Organisatie | Baarn |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nadere regels Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Baarn 2018 |
Citeertitel | Nadere regels Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Baarn 2018 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp 2018
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2018 | 01-01-2019 | nieuwe regeling | 19-12-2017 | zaaknummer 39033 |
Burgemeester en wethouders van Baarn;
de artikelen 2.1, eerste lid, 2.6, vijfde lid, 2.7, vierde lid, artikel 8.1 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Baarn 2018 en artikel 156, eerste en derde lid, van de Gemeentewet;
Vaststellen van de Nadere regels Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Baarn 2018
In deze nadere regels wordt verstaan onder:
accommodatie voor beschermd wonen: een door de instelling bestemde ruimte voor het bieden van de noodzakelijke ondersteuning en bijbehorend toezicht, waaronder de ruimte die is bedoeld voor wonen. Onder noodzakelijk verblijf wordt de beschermende woonomgeving verstaan met (in overwegende mate) 24-uurs toezicht en beschikbaarheid van ondersteuning/begeleiding en zo nodig hotelmatige diensten die door de instelling in de accommodatie wordt geboden.
cliëntondersteuner: degene die de cliënt kosteloos ondersteunt door het geven van informatie en advies over vraagstukken van maatschappelijke ondersteuning en hulp bij het verkrijgen daarvan. Ook uitgebreide vraagverheldering en kortdurende ondersteuning bij het maken van keuzes op diverse levensterreinen maken deel uit van de taken van een cliëntondersteuner;
hulpvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2,3,2, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning en/of behoefte van een van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroeien opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de Jeugdwet;
pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning en als bedoeld in artikel 8.1.1 van de Jeugdwet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;
Hoofdstuk 2: Procedureregels aanvraag maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp
Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet maatschappelijke ondersteuning en artikel 2.3 van de Jeugdwet, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de cliënt en zijn situatie en maakt zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek.
Voor het gesprek verschaft de cliënt het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De cliënt verstrekt in ieder geval een identificatiedocument, als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, ter inzage.
Het college brengt de cliënt op de hoogte van de mogelijkheid om een persoonlijk plan, als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid van de Wet maatschappelijke ondersteuning op te stellen, of een familiegroepslan, als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet en stelt hem gedurende zeven dagen na de melding in de gelegenheid het plan te overhandigen.
Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en degene door of namens wie de melding is gedaan, dan wel diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger(s) en desgewenst het sociale netwerk zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:
de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening of overige voorziening, of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;
de mogelijkheden om door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of aan beschermd wonen of opvang;
Het college informeert de cliënt over de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt de cliënt toestemming om zijn persoonsgegevens te verwerken. Afhankelijk van de leeftijd wordt er bij een jeugdige om toestemming gevraagd aan de ouders of de jeugdige zelf, conform artikel 7.3.4. van de Jeugdwet.
Hoofdstuk 3 Regels voor het persoonsgebonden budget
Artikel 3.1 Aanvragen van een pgb
Een pgb is alleen mogelijk als:
De cliënt naar het oordeel van het college in staat is de aan het pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren of hij daarvoor iemand heeft gemachtigd die:
Een persoon is die niet tevens uitvoerder is van de ondersteuning die met het PGB wordt ingekocht, tenzij dit, gezien de situatie van de cliënt, de aard van de ingekochte ondersteuning en de waarborgen waarmee een verantwoorde besteding van het PGB is omgeven, naar het oordeel van het college passend wordt bevonden.
Hoofdstuk 5: Bijdrage in de kosten
Artikel 5.1. Eigen bijdrage in de kosten van een maatwerkvoorziening maatschappelijke ondersteuning
De eigen bijdrage Wmo kan van 0-100% worden verlaagd indien:
1. Het schuldhulpverleningstraject van de betreffende cliënt wordt geblokkeerd doordat het heffen van de eigen bijdrage vanuit de Wmo leidt tot oplopende schulden;
2. Er sprake is van schulden waardoor de cliënt de eigen bijdrage niet kan betalen en hulp vanuit de Wmo noodzakelijk is. Om te besluiten tot een verlaging van de eigen bijdrage is het een voorwaarde dat men deelneemt aan de gemeentelijke schuldhulpregeling
3. Indien er sprake is van beperkt ziekte inzicht of zorgmijdend gedrag waardoor heffing van de eigen bijdrage leidt tot het niet accepteren van hulp vanuit de Wmo en deze hulp noodzakelijk is
Hoofdstuk 7 Overgangsregeling en slotbepaling
Artikel 7.2 Intrekking oude nadere regels en overgangsrecht
Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de ‘Nadere regels Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Baarn 2016’, of op grond van de ‘Nadere regels Verordening jeugdhulp gemeente Baarn 2016’ totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.
