Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Schiedam

Beleidsregels “gesubsidieerd integraal peuterspeelzaalwerk”

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSchiedam
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels “gesubsidieerd integraal peuterspeelzaalwerk”
CiteertitelBeleidsregels “gesubsidieerd integraal peuterspeelzaalwerk”
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpsubsidiëring van instellingen voor peuterspeelzaalwerk

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De beleidsregels “gesubsidieerd regulier peuterspeelzaalwerk” uit 2005 zijn per 1 januari 2010 ingetrokken.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Algemene subsidieverordening
  2. De beleidsnota “Naar integraal peuterspeelzaalwerk”, raadsbesluit 17 april 2008

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2010Onbekend

15-12-2009

Onbekend

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels “gesubsidieerd integraal peuterspeelzaalwerk”

 

 

Beleidsregels ‘Gesubsidieerd integraal peuterspeelzaalwerk’

Artikel 1. ALGEMENE BEPALINGEN

  • 1.

    Beleidsterrein. Deze beleidsregels betreffen de subsidiëring van instellingen voor peuterspeelzaalwerk, waarmee een subsidierelatie bestaat of aangegaan wordt. Deze beleidsregels dienen ter beoordeling van subsidieverstrekkingen. Deze beleidsregels moeten gezien worden in samenhang met de:

    • a.

      geldende Algemene Subsidieverordening;

    • b.

      Verordening kwaliteitsregels peuterspeelzalen Schiedam;

    • c.

      de beleidsnota “Naar integraal peuterspeelzaalwerk”, raadsbesluit 17 april 2008.

  • 2.

    Doelgroep. Tot de doelgroep behoren alle aanbieders van gesubsidieerd peuterspeelzaalwerk.

  • 3.

    Doel. Het doel van de subsidieverlening is het realiseren van een aanbod aan integraal peuterspeelzaalwerk gelieerd aan alle basisscholen, alsmede het waarborgen van de kwaliteit van peuterspeelzaalwerk. In de beleidsnota ”Integraal peuterspeelzaalwerk”, op 17 april 2008 vastgesteld door de gemeenteraad van Schiedam, is aangegeven op welke manier invulling wordt gegeven aan integraal peuterspeelzaalwerk.

  • 4.

    Kwaliteit. De kwaliteitseisen waaraan de instellingen moeten voldoen, zijn vastgelegd in de Verordening kwaliteitsregels peuterspeelzalen of vinden hun basis in deze beleidsregels.

  • 5.

    VVE Methodiek. Om de kwaliteit van de VVE te borgen wordt ten behoeve van de doorgaande leerlijn van de voor- naar de vroegschoolse educatie bij alle peuterspeelzalen en minimaal de groepen 1 en 2 van de bijbehorende basisscholen gewerkt volgens dezelfde erkende VVE methodiek.

  • 6.

    Samenwerkingsovereenkomst. De uitvoeringsorganisatie van het peuterspeelzaalwerk en het schoolbestuur van de bijbehorende basisschool hebben per VVE locatie een VVE samenwerkingsovereenkomst afgesloten. Hierin zijn minimaal de afspraken vastgelegd voor de uitvoering van de voor- en vroegschoolse educatie, waaronder de minimale duur van de samenwerking en de keuze voor een gezamenlijke VVE methodiek.

Artikel 2. PRODUCTEN EN PRESTATIES

  • 1.

    Product. Het product is de integrale peuterspeelzaalgroep. Een peuter bezoekt twee of vier dagdelen per week gedurende minimaal respectievelijk 5,25 of 10,5 uur per week de peuterspeelzaal. Kinderen die door het consultatiebureau zijn geïndiceerd als doelgroep van de voor- en vroegschoolse educatie (VVE), kunnen vier dagdelen deelnemen. Zonder deze indicatie kunnen peuters maximaal twee dagdelen per week deelnemen.

  • 2.

    Prestaties

    • a.

      Coördinatieteam. De instelling die het peuterspeelzaalwerk verzorgt, hierna te noemen “uitvoeringsorganisatie”, draagt er samen met de bijbehorende basisschool zorg voor dat per basisschool waaraan één of meer peutergroepen zijn gekoppeld een coördinatieteam wordt samengesteld, in ieder geval bestaande uit de coördinator/begeleider van de peuterspeelzaalgroep(en) en de coördinator/verantwoordelijke van de vroegschoolse educatie in de onderbouw van de basisschool.

    • b.

