Organisatie | Sint-Michielsgestel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Welzijnsfonds Sint-Michielsgestel 2018 |
Citeertitel | Verordening Welzijnsfonds Sint-Michielsgestel 2018 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | geen |
Deze regeling vervangt de regeling 'Verordening Gemeentelijk Minimabeleid Sint-Michielsgestel 2017'
Gemeentewet, artt. 147 en 149
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
02-02-2018 | 01-01-2018 | 01-01-2020 | Nieuwe regeling | 18-01-2018 Gemeenteblad 2018, 22248 | 01-02-2018 | Raadsbesl. 18-01-2018, punt 7 |
In deze verordening wordt verstaan onder:
aanvrager: de in de gemeente Sint-Michielsgestel woonachtig persoon, van 18 jaar en ouder, die staat ingeschreven in de Basisregistratie Personen, die ten behoeve van zichzelf en zijn/haar gezinsleden en ten laste komende kinderen vanaf 3 jaar een bijdrage in de uitgaven/kosten op grond van deze verordening verzoekt;
Deze verordening heeft tot doel aan inwoners die een inkomen hebben tot maximaal 120% van de voor hen toepasselijke bijstandsnorm een bijdrage te verstrekken voor sociaal-culturele, educatieve, sportieve en maatschappelijke activiteiten, voor henzelf en hun eventuele kinderen om zodoende de participatie aan de samenleving te bevorderen.
De Verordening beoogt de deelname aan maatschappelijke activiteiten te bevorderen dooreen financiële bijdrage in de kosten van maatschappelijke activiteiten te bieden aanhuishoudens die een minimuminkomen en vermogen hebben als bedoeld in artikel 1. Ondermaatschappelijke activiteiten verstaan wij sociaal-culturele, educatieve of sportieveactiviteiten, die beogen het sociaal isolement te voorkomen of doorbreken. De bijdrage hoeftniet te worden aangewend voor kosten die noodzakelijk zijn om sociaal-medische redenen.
Artikel 6. Aanpassing bedragen
De bijdrage per gezinslid bedoeld in artikel 5 sub a wordt jaarlijks geïndexeerd overeenkomstig de ontwikkelingen van de consumentenprijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek. De bedragen worden naar boven afgerond op hele euro’s.
De bijdrage voor een gezinslid bedoeld in artikel 5 sub b is € 100 hoger dan de bijdrage bedoeld in artikel 5 sub a.
De persoon aan wie een bijdrage is verstrekt, evenals de ouder/gemachtigde van een kind aan wie een bijdrage is verstrekt, moet met bewijsstukken kunnen aantonen dat hij de kosten daadwerkelijk heeft gemaakt. De controle zal achteraf steekproefsgewijs plaatsvinden. De controle vindt plaats tot uiterlijk 18 maanden na het besluit.
De bijdrage op grond van deze regeling wordt na beoordeling aanvraag, dan wel ambtshalve toekenning vooraf in zijn geheel uitgekeerd.
Het college kan beslissen om in uitzonderlijke situaties hiervan af te wijken en over te gaan tot uitbetaling op declaratiebasis of gespreid over het jaar.
Indien de aanvrager onjuiste inlichtingen heeft verstrekt op basis waarvan aan hem ten onrechte de bijdrage is toegekend of indien aanvrager desgevraagd de bewijsstukken niet overlegt waaruit blijkt dat hij de kosten waarvoor de bijdrage werd verstrekt, daadwerkelijk heeft gemaakt, of wanneer een onverschuldigde betaling aan hem is gedaan, vordert het college de kosten van de bijdrage geheel of gedeeltelijk terug.
Terugvordering van de kosten als bedoeld in het eerste lid van dit artikel vindt eerst plaats nadat het college de eerder toegekende bijdrage bij een zelfstandig besluit heeft ingetrokken. Het college vordert bij zelfstandig besluit vervolgens de bijdrage terug op grond van het bepaalde in artikel 6:203 Burgerlijk Wetboek.
Door of namens het college van burgemeester en wethouders kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende worden afgeweken van de bepalingen in deze verordening, indien van toepassing hiervan tot onbillijkheden van overwegende aard leiden.
Aldus besloten in zijn openbare vergadering van 18 januari 2018.
De raad voornoemd,
De griffier,
De voorzitter,
In dit artikel zijn een aantal begrippen nader omschreven.
Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) of de Gemeentewet worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening. Deze zijn vanzelfsprekend van toepassing op deze verordening.
Hiermee is het doel en de strekking van de regeling verwoordt.
Benadrukt wordt, dat het hierbij gaat om personen met een of meerdere ten laste komende kinderen. Dus een kind waarvoor de ouder aanspraak kan maken op kinderbijslag. Na het bereiken van de 18-jarige leeftijd kan zelfstandig een beroep worden gedaan op een bijdrage in kosten die gemaakt worden in verband met sociaal- culturele, sportieve en maatschappelijke activiteiten.
