Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Amsterdam

Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2018

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAmsterdam
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingFinancieel besluit maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2018
CiteertitelFinancieel besluit maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2018 Onbekend
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning 2017

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 , artikel 4.2
  2. Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, artikel 4.11
  3. Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, hoofdstuk 5

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

31-01-201801-01-2018Nieuwe regeling

09-01-2018

Gemeenteblad 2018, 19565

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2018

 

 

I - ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Algemeen

 

  • 1.

    De begrippen in dit Financieel besluit worden gebruikt in dezelfde betekenis als in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo), de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Nadere Regels maatschappelijke ondersteuning 2018.

  • 2.

    De regels voor de bijdrage in de kosten zijn mede gebaseerd op het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

Artikel 2 Btw

De in dit Financieel besluit genoemde bedragen zijn, voor zover van toepassing, inclusief btw.

Artikel 3 Betaling
  • 1.

    Betaling van de bijdrage in de kosten geschiedt aan het CAK in opdracht van het college, met uitzondering van de hierna genoemde bijdragen.

  • 2.

    Betaling van de ritbijdrage geschiedt aan de vervoerder.

  • 3.

    Betaling van de bijdrage in de kosten voor de algemene voorzieningen nachtopvang en verblijf in het passantenpension geschiedt aan de aanbieder.

  • 4.

    Betaling van de bijdrage in de kosten voor de maatwerkvoorzieningen maatschappelijke opvang en opvang na huiselijk geweld geschiedt via inhouding op het inkomen van cliënt of direct aan de aanbieder.

II – BEDRAGEN MAATWERKVOORZIENINGEN
Artikel 4 Grensbedrag primaat verhuizen

Indien de kosten van een woonruimteaanpassing meer bedragen dan € 10.000,00 geldt het primaat van verhuizen.

Artikel 5 Financiële tegemoetkoming meerkosten voor mensen met een chronische ziekte of beperking
  • 1.

    Het basisbedrag bedraagt € 300,00 per jaar, zijnde € 25,00 per maand.

  • 2.

    De compensatie verplicht eigen risico zorgverzekering bedraagt € 99,00 per jaar, zijnde € 8,25 per maand.

  • 3.

    De tegemoetkoming maaltijden bedraagt € 15,00 per maand.

  • 4.

    De tegemoetkoming energiekosten bedraagt € 20,00 per maand.

  • 5.

    De tegemoetkoming kosten bewassing bedraagt € 10,00 per maand.

  • 6.

    De tegemoetkoming kosten ten gevolge van kledingslijtage bedraagt € 13,00 per maand.

Artikel 6 Financiële tegemoetkoming meerkosten verhuizen

Het bedrag voor de financiële tegemoetkoming in de kosten van verhuizing en inrichting bedraagt € 2.347,00.

Artikel 7 Financiële tegemoetkoming meerkosten tijdelijke huisvesting

De tegemoetkoming is gelijk aan de werkelijke huur van de nog aan te passen woonruimte.

Artikel 8 Financiële tegemoetkoming meerkosten bij huurderving

De tegemoetkoming is gelijk aan de kale huur.

Artikel 9Financiële tegemoetkoming meerkosten stalling scootmobiel

Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor stallingskosten voor een scootmobiel is gelijk aan het bedrag van de werkelijk gemaakte kosten.

Artikel 10 Financiële tegemoetkoming meerkosten parkeren gesloten buitenwagen, auto of autobus

Het bedrag is gelijk aan de kosten voor de aanleg van een parkeerplaats, zoals bepaald bij de legesverordening.

Artikel 11 Financiële tegemoetkoming meerkosten gebruik (eigen) gesloten buitenwagen

Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een eigen gesloten buitenwagen of een gesloten buitenwagen in bruikleen bedraagt € 216,00 of voor huisgenoten die beide in aanmerking komen ieder € 162,00.

