Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Den Helder

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Helder houdende regels omtrent jeugdhulp (Beleidsregels Jeugdhulp Den Helder 2018)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDen Helder
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Helder houdende regels omtrent jeugdhulp (Beleidsregels Jeugdhulp Den Helder 2018)
CiteertitelBeleidsregels Jeugdhulp Den Helder 2018
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Jeugdwet
  2. Besluit jeugdwet
  3. Algemene wet bestuursrecht
  4. Verordening jeugdhuld 2018
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

18-12-201801-01-2018artikel 10

11-12-2018

gmb-2020-236851

01-01-201818-12-2018Nieuwe regeling

19-12-2017

Stadsnieuws nr. 3, 21 januari 2018

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Helder houdende regels omtrent jeugdhulp (Beleidsregels Jeugdhulp Den Helder 2018)

Burgemeester en wethouders van Den Helder,

 

Overwegende dat het gewenst is dat de gemeente beleidsregels vaststelt ter uitvoering van de Verordening Jeugdhulp Den Helder 2018 en het Uitvoeringsbesluit Jeugdwet.

 

Grondslagen:

Jeugdwet

het Uitvoeringsbesluit Jeugdwet

de Verordening Jeugdhulp 2018

Algemene wet bestuursrecht (Awb)

 

BESLUIT:

 

Vast te stellen de beleidsregels Jeugdhulp Den Helder 2018.

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet, Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet.

  • 2.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      Individuele voorziening: Op de jeugdige of zijn ouders toegesneden maatwerkvoorziening.

    • b.

      “Jeugdige of zijn ouders”: De jeugdige van 16 jaar of ouder, de jeugdige tussen de 12 en de 16 jaar met een of beide ouders, of de ouders namens de jeugdige jonger dan 12 jaar.

    • c.

      Persoonsgebonden budget: Persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken.

     

Artikel 2 Plan van aanpak

  • 1.

    Onder verwijzing naar artikel 8, achtste lid van de Verordening Jeugdhulp Den Helder 2018 kan een Plan van aanpak worden opgesteld dat vervolgens aan de jeugdige en/of zijn ouders wordt toegezonden.

  • 2.

    De toezending van het Plan van aanpak aan de jeugdige en/of zijn ouders is ter kennisname en geschiedt zonder verplichting dit terug te sturen.

  • 3.

    Zonder tegenreactie van de jeugdige of zijn ouders binnen 14 dagen na verzending van het Plan van aanpak zal er van worden uitgegaan dat men akkoord gaat met de inhoud van het Plan van aanpak en het daarin opgenomen advies.

Artikel 3 Eigen kracht

Bij de bepaling van de eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen van de jeugdige en/of zijn ouders of personen die tot zijn sociale netwerk behoren, zal het college onderzoeken en beoordelen of men zelf in staat geacht mag worden een oplossing te vinden voor zijn hulpvraag door te kijken naar alle leefdomeinen aan de hand van de volgende punten:

  • a.

    Eigen kracht van het sociale netwerk.

  • b.

    Reeds aanwezige voorzieningen in het netwerk, gebruikelijke hulp of beschikbare basis- en/of voorliggende voorzieningen in de directe omgeving van de jeugdige of zijn ouders.

  • c.

    Uitsluiting dat er sprake is van andere achterliggende problematiek die ernstiger is dan de gestelde hulpvraag.

Artikel 4 Gebruikelijke hulp

  • 1.

    Voor zover het gebruikelijk is dat partners, ouders, inwonende kinderen en/of andere huisgenoten elkaar bepaalde hulp bieden, is de jeugdige niet aangewezen op een individuele maatwerkvoorziening op basis van de Jeugdwet.

  • 2.

    Gebruikelijke hulp is de normale, dagelijkse zorg die partners, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten geacht worden elkaar onderling te bieden. Voor jeugdigen geldt dat ouders de tot hun gezin behorende minderjarige kinderen behoren te verzorgen, op te voeden en toezicht op hen te bieden, ook al is er sprake van een jeugdige met een ziekte, aandoening of beperking.

  • 3.

