Organisatie | Midden-Drenthe |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Midden-Drenthe 2015-2 |
Citeertitel | Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Midden-Drenthe 2015-2 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Wmo |
Geen
Wmo 2015, Verordening Wet maatschappelijke onderstening 2015
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-05-2015 | Aanpassing van het Besluit maatschappelijke ondersteuning 2015 | 28-04-2015 | 484760 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Midden-Drenthe;
gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Verordening WMO 2015 Midden-Drenthe;
dat de raad in de hiervoor genoemde verordening heeft bepaald dat het college ter uitwerking van die verordening nadere regels kan stellen in een gemeentelijk Besluit maatschappelijke ondersteuning;
Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Midden-Drenthe 2015-2
Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen
Budgethouder: een persoon met een beperking, een chronisch psychisch probleem en/of een psychosociaal probleem die behoefte heeft aan compensatie ten behoeve van het bevorderen van zijn deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren, die voor zichzelf of, met behulp van een machtiging, door een ander een aanmelding of een aanvraag doet of laat doen;
Eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten: een door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen bijdrage, die bij de verstrekking van een voorziening in natura, een algemene voorziening, een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget betaald moet worden en waarop de regels van dit Besluit van toepassing zijn;
Hoofdstuk 2. Regels over het persoonsgebonden budget.
Artikel 2.1. Hoogte persoonsgebonden budget.
een hulpmiddel of woningaanpassing wordt bepaald op ten hoogste de kostprijs van de voorziening die de aanvrager op dat moment zou hebben ontvangen als de zaak in natura zou zijn verstrekt. Als de naturaverstrekking een tweedehands voorziening zou kunnen betreffen, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, met een looptijd gelijk aan de verkorte termijn waarop de zaak technisch is afgeschreven, rekening houdend met onderhoud en verzekering. Als de naturaverstrekking een nieuwe voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, rekening houdend met een eventueel door de gemeente te ontvangen korting en rekening houdend met onderhoud en verzekering;
individuele begeleiding door professionals bedraagt maximaal € 30,46 per uur. Individuele begeleiding door het eigen netwerk bedraagt maximaal € 20,00 per uur. Voor diensten uitgevoerd door professionals is gebaseerd op 85% van de pgb-tarieven, zoals die door het College voor Zorgverzekeringen zijn vastgesteld in de Tarieventabel 2014. Er is gekozen voor een korting van 15%, omdat deze korting ook bij zorg in natura geldt voor de aanbieders. Als individuele begeleiding wordt uitgevoerd door mensen uit het eigen netwerk is het tarief gebaseerd op het Pgb Wlz tarief voor niet-professionals;
begeleiding groep of dagbesteding bedraagt maximaal € 39,92 per dagdeel. Begeleiding groep of dagbesteding door het eigen netwerk bedraagt maximaal € 26,20 per dagdeel. Voor diensten uitgevoerd door professionals is gebaseerd op 85% van de pgb-tarieven, zoals die door het College voor Zorgverzekeringen zijn vastgesteld in de Tarieventabel 2014. Er is gekozen voor een korting van 15%, omdat deze korting ook bij zorg in natura geldt voor de aanbieders. Voor dagbesteding golden in 2014 twee tarieven (exclusief en inclusief vervoer). Vanaf 2015 wordt hier geen onderscheid meer in gemaakt. Daarom is hiervoor het gemiddelde van deze twee tarieven genomen. Als individuele begeleiding groep of dagbesteding wordt uitgevoerd door mensen uit het eigen netwerk is het tarief gebaseerd op verhouding tarief begeleiding en tarief dagbesteding door professionals (verhouding is 1:1,31).
logeren, ook wel genoemd kortdurend verblijf- en respijtzorg bedraagt maximaal € 85,85 per etmaal. Logeren eigen netwerk bedraagt maximaal € 56,18 per dagdeel. Voor diensten uitgevoerd door professionals is gebaseerd op 85% van de pgb-tarieven, zoals die door het College voor Zorgverzekeringen zijn vastgesteld in de Tarieventabel 2014. Er is gekozen voor een korting van 15%, omdat deze korting ook bij zorg in natura geldt voor de aanbieders. Als logeren wordt uitgevoerd door mensen uit het eigen netwerk is het tarief gebaseerd op verhouding tarief begeleiding en tarief logeren door professionals (verhouding is 1:2,81).
een sportrolstoelvoorziening bedraagt € 4.163,30, welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van drie jaar; indien na drie jaar de voorziening nog bruikbaar is, bedraagt de jaarlijkse financiële tegemoetkoming voor de kosten van onderhoud € 229,25.