Artikel 12 Financiële tegemoetkoming meerkosten gebruik (eigen) auto of autobus

Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een eigen personenauto of een personenauto in bruikleen bedraagt € 627,00 of voor huisgenoten die beiden in aanmerking komen ieder € 470,00;

Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een eigen personenbus of een personenbus in bruikleen bedraagt € 908,00 of voor huisgenoten die beiden in aanmerking komen ieder € 681,00.

Artikel 13 Financiële tegemoetkoming meerkosten voor een sportvoorziening
  • 1.

    De tegemoetkoming voor de aanschaf en het onderhoud van een niet-elektrisch aangedreven sportvoorziening of aanpassing aan een sportvoorziening wordt vastgesteld op het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte tot een maximum van € 2.660,00 voor een periode van drie jaar.

  • 2.

    De tegemoetkoming voor de aanschaf en het onderhoud van een elektrisch aangedreven sportvoorziening of aanpassing aan een sportvoorziening wordt vastgesteld op het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte tot een maximum van € 5.320,00 voor een periode van zes jaar.

Artikel 14

[Vervallen per 01-01-2018]

III – TARIEVEN PERSOONSGEBONDEN BUDGET
Artikel 15

[Vervallen per 01-01-2018]

Artikel 16

[Vervallen per 01-01-2018]

Artikel 17

[Vervallen per 01-01-2018]

Artikel 18

[Vervallen per 01-01-2018]

Artikel 19

[Vervallen per 01-01-2018]

Artikel 20

[Vervallen per 01-01-2018]

Artikel 21

[Vervallen per 01-01-2018]

IV – BIJDRAGE IN DE KOSTEN MAATWERKVOORZIENINGEN
Artikel 22 Ritbijdrage voor collectief vervoer
  • 1.

    De ritbijdrage voor het collectief vervoer wordt berekend op basis van de kosten van het openbaar vervoer voor volwassenen (voltarief).

  • 2.

    Een cliënt die tussen 18.00 uur en 01.00 uur reist krijgt 10% korting op de ritbijdrage.

Artikel 23 Bijdrage voor hulp bij het huishouden, woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en logeeropvang
  • 1.

    De hoogte van de bijdrage in de kosten bedraagt nooit meer dan de werkelijke kostprijs van de geleverde ondersteuning. De kostprijs ten behoeve van de berekening van de bijdrage in de kosten wordt als volgt bepaald:

     

    • a.

      Hulp bij het huishouden in natura: de (fictieve) uurprijs vermenigvuldigd met het aantal door de cliënt afgenomen uren per zorgperiode.  Hulp bij het huishouden Pgb: het weekbudget vermenigvuldigd met vier per zorgperiode.

    • b.

      Woonruimteaanpassingen in natura: het door de uitvoerders laagst geoffreerde bedrag.

    • c.

      Woonruimteaanpassingen Pgb: het bedrag van de goedgekeurde offerte en maximaal het bestede Pgb bedrag.

    • d.

      Roerende woonvoorzieningen in natura: een vast tarief per categorie per zorgperiode.

    • e.

      Roerende woonvoorzieningen Pgb: een vast normbedrag per zorgperiode per categorie, waarbij de totale bijdrage in de kosten gemaximeerd is op het door de cliënt bestede Pgb bedrag.

    • f.

      Hulpmiddelen en vervoersvoorzieningen in natura: een vast tarief per categorie per zorgperiode.

    • g.

      Hulpmiddelen en vervoersvoorzieningen Pgb: een vast tarief per categorie per zorgperiode, en maximaal het bestede Pgb bedrag.

    • h.

      Bruikleenauto/bus in natura: het door de uitvoerder gefactureerde bedrag

    • i.

      Bruikleenauto/bus Pgb: het bedrag van de goedgekeurde offerte en maximaal het bestede Pgb bedrag.

    • j.

      Vervoerskostenvergoeding als bedoeld in artikel 25, derde, vierde en vijfde lid: het aan de cliënt uitgekeerde bedrag per zorgperiode.

    • k.

      Vervoerskostenvergoeding als bedoeld in artikel 25, zesde en zevende lid: het door de cliënt gedeclareerde bedrag per zorgperiode.