    Permanent toezicht bij jeugdigen tot 3 jaar is gebruikelijke hulp omdat een jeugdige in deze leeftijdsfase volledige verzorging en begeleiding van een ouder nodig heeft.

  • 4.

    Het bieden van een beschermende woonomgeving van ouders aan jeugdigen is tot een leeftijd van 18 jaar gebruikelijke hulp, zowel in kortdurende als langdurige situaties.

  • 5.

    Bij de beoordeling van gebruikelijke hulp wordt gebruik gemaakt van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ontwikkelde protocol “Richtlijnen gebruikelijke zorg van ouders voor kinderen met een normale ontwikkeling 2017”, zoals opgenomen in de bijlage. Het uitgangspunt van de richtlijn is de zorg die ouders volgens heersende maatschappelijke opvattingen moeten bieden aan kinderen zonder beperkingen, rekening houdend met verschillen die bij kinderen in dezelfde leeftijdscategorie bestaan

Artikel 5 Gebruikelijke hulp bij chronische en niet-chronische situaties

  • 1.

    Er is sprake van meer dan gebruikelijke hulp, als de voor de jeugdige noodzakelijke hulp chronisch meer is dan de noodzakelijke hulp die een jeugdige van dezelfde leeftijd zonder beperking redelijkerwijs nodig heeft, voor wat betreft aard, frequentie en benodigde tijd.

    Bij chronische situaties gaat het om langdurige hulp waarbij naar verwachting de hulp langer dan drie maanden nodig zal zijn.

  • 2.

    Er is geen sprake van meer dan gebruikelijke hulp bij niet-chronische situaties. Bij niet-chronische situaties gaat het om kortdurende hulp waarbij er uitzicht is op herstel van de situatie van de jeugdige en de ouder(s) en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de jeugdige en de ouder(s). Het gaat hierbij om kortdurende hulp waarbij naar verwachting de hulp niet langer dan drie maanden nodig zal zijn.

Artikel 6 Uitzonderingen gebruikelijke hulp

  • 1.

    Voor zover de ouder geobjectiveerde beperkingen heeft en kennis/vaardigheden mist om gebruikelijke persoonlijke verzorging en/of begeleiding uit te voeren en deze vaardigheden niet kan aanleren, wordt van hem/haar geen gebruikelijke hulp verwacht.

  • 2.

    In het geval dat de ouder overbelast is of overbelast dreigt te raken, wordt van hem of haar geen gebruikelijke hulp verwacht, totdat deze (dreigende) overbelasting is opgeheven. Daarbij geldt het volgende:

    • a.

      wanneer er voor de ouder eigen mogelijkheden en/of voorliggende voorzieningen zijn om de (dreigende) overbelasting op te heffen, dienen deze eigen mogelijkheden en/of voorliggende voorzieningen hiertoe te worden aangewend;

    • b.

      indien de (dreigende) overbelasting wordt veroorzaakt door maatschappelijke activiteiten buiten de gebruikelijke hulp, wel of niet in combinatie met een fulltime school- of werkweek, gaat het verlenen van gebruikelijke hulp voor op die maatschappelijke activiteiten.

  • 3.

    In het geval dat de jeugdige zich in de terminale levensfase bevindt, wordt geen gebruikelijke hulp verwacht van de ouder.

  • 4.

    Een jeugdige heeft vanaf 12 jaar eigen beslisbevoegdheid wat betreft lichamelijke integriteit.Wanneer hij/zij geen intieme persoonlijke verzorging wil ontvangen van de ouder, wordt geen gebruikelijke hulp verwacht van de ouder.

Artikel 7 Herbeoordeling individuele voorziening

De jeugdige of zijn ouders is/zijn verplicht het college medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor het tijdig kunnen uitvoeren van de herbeoordeling van de toegekende zorg, hulp of ondersteuning. Hierbij geldt dat:

  • a.

    de jeugdige of zijn ouders een schriftelijke aanvraag voor een individuele voorziening in natura uiterlijk 8 weken voor de afloop van de in de beschikking genoemde einddatum indient/indienen bij het college;

  • b.

    de jeugdige of zijn ouders een schriftelijke aanvraag voor een individuele voorziening in de vorm van een Pgb uiterlijk 12 weken voor de in de beschikking genoemde einddatum indient/indienen bij de college.