Aanvragen die zijn ingediend onder de ‘Nadere regels Verordening maatschappelijke ondersteuning Baarn 2016’ of onder de ‘Nadere regels Verordening jeugdhulp gemeente Baarn 2016’ en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze Nadere regels, worden afgehandeld krachtens deze Nadere regels.
BAARN, 19 december 2017
burgemeester en wethouders van Baarn,
drs. A. Najib M.A. Röell
gemeentesecretaris burgemeester
Nadere regels Verordening maatschappelijke ondersteuning Baarn 2016
Het college van B&W stelt nadere regels vast die gelden als richtlijn voor het uitvoeren van taken op het gebied van de Wet maatschappelijke ondersteuning en de Jeugdwet, zoals deze door de gemeenteraad zijn vastgesteld in de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Baarn 2018. Deze regels treden in werking per 1 januari 2018.
Deze toelichting geeft uitleg en verdieping bij onderwerpen die in de Nadere regels worden beschreven.
Tot de procedure van melding tot besluit behoren de volgende stappen:
-mogelijkheid van gratis cliëntondersteuning
-(voor)onderzoek, op basis van gegevensverstrekking en gesprek
-een eventuele aanvraag voor een maatwerkvoorziening of individuele voorziening
-toekenning van een voorziening door het college, op basis van eventueel advies en een verslag van het (voor)onderzoek.
In de verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp wordt slechts kort ingegaan op de procedureregels. In de nadere regels wordt uitgebreider ingegaan op de procedure voor een aanvraag voor ondersteuning.
Een inwoner met een hulpvraag kan zich melden bij het loket Wonen, Zorg en Welzijn van de gemeente. Daarnaast kunnen mensen met een ondersteuningsvraag worden aangemeld bij het Lokaal Team door de verschillende zorg- en welzijnspartijen, zoals algemeen maatschappelijk werk, MEE, ouderenadviseur, etc.
Voor een hulpvraag op het gebied van opvang kan de inwoner zich melden bij een door de gemeente Amersfoort aan te wijzen instelling voor opvang.
Wanneer de inwoner niet kan worden geholpen in de eerste ondersteuningsvraag en een breed gesprek nodig is, ontvangt de inwoner een bevestiging van de melding en informatie waarin wordt uitgelegd wat het brede gesprek inhoudt.
Vooronderzoek en persoonlijk plan
De aanvrager is verplicht mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan de aanvrager redelijkerwijs mag verwachten dat deze belangrijk zijn voor het vinden van een passende oplossing. De Wmo 2015 en de Jeugdwet zijn gericht is op het vaststellen van het recht op een bepaalde voorziening. De wetgeving beoogt maatwerk te leveren, aansluitend bij de vraag en de geconstateerde problematiek.
De eigen verantwoordelijkheid en kracht van degene met een hulpvraag om een oplossing te vinden voor het probleem dat wordt voorgelegd, wordt bevestigd door de mogelijkheid voor de inwoner om een persoonlijk plan of familiegroepsplan in te dienen. Dit is een belangrijk document in de fase van vraagverheldering en vooronderzoek, omdat de inwoner daarin zelf een beeld geeft van de relevante feiten en omstandigheden, van de te ondernemen acties en van resultaten die bijdragen aan zijn participatie in de samenleving.
In de wet wordt uit gegaan van een “aantoonplicht” voor de aanvrager. Dit betekent dat het aan de inwoner is om alle relevante feiten naar voren te brengen. Vervolgens is het aan de medewerker(s) van de gemeente om de juistheid van deze feiten te verifiëren. De inwoner geeft daartoe uitdrukkelijk toestemming. Het spreekt vanzelf dat de inwoner door de medewerker(s) ondersteund wordt in het volledig en duidelijk presenteren van de relevante feiten en omstandigheden.
Na bevestiging van de hulpvraag wordt een afspraak gemaakt voor een gesprek. Indien mogelijk zal het gesprek zoveel mogelijk bij de inwoner thuis plaatsvinden. Bij het gesprek kunnen ook andere personen dan de inwoner aanwezig zijn. Denk bijvoorbeeld aan personen uit diens sociale netwerk. In geval van mantelzorg wordt de mantelzorger in principe altijd uitgenodigd voor het gesprek.
In het gesprek wordt in samenspraak met de inwoner bekeken welk resultaat hij wil bereiken ten aanzien van zijn zelfredzaamheid en participatie en welke oplossingen daarvoor mogelijk zouden kunnen zijn.
Het verslag geeft de mogelijkheden van de cliënt, de mogelijkheden in zijn netwerk en/of vrijwilligers en de mogelijkheden van algemene voorzieningen weer. Indien nodig geeft het een beschrijving van de in te zetten maatwerkvoorzieningen. Een ingediend persoonlijk plan maakt onderdeel uit van het verslag.
