Organisatie | Waddinxveen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening inburgering regelende de taak en bevoegdheden van het college aangaande de artikelen 19, eerste en tweede lid, 23, derde lid en 35 van de Wet inburgering |
Citeertitel | Verordening Wet inburgering van de gemeente Waddinxveen 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | inburgering |
Regeling vervangt Verordening Wet inburgering gemeente Waddinxveen 2007
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
28-10-2010 | 08-10-2015 | Nieuwe regeling | 22-09-2010 Hart van Holland, 27-10-2010 | 10/082 |
De raad van de gemeente WADDINXVEEN;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 16 september 2010
kennis genomen hebbende van de besluiten van de bestuurscommissie educatie en inburgering Midden-Holland d.d. 7 februari 2007; 19 november 2008, 11 maart 2009 en 17 februari 2010
de raad bij verordening regels dient te stellen over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, het aanbieden van een voorziening aan bijzondere groepen inburgeringsplichtigen en de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld;
gelet op de Wet inburgering, de Wet Gemeenschappelijke Regelingen en op de Gemeenschappelijke regeling Intergemeentelijk Samenwerkingsorgaan Midden Holland zoals goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 10 oktober 1989 en is voor het laatst gewijzigd met het wijzigingsbesluit van het Algemeen Bestuur van 27 juni 2007;
vast te stellen de gewijzigde verordening inburgering regelende de taak en bevoegdheden van het college aangaande de artikelen 19, eerste en tweede lid, 23, derde lid en 35 van de Wet inburgering
De bestuurscommissie inburgering Midden-Holland verzorgt de regie van het inburgeringsproces in Midden-Holland. Daarnaast zijn de taken als bedoeld of voortvloeiend in of uit de artikelen 8 (stellen van regels omtrent informatievoorziening), 19 lid 5 en 6 (stellen van regels omtrent procedures en samenstelling inburgeringsvoorziening), 52 (collecteren en verantwoorden rijksbijdragen) en 65, 66, 67 (besteding reserves vanuit de Wet inburgering nieuwkomers) van de Wet inburgering overgedragen aan de bestuurscommissie.
Hoofdstuk 2 Het vaststellen van een voorziening aan inburgeringsplichtigen
Artikel 4 Aanwijzen van de doelgroepen
Het college volgt de procedure die door de Bestuurscommissie is opgesteld aangaande het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen. Het college volgt verder de door de bestuurscommissie vastgestelde regels en criteria, op basis waarvan het college de inburgeringsplichtigen aanwijst en voorziet van een inburgeringsvoorziening.
Artikel 6 Inning eigen bijdrage
De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet wordt in beginsel in één keer en ten hoogste in 18 termijnen betaald. Het college legt in de beschikking tot vaststelling van een voorziening de termijnen en het tijdstip van betaling vast.
Hoofdstuk 3 Aanbod inburgeringsvoorzieningen
Artikel 8 Belonen van resultaat
De inburgeringsplichtige die eigen bijdrage in deze regio verschuldigd is en op het tijdstip bedoeld in artikel 7 lid d. deelneemt aan het daar genoemde examen en daarvoor slaagt, ontvangt een premie van € 270,==
Artikel 10 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen
Het college kan een inburgeringsplichtige bij beschikking een of meer van de volgende boetes opleggen volgend uit artikel 35 van de Wet inburgering:
Hoofdstuk 4a. Het aanbieden van een voorziening aan vrijwillige inburgeraars
Artikel 11a Aanwijzen van de doelgroepen
Het college wijst de groepen vrijwillige inburgeraars aan waaraan hij bij voorrang een voorziening kan aanbieden op basis van de criteria zoals bepaald door de bestuurscommissie.
Artikel 11b De samenstelling van de voorziening
Het college bepaalt in overleg met de vrijwillige inburgeraar, uitgezonderd geestelijke bedienaren, de samenstelling van de voorziening. De voorziening wordt afgestemd op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de vrijwillige inburgeraar.
Artikel 11d De inning van de eigen bijdrage
Het bepaalde in de artikelen 6 en 8 van deze verordening ten aanzien van inburgeringsplichtigen, is van overeenkomstige toepassing op vrijwillige inburgeraars.
Artikel 11e Opleggen van verplichtingen
Het college kan in de overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar, bedoeld in artikel 24d, tweede lid, van de wet een of meer van de volgende verplichtingen opnemen:
Artikel 11f De inhoud van de overeenkomst
De overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar, bedoeld in artikel 24d, tweede lid, van wet bevat in ieder geval:
Aldus vastgesteld door de raad der gemeente Waddinxveen in zijn openbare vergadering van 22 september 2010,
de griffier, de voorzitter,
(mr F.W. van der Dussen) (drs H.P.L. Cremers)
Nota-toelichting 1 Algemene toelichting
De Wet inburgering (Wi) is op 1 januari 2007 in werking getreden en is in de plaats gekomen van de Wet inburgering nieuwkomers (Win) en de verschillende oudkomersregelingen. De Wi regelt de inburgeringsplicht voor in beginsel alle onderdanen van derde wereldlanden van 16 tot 65 jaar die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven.