    • l.

      Logeeropvang in natura: de (fictieve) prijs per etmaal vermenigvuldigd met het aantal door de cliënt afgenomen etmalen per zorgperiode.  Logeeropvang Pgb: het tarief per etmaal vermenigvuldigd met het aantal geïndiceerde etmalen.

       

Artikel 24 Bijdrage voor verblijf in de opvang
  • 1.

    De hoogte van de bijdrage voor verblijf in de opvang wordt bepaald op basis van de normbedragen voor de persoonlijke situatie uit de Participatiewet, de mogelijke verlaging van de bijstandsnorm conform artikel 27 van de Participatiewet, verminderd met de zak- en kleedgeldgrens, zoals vermeld in artikel 23, eerste lid, van de Participatiewet, alsmede een bedrag in verband met de standaardpremie, gecorrigeerd met de zorgtoeslag en inclusief vakantiegeld (volgens artikel 1, eerste lid, onderdeel g, van de Wet op de zorgtoeslag).

  • 2.

    De berekening van de bijdrage is exclusief vakantiegeld. Vakantiegeld wordt ingehouden en jaarlijks uitgekeerd.

  • 3.

    Gehuwden waarvan een van beide partners gebruik maakt van de opvang, worden als alleenstaande behandeld ten aanzien van de bijdrage.

  • 4.

    Indien de cliënt verkiest dat de instelling in voeding voorziet, wordt het volledige bedrag van de bijdrage geïnd, zoals vermeld in lid 1.

  • 5.

    Indien de cliënt als onderdeel van de begeleiding verkiest te voorzien in eigen voeding, vindt restitutie van voedingskosten plaats door de instelling. Het bedrag voor voedingskosten bedraagt minimaal € 140,00 per maand en maximaal € 173,00 per maand voor een persoon van 18 jaar of ouder. Indien de cliënt in een instelling verblijft waar deze standaard niet voorziet in voeding, wordt de bijdrage verminderd met voornoemd bedrag voor voedingskosten.

  • 6.

    De bijdrage wordt per maand berekend en is verschuldigd voor de 1e van de maand voor iedere dag of gedeelte van de dag, waarop de cliënt gebruik maakt van het aanbod van de instelling. Een gedeelte van de maandelijkse periode wordt naar rato van het aantal dagen berekend op basis van het werkelijke aantal dagen in de betreffende periode.

  • 7.

    In het geval het werkelijk inkomen verminderd met de op basis van lid 1 bepaalde bijdrage minder bedraagt dan de norm zak- en kleedgeld, wordt de bijdrage zodanig verminderd, dat de norm voor zak- en kleedgeld beschikbaar blijft.

  • 8.

    Het voorgaande lid wordt niet toegepast als de cliënt naar het oordeel van het college van burgemeesters en wethouders verzuimt om voldoende inkomen te verwerven (zoals huurtoeslag, kinderbijslag en woonkostentoeslag).

Artikel 25 Vaststellen en innen bijdrage opvang

Het college van burgemeesters en wethouders stelt de eigen bijdrage in de kosten voor opvang per maand en, voor zover noodzakelijk voor de kennisgeving aan het CAK, per 4 weken vast.

Artikel 26 Bijdrage voor beschermd wonen

Vaststellen van de bijdrage voor beschermd wonen vindt plaats conform hoofdstuk 3, paragraaf 3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

V INVOERINGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 27 Overgangsbepaling

Overgangsrecht AWBZ personen

  • 1.

    Voor personen die gebruik maken van het overgangsrecht AWBZ blijven de voorwaarden van het Bijdragebesluit Zorg van toepassing, totdat hun AWBZ recht eindigt of het moment dat zij vrijwillig afzien van hun overgangsrecht.

Artikel 28 Citeertitel

Dit Financieel besluit worden aangehaald als: Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2018.

Artikel 29 Inwerkingtreding

Dit Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2018 treedt in werking per 1 januari 2018.