Van het verslag kan niet verwacht worden dat het een altijd een objectieve weergave van de situatie van de cliënt is: het kan duidelijk subjectieve aspecten bevatten. Deze subjectieve aspecten zullen als zodanig herkenbaar moeten zijn.
Het verslag vormt de belangrijkste basis voor de beslissing op de aanvraag. Nadat de cliënt het verslag heeft ontvangen, is het zijn verantwoordelijkheid, of die van de mantelzorger, zelf te beslissen of een aanvraag wordt ingediend. Als de cliënt het niet eens is met het opgestelde plan, dan is er altijd een mogelijkheid voor de cliënt om aan te geven waarom hij niet akkoord is en te tekenen voor gezien. . In plaats van een verslag kan ook een plan van aanpak worden opgesteld. De inhoud daarvan bevat in ieder geval ook de strekking van de genoemde onderzoeksonderwerpen.
Als de cliënt het plan ondertekent en het plan is voorzien van zijn naam, burgerservicenummer (BSN), geboortedatum, adres en een dagtekening, kan het plan fungeren als aanvraag voor een maatwerkvoorziening als dat (mede) de uitkomst is van het gesprek.
Een aanvraag kan alleen door de gemeente in behandeling worden genomen wanneer een aanvraagformulier of gespreksverslag voorzien van naam, BSN, adres, geboortedatum en ondertekening door belanghebbende (of gemachtigde) bij de gemeente is ingeleverd. De datum waarop de aanvraag juist en volledig is, geldt als aanvraagdatum.
Bij elke vraag naar ondersteuning op het gebied van zelfredzaamheid of participatie onderzoekt het college met behulp van een algemeen afwegingskader welke oplossing het meest adequaat is. Hierbij zijn de persoonskenmerken, behoeften en voorkeuren van de persoon van belang en wordt gekeken wat iemand zelf kan oplossen, welke algemene voorziening of overige voorziening bruikbaar is en welke voorliggende wetgeving van toepassing is om uiteindelijke tot een maatwerkvoorziening of individuele voorziening te komen. In onderstaand afwegingskader wordt de hiërarchie hierbij aangegeven.
Dit betekent voor de motivering van de beschikking dat bij het toewijzen van een maatwerkvoorziening of individuele voorziening steeds een verwijzing wordt gemaakt naar de doelstelling van participatie in de samenleving met een korte beschrijving op welke wijze de maatwerkvoorziening daaraan bijdraagt. Bij een afwijzende beschikking is sprake van een zwaardere motivering. De motivering wordt dan opgebouwd vanuit de aanwezige mogelijkheden van bovenstaande voorliggende oplossingen. Bij elke maatwerkvoorziening of individuele voorziening wordt uitgegaan van de goedkoopst passende voorziening. Daarnaast kan bij het bepalen van de omvang van de ondersteuning gebruikt worden gemaakt van richtlijnen die zijn vastgelegd in werkinstructies, zoals de “richtlijn indicatieadvisering hulp bij het huishouden 2015”.
Regels voor persoonsgebonden budget (pgb)
Voordat een cliënt een pgb kan aanvragen, is in een gesprek reeds geconstateerd dat hij een maatwerkvoorziening of individuele voorziening nodig heeft. Een pgb wordt verstrekt als de cliënt heeft gemotiveerd dat in zijn geval de maatwerkvoorziening of individuele voorziening als pgb de voorkeur heeft boven een verstrekking in natura. Hiertoe dient de aanvrager een budgetplan met (financiële) onderbouwing in bij de gemeente. Het budgetplan gaat ook in op de kwaliteit van de voorziening waarop het betrekking heeft en aan welk resultaat de voorziening bijdraagt.
De eisen voor een pgb in de Jeugdwet zijn strenger dan in de Wmo. Naast de eisen over de kwaliteit van de zorg en het in staat moeten zijn om als pgb-budgethouder op te treden bepaalt de Jeugdwet dat de jeugdige of zijn ouders zich gemotiveerd op het standpunt moeten stellen dat zij de individuele voorziening die wordt geleverd door een aanbieder, niet passend achten. Met andere woorden, bij de Jeugdwet wordt als uitgangspunt gehanteerd dat de jeugdhulp/zorg wordt verleend door gecontracteerde aanbieders tenzij dat in het concrete geval niet passend is.
Het pgb is een geschikt instrument voor mensen die dit kunnen zelf de regie te laten voeren over de inkoop van zorg en ondersteuning en de organisatie hiervan. Hierbij is wel van belang dat cliënten goed begrijpen wat het betekent om budgethouder te zijn. De medewerker van de gemeente/ het Lokaal Team vormt zich een oordeel over de bekwaamheid van aanvrager om de taken en verantwoordelijkheden die verbonden zijn aan een pgb verantwoord uit te voeren. De PGB-zelftest van “Per Saldo” kan hierbij dienen als toetsingskader.