Artikel 2.2. Regels rond verstrekking en verantwoording.
op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget; deze problemen worden in elk geval aanwezig geacht als: eerder misbruik is gemaakt van een Pgb, het een verslaafde betreft zonder formele zaakwaarnemer, het een wilsonbekwame betreft zonder formele zaakwaarnemer;
de tijdsduur dat een woonvoorziening, vervoersvoorziening of rolstoelvoorziening gebruikt kan worden dusdanig kort is dat er overwegende bezwaren zijn om een persoonsgebonden budget te verstrekken. Deze tijdsduur wordt in ieder geval aanwezig geacht als een voorziening korter dan 12 maanden nodig is. Bij kinderen zal een afweging moeten plaatsvinden tussen de mogelijke aanpassingen aan de voorziening in verband met de groei van het kind en de doeltreffenheid van het benodigde budget. Deze tijdsduur wordt, bij kinderen, in ieder geval aanwezig geacht als een voorziening binnen 48 maanden moet worden aangepast of nodig is;
Het persoonsgebonden budget mag alleen worden aangewend voor de voorziening waarvoor het bestemd is en is derhalve niet vrij besteedbaar. Het budget dient te worden besteed aan directe zorgkosten en eventueel aan een onkostenvergoeding. Van het budget mag maximaal 1,5% vrij worden besteed, met een maximum van € 1.250,00 per jaar;
Hoofdstuk 3. Regels voor bijdragen in de kosten van maatwerkvoorzieningen of pgb’s
Artikel 3. Bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen of pgb’s
In afwijking van lid 1, 2, 3, 4 en 5 wordt de bijdrage voor het collectief vervoer jaarlijks vastgesteld door de gezamenlijke opdrachtgevers in vervoersovereenkomst in het kader van de gezamenlijke aanbesteding van kleinschalig openbaar vervoer en doelgroepenvervoer in Zuidwest-Drenthe. De hoogte van de bijdrage per rit wordt vastgesteld en geïnd door de vervoerder.
Hoofdstuk 4. Hulp bij het huishouden.
Artikel 7. Vaststelling omvang hulp bij het huishouden.
De vaststelling van de omvang van de huishoudelijk hulp vindt plaats met behulp van het “protocol gebruikelijke zorg” en het “protocol huishoudelijke zorg” van het CIZ. Met dien verstande dat als uitgangspunt geldt dat geen uren, of delen van uren, worden geïndiceerd voor het doen van boodschappen. De omvang van hulp bij het huishouden met ingang van 1 maart 2015 vast te stellen op 85% voor hulp bij het huishouden 1 (HH1) en op 95% voor hulp bij het huishouden 2 (HH2). (besluit 346593 College van 16 december 2014).
Hoofdstuk 5. Woonvoorzieningen.
Artikel 8. Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget bij woonvoorzieningen of financiële tegemoetkoming
Artikel 9. Vormen van woonvoorzieningen
De te verstrekken woonvoorziening kan bestaan uit:
De eigenaar-bewoner, een woonvoorziening heeft ontvangen die leidt tot waardestijging van de woning, dient bij verkoop van deze woning binnen een periode van 5 jaar na gereedmelding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden. De investering aan de woning dient volgens het afschrijvingsschema te worden terugbetaald. Voor de afschrijving van een woonvoorziening geldt het volgende afschrijvingsschema: Afschrijving in 5 jaar, waarbij de terugbetaling bedraagt: voor het eerste jaar 100% van de meerwaarde; voor het tweede jaar 80% van de meerwaarde; voor het derde jaar 60% van de meerwaarde; voor het vierde jaar 40% van de meerwaarde; voor het vijfde jaar 20% van de meerwaarde, in alle gevallen minus de eigen bijdrage die voor de woningaanpassing is geleverd.