Toelichting op onderdelen

Voor collectief vervoer geldt dat het OV-tarief in Amsterdam wordt vastgesteld door de Stadsregio en te vinden is op www.stadsregioamsterdam.nl. Er geldt een korting van 10% op de ritbijdrage voor cliënten die buiten de drukke tijden reizen, dat wil zeggen tussen 18.00 uur en 01.00 uur (daltarief).

Een volledig overzicht van de gemeentelijke tarieven die worden gebruikt voor de berekening van de bijdrage in de kosten voor maatwerkvoorzieningen wordt vastgesteld door de directeur van de rve Onderwijs, Jeugd en Zorg en daarna gepubliceerd op de website van de gemeente Amsterdam.

Voor het heffen van een bijdrage bij cliënten die verblijven in een opvangvoorziening gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Het is redelijk dat de cliënt als gebruiker van een opvangvoorziening voor verblijf een prijs betaalt voor de aangeboden diensten of voorzieningen die direct aan de individuele gebruiker ten goede komen.

  • 2.

    Het verblijf kan een besparing voor de cliënt betekenen als door een instelling wordt voorzien in huisvesting, voeding etc.

  • 3.

    De bijdrage is waar mogelijk één van de instrumenten ter bevordering van door- en uitstroom.

  • 4.

    De bijdrage die geheven wordt, mag nooit hoger zijn dan de kostprijs van de geboden voorziening.

  • 5.

    De inkomsten vanuit de bijdragen dragen bij aan de exploitatie van de instellingen.

  • 6.

    Het college van burgemeesters en wethouders stelt de bijdrage vast en publiceert de hoogte van de bijdrage nadat de normbedragen Participatiewet per 1 januari van het lopende kalenderjaar bekend zijn gemaakt.

  • 7.

    Het college van burgemeester en wethouders past de hoogte van de eigen bijdrage aan als op basis van aanpassing van de normbedragen Participatiewet per 1 juli van het lopende kalenderjaar het normbedrag zak- en kleedgeld € 2,00 hoger is ten opzichte van het normbedrag zak- en kleedgeld per 1 januari. Als het normbedrag zak- en kleedgeld per 1 juli lager is dan het normbedrag per 1 januari, vindt geen aanpassing plaats.

Bij de berekening van de bijdrage wordt de vakantietoeslag buiten beschouwing gelaten. Vakantietoeslag wordt 1 keer per jaar uitgekeerd. Deze toeslag is voor de cliënt noodzakelijk voor bijzondere uitgaven zoals schuldaflossing en om te sparen voor grotere uitgaven.

Sommige instellingen bieden cliënten de mogelijkheid in eigen voeding te voorzien (als onderdeel van de begeleiding) of de mogelijkheid dat de instelling in voeding voorziet. In de eerste situatie betaalt de instelling aan de cliënt een bedrag voor voedingskosten terug. Immers de cliënt zorgt voor zijn eigen voeding en moet hiervoor kosten maken. In de tweede situatie betaalt de cliënt de vastgesteld bijdrage en zorgt de instelling voor voeding.

Andere instellingen, bijvoorbeeld het merendeel van de instellingen voor opvang na huiselijk geweld bieden geen keuzemogelijkheden. Deze instellingen voorzien standaard niet in voeding. Indien de cliënt in zo’n instelling verblijft wordt de vastgestelde bijdrage verminderd met een bedrag voor voedingskosten. De voedingskosten zijn afgeleid van de gemiddelde NIBUD normbedragen.

Jongeren hebben een lagere uitkering dan volwassenen. Hoewel ze een lagere bijdrage betalen dan volwassenen bestaat het risico dat ze na aftrek voedingskosten (indien van toepassing in de instelling waar zij verblijven) een negatief bedrag overhouden. Om dit te voorkomen is bepaald dat de voedingskosten voor jongeren niet hoger mogen zijn dan de vastgestelde bijdrage.

In de afspraken met de gemeente wordt per instelling en/of indien nodig per locatie bepaald of de bijdrage is gebaseerd op de volledig vastgestelde bijdrage of de vastgestelde bijdrage verminderd met voedingskosten.