Bij het invulling geven aan de inburgeringsverplichting staat de eigen verantwoordelijkheid (ook in financiële zin) van de inburgeringsplichtige centraal. De inburgeringsplichtige kan naar eigen inzicht bepalen hoe hij zich wil voorbereiden op het inburgeringsexamen. Aan de inburgeringsverplichting is voldaan wanneer het inburgeringsexamen is behaald (een resultaatsverplichting).
Gemeenten krijgen in de Wi een aantal belangrijke taken toebedeeld. Zo hebben gemeenten de opdracht om de inburgeringsplichtigen in de gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit deze wet. Daarnaast hebben gemeenten de taak aan bepaalde groepen inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Een inburgeringsvoorziening leidt inburgeringsplichtigen toe naar het inburgeringsexamen. Ook moeten gemeenten de inburgeringsplicht van inburgeringsplichtigen handhaven. Het college moet een bestuurlijke boete opleggen als een inburgeringplichtige zich verwijtbaar niet houdt aan de verplichtingen die voor hem gelden.
Met ingang van 1 januari 2009 is de Wet inburgering (WI) gewijzigd. Het gaat om de volgende wijzigingen:
De gemeenteraad kan bij verordening bepalen dat het college een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening kan vaststellen, zonder dat daar een procedure van aanbieden van een inburgeringsvoorziening door het college en aanvaarding daarvan door de inburgeringsplichtige aan vooraf hoeft te gaan. De inburgeringsplichtige is direct verplicht medewerking te verlenen aan de uitvoering van de vastgestelde voorziening.
Met ingang van 1 januari 2010 is de Wi gewijzigd. Het betreft met name het opnemen van een voorziening in de vorm van een Persoonlijk Inburgerignsbudget (PIB) in de Wi alsmede het in de Wi opnemen van de vrijwillige inburgering. In de Wi modelverordening is in de begripsomschrijving een vereenvoudiging opgenomen. Deze drie elementen zijn verwerkt in deze Wi verordening 2010
De WI regelt de inburgeringsplicht voor in beginsel alle onderdanen van derdelanden van 16 tot 65 jaar die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven. Bij het invulling geven aan de inburgeringsverplichting staat de eigen verantwoordelijkheid (ook in financiële zin) van de inburgeringsplichtige centraal. De inburgeringsplichtige kan naar eigen inzicht bepalen hoe hij zich wil voorbereiden op het inburgeringsexamen. Aan de inburgeringsverplichting is voldaan wanneer het inburgeringsexamen is behaald (een resultaatsverplichting).
Gemeenten krijgen in de WI een aantal belangrijke taken toebedeeld. Zo hebben gemeenten de opdracht om de inburgeringsplichtigen in de gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit deze wet.
Daarnaast hebben gemeenten de taak aan inburgeringsplichtigen die daarvoor op grond van de wet of het gemeentelijk beleid in aanmerking komen een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Een inburgeringsvoorziening leidt inburgeringsplichtigen toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal. In plaats van een inburgeringsvoorziening mogen gemeenten aan inburgeringsplichtigen die een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 volgen of gaan volgen een taalkennisvoorziening aanbieden.
Ook moeten gemeenten de inburgeringsplicht van inburgeringsplichtigen handhaven. Het college moet een bestuurlijke boete opleggen als een inburgeringplichtige zich verwijtbaar niet houdt aan de verplichtingen die voor hem gelden.
In verband met deze taken draagt de WI gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de volgende onderwerpen:
Het aanbieden van voorzieningen aan vrijwillige inburgeraars
De bepalingen in de wet over vrijwillige inburgering zijn zoveel mogelijk geformuleerd overeenkomstig de bepalingen die gelden voor de inburgeringsplichtigen. In artikel 24a van de WI wordt geregeld dat het college aan de vrijwillige inburgeraar een aanbod kan doen voor een (duale) inburgeringsvoorziening die toe leidt naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I en II, of een taalkennisvoorziening.
Artikel 24d van de wet regelt dat indien een vrijwillige inburgeraar in aanmerking komt voor een voorziening, het college een aanbod doet aan de vrijwillige inburgeraar. Als de vrijwillige inburgeraar het aanbod voor een voorziening aanvaardt, sluit het college met hem een overeenkomst.
De gemeenteraad stelt in een verordening in ieder geval regels over de procedure die het college volgt voor het doen van een aanbod en de criteria die daarbij worden gehanteerd, de wijze waarop met de vrijwillige inburgeraar in overleg wordt getreden om te komen tot een passende voorziening, met inbegrip van de totstandkoming en samenstelling van die voorziening (artikel 24a, vijfde lid, WI).