Artikel 13. Het primaat van de verhuizing
Burgemeester en wethouders kunnen, in afwijking van het gestelde in lid 1 bepalen dat, indien de geraamde kosten van een noodzakelijke woningaanpassing lager zijn dan € 2.975,40 aan aanpassingskosten verhuizing naar een aangepaste woning toch als meest adequate voorziening geldt indien de verwachte ontwikkeling van de handicap, op grond van een verkregen advies, progressief moet worden genoemd waardoor de aanpassingskosten binnen afzienbare tijd het vastgestelde bedrag zullen overstijgen.
Indien de gehandicapte op grond van het gestelde in artikel 1 en 2 moet verhuizen maar dit weigert, zullen de vastgestelde verhuis- en herinrichtingskosten vermeerderd met het gemeentelijk aandeel van de aanpassingskosten, die in de beschikbare woning zouden moeten worden gepleegd, worden vergoed, onder voorwaarde dat de huidige woning overeenkomstig het advies wordt aangepast.
Artikel 15. Aanvang werkzaamheden en inzicht in de woning
Een woonvoorziening wordt verstrekt, indien:
Artikel 16. Financiering van niet-gesubsidieerde deel van de voorziening
Een woonvoorziening in de kosten als bedoeld in artikel 9, lid 1, onder b en c (woningaanpassing, woonvoorzieningen van niet-bouwkundige of woontechnische aard), wordt uitsluitend verleend indien in de financiering van het niet door subsidie gedekte deel van de voorziening is voorzien.
Artikel 17. Verwerven van grond
Voor zover het treffen van voorzieningen, in de vorm van een woningaanpassing, betreft het uitbreiden van bestaande woningen dan wel het groter bouwen van een nieuw te bouwen woning dan zonder de voorzieningen nodig zou zijn, kunnen burgemeester en wethouders een bijdrage verlenen voor de extra te verwerven grond die ten hoogste overeenkomt met de bijdrage voor het aantal vierkante meters per vertrek en een gedeelte van de buitenruimte bij de woning. Het aantal m2 wat voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt staat vermeld in bijlage 1 van dit Besluit.
De woonvoorziening in de vorm van een traplift, wordt in natura verstrekt; de gehandicapte sluit hiertoe een gebruikersovereenkomst voor onbepaalde tijd met een aangewezen leverancier. De kosten van deze voorziening, inclusief onderhoud en reparatie, worden door de gemeente rechtstreeks aan de leverancier betaald.
Artikel 19. Vergoeding in de aanpassingskosten van woonwagens
Burgemeester en wethouders verlenen slechts een vergoeding in de vorm van een pgb in de aanpassingskosten van een woonwagen, indien:
Artikel 20. Vergoeding in de aanpassingskosten van woonschepen
Burgemeester en wethouders verlenen slechts een vergoeding in de vorm van een pgb in de aanpassingskosten van een woonschip, indien:
Artikel 21. Levensduur van woonwagens en woonschepen
Indien de technische levensduur van de woonwagen of het woonschip, na indiening van de aanvraag, minder dan 5 jaar is, of de standplaats van de woonwagen binnen 5 jaar voor opheffing in aanmerking komt, of het woonschip niet tenminste nog 5 jaar op de ligplaats mag liggen, stellen burgemeester en wethouders de maximale aanpassingskosten vast.