De kwaliteitseisen die gelden voor voorzieningen in natura gelden ook voor ondersteuning door professionals die in de vorm van een pgb wordt verleend. Deze zijn opgenomen in de wet en in de contracten die met aanbieders zijn afgesloten. Indien de cliënt gebruik maakt van een professional niet in loondienst gelden daarvoor dezelfde eisen ten aanzien van competenties, scholing, training en coaching als voor een professional die in loondienst van een aanbieder werkzaam is.
Voor Beschermd wonen is er nog voor gekozen de toegang lokaal te beleggen voor zover het melding, intake en vraagverheldering betreft, en in samenspraak de regionale expertisepool (advies) met centrumgemeente Amersfoort als regionale budgethouder te komen tot een beschikking. Vanuit de centrumgemeente wordt het proces beschreven en worden samenwerkingsafspraken i.c. werkinstructies voor de medewerkers van de regiogemeenten aangeleverd.
Om ongewenste situaties, oneigenlijk gebruik en verder oplopen van wachtlijsten tegen te gaan, en ook vanwege de forse korting van rijkswege op het regionale budget voor beschermd wonen,
zijn in regionaal overleg van de regiogemeenten en centrumgemeente Amersfoort, in deze Nadere regels 2018 de nadere regels Wmo 2016 voor beschermd wonen aangescherpt. De nadere regels voor beschermd wonen moeten in de regiogemeenten gelijk zijn, om ongewenste afwentelings-effecten te voorkomen.
Uit de wettelijke definitie van beschermd wonen volgt dat het een maatwerkvoorziening betreft voor (noodzakelijk) verblijf in een accommodatie van een instelling (zie begripsbepaling van de verordening) en bijbehorende aangewezen ondersteuning. In het geval de cliënt recht heeft op een PGB worden eisen gesteld aan de accommodatie, het moet gaan om een zogeheten kleinschalige woonvorm. Hoewel dat impliciet uit de wet kan worden afgeleid bepaalt het tweede lid expliciet dat verblijf bij ouders of wettelijk vertegenwoordigers niet kan worden aangemerkt als kleinschalige woonvorm.
Bij de vaststelling van eigen bijdragen en inkomensgrenzen wordt voor maatwerkvoorzieningen aangesloten bij het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. Op grond van artikel 3.1 van dit besluit wordt de eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening vastgesteld binnen 24 maanden na het tijdstip waarop het CAK in kennis is gesteld dat een maatwerkvoorziening is verstrekt. De eigen bijdrage gaat met terugwerkende kracht in. Uitzondering op de eigen bijdrage geldt voor het collectief vervoer (de reiziger betaalt immers al een eigen bijdrage per zone) en rolstoelen (wettelijk niet toegestaan).
Wettelijk is geregeld dat het CAK (Centraal Administratie Kantoor) de enige instantie is die namens de gemeente de eigen bijdrage vaststelt, oplegt en int. Vervolgens vindt afdracht aan de gemeente plaats.
De eigen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen wordt opgelegd over de kostprijs van de voorziening. De kostprijs bestaat uit alle door de gemeente gemaakte kosten voor de maatwerkvoorziening. De eigen bijdrage zal nooit hoger zijn dan de daadwerkelijke kostprijs van de voorziening en wordt in principe nooit langer dan de duur van het gebruik van de voorziening opgelegd. Bij afschrijving van voorzieningen wordt de eigen bijdrage nooit langer opgelegd tot het moment dat de voorziening economisch afgeschreven is.
In de nadere regels is opgenomen dat het in enkele specifieke situaties mogelijk is om de eigen bijdrage Wmo naar beneden bij te stellen.
Voor de algemene voorziening Hulp bij het huishouden is geen eigen bijdrage via het CAK meer van toepassing. Inwoners betalen een bijdrage van maximaal de kostprijs van de voorziening, hiervoor ontvangen zij direct een factuur van de aanbieder. In de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Baarn 2018 is de hoogte vastgesteld van de bijdrage die inwoners moeten betalen voor de algemene voorziening hulp bij het huishouden. Wanneer inwoners behoren tot de Wmo-doelgroep kunnen zij aanspraak maken op een bijdrage in de kosten door de gemeente. Het college stelt jaarlijks in onderling overleg met de zorgaanbieders de hoogte van deze bijdrage vast. Ten aanzien van de algemene voorziening Hulp bij het huishouden wordt onder de Wmo-doelgroep verstaan een inwoner van de gemeente Baarn die langdurige lichamelijke problemen heeft, waardoor hij/zij (een deel van) de huishoudelijke klussen niet kan doen. Er zijn geen volwassen huisgenoten die in staat zijn om het huishouden te doen. Hij/zij is in staat zelf uit te leggen welke taken moeten worden uitgevoerd.