Op grond van artikel 24e WI is de vrijwillige inburgeraar met wie een voorziening is overeengekomen de in artikel 23, tweede lid vastgestelde eigen bijdrage verschuldigd. Vrijwillige inburgeraars die een gecombineerde voorziening als bedoeld in artikel 24b, eerste lid, van de wet, moeten volgen, hoeven geen eigen bijdrage te betalen (artikel 24e, derde lid, WI).
De gemeenteraad kan bij verordening bepalen dat alle of bepaalde categorieën vrijwillige inburgeraars geen eigen bijdrage hoeven te betalen of een lager bedrag dan het bedrag dat in de wet is vastgelegd (artikel 24e, tweede lid, WI). Artikel 24f WI draagt gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de informatieverstrekking door de gemeente aan vrijwillige inburgeraars ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, de inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen, de niet-nakoming van de overeenkomst alsmede het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar.
Het persoonlijk inburgeringsbudget
Op grond van artikel 19, tweede lid en artikel 24a, tweede lid, WI kan het college een (duale) inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aanbieden in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget als de inburgeringsplichtige respectievelijk de vrijwillige inburgeraar daarom verzoekt.
Een inburgeringsplichtige of een vrijwillige inburgeraar kan niet zonder meer aanspraak doen op een persoonlijk inburgeringsbudget. Hij dient daartoe een verzoek te doen aan het college. De inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar zal in beginsel zelf op zoek moeten naar een inburgeringsbedrijf dat een inburgeringsprogramma kan bieden dat past bij zijn voorkeur en ambities. Het college heeft als taak de inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars bij de vormgeving van hun inburgering en de keuze van een inburgeringsbedrijf te begeleiden (artikel 4.27, eerste lid, Besluit inburgering). De inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar moet een voorstel voor een inburgeringsprogramma bij het college indienen. Het voorstel van de inburgeringsplichtige of de vrijwillige inburgeraar behoeft de goedkeuring van het college (artikel 4.27, tweede lid, Besluit inburgering). Het college beoordeelt het voorstel voor het inburgeringsprogramma of het geschikt is om de betrokkene voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II, en in het geval van een taalkennisvoorziening of deze geschikt is om de betrokkene kennis van de Nederlandse taal te laten verwerven die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2. Het inburgeringsbedrijf dient te voldoen aan de eisen die in de verordening zijn gesteld.
De inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar krijgt geen geld in handen. Het geld voor het betalen van de inburgeringscursus gaat rechtstreeks van de gemeente naar het inburgeringsbedrijf.
Gemeenten moeten in hun verordening regels opnemen die betrekking hebben op het aanbieden van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget (artikel 19, vijfde lid, WI en artikel 24a, vijfde lid. WI).
De bevoegdheid om een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening direct vast te stellen
Artikel 19a, eerste lid, WI geeft de bevoegdheid aan de gemeenteraad om bij verordening te bepalen dat het college een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening niet aanbiedt aan een inburgeringsplichtige, maar deze direct vaststelt. Indien de gemeenteraad van deze bevoegdheid gebruik heeft gemaakt, kan het college niet een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan een inburgeringsplichtige aanbieden, waarbij deze de mogelijkheid heeft de aangeboden voorziening te weigeren. De inburgeringsplichtige is direct verplicht medewerking te verlenen aan de uitvoering van de vastgestelde voorziening (artikel 23, eerste lid, WI).
Het vaststellingstelsel kan niet met terugwerkende kracht worden ingevoerd. Het college kan pas inburgeringsvoorzieningen en taalkennisvoorzieningen direct vaststellen als de gewijzigde WI in werking is getreden én de gemeentelijke verordening die deze bevoegdheid aan het college toekent van kracht is.
Wanneer de gemeente kiest voor het vaststellingstelsel, geldt dat stelsel voor alle inburgeringsplichtigen die voor een voorziening in aanmerking komen. Het is niet mogelijk om voor bepaalde groepen te werken met het vaststellingstelsel en voor andere groepen met het aanbodstelsel. De keuze voor het vaststellingstelsel houdt dus in dat het aanbodstelsel wordt verlaten.
De procedure van het vaststellen van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening
Het vaststellen van een inburgeringsvoorziening op taalkennisvoorziening begint met het houden van de intake. In de intake wordt met de inburgeringsplichtige gesproken over de voorziening die het college voor betrokkene geschikt acht. Er zijn vervolgens vier mogelijkheden:
In de intake blijkt dat het college aan de inburgeringsplichtige geen voorziening wil verstrekken (bijvoorbeeld omdat betrokkene niet tot de prioritaire groepen behoort). Het college stelt geen voorziening vast en kan een handhavingsbeschikking nemen (voor de oudkomer) of een kennisgeving afgeven (voor een nieuwkomer);
Het verschil met het aanbodstelsel schuilt in de laatste mogelijkheid. Een gemeente die het aanbodstelsel hanteert is als ze een aanbod doet afhankelijk van de medewerking van de inburgeringsplichtige. De inburgeringsplichtige kan immers het aanbod aanvaarden maar ook afwijzen. Een gemeente die het vaststellingstelsel hanteert, is niet afhankelijk van de bereidheid van de inburgeringsplichtige akkoord te gaan met de voorziening die het college voor de betrokken inburgeringsplichtige passend vindt.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Omwille van leesbaarheid van de verordening wordt het begrip ‘voorziening’ gebruikt (eerste lid, onderdeel f). Een voorziening kan zowel een (duale) inburgeringsvoorziening als een taalkennisvoorziening inhouden.
Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening.
Artikel 2 Samenwerkingsverband
Het besluit tot uitvoering van de Wet inburgering maakt samenwerking tussen twee of meerdere gemeenten in het kader van inburgering mogelijk. Vanuit het Intergemeentelijk Samenwerkingsorgaan Midden-Holland wordt een bestuurscommissie inburgering ingesteld om gezamenlijk de rijksgelden aan te vragen en aan te wenden. Samenwerking biedt de mogelijkheid om de inburgering van inburgeringsplichtigen op een meer efficiënte wijze gestalte te geven. Er kan beter worden gereageerd op fluctuaties in aantallen en achtergrond van inburgeringsplichtigen.
In geval van de samenwerking waartoe de Midden-Holland gemeenten hebben besloten gaan de betreffende bevoegdheden over naar de bestuurscommissie inburgering van het Intergemeentelijk Samenwerkingsorgaan Midden-Holland. De bevoegdheden die overgedragen worden hebben betrekking op het stellen van regels omtrent informatievoorziening zoals bedoeld in artikel 8 Wi, het aanwijzen van de doelgroepen en het vaststellen van een inburgerings-voorziening zoals bedoeld in artikel 19, lid 5 en 6 Wi, het collecteren en verantwoorden van Rijksbijdragen zoals bedoeld in artikel 52 Wi en het besteden van reserves vanuit de Wet Inburgering Nieuwkomers zoals bedoeld in de artikelen 65, 66 en 67 van de Wi.
Artikel 3 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen
De gemeente heeft als taak de inburgeringsplichtigen in haar gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de Wet inburgering. De wet laat de gemeente vrij om zelf te bepalen op welke wijze de informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen wordt georganiseerd. Wel bepaalt artikel 8 Wi dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.
Het stellen van regels en het besteden van de door het Rijk beschikbare middelen voor de informatievoorzienig wordt in samenwerking met de overige Midden-Holland gemeenten gedaan. Daartoe zijn de bevoegdheden van artikel 8 overgedragen aan de bestuurscommissie inburgering van het ISMH. In deze verordening is vastgelegd welke in samenwerking tot stand gekomen middelen het college (in ieder geval) moet aanwenden om de informatievoorziening aan inburgeringsplichtigen te organiseren.
Overeenkomstig de rolverdeling tussen raad en college, stelt de raad in dit artikel de kaders vast voor een adequate informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen. Via de richtlijnen van de bestuurscommissie inburgering is het college belast met de organisatie van de informatieverstrekking en legt daarover (periodiek) verantwoording af aan de raad.
De informatievoorziening aan inburgeringsplichtigen zal op meerdere manieren worden vormgegeven. Hierbij zal gebruik worden gemaakt van het door het Rijk verstrekte voorlichtingsmateriaal. Er zal verder door de bestuurscommissie inburgering informatiemateriaal ontwikkelt worden gericht op inburgeren in Midden-Holland. Daarbij gemeentespecifieke informatie ingepast worden. Daarnaast zal een website worden ingericht waarnaar via de gemeentelijke website kan worden doorgeklikt.
Artikel 4 Aanwijzen van de doelgroepen
Artikel 19, eerste lid, Wi bepaalt dat het college aan twee groepen inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening kan aanbieden:
De gemeenteraad moet bij verordening regels stellen met betrekking tot de criteria die worden gehanteerd bij het doen van een aanbod aan deze twee groepen inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, Wi). Dit artikel is bedoeld voor de uitwerking van deze verplichting. Het college wordt opgedragen om vast te stellen aan welke groepen inburgeringsplichtigen (binnen de twee doelgroepen van artikel 19, eerste lid, Wi) bij voorrang een inburgeringsvoorziening wordt aangeboden. Bovendien dient vastgelegd te worden binnen welke kaders het college tot zijn keuze van doelgroepen moet komen. Een reden om de kaders niet te strak vast te stellen is dat gemeenten op dit moment geen duidelijk zicht hebben op de precieze omvang van de groep oudkomers zonder werk of uitkering waaraan een inburgeringsvoorziening kan worden aangeboden. Te strenge criteria zouden wel eens kunnen leiden tot het niet benutten van de beschikbare middelen voor het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen.