      Scholing. De uitvoeringsorganisatie stelt jaarlijks samen met de afdeling Educatie & Welzijn scholings- en begeleidingsplannen op volgens de voor de implementatie van methodieken in VVE-projecten vastgelegde scholingstrajecten. Voor de bekostiging van de scholing van de VVE-projecten van medewerkers die nog niet gecertificeerd zijn in de VVE methodiek waarmee zij werken, worden vanuit het stedelijk budget voor het onderwijsachterstandenbeleid middelen beschikbaar gesteld.

    • c.

      Inzet personeel. De uitvoeringsorganisatie treedt op als werkgever van het bij de peutergroepen betrokken personeel. De personele bezetting van een peutergroep bestaat uit minimaal twee pedagogisch medewerkers per dagdeel op basis van 32 uur per groep per week. De coördinator/begeleider wordt 4 uur per groep per week ingezet. De pedagogisch medewerkers zijn minimaal PW3 of gelijkwaardig gekwalificeerd en volledig gecertificeerd voor de betreffende VVE methodiek, of bezig zich te certificeren. De coördinator/begeleider heeft minimaal dezelfde opleidingskwalificaties als de pedagogisch medewerker en is gecertificeerd of in opleiding voor de coaching van pedagogisch medewerkers in de betreffende VVE methodiek. Door de uitvoeringsorganisatie wordt nadrukkelijk gestreefd naar het aanvullend inschakelen van stagiaires en/of vrijwilligers.

    • d.

      Contacturen. De uitvoeringsorganisatie zorgt ervoor dat de VVE geïndiceerde doelgroeppeuters per week vier dagdelen in totaal bestaande uit tenminste 10 uur en 30 minuten, worden opgevangen, tenzij de ouders zelf kiezen voor een deelname van twee dagdelen. De overige peuters nemen twee dagdelen van totaal tenminste 5 uur en 15 minuten deel aan de peutergroepen. De vakanties van de peutergroepen zijn gelijktijdig aan die van de betrokken basisscholen.

    • e.

      Opbouw peuterspeelzaalgroep. Een hele peuterspeelzaalgroep bestaat uit veertien peuterplaatsen per dagdeel. In bijzondere gevallen kan na toezegging van de gemeente worden gekozen voor een halve groep van 7 peuterplaatsen per dagdeel. De uitvoeringsorganisatie draagt er zorg voor dat alleen peuters met een VVE doelgroepindicatie van het consultatiebureau vier dagdelen per week deelnemen aan het peuterspeelzaalwerk en dat peuters zonder VVE doelgroepindicatie maximaal twee dagdelen hieraan deelnemen. Door de uitvoeringsorganisatie wordt ernaar gestreefd dat van de peuters die jaarlijks (vanwege het bereiken van de leeftijd van 4 jaar) doorstromen, minimaal 90% van degenen die vier dagdelen deelnemen doorstromen naar de basisschool waaraan de peutergroep gekoppeld is. Bij de aanname van deze kinderen voor de peutergroepen wordt getracht die kinderen toe te laten waarvan de kans groot is dat zij doorstromen naar de desbetreffende basisschool.

    • f.

      Betrekken ouders. De uitvoeringsorganisatie zorgt ervoor dat ouders van de peuters nadrukkelijk worden betrokken bij de peutergroep. Hiertoe worden op jaarbasis minimaal zes ouderbijeenkomsten en twee oudergesprekken georganiseerd. De ouders worden door de uitvoeringsorganisatie gestimuleerd hieraan deel te nemen.

    • g.

      Ouderbijdrage. De hoogte van de ouderbijdrage voor het peuterspeelzaalwerk is gebaseerd op de maximaal te innen ouderbijdrage die het Rijk vaststelt voor doelgroepouders van de voorschoolse educatie. De uitvoeringsorganisatie int bij de ouders de ouderbijdrage voor het peuterspeelzaalwerk.

    • h.

      Raportage (monitoring en evaluatie). De uitvoeringsorganisatie verstrekt op verzoek van de gemeente gegevens over de voortgang van het project. De uitvoeringsorganisatie maakt gebruik van het softwareprogramma Flexkids of een eventueel in de toekomst samen met de gemeente te kiezen ander registratieprogramma. Hierdoor heeft de gemeente op ieder gewenst moment de beschikking over de noodzakelijke monitorgegevens. De uitvoeringsorganisatie dient, bij voorkeur met de desbetreffende basisscholen, jaarlijks een door haar bestuur ondertekend gespecificeerd VVE jaarverslag en jaarplan in, conform het format VVE jaarverslag en jaarplan. De uitvoeringsorganisatie en de basisschool zijn inhoudelijk verantwoordelijk voor hun eigen bijdrage.

