Organisatie | Midden-Drenthe |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Terugvorderingsbeleid Midden-Drenthe 2016 |
Citeertitel | Terugvorderingsbeleid Midden-Drenthe 2016 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Paragraaf 6.4 Participatiewet, de artikelen 25 en 28 van de IOAW en de artikelen 25 en 28 van de IOAZ
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
04-10-2016 | nieuwe regeling | 27-09-2016 | 729262 |
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
bruteren: het verhogen van de vordering met de loonbelasting en premies volksverzekeringen waarvoor de gemeente krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 inhoudingsplichtig is, voor zover deze belasting en premies niet verrekend kunnen worden met de door het college af te dragen loonbelasting en premies volksverzekeringen;
HOOFDSTUK 2 GEHEEL OF GEDEELTELIJK AFZIEN VAN VERDERE TERUGVORDERING
Artikel 3. Kwijtschelding fraudevordering in verband met het gedurende een bepaalde periode voldoen aan de betalingsverplichtingen
Het college besluit van terugvordering als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, of de verplichtingen, bedoeld in artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, af te zien, indien de persoon van wie de kosten van bijstand worden teruggevorderd:
De bepalingen in dit hoofdstuk, met uitzondering van artikel 3, zijn niet van toepassing op vorderingen vanwege het schenden van de inlichtingenplicht die op of na 1 januari 2013 zijn ontstaan.
Artikel 5. Afzien van terugvordering of van verdere terugvordering na het voldoen aan de
Het op basis van artikel 5 genomen besluit tot (gedeeltelijk) afzien van terugvordering wordt ingetrokken, indien op een later tijdstip blijkt dat belanghebbende onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.
Artikel 7. Afzien van terugvordering bij kruimelbedragen
In afwijking van het bepaalde in artikel 2, onderdeel b, ziet het college af van het nemen van een terugvorderingsbesluit indien de terug te vorderen uitkering een bedrag van € 100,00 op netto basis per kalenderjaar niet te boven gaat.
Artikel 8. Geheel of gedeeltelijk afzien van terugvordering bij schulden
Onverminderd het bepaalde in artikel 60, vierde lid van de Participatiewet en artikel 28, tweede lid van de IOAW en IOAZ en ongeacht de in artikel 9 genoemde betalingstermijn gaat het college indien mogelijk meteen na afgifte van het besluit tot terugvordering over tot verrekening van de vordering met een eventueel recht op bijstand of een uitkering in het kader van de IOAW of IOAZ.
Artikel 12. Vaststelling van de hoogte van de maandelijkse aflossingscapaciteit bij belanghebbenden met een uitkering
De belanghebbende wordt verzocht de benodigde informatie voor de berekening van de beslagvrije voet aan te leveren. Indien de belanghebbende de benodigde gegevens niet of niet tijdig aanlevert, wordt de hoogte van de aflossing vastgesteld op het maximaal voor beslag vatbare deel van het inkomen wat overeenkomt met 10% van de bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag.
Artikel 13. Vaststelling van de duur en de hoogte van de maandelijkse aflossingscapaciteit bij uitstroom uit de Participatiewet, IOAW of IOAZ en bij debiteuren die geen recht hebben op algemene bijstand krachtens de Participatiewet, uitkering krachtens de IOAW en uitkering krachtens de IOAZ.
De hoogte van de maandelijkse aflossingscapaciteit bij beëindiging of intrekking van de uitkering wordt gedurende zes maanden na de verzenddatum van dit besluit, gesteld op het bedrag dat belanghebbende maandelijks reeds afloste tijdens de bijstandsperiode of periode waarin een uitkering op grond van de IOAW of IOAZ is ontvangen.
Indien tijdens het nemen van een terugvorderingsbesluit een ander inkomen wordt ontvangen dan een uitkering voor levensonderhoud op grond van de Participatiewet, IOAW of IOAZ, wordt bij alle vorderingen in beginsel de hoogte van de maandelijkse aflossingscapaciteit vastgesteld op 50% van het inkomen, inclusief vakantietoeslag, dat meer bedraagt dan de van toepassing zijnde beslagvrije voet.