Op basis van de overdracht van artikel 19, lid 5 en 6 zal de bestuurscommissie inburgering criteria opstellen op basis waarvan de doelgroepen kunnen worden aangewezen. Tevens zal de bestuurscommissie voor iedere inburgeringsplichtige die daarvoor in aanmerking komt, regels vaststellen betreffende een op de persoon toegesneden inburgeringsvoorziening.
Op grond van de actieve informatieplicht van het college aan de raad (artikel 169, tweede lid, Gemeentewet) ligt het voor de hand dat het college de richtlijnen van de bestuurscommissie inburgering, aan welke groepen inburgeringsplichtigen bij voorrang een aanbod zal worden gedaan, ter kennisname aan de raad aanbiedt.
Artikel 5 De samenstelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening
In de verordening dienen regels te worden gesteld met betrekking tot de vaststelling door het college van een passende inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en samenstelling van die voorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, WI). In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het college de opdracht heeft voor iedere inburgeringsplichtige die daarvoor in aanmerking komt, een op de persoon toegesneden inburgeringsvoorziening samen te stellen.
In het eerste lid wordt aangegeven op welke wijze het college een passende inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening moet vaststellen. Bij het bepalen van de passendheid van een voorziening kunnen de volgende factoren een rol spelen:
De samenstelling van de inburgeringsvoorziening voor geestelijke bedienaren wordt geregeld bij ministeriële regeling. Gemeenten hebben dus niet de mogelijkheid om de inburgeringsvoorziening die zij aan geestelijke bedienaren aanbieden naar eigen inzicht vorm te geven.
In geval van uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtigen die een voorziening gericht op arbeidsinschakeling ontvangen, kan het voordelen opleveren de inburgeringsvoorziening daarmee te combineren. Uitgangspunt is wel, zo blijkt uit artikel 19, vierde lid, van de wet, dat een inburgeringsvoorziening ten behoeve van een uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtige niet wordt vastgesteld, indien dat diens arbeidsinschakeling belemmert.
De Wet inburgering bepaalt dat de inburgeringsvoorziening gecombineerd moet worden met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (reïntegratievoorziening) als een inburgeringsvoorziening wordt vastgesteld voor een inburgeringsplichtige die bijstandsgerechtigd is of een uitkering ontvangt op grond van een andere socialezekerheidswet of socialezekerheidsregeling én die verplicht is om arbeid te verkrijgen of te aanvaarden (artikel 20, eerste lid, WI). Het college is verantwoordelijk voor het vaststellen van de gecombineerde inburgeringsvoorziening (artikel 20, tweede lid, WI). Het tweede lid van artikel 4 van de verordening draagt het college op om er voor te zorgen dat de inburgeringsvoorziening wordt afgestemd op de reïntegratievoorziening. Aangezien deze voorzieningen in het kader van de uitkeringsverstrekking op grond van socialezekerheidswetten of –regelingen ook door andere partijen dan het college (kunnen) worden verstrekt, zal het college afspraken moeten maken met de verantwoordelijke uitvoerders van de socialezekerheidswet of –regeling: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), eigenrisicodragers of overheidswerkgevers (artikel 21 WI).
Het derde lid regelt de bijkomende faciliteiten die het college als onderdeel van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening kan opnemen. In de wet is geregeld waaruit een inburgeringsvoorziening in ieder geval moet bestaan: een cursus die toeleidt naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en het eenmaal kosteloos afleggen van het desbetreffende examen (artikel 19, derde lid, WI).
Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- én nieuwkomers) maakt ook maatschappelijke begeleiding een verplicht onderdeel uit van de inburgeringsvoorziening of de taalkennisvoorziening (artikel 19, zesde lid, WI). Wat betreft de bijkomende faciliteiten die het college als onderdeel van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan inburgeringsplichtigen kan opnemen, kan worden gedacht aan trajectbegeleiding of het (periodiek) houden van voortgangsgesprekken met de inburgeringsplichtigen. Ook kan worden gedacht aan een uitbreiding van de opleiding, bijvoorbeeld in de vorm van een maatschappelijke stage of een aparte module die gericht is op het verwerven van kennis van de Nederlandse samenleving.
Trajectbegeleiding en het houden van voortgangsgesprekken zullen vooral van belang zijn bij inburgeringsplichtigen die geen inburgeringsvoorziening in combinatie met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling krijgen. Bij voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling vormen dergelijke faciliteiten reeds een vast onderdeel.
Ten overvloede wordt gewezen op het feit dat het inburgeringsexamen ook een praktijkgericht deel omvat, waarin de praktische (taal)vaardigheden worden getoetst. Het is vanzelfsprekend dat bij de samenstelling van de inburgeringsvoorziening ook rekening wordt gehouden met de ontwikkeling van deze vaardigheden. Daarbij zal de inzet van duale trajecten een belangrijke rol vervullen.