  • c.

    bij een ongewijzigde situatie en een daarmee samenhangende ongewijzigde hulpvraag kan worden volstaan met een melding van de jeugdige of zijn ouders dat de zorg, hulp of ondersteuning kan worden verlengd.

Artikel 8 Tussentijdse beoordeling individuele voorziening

Het college behoudt het recht op ieder gewenst moment, gedurende een lopende individuele voorziening, een tussentijdse beoordeling van de noodzaak en kwaliteit van de betreffende individuele voorziening uit te voeren. Hiervoor is geen nieuwe toestemming van de jeugdige of zijn ouders nodig.

 

Artikel 9 Algemene regels vervoer

  • 1.

    De verantwoordelijkheid van de gemeente voor het organiseren van het vervoer geldt alleen voor zover het gaat om vervoer van de jeugdige naar de jeugdhulplocatie en terug, binnen en buiten de gemeentegrenzen.

  • 2.

    Een vervoersvoorziening wordt ingezet wanneer de jeugdige niet in staat is zelfstandig van en naar de jeugdhulplocatie te komen in verband met een medische noodzaak, een veiligheidsrisico of een gebrek aan zelfredzaamheid.

  • 3.

    In situaties waarbij sprake is van noodzakelijk vervoer van de jeugdige naar de jeugdhulplocatie, onderzoekt het college de zelfredzaamheid en het eigen vermogen van de jeugdige, zijn ouders en/of zijn sociaal netwerk.

  • 4.

    Wanneer er een combinatie gevonden kan worden met het onderwijs, zal het college beoordelen of dit gecombineerd kan worden met het vervoer door de aanbieder van het leerlingenvervoer.

  • 5.

    De duur van de vervoersvoorziening is gelijk aan de duur van de beschikking of korter indien de betreffende individuele voorziening eerder eindigt.

Artikel 10 Specifieke regels vervoer

  • 1.

    Voor dagbesteding geeft het college invulling aan haar vervoersverplichting door de zorgaanbieder het vervoer te laten organiseren.

  • 2.

    De vervoerskosten naar een gesloten jeugdhulplocatie zijn door instellingen meegenomen in hun tarief.

  • 3.

    Op grond van de Jeugdwet is de gemeente niet verantwoordelijk voor vervoer van ouders naar GGZ-instellingen of andere instellingen van klinische of residentiële aard. Als ouders dit niet kunnen organiseren, kunnen zij eventueel een beroep doen op een Wmo-vervoersvoorziening.

  • 4.

    Indien sprake is van vervoer naar andere jeugdhulplocaties dan genoemd in dit artikel, lid 1 en 2 en gelet op de regels beschreven in artikel 9, kan/kunnen de jeugdige of zijn ouders een beroep doen op een vervoersvoorziening in de vorm van een kilometervergoeding van € 0,19 per kilometer of een vergoeding op basis van het tarief openbaar vervoer.

  • 5.

    Indien de jeugdige of zijn ouders niet beschikt/beschikken over eigen vervoer of indien het reizen met het openbaar vervoer niet geschikt/wenselijk is, zoekt het college samen met de jeugdige of zijn ouders naar een maatwerkoplossing.

  • 6.

    Indien blijkt dat begeleiding tijdens vervoer naar en van de jeugdhulplocatie noodzakelijk is, worden de reiskosten van één begeleider vergoed.

Artikel 11 Trekkingsrecht Pgb

  • 1.

    De gemeente stort de uit te betalen Pgb’s op rekening van het Servicecentrum PGB van de Sociale Verzekeringsbank (SVB).

  • 2.

    De budgethouder, laat via declaraties of facturen aan de SVB weten hoeveel uren hulp zijn geleverd en de SVB zorgt vervolgens voor de uitbetaling aan de zorgverlener.

  • 3.