Voor beoordeling van het recht op een bijdrage is de inkomenssituatie- en vermogenssituatie van de aanvrager van belang. De bepalingen van de Participatiewet zijn van toepassing.
Bij het gestelde onder d kan een uitzondering gemaakt worden op de peildatum en peilmaand. Op deze manier is het voor klanten, waarbij een besteedbaar inkomen laag is, toch mogelijk om aanspraak te maken op het Welzijnsfonds door het gehele jaar heen. De klanten die op basis van het gestelde onder d een bijdrage toegekend krijgen verkeren in de meeste gevallen al langere tijd in betalingsproblemen.
Het betreft activiteiten maatschappelijke participatie met een sportief, educatief, sociaal dan wel cultureel karakter, waarbij actief aan de samenleving wordt deelgenomen.
Per kalenderjaar bedraagt de vergoeding € 287,- per kind in de kosten van maatschappelijke participatie en € 187,- per volwassene.
Door de vele soorten van activiteiten die in de verordening onder het begrip van het Welzijnsfonds zijn genoemd, de mogelijke stigmatisering van de doelgroep, en vanwege hoge uitvoeringskosten is verstrekking in natura veelal niet doelmatig. Als uitgangspunt geldt dan ook een geldelijke bijdrage. Het college kan via steekproefsgewijze controle nagaan of de middelen doelmatig zijn besteed.
Het college kan in een individueel gevallen besluiten tot betaling in natura.
Voor kinderen tot 3 jaar wordt geen bijdrage verstrekt. Door de jonge leeftijd hebben deze kinderen nagenoeg geen kosten die betrekking hebben op het doel van deze regeling.
Artikel 6. Aanpassing bedragen
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Onder a wordt met het overleggen van de benodigde bewijsstukken bedoeld, de gegevens die nodig zijn om een noodzakelijke inkomens- en vermogenstoets te houden.
Met wat opgenomen is onder c wordt bedoeld; wanneer klant in de loop van het jaar in aanmerking komt voor een uitkering levensonderhoud in het kader van de Participatiewet, kan er ambtshalve een tegemoetkoming Welzijnsfonds naar rato worden toegekend. De berekening ziet er als volgt uit; de hoogte van de jaartegemoetkoming delen door 12 en vervolgens vermenigvuldigen met de resterende maanden van het kalenderjaar. Hierbij dient teruggegaan te worden op de eerste dag van de maand, waarin de uitkering levensonderhoud is toegekend.
Aan de klant is per 14 april een toekenning afgegeven voor een uitkering levensonderhoud. De hoogte van het Welzijnsfonds voor dat jaar is vastgesteld op € 187,--.
€ 187,-- : 12 maanden x 9 maanden (vanaf 1 april tot en met 31 december)= € 140,25.
De bijdrage wordt vooraf aan klant uitgekeerd. Om de doelmatigheid te kunnen controleren zullen er steekproeven achteraf worden gehouden. Het is daarom van belang dat klant deze bewijsstukken bewaard. Een steekproef kan gehouden worden tot 18 maanden na verstrekking van de bijdrage.
Om zoveel mogelijk mensen gebruik te kunnen laten maken van het Welzijnsfonds is gekozen voor een regelarme regeling. Belanghebbende hoeft bij een aanvraag niet op declaratiebasis aan te tonen welke kosten zijn gemaakt voor het Welzijnsfonds. Na beoordeling van een aanvraag dan wel ambtshalve toekenning zal het gehele bedrag voor het Welzijnsfonds vooraf aan belanghebbende worden overgemaakt.
In uitzonderlijke gevallen kan het college ervoor kiezen om een uitbetaling toch op declaratiebasis of gespreid plaats te laten vinden.
Terugvordering kan ook plaatsvinden wanneer de gemeente onverschuldigd betalingen heeft gedaan. Bij de terugvordering wordt rekening gehouden met de ernst van het feit, de mate van verwijtbaarheid en de persoonlijke omstandigheden van de cliënt. De cliënt dient hierover te worden gehoord, tenzij er sprake is van omstandigheden als bedoeld onder d.
In de verordening zijn de hoofdlijnen voor het gemeentelijk minimabeleid vastgelegd. Er kunnen zich echter concrete gevallen voordoen waarin de verordening niet voorziet. Dit artikel bepaalt dat het college in dergelijke situaties beslist in afwijking van de verordening.
Dit past bij de individualiseringsgedachte van de Participatiewet. Redelijkheid is hierbij het uitgangspunt. Bij de besluitvorming wordt in de geest van de wet en de verordening gehandeld.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.