Artikel 5a De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget
Op grond van artikel 19, tweede lid, in combinatie met artikel 19a, tweede lid, WI kan het college de voorziening vaststellen in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget als de inburgeringsplichtige daarom verzoekt. Op grond van het vijfde lid van artikel 19 WI moet de gemeenteraad bij verordening regels stellen over de procedure die door het college wordt gevolgd bij het behandelen van verzoeken om een persoonlijk inburgeringsbudget en de criteria die worden gehanteerd bij het toekennen van een persoonlijk inburgeringsbudget.
In het eerste lid legt de gemeente vast op welke wijze verzoeken van inburgeringsplichtigen om toekenning van een persoonlijk inburgeringsbudget worden behandeld. In de verordening kunnen de volgende onderwerpen worden geregeld:
Op grond van artikel 4.27, tweede lid, Besluit inburgering moet het college het voorstel van de inburgeringsplichtige voor het volgen van een inburgeringsprogramma of taalkennisvoorziening goedkeuren. Dit voorstel zal in de praktijk worden opgesteld door het inburgeringsbedrijf. Het tweede en derde lid van dit artikel leggen de twee criteria vast aan de hand waarvan het college het voorstel voor het volgen van respectievelijk een inburgeringsprogramma en een taalkennisvoorziening goedkeurt. De eerste eis is dat het inburgeringsprogramma naar het oordeel van het college passend is om de inburgeringsplichtige voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II. De taalkennisvoorziening dient gericht te zijn op de verwerving van de kennis van de Nederlandse taal die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een beroepsopleiding (MBO 1 en 2).
Het tweede vereiste is dat het inburgeringsprogramma of de taalkennisvoorziening wordt verzorgd door een inburgeringsbedrijf dat voldoet aan de eis of de eisen die de verordening aan inburgeringsbedrijven stelt. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een of meer van de volgende voorwaarden:
Artikel 4.27, derde lid, Besluit inburgering bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening bepaalt wie met het inburgeringsbedrijf een overeenkomst met betrekking tot de inburgering van de inburgeringsplichtige sluit. Dit kan de inburgeringsplichtige zijn, het college,het college en de inburgeringsplichtige, een andere partij of een combinatie van de hiervoor genoemde partijen. gezamenlijk. In het vierde lid van dit artikel wordt dit geregeld, waarbij de raad zelf een keuze zal moeten maken. Het kan van belang zijn de partijen in de verordening niet te eng te definieren. Dat kan bijvoorbeeld van belang zijn , indien de gemeente samen met werkgevers inburgering op de werkvloer organiseert of wil gaan organiseren.
Artikel 6 De inning van de eigen bijdrage
In de verordening moeten regels worden gesteld die betrekking hebben op de inning van de eigen bijdrage van de inburgeringsplichtige door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, WI). De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de wet en bedraagt € 270. Dit bedrag kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd (artikel 23, tweede lid, WI).
In dit artikel van de verordening wordt geregeld dat de inburgeringsplichtige het recht heeft de eigen bijdrage in een aantal termijnen te betalen. Artikel 24, eerste lid, WI maakt het bij inburgeringsplichtigen die algemene bijstand ontvangen mogelijk dat het college de eigen bijdrage verrekent met deze uitkering. Als het college wil overgaan tot verrekening, moet dat worden vastgelegd in de beschikking tot vaststelling van de inburgeringsvoorziening. Nieuw is dat in dit artikel het tijdstip van betaling is opgenomen. In combinatie met artikel d) leidt dit tot een aantrekkelijke verrekening van de eigen bijdrage zonder moeizame inningsprocedures.
Als de inburgeringsplichtige een uitkering van het UWV ontvangt, kan het college het UWV verzoeken de eigen bijdrage te verrekenen met of in te houden op de uitkering van het UWV (artikel 24, tweede lid, WI). In dit geval int het UWV de eigen bijdrage ten behoeve van de gemeente. Deze wijze van verrekening geschiedt door het UWV en niet door de gemeente, en wordt dus niet in deze verordening geregeld.
Artikel 7 Opleggen van verplichtingen
Dit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, WI dat bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een voorziening is vastgesteld. Dit artikel delegeert de bevoegdheid aan het college om de verplichtingen die in het artikel worden genoemd aan inburgeringsplichtigen in het kader van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening op te leggen. Het college legt in de beschikking tot de vaststelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening deze verplichtingen vast.
Artikel 8 Het belonen van het resultaat
Het oude artikel 8 is in 2009 is in deze “vaststellingsverordening” vervallen. Hiervoor in de plaats is gekomen een nieuw artikel 8 dat het resultaat van de inburgeringsplichtige beloont. De inburgeringsplichtige die in deze regio een eigen bijdrage verschuldigd is ontvangt als beloning, een premie van € 270 indien deze tijdig op examen gaat en slaagt. Daarmee wordt de eigen bijdrage “verrekend”.