Artikel 16. Niet of niet meer voldoen van de betalingsregeling
Indien de belanghebbende niet bereid is tot het treffen van een betalingsregeling of een eerder opgelegde betalingsverplichting niet meer nakomt, wordt de uitstel van betaling en de betalingsregeling ingetrokken en gaat het college over tot invordering. Nadat de betalings- en aanmaningsprocedure is doorlopen, wordt het invorderingsbesluit ten uitvoer gelegd door:
Indien moet worden overgegaan tot aanmaning dan wordt de vordering verhoogd met de aanmaningskosten als bepaald in artikel 4:113 Awb. Bij eventuele overdracht van de vordering aan de deurwaarder worden verdere kosten van rente en overige kosten vastgesteld volgens de door deurwaarders gestelde regels.
Op grond van artikel 58 van de Participatiewet kan het college dat de bijstand heeft verleend de kosten van bijstand terugvorderen. Een gelijksoortige bepaling is opgenomen in artikel 25 van de IOAW en IOAZ. Terugvordering is in dat kader een aan het college toekomende bevoegdheid. In dit document staan de beleidsregels ten aanzien van terugvordering Participatiewet, IOAW en IOAZ van de gemeente Midden-Drenthe.
In de beleidsregels terugvordering Participatiewet, IOAW en IOAZ regelen we dat we gebruik maken van de volgende bevoegdheden:
Als er sprake is van een terugvordering als gevolg van schending van de inlichtingenplicht, dan zijn we verplicht om terug te vorderen. De verplichting tot terugvordering geldt alleen voor vorderingen die zijn ontstaan na inwerkingtreding van de Wet aanscherping (1 januari 2013). Is het besluit tot terugvordering voor 1 januari 2013 afgegeven dan blijft ook voor de vordering als gevolg van schending van de inlichtingenplicht, een en ander een bevoegdheid. Wanneer sprake is van schending van de inlichtingenplicht, is er ook een wettelijk verbod om medewerking te verlenen aan een schuldregeling.
De beleidsregels terugvordering zijn niet van toepassing op het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz).
Beleidsregels terugvordering Participatiewet, IOAW en IOAZ
Er zijn 4 hoofdstukken. Achtereenvolgens:
In de algemene bepalingen wordt kort uitleg gegeven over een aantal begrippen en van afkortingen van de wetten waarop de bevoegdheid van het college is gebaseerd.
Artikel 2. Gebruikmaking van de wettelijke bevoegdheid
Terugvordering van bijstand is een bevoegdheid van het college, met uitzondering van ten onrechte ontvangen uitkering in verband met schending van de inlichtingenplicht. Het college maakt gebruik van haar bevoegdheden die in dit artikel staan benoemd.
Bij terugvordering van ten onrechte verleende bijstand vordert het college de bijstand bruto terug van de belanghebbende. Brutering van de vordering kan niet eerder dan na het einde van het lopende kalenderjaar.
Artikel 58 lid 4 Participatiewet bevat een bepaling die het mogelijk maakt om in bepaalde gevallen direct over te gaan tot verrekening zonder dat daaraan een terugvorderingsbesluit ten grondslag ligt. Directe verrekening met de uit te betalen algemene bijstand is mogelijk van inkomsten die in de voorafgaande 6 maanden zijn ontvangen en die betrekking hebben op een periode waarover bijstand is verleend. Er hoeft in deze gevallen van verrekening geen rekening gehouden te worden met de beslagvrije voet. Bij het verstrijken van de periode van 6 maanden, na de maand waarin de middelen zijn genoten, is verrekening niet meer mogelijk.
HOOFDSTUK 2. GEHEEL OF GEDEELTELIJK AFZIEN VAN VERDERE TERUGVORDERING
Artikel 3. Kwijtschelding fraudevordering in verband met het gedurende een bepaalde periode voldoen aan de betalingsverplichtingen
Dit artikel regelt de mogelijkheid van kwijtschelding van een fraudevordering. Het artikel sluit aan bij het wettelijke artikel (artikel 58 lid 7 Participatiewet). In gevallen van teveel betaalde uitkering als gevolg van het schenden van de inlichtingenplicht kan het college in een aantal gevallen na een periode van 10 jaar afzien van verdere terugvordering.
Kwijtschelding van een fraudevordering is alleen mogelijk met toepassing van artikel 3 van deze beleidsregels. In alle overige gevallen van terugvordering kunnen voor kwijtschelding van een vordering ook de artikelen 4 tot en met 7 van deze beleidsregels worden toegepast.
Artikel 5. Afzien van terugvordering of van verdere terugvordering na het voldoen aan de betalingsverplichting
In dit artikel staan de situaties benoemd waarin afgezien kan worden van terugvordering of verdere terugvordering. Op grond van artikel 58 lid 8 Participatiewet is het college bevoegd geheel of gedeeltelijk af te zien van terugvordering indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn. Hierbij gaat het om bijzondere omstandigheden in het individuele geval. Er moet iets bijzonders en uitzonderlijks aan de hand zijn. Uitsluitend vanwege het feit dat het belanghebbende ontbreekt aan de noodzakelijke middelen om in het bestaan te voorzien, kan nog niet worden gesproken van dringende redenen.
In alle gevallen van terugvordering, met uitzondering van een fraudevordering, kan onder voorwaarden worden afgezien van terugvordering na een periode van 5 jaar. Op het moment dat de belanghebbende een periode van 3 jaar een inkomen niet hoger dan de beslagvrije voet heeft gehad, wordt het restant van de vordering na die periode van 3 jaar kwijtgescholden. Als leenbijstand of bijstand onder borgtocht is verstrekt, wordt het restant van de vordering ook na 3 jaar kwijtgescholden mits voldaan is aan de voorwaarden gesteld in deze beleidsregels.
Kwijtschelding van het restant van de vordering na een bepaalde periode van aflossen, mag niet als het gaat om vorderingen die worden gedekt door pand of hypotheek. Als er sprake is van een fraudevordering zijn de regels genoemd onder kwijtschelding fraudevordering van toepassing.
In dit artikel worden de situaties benoemd waarin niet kan worden afgezien van terugvordering en wanneer we terugkomen op een eerder genomen besluit tot afzien van terugvordering. Als blijkt dat de belanghebbende onjuiste of verkeerde informatie heeft verstrekt en het besluit tot kwijtschelding is daardoor onterecht genomen, dan wordt het besluit tot kwijtschelding ingetrokken. De belanghebbende moet dan alsnog het restant van de vordering betalen.
Artikel 7. Afzien van terugvordering bij kruimelbedragen
Het kruimelbedrag van € 100,00 houdt in dat wordt afgezien van vorderingen onder de € 100,00 tenzij het om een fraudevordering gaat. Vorderingen boven de € 100,00 worden altijd teruggevorderd. Binnen zes maanden verrekenen we, als het om inkomsten gaat, teveel betaalde uitkering met de uitkering zonder dat een terugvorderingsbesluit wordt genomen en de beslagvrije voet is in deze gevallen niet van toepassing.
Artikel 8. Geheel of gedeeltelijk afzien van terugvordering bij schulden
De gemeente werkt mee aan een schuldregeling tenzij:
Als blijkt dat de belanghebbende niet meewerkt aan de schuldregeling verbonden verplichtingen of verkeerde informatie heeft verstrekt ten aanzien van de schuldregeling, dan wordt de medewerking van de gemeente ingetrokken.
In dit artikel wordt weergegeven wat in elk geval in het terugvorderingsbesluit opgenomen moet worden.
Zodra er een terugvorderingsbesluit is verstuurd en de belanghebbende ontvangt een uitkering, dan wordt direct gestart met verrekening met de uitkering. Anders dan bij verrekening van inkomsten op grond van artikel 58 lid 4 Participatiewet moet bij verrekenen van een terugvordering wel rekening gehouden worden met de beslagvrije voet.
Artikel 11. Uitstel van betaling
Indien de belanghebbende de vordering niet in een keer kan aflossen, wordt uitstel van betaling verleent. In alle gevallen dat dus niet in een keer wordt afgelost, zal uitstel van betaling worden verleend en wordt de afloscapaciteit van de belanghebbende, als voorwaarde voor dit uitstel, berekend. Het uitstel van betaling wordt telkens voor een jaar verleend. Gelijktijdig met het jaarlijkse draagkracht onderzoek wordt, indien nodig, opnieuw uitstel van betaling verleend.
Het aflossingsbedrag moet maandelijks door de belanghebbende betaald worden. Als de belanghebbende een uitkering heeft, wordt het berekende bedrag maandelijks ingehouden op de uitkering.
Als de aflossingsverplichting niet wordt nagekomen, wordt het uitstel ingetrokken en worden de overige mogelijkheden van invordering benut.
Artikel 12. Vaststelling van de hoogte van de maandelijkse aflossingscapaciteit bij belanghebbende met een uitkering
De regels voor berekening van de beslagvrije voet moeten in acht genomen worden. Om de berekening van de hoogte van de beslagvrije voet te kunnen uitvoeren, zijn gegevens over huur en zorgverzekering nodig. De belanghebbende wordt gevraagd deze informatie aan te leveren. In beginsel is de beslagvrije voet namelijk 90% van de bijstandsnorm. Als de belanghebbende de informatie niet of niet tijdig aanlevert, wordt de hoogte van de aflossing op de beschikbare ruimte boven de beslagvrije voet, namelijk 10% van de geldende bijstandsnorm, vastgesteld. Als iemand anders dan de gemeente beslag op de uitkering legt, geldt ook dat de belanghebbende minimaal moet kunnen blijven beschikken over 90% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Het is echter aan de beslaglegger om de berekening uit te voeren en aan de belanghebbende om in de gaten te houden of daadwerkelijk rekening wordt gehouden met de beslagvrije voet.
Artikel 13. Vaststelling van de duur en de hoogte van de maandelijkse aflossingscapaciteit bij uitstroom uit de Participatiewet, IOAW of IOAZ en bij debiteuren die geen recht hebben op algemene bijstand krachtens de Participatiewet, uitkering krachtens de IOAW en uitkering krachtens de IOAZ.
Dit artikel regelt hoe we de hoogte van de aflossing berekenen bij uitstroom uit de uitkering of als er geen recht is op algemene bijstand. De eerste zes maanden na beëindiging blijft de hoogte van de aflossing gelijk aan het bedrag dat tijdens de bijstandsperiode werd afgelost. Na de eerste zes maanden wordt er opnieuw berekend wat de hoogte van de aflossing moet zijn rekening houdend met het inkomen dat op dat moment wordt ontvangen. Als richtlijn hanteren we dat we 50% van het inkomen, inclusief vakantietoeslag, boven de beslagvrije voet als hoogte van de aflossingsruimte vaststellen. We noemen het bewust een richtlijn, zodat maatwerk mogelijk blijft. Er kan zowel sprake zijn van een hogere dan wel lagere maandelijkse afloscapaciteit. Als de belanghebbende niet de benodigde informatie voor het berekenen van de beslagvrije voet versterkt, wordt direct overgegaan op invordering. De invordering gebeurd door middel van achtereenvolgens een betalingsherinnering, een aanmaning en dwangbevel van het college aan de belanghebbende te versturen. Als de belanghebbende vervolgens nog niet meewerkt dan wordt de vordering overgedragen aan een deurwaarder.
Artikel 14. Tussentijdse beoordeling van een betalingsverplichting door het college
Als het vermoeden bestaat dat de afloscapaciteit is gewijzigd, kan het college altijd een draagkrachtonderzoek instellen. Er wordt in elk geval elke 12 maanden een draagkrachtonderzoek uitgevoerd.
Artikel 15. Verzoek tot wijziging van een betalingsverplichting door belanghebbende
De belanghebbende kan op grond van dit artikel een verzoek tot wijziging van de betalingsverplichting doen. Het verzoek moet ondersteund worden door bewijsstukken. Belangrijk is dat de lopende verplichting niet wordt opgeschort tenzij er sprake is van dringende redenen.
Artikel 16. Niet of niet meer voldoen van de betalingsverplichting
Als de belanghebbende niet bereid is een betalingsregeling te treffen of de betalingsverplichtingen niet meer nakomt en de aanmaningsprocedure is doorlopen dan wordt het besluit ten uitvoer gelegd. Om over te gaan tot verrekening of pseudo-verrekening is niet vereist dat het college een dwangbevel heeft uitgevaardigd.
Indien het college wel een dwangbevel heeft uitgevaardigd kan het ook overgaan tot beslag op het inkomen dan wel bezittingen van de belanghebbende. Nadat de inning aan de deurwaarder is overgedragen, hebben we de volgende werkafspraak:
Als er gedurende twee jaar nadat de inning aan de deurwaarder is overgedragen, niets door de gemeente is ontvangen, staken we de ten uitvoer legging gezien de kosten die we richting deurwaarder moeten maken.
Wanneer de belanghebbende de betalingsverplichting niet nakomt, dan worden voor de kosten van aanmaning de vordering verhoogd met:
Deze bedragen zijn vastgelegd in artikel 4:113 Awb. Mochten de bedragen in de wet wijzigen, dan houden we met de gewijzigde bedragen rekening. Als de vordering wordt overgedragen aan de deurwaarder, worden de hiervoor door de gemeente gemaakte kosten, bij de vordering opgeteld.
De onderliggende beleidsregels heten: “Terugvorderingsbeleid Midden-Drenthe 2016”.
De beleidsregels treden in werking na vaststelling door het college van burgemeester en wethouders.