Artikel 22. Vergoeding in de aanpassingskosten van binnenschepen
Burgemeester en wethouders verlenen een vergoeding in de vorm van een pgb in de aanpassingskosten van een binnenschip, indien de aanpassing betrekking heeft op het voor de schipper, de bemanning en hun gezinsleden bestemde gedeelte van het verblijf als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel V, van het Binnenschepenbesluit (Stb. 1987, 466), van een binnenschip, dat:
Hoofdstuk 6. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel
Artikel 25. Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget bij het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel
Artikel 26. Vormen van het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel
De te verstrekken vervoersvoorziening kan bestaan uit:
Artikel 28. Vervoersvoorzieningen in natura in huur
De voorzieningen bedoeld in artikel 26, onder b, sub 3 en 4 worden in huur verstrekt; de gehandicapte sluit hiertoe een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd met een door burgemeester en wethouders aangewezen leverancier van hulpmiddelen. De maandelijkse huurbedragen die met de huur van deze voorzieningen zijn gemoeid, worden door de gemeente, nadat de gehandicapte daartoe een machtiging heeft verstrekt, rechtstreeks aan de leverancier van deze hulpmiddelen uitbetaald. Het onderhoud aan en de reparatie van deze voorziening maakt deel uit van de huurovereenkomst, met uitzondering van schootkleden en anti-decubitus materialen, welke in eigendom worden verstrekt. Reparatiekosten aan in eigendom verstrekte schootkleden en antidecubitusmaterialen, niet zijnde het gevolg van nalatigheid van de gehandicapte zelf, komen voor vergoeding in aanmerking.
Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen. De te verstrekken vervoersvoorziening zal lokale verplaatsingen tot een omvang per jaar van maximaal 2.000 kilometer mogelijk maken.
Artikel 30. Maximale termijn van verstrekking
De tegemoetkomingen in de kosten bedoeld in artikel 26 onder b, sub 1 tot en met 4 en onder c, sub 1 en 5 worden bij ongewijzigde omstandigheden maximaal eens in de zeven jaar verstrekt; een tegemoetkoming wordt na zeven jaar alleen verstrekt indien de voorziening naar het oordeel van burgemeester en wethouders in redelijkheid niet meer bruikbaar is.
Hoofdstuk 7. Verplaatsen in en rond de woning.
Artikel 35. Vormen van rolstoelvoorzieningen
Een te verstrekken rolstoelvoorziening kan bestaan uit:
Artikel 36. Rolstoelvoorziening in natura in huur
Het onderhoud aan en de reparatie van de rolstoel en de accessoires bedoeld in artikel 35., onder c en d, maakt deel uit van de huurovereenkomst zoals in het eerste lid is aangegeven, met uitzondering van schootkleden voor rolstoelen en anti-decubitus materialen, welke in eigendom worden verstrekt. Reparatiekosten aan in eigendom verstrekte schootkleden voor rolstoelen en antidecubitusmaterialen, niet zijnde het gevolg van nalatigheid van de gehandicapte zelf, komen voor vergoeding in aanmerking.
Hoofdstuk 8. Advisering en terugvordering
Het college vraagt een daartoe door hen aangewezen adviesinstantie om advies, indien het handelt om een aanvraag van iemand, die nog niet eerder een aanvraag heeft ingediend en het een voorziening betreft waarvan de kosten naar verwachting het bedrag van € 22.210,-. te boven gaan.
Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 28 april 2015
de secretaris, de burgemeester,
A.Pruntel T. Baas
bij besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Midden-Drenthe
Aantal m2 waarvoor een vergoeding kan worden gegeven ten behoeve van het verwerven van grond.
Ingevolge dit Besluit is het mogelijk om een tegemoetkoming te krijgen voor het verwerven van extra grond ten behoeve van een aanbouw of uitbreiding van een bepaald vertrek indien dit op grond van ergonomische beperkingen noodzakelijk zou zijn. Het aantal m2 wat voor een vergoeding in aanmerking komt is per vertrek (zie onderstaande tabel) gemaximaliseerd.
1.a. Aantal m2 waarvoor ten hoogste een vergoeding kan worden verleend, aangegeven per vertrek in een zelfstandige woning
1.b. Het aantal m2 verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang tot een woonruimte, dan wel tussen een tweede ingang en een berging en/of tuinpoort dat bij het nieuw aanleggen van paden, dan wel bij het aanpassen van bestaande paden ten hoogste voor een vergoeding in aanmerking komt bedraagt 20 m2.