Artikel 3. SUBSIDIEBEPALINGEN

  • 1.

    Criteria subsidiëring

    • a.

      De groep is de norm waarmee gerekend wordt.

    • b.

      Een hele peutergroep bestaat uit 14 peuterplaatsen (Na toestemming van de gemeente kan worden besloten van deze norm naar beneden af te wijken indien hier goede redenen voor zijn.) per dagdeel.

    • c.

      De peuterspeelzaal biedt plaats aan kinderen van 2,5 jaar tot 4 jaar.

    • d.

      Indien op grond van de Verordening kwaliteitsregels peuterspeelzalen Schiedam een locatie van een instelling wordt gesloten, vervalt de aanspraak op subsidie voor de betreffende locatie.

    • e.

      Per groep wordt er door de gediplomeerd pedagogisch medewerk(st)er 65% aan de directe uitvoering en 35% aan indirecte uitvoering besteed.

  • 2.

    Bezettingspercentage. De subsidieafspraken zijn gekoppeld aan een minimaal bezettingspercentage op jaarbasis. Het gemiddelde bezettingspercentage over alle peuterspeelzaalgroepen van een aanbieder bedraagt minimaal 80% in 2010, oplopend naar 90% in 2011. Bij de subsidievaststelling wordt het daadwerkelijk behaalde bezettingspercentage vastgesteld en wordt ieder procentpunt lagere bezetting gekoppeld aan een korting op de subsidie van een procentpunt. In overleg met de gemeente kan besloten worden tot de sluiting of instandhouding van een peuterspeelzaalgroep. Eventuele gevolgen van een dergelijke sluiting of instandhouding worden meegenomen in de beoordeling van het bezettingspercentage. Peuterspeelzalen worden gesubsidieerd op basis van een kostprijs per integrale peuterspeelzaalgroep. De in 2009 overeengekomen kostprijs wordt jaarlijks geïndexeerd conform de CBS prijsindex. Door de gemeente wordt bij de berekening van de kostprijs uitgegaan van de overeengekomen ouderbijdrage.

  • 3.

    Huisvesting. Peuterspeelzalen zijn bij voorkeur in of anders in de directe nabijheid van de Schiedamse basisscholen gevestigd. De gemeente Schiedam gaat in de subsidieafspraken standaard uit van een door de gemeente vastgestelde gebruiksvergoeding per schoollokaal per jaar. In bijzondere gevallen beoordeelt de gemeente in hoeverre een aparte regeling mogelijk is

  • 4.

    Indienen subsidieaanvraag. De aanvraag voor subsidie moet ingediend worden conform de geldende Algemene Subsidieverordening. De aanvraag moet zijn ingediend voor 1 april van het jaar voorafgaand aan het jaar, waarvoor subsidie wordt aangevraagd. De beoordeling van de aanvraag vindt plaats op kwalitatieve criteria, de levensvatbaarheid van een integrale peuterspeelzaalgroep en de begroting van de gemeente. In de subsidieaanvraag wordt vermeld:

    • a.

      het aantal peutergroepen per locatie;

    • b.

      het aantal dagdelen en de groepsduur in uren per week van de peutergroepen per locatie.

  • 5.

    Wijze van subsidiëren. De subsidie wordt verleend als budgetsubsidie, zoals bedoeld in de Algemene Subsidieverordening

  • 6.

    Subsidiebedrag. De hoogte van het subsidiebudget wordt bepaald door het college en is afhankelijk van de begrotingsbehandeling in de gemeenteraad in het najaar van elk jaar. Het college bepaalt het aantal te subsidiëren peutergroepen

  • 7.

    Bevoorschotting. De subsidie wordt per kwartaal bevoorschot. Het totaal van de voorschotten bedraagt 90% van het toegekende bedrag

Artikel 4. TERMIJN

De beleidsregels “gesubsidieerd integraal peuterspeelzaalwerk” treden op 1 januari 2010 in werking.

De beleidsregels “gesubsidieerd regulier peuterspeelzaalwerk” uit 2005 zijn per 1 januari 2010 ingetrokken.

Artikel 5. PUBLICATIE EN INZAGE

Na vaststelling van de beleidsregels “gesubsidieerd integraal peuterspeelzaalwerk” door het college vindt de publicatie van bekendmaking van deze beleidsregels plaats in de gemeenteberichten van Maasstad weekbladen en op de gemeentelijke website, www.schiedam.nl.

De beleidsregels liggen gedurende zes weken na publicatiedatum ter inzage bij het gemeentelijk informatiepunt in de Stadswinkel.