Artikel 9 De inhoud van de beschikking
Het besluit tot het vaststellen van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening is een beschikking. Dit betekent dat de inburgeringsplichtige de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten worden neergelegd.
In de beschikking zullen de toegekende inburgeringsvoorziening en de daaraan verbonden rechten en plichten van de inburgeringsplichtige nauwkeurig moeten worden vermeld (onderdelen a en b). De inburgeringsplichtige is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de inburgeringsvoorziening of de taalkennisvoorziening (artikel 23, eerste lid, WI). Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de verplichtingen van de inburgeringsplichtige duidelijk zijn omschreven en aan de betrokkene (onder andere door middel van de beschikking) bekend zijn gemaakt.
De termijn waarbinnen een inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet hebben behaald, ligt vast in de wet (artikel 7, eerste lid, WI). In de beschikking hoeft (en kan) van deze termijn alleen melding worden gemaakt (onderdeel c).
Onderdeel d bepaalt dat in beschikking moet worden vastgelegd in hoeveel termijnen de eigen bijdrage kan worden betaald en op welke wijze de betaling plaatsvindt (al dan niet op basis van verrekening met de bijstandsuitkering). Dit is geregeld in artikel 5 van de verordening.
Onderdeel e heeft betrekking op beschikkingen voor oudkomers. Indien het college een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening vaststelt voor een oudkomer, dan moet het college in de betreffende beschikking ook de dag opnemen waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat (artikel 22, tweede lid, juncto artikel 26 WI). Binnen vijf jaar ná deze datum moet de betreffende oudkomer het inburgeringexamen hebben behaald. Het college kan zelf bepalen wanneer de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat. Het ligt voor de hand om deze termijn direct te laten ingaan (en bijvoorbeeld niet te koppelen aan de datum waarop de inburgeringsvoorziening van start gaat). De precieze datum waarop de inburgeringsvoorziening van start gaat, zal niet altijd bekend zijn op het moment dat deze wordt toegekend. Bovendien past het vaststellen van een datum van aanvang van handhaving van de inburgeringsplicht, onafhankelijk van het moment waarop met de inburgeringsvoorziening kan worden begonnen bij het uitgangspunt van de wet dat de betreffende persoon als oudkomer inburgeringsplichtig is en in beginsel zelf verantwoordelijk is voor voldoen aan de inburgeringsplicht.
Artikel 10 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen
Artikel 35 Wi draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 Wi zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd. De gemeente kan deze boetebedragen in haar verordening overnemen, maar ze kan ook lagere bedragen vaststellen.
De boetebedragen die in de verordening worden opgenomen zijn maximumbedragen en géén gefixeerde bedragen. Het college zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete moeten afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Bovendien moet het college daarbij ook zonodig rekening houden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd (artikel 38, tweede lid, Wi). Deze bepaling brengt met zich mee dat het college bij elke op te leggen bestuurlijke boete zal moeten nagaan welke boete passend is, gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige.
In het kader van een de uitvoering van een gecombineerde reïntegratie- en inburgeringsvoorziening kan het voorkomen dat dezelfde gedraging (bijvoorbeeld het niet voldoen aan een oproep om te verschijnen en gegevens te verstrekken) zowel aanleiding kan zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor het verlagen van de bijstand (een maatregel op grond van artikel 18, tweede lid, Wet werk en bijstand) of het opleggen van een boete of maatregel op grond van een andere sociale zekerheidswet of – regeling. Artikel 37 Wi bevat een regeling voor deze samenloop. In dit artikel wordt bepaald dat het college in dat geval géén bestuurlijke boete kan opleggen.
Artikel 11 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding
Dit artikel biedt het college de mogelijkheid om bij herhaling van de overtreding een hogere boete op te leggen dan op grond van artikel 10 mogelijk is.
De verhoogde boetebedragen ingeval van herhaling van de overtreding mogen niet hoger zijn dan de maximumbedragen die in artikel 34 Wi worden genoemd.
Om te kunnen spreken van een herhaling van een overtreding, moeten de overtredingen zich wel binnen een bepaalde tijdspanne van 12 maanden voordoen.
Artikel 34, onderdeel d, Wi biedt de mogelijkheid voor gemeenten om de bestuurlijke boete te verhogen van maximaal € 500 naar maximaal € 1000 in het geval dat de inburgeringsplichtige bij herhaling niet voldoet aan de verplichting binnen de gestelde termijn het inburgeringsexamen te behalen. Dit is geregeld in het derde lid van artikel 11.