    De niet bestede pgb-bedragen worden door SVB na afloop van de verantwoordingsperiode terugbetaald aan de gemeente.

  • 4.

    Bij verandering van hulpverlener dient de budgethouder dit door te geven aan het college. Het college toetst opnieuw de kwaliteit van de in te kopen hulp en geeft dit door aan de SVB. De budgethouder stuurt de zorgovereenkomst met de nieuwe hulpverlener naar de SVB. Op basis van goedgekeurde facturen betaalt de SVB de nieuwe hulpverlener uit.

Artikel 12 Intrekking oude beleidsregels

De Beleidsregels Jeugdhulp Den Helder 2017 worden ingetrokken.

 

Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking op 1 januari 2018.

  • 2.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels Jeugdhulp Den Helder 2018.

 

Den Helder , 19 december 2017,

Burgemeester en wethouders van Den Helder

 

 

 

Burgemeester

Koen Schuiling

 

 

 

Secretaris

Robert Reus

 

 

 

Bijlage

Richtlijnen gebruikelijke zorg van ouders voor kinderen met een normale ontwikkeling (per leeftijd)

 

  • 1.

    Kinderen van 0 tot 3 jaar:

    • ·

      hebben 24 uur per dag zorg in de nabijheid nodig omdat zij niet in staat zijn om op relevante momenten hulp in te roepen om ernstig nadeel voor henzelf te voorkomen;

    • ·

      hebben voortdurend, dat wil zeggen op geplande en ongeplande momenten, overname van zelfzorg nodig;

    • ·

      hebben een woonomgeving nodig waarin hun fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd,een passend pedagogisch klimaat wordt geboden en hen zorg in de zin van verzorging, begeleiding en stimulans wordt geboden bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid.

       

  • 2.

    Kinderen van 3 tot 5 jaar:

    • ·

      hebben zorg in de nabijheid nodig omdat zij niet in staat zijn om op relevante momenten hulp in te roepen om ernstig nadeel voor henzelf te voorkomen;

    • ·

      hebben overdag voortdurend begeleiding en overname van zelfzorg nodig;

    • ·

      hebben ’s nachts soms nog begeleiding en overname van zelfzorg nodig;

    • ·

      hebben een woonomgeving nodig waarin hun fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd, een passend pedagogisch klimaat wordt geboden en hen zorg in de zin van verzorging, begeleiding en stimulans wordt geboden bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid.

       

NB: Deze zorg voor kinderen vanaf 3 jaar is geen gebruikelijke zorg als is vastgesteld dat het gaat om een kind met ernstige meervoudig complexe handicaps (MCG), ook wel genoemd ernstige meervoudige beperkingen (EMB). MCG/EMB kinderen hebben een ernstige verstandelijke beperking met een blijvend zeer laag ontwikkelingsperspectief en een motorische beperking. Meestal is ook sprake van zintuiglijke problemen (waaronder prikkelverwerkingsstoornissen) en/of somatische aandoeningen.

 

  • 3.

    Kinderen van 5 tot 8 jaar:

    • ·

      hebben zorg in de nabijheid nodig omdat zij niet in staat zijn om op relevante momenten hulp in te roepen om ernstig nadeel voor henzelf te voorkomen;

    • ·

      hebben overdag nog voortdurend begeleiding nodig;

    • ·

      hebben overdag op geplande en soms op ongeplande momenten hulp bij of overname van zelfzorg nodig;

    • ·

      hebben een woonomgeving nodig waarin hun fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd, een passend pedagogisch klimaat wordt geboden en hen zorg in de zin van verzorging, begeleiding en stimulans wordt geboden, nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid.

       

  • 4.

    Kinderen van 8 tot 18 jaar:

    • ·

      hebben geen zorg in de nabijheid nodig omdat zijn in staat zijn om op relevante momenten hulp in te roepen om ernstig nadeel voor henzelf te voorkomen;

    • ·

      hebben een woonomgeving nodig waarin hun fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd, een passend pedagogisch klimaat wordt geboden en hen zorg in de zin van verzorging, begeleiding en stimulans wordt geboden, nodig en passend bij hun ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid.