Organisatie | Leiderdorp |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit maatschappelijke ondersteuning Leiderdorp 2018 |
Citeertitel | Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Leiderdorp 2018 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.
Deze regeling vervangt het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Leiderdorp 2017.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
20-01-2018 | 30-01-2020 | nieuwe regeling | 09-01-2018 | Z0144237164 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiderdorp;
gelet op de artikelen 11 het vierde lid, 13 het tweede lid, 15, 16 tweede lid, artikel 17 het derde lid, 20 het vierde lid, 23 het tweede lid van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Leiderdorp 2015;
besluit vast te stellen het: Besluit maatschappelijke ondersteuning Leiderdorp 2018
Hoofdstuk 1 Toelichting berekeningswijze persoonsgebonden budget
Er is sprake van een gedifferentieerde tariefstelling voor inkoop via non-professionele hulp,
(niet-beroepsmatige of informele hulp die wordt geleverd door mensen uit de eigen omgeving of het eigen netwerk), en via professionele hulp die wordt geleverd door een ter zake kundig zelfstandige zonder personeel (zzp-er) of eenmansbedrijf en professionele hulp die wordt ingekocht bij een instelling.
In de regel wordt voor maatwerkvoorzieningen genoemd in artikel 2 t/m 7 de volgende gedifferentieerde tariefstelling gehanteerd:
Non-professional (informeel) 50% van het tarief dat bij zorg in natura wordt gehanteerd
Professional (zzp-er) 80% van het tarief dat in zorg in natura wordt gehanteerd
Professional (instelling) 90% van het tarief dat in zorg in natura wordt gehanteerd
In afwijking van lid 3 wordt bij huishoudelijke ondersteuning voor informele ondersteuning het rekenuurtarief van € 14,- gehanteerd. Deze vorm van ondersteuning kan vallen onder de regeling ‘Dienstverlening aan Huis’. Deze regeling houdt in dat er geen loonbelasting, premie volksverzekeringen of premies werknemersverzekeringen hoeft te worden ingehouden of afgedragen. Voor professionele ondersteuning door een zzp-er wordt een rekenuurtarief van € 17,50 gehanteerd, op basis van het tarief van een Alphahulp via een formele stichting of een schoonmaakbedrijf.
Bij groepsbegeleiding wordt bij de berekening van het pgb gerekend met het in lid 3 genoemde percentage van het dagdeeltarief in natura, wat tot stand gekomen is door middel van het proces van bestuurlijk contracteren. Dit dagdeeltarief in natura wordt vermenigvuldigd met het midden van de bandbreedte van de gehanteerde intensiteit.
Hoofdstuk 2. Bedragen persoonsgebonden budget voor maatwerkvoorzieningen WMO
Artikel 2. Bedragen voor het persoonsgebonden budget voor Huishoudelijke Ondersteuning
Artikel 3. Bedragen voor het persoonsgebonden budget voor Begeleiding Individueel
Artikel 4. Bedragen voor het persoonsgebonden budget voor Begeleiding Groep
Artikel 6. Aanvullende bedragen voor het persoonsgebonden budget voor maatwerkvoorzieningen
Artikel 7. Omvang van het persoonsgebonden budget bij koop en huur van hulpmiddelen
Het persoonsgebonden budget bedraagt, rekening houdend met de kosten voor verzekering en onderhoud voor de gehele gebruiksperiode, ten hoogste:
Artikel 8. Restwaarde maatwerkvoorziening in de vorm van een uitbouw
Indien een maatwerkvoorziening is verstrekt in de vorm van een uitbouw aan de woning, die eigendom is van de inwoner, kan er vanuit worden gegaan dat de woning in waarde is gestegen. Daarom dienen de door de gemeente gesubsidieerde kosten bij verkoop van de woning te worden terugbetaald volgens het afschrijvingsschema overeenkomstig het schema in artikel 7 lid 3.
Hoofdstuk 3. Overgangsregelingen persoonsgebonden budget
Artikel 9. Overgangsregeling persoonsgebonden budget
Voor cliënten met een indicatie voor:
afgegeven vóór 1 januari 2018 blijft het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning 2017 van toepassing tot 31 december 2018 of tot zoveel eerder op het moment dat deze indicatie, al dan niet vanwege een nieuwe aanvraag, wordt verlengd, gewijzigd of is komen te vervallen.
Hoofdstuk 4 Bedragen maatwerkvoorzieningen voor vervoer
Artikel 11. Bedragen maatwerkvoorzieningen vervoer
Voor zover levenspartners[1] beiden in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening vervoer dan wel voor het CVV en tenminste één van hen kan geen gebruik maken van het CVV, wordt aan elk van hen een percentage (25%, 50% dan wel 75%, afhankelijk van de gezamenlijke vervoersbehoefte) van het maximumbedrag voor vervoer per reguliere taxi toegekend.
[1] Levenspartners zijn personen die meerderjarig zijn en getrouwd of geregistreerd partner zijn of een door een notaris opgemaakt samenlevingscontract met een wederzijdse zorgverplichting hebben afgesloten of allebei op hetzelfde adres staan ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente of een vergelijkbare administratie buiten Nederland.
Voor zover levenspartners beiden geen gebruik kunnen maken van het regulier openbaar vervoer, maar wel van het CVV, en één van hen kiest voor de financiële tegemoetkoming in de meerkosten voor het gebruik van de eigen auto, wordt aan ieder van hen maximaal 50% toegekend van het maximumbedrag voor het gebruik van de eigen auto.
Hoofdstuk 5 Bijdrage in de kosten van een voorziening
Artikel 12. Bijdrage voor maatwerkvoorzieningen
Artikel 13. Hoogte kostprijs voor berekening bijdrage maatwerkvoorzieningen
De hoogte van de kostprijs voor berekening van de bijdrage, als bedoeld in artikel 12 van de Verordening, voor onderstaande maatwerkvoorzieningen in natura bedraagt voor:
op basis van door het ministerie van VWS bepaalde regels voor zorg met verblijf;
volgens regels eigen bijdrage Wmo extramuraal, zijnde: € 34,20 per dag;
Volgens regels eigen bijdrage Wmo extramuraal, zijnde: € 22,20 per uur (ind. begeleiding)
De hoogte van de bijdrage in de kosten voor verblijf in de opvang wordt vastgesteld en geïnd door de opvanginstellingen. De instellingen die opvang verlenen zijn Stichting De Binnenvest, Stichting Vrouwenopvang Rosa Manus en Stichting Uitgeprocedeerde Vluchtelingen. Het uitgangspunt is dat voor de cliënt in ieder geval de norm voor zak- en kleedgeld, zoals genoemd in artikel 23 van de Participatiewet, beschikbaar blijft.