoek
Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en de cliënt, de jeugdige of zijn ouders of degene door of namens wie de melding is gedaan, dan wel diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers en desgewenst familie of iemand uit het sociale netwerk, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:
Artikel 8. Verslag en ondersteuningsplan
Indien het onderzoek als genoemd in het vorige artikel leidt tot de conclusie dat er een aanvraag voor een maatwerkvoorziening moet worden ingediend, wordt de schriftelijke weergave van het gesprek en uitkomst van het onderzoek vastgelegd in de vorm van een ondersteuningsplan en uiterlijk binnen 6 weken na de melding aan de cliënt gestuurd.
Het college kan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen als het dit van belang acht voor de beoordeling van de aanvraag om een maatwerkvoorziening.
Artikel 12. Voorwaarden en weigeringsgronden voor een maatwerkvoorziening
Geen aanspraak op een maatwerkvoorziening op grond van de Jeugdwet bestaat:
voor zover de aanvraag betrekking heeft op een voorziening die aan cliënt al eerder is verstrekt in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet verstreken is, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen;
Artikel 14. Regels voor persoonsgebonden budget
De hoogte van een pgb wordt vastgesteld voor:
een hulpmiddel: op basis van de kostprijs van het hulpmiddel die de client zou hebben ontvangen als het hulpmiddel in natura zou zijn verstrekt en rekening houdende met een reële termijn voor de technische afschrijving en de ouderhouds- en verzekeringskosten. Als de naturaverstrekking een nieuwe voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, rekening houdend met een eventueel door de gemeente te ontvangen korting en rekening houdend met onderhoud en verzekering;
ondersteuning gericht op ontwikkeling of stabilisering individueel of in groepsverband of logeren: 1°. door een daartoe opgeleid persoon; of 2°. waarvoor bijzondere deskundigheden zijn vereist; wordt berekend op basis van het op dat moment van toepassing zijnde gemiddelde Achterhoekse ZIN tarief, minus 15% overhead, tenzij dit tarief onder het laagste Achterhoekse ZIN tarief komt van die datum. In dat geval wordt uitgegaan van het laagste Achterhoekse ZIN tarief. Jaarlijks kan het pgb tarief geïndexeerd worden conform de indexering van de ZIN tarieven.
Het bedrag dat wordt uitbetaald bedraagt voor vervoer met rolstoel ten behoeve van deelname groepsondersteuning in het kader van de Wmo 2015 is € 15,90 per etmaal, en in het kader van de Jeugdwet is € 25,00 per etmaal. Jaarlijks kan het pgb tarief geïndexeerd worden conform de indexering van de ZIN tarieven.
Artikel 15. Bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen en pgb’s
Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening dan wel pgb die of dat verstrekt is op basis van de Wmo 2015, zolang de cliënt van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt, en afhankelijk van het inkomen en vermogen van de cliënt en zijn echtgenoot.
De bijdrage voor een maatwerkvoorziening of pgb ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt is verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is toegewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.
Artikel 16. Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen maatwerkvoorzieningen en pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de Wmo 2015 of de Jeugdwet
Onverminderd artikel 2.3.8 van de Wmo 2015 dan wel artikel 8.1.2. van de Jeugdwet doet een cliënt, een jeugdige of zijn ouders aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hen redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een maatwerkvoorziening.
Als het college een beslissing op grond van het derde lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van degene die opzettelijk onjuiste of onvolledige gegevens heeft verschaft geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten pgb.
Artikel 16a. Opschorting betaling uit het pgb
Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor ten hoogste dertien weken als er ten aanzien van een cliënt een ernstig vermoeden is gerezen dat er sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 2.3.10, eerste lid, onder a, d, of e van de Wmo 2015 dan wel artikel 8.1.4, eerste lid, onder a, d, of e van de Jeugdwet.
Artikel 17. Tegemoetkoming meerkosten personen met een beperking of chronische problemen
Het college kan in overeenstemming met het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de Wmo 2015, op aanvraag aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben, een tegemoetkoming verstrekken ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie.
Wanneer ZOOV en andere voorliggende vervoersvoorzieningen niet toereikend zijn, is er een tegemoetkoming mogelijk voor kosten taxi en rolstoeltaxi:
Als een vervoersvoorziening wordt toegekend, zijnde: gebruik van een eigen auto of vervoer door derden, gebruik van een bruikleenauto, en gebruik van een (rolstoel)taxi, aan beide gehuwden of samenwonende partners bedraagt de tegemoetkoming meerkosten per persoon maximaal 75% van het in lid 1 genoemde bedrag.
Artikel 21. Verhouding prijs en kwaliteit levering dienst door derden
Hoofdstuk 6. Vertrouwenspersoon, klachten en medezeggenschap
Artikel 25. Betrekken van ingezetenen bij het beleid
Het college stelt cliënten en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende het sociaal domein te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende het sociaal domein, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.
Hoofdstuk 7. Bijzondere bepalingen Participatiewet
Een verzoek als bedoeld in art 36, eerste lid, van de Participatiewet, wordt ingediend middels een door het college vastgesteld formulier.
Artikel 27. Langdurig laag inkomen
Een inwoner heeft een langdurig laag inkomen als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet als gedurende de referteperiode het in aanmerking te nemen inkomen niet hoger is dan 110% van de toepasselijke bijstandsnorm. Als criterium voor langdurig wordt een periode van 3 jaar genomen en is de situatie op de peildatum bepalend.
Als één van de gehuwden is uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag ingevolge de artikelen 11 of 13, eerste lid, van de Participatiewet, komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.
Artikel 28. Hoogte individuele inkomenstoeslag
Als één van de gehuwden is uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag ingevolge de artikelen 11 of 13, eerste lid, van de Participatiewet, komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.