Als de inburgeringsplichtige niet binnen de voor hem geldende termijn het inburgeringsexamen heeft behaald, dan legt het college hem een bestuurlijke boete op. De maximumboete die kan worden opgelegd, is neergelegd in artikel 10, derde lid, van de verordening. Op grond van artikel 32 Wi moet het college in de boetebeschikking een nieuwe termijn vaststellen waarbinnen de inburgeringsplichtige alsnog het inburgeringsexamen moet behalen. Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze nieuwe termijn het inburgeringsexamen niet heeft behaald, maakt het derde lid van artikel 11 het mogelijk dat het college een hogere boete vaststelt. Het wettelijk maximum bedraagt
€ 1000 (artikel 34, onderdeel d, Wi). Ook in dat geval zal in de boetebeschikking een nieuwe termijn moeten worden opgenomen waarbinnen de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet behalen.
Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze (derde) termijn het inburgeringsexamen niet heeft behaald, regelt het derde lid ook dat het college wederom een hogere bestuurlijke boete kan opleggen. De maximumboete in het derde lid geldt ook voor alle hierop volgende overschrijdingen van termijnen door de inburgeringsplichtige.
De artikelen 10 en 11 bieden in de vorm van het vaststellen van maximumbedragen het kader voor het college bij het vaststellen van de hoogte van de bestuurlijke boetes in individuele gevallen. Het college zal binnen deze kaders zelf een beleid moeten ontwikkelen. Het is aan te bevelen dat het college in beleidsregels vastlegt hoe dat beleid er uit ziet: welke boete wordt in beginsel opgelegd bij welke overtreding en met welk bedrag wordt de boete in beginsel verhoogd als de betrokken inburgeringsplichtige dezelfde overtreding nogmaals pleegt.
Hoofdstuk 4a. Het aanbieden van een voorziening aan vrijwillige inburgeraars
Artikel 11a Aanwijzen van de doelgroepen
In dit artikel worden de criteria genoemd op grond waarvan het college categorieën vrijwillige inburgeraars kan aanwijzen die bij voorrang in aanmerking komen voor een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening. Verwezen wordt naar de bestuurscommissie bij wie deze taak in de instelling van de bestuurscommissie is neergelegd.
Artikel 11b De samenstelling van de voorziening
Zie de toelichting bij artikel 4 van de verordening.
Artikel 11c De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget
Zie de toelichting bij artikel 5 van de verordening.
Artikel 11d De inning van de eigen bijdrage
Op grond van artikel 24e WI is de vrijwillige inburgeraar met wie een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening is overeengekomen een eigen bijdrage verschuldigd. De hoogte van deze bijdrage is geregeld in artikel 23, tweede lid, WI. Artikel 24f bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels moet stellen over de eventuele inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen. Artikel 14 van deze verordening is de uitwerking van deze verplichting.
Artikel 11e Opleggen van verplichtingen
In dit artikel zijn de verplichtingen voor een vrijwillige inburgeraar neergelegd die het college kan opnemen in de overeenkomst met een vrijwillige inburgeraar. Het gaat om dezelfde verplichtingen als de verplichtingen die het college kan opnemen in de beschikking waarmee een voorziening voor een inburgeringsplichtige wordt vastgesteld (zie artikel 7 van de verordening).
Artikel 11f De inhoud van de overeenkomst
De overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar over het toekennen van een voorziening zal dezelfde onderwerpen bevatten als de beschikking tot het vaststellen van een voorziening voor inburgeringsplichtigen.
Artikel 11g Sancties bij niet-nakoming van de overeenkomst
Op grond van artikel 24f moet de raad bij verordening regels stellen over de niet-nakoming van de overeenkomst. In dit artikel legt de raad de sancties vast die het college kan toepassen als de vrijwillige inburgeraar de verplichtingen die zijn neergelegd in de overeenkomst niet nakomt. Gedacht kan worden aan de volgende soorten sancties:
- een maximale boete in de vorm van een bepaald percentage van de kosten van de voorziening, waarbij de maximale hoogte van de boetebedragen vergelijkbaar is met of lager dan de bestuurlijke boetes die het college kan opleggen als een inburgeringsplichtige de verschillende verplichtingen niet nakomt.
Naast het opleggen van sancties, hebben gemeenten ook de mogelijkheid om prestaties te belonen, bijvoorbeeld in de vorm van een bonus als een vrijwillige inburgeraar aan het inburgeringsexamen of staatsexamen heeft deelgenomen of daarvoor geslaagdis. Ook de bonussen kunnen in de overeenkomst worden opgenomen.
Artikel 11h Het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar
Artikel 24f WI draagt de gemeenteraad op om bij verordening regels te stellen over het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar. Dit artikel van de verordening is een uitwerking van deze verplichting. Dit artikel is gelijk aan artikel 27 WI, waarin is geregeld op welke wijze het college de identiteit van een inburgeringsplichtige vaststelt.
Dit artikel lijkt voor zich te spreken. Verschillende wijzigingen van de Wi zijn met terugwerkende kracht in werking getreden (zie overwegingen). Met deze verordening wordt echter het stelsel gewijzigd van “het doen van een aanbod” naar het “opleggen van een verplichting”. Dat kan niet met terugwerkende kracht.