Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Amsterdam

Verordening van de raad van Amsterdam regelende de subisidiering van activiteiten ter stimulering van herbestemming van monumenten, beperkt herstel van en onderzoek aan monumenten en behoud en herstel van monumentale kunstwerken in of aan gebouwen (Bijzondere subsidieverordening erfgoed Amsterdam 2017)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAmsterdam
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening van de raad van Amsterdam regelende de subisidiering van activiteiten ter stimulering van herbestemming van monumenten, beperkt herstel van en onderzoek aan monumenten en behoud en herstel van monumentale kunstwerken in of aan gebouwen (Bijzondere subsidieverordening erfgoed Amsterdam 2017)
CiteertitelBijzondere subsidieverordening erfgoed Amsterdam 2017
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze verordening vervangt de Bijzondere subsidieverordening monumentale gebouwen, complexen en gebieden, Amsterdam 2012

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, artikel 149

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

25-12-201728-11-2018Nieuwe regeling

29-11-2017

Gemeenteblad 2017, 229751

2017, nr. 333/1443

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening van de raad van Amsterdam regelende de subisidiering van activiteiten ter stimulering van herbestemming van monumenten, beperkt herstel van en onderzoek aan monumenten en behoud en herstel van monumentale kunstwerken in of aan gebouwen (Bijzondere subsidieverordening erfgoed Amsterdam 2017)

 

 

Art. 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.   college: het college van burgemeester en wethouders

b. eigenaar:

onder eigenaar wordt mede verstaan:

o de economisch-eigenaar;

o de erfpachter;

o de vruchtgebruiker

c.  herbestemmingsonderzoek:

cultuurhistorisch onderzoek in het kader van herbestemmingsopgaven, zoals bedoeld in art. 5 van deze verordening: herbestemmingsonderzoek.

Het onderzoek richt zich in eerste instantie op het op vinden van een passende nieuwe bestemming. Daarbij wordt betrokken: een onderzoek naar de bouwtechnische gebreken, en inzicht in de kosten van de herstelwerkzaamheden die noodzakelijk zijn om het monument in een goede bouwtechnische staat te brengen.

d. kunstwerken:

kunstwerken met hoge monumentale waarde, die gelijktijdig of in relatie met het gebouw tot stand zijn gekomen, zoals wandkunst, tegeltableaus, wandschilderingen, mozaïeken, glas-in-loodvoorstellingen en andere bij het gebouw behorende objecten, die door Monumenten en Archeologie worden aangemerkt als historisch waardevol

e.   monument:

  • 1.

    een rijksmonument: pand dat is opgenomen in het monumentenregister zoals bedoeld in art. 3.3 van de Erfgoedwet;

  • 2.

    een gemeentelijk monument: pand dat is opgenomen in de

monumentenlijst zoals bedoeld in art. 1 van de Erfgoedverordening 2015

f. monumentale gebouwen, complexen en gebieden:

  • 1.

    aangewezen monumenten en/of gebouwen/complexen en/of gebieden;

  • 2.

    terreinen van archeologische betekenis, hoge archeologische waarde en/of beschermde archeologische monumenten;

  • 3.

    gebouwen/complexen of gebieden die als monument geselecteerd zijn in het kader van het Monumenten Selectie Project, het Gemeentelijk Monumenten Project, de rijks en gemeentelijke top 100 na-oorlogse bouwkunst, maar nog niet zijn aangewezen;

  • 4.

    karakteristieke beeldbepalende panden en panden gewaardeerd als “orde 2” zoals opgenomen op de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht van stadsdeel Centrum, behorende bij de welstandsnota

g.  noodherstel:

het treffen van voorzieningen aan een monument, noodzakelijk om het voortbestaan van het pand te waarborgen in de periode die vooraf gaat aan de restauratie

h.  onderhoudsplan:

een door het college goedgekeurd overzicht van onderhoudswerkzaamheden die gedurende een periode van 6 jaar nodig worden geacht, teneinde het kwaliteitsniveau dat met de uitvoering van een restauratie wordt bereikt te handhaven

i.  restauratie:

herstelwerkzaamheden die noodzakelijk zijn voor de instandhouding van onderdelen van een monument en die het normale onderhoud te boven gaan

j. restaurerende instelling:

privaatrechtelijke rechtspersonen, die aantoonbaar zonder winstoogmerk uitsluitend de instandhouding van monumenten tot doel hebben en van wie de statuten door het college als zodanig zijn goedgekeurd

k.  stedelijke vernieuwing:

de fysieke, economische en sociale aanpak van het nieuwe stedenbeleid gericht op de kwalitatieve verbetering van de woningvoorraad en de leefomgeving, waaronder ook het maatschappelijke vastgoed valt

l.  subsidiabele kosten:

kosten die noodzakelijk zijn om de onderdelen van een monument, beeldbepalend pand of object in de openbare ruimte, die monumentale of beeldbepalende waarden bezitten, op sobere en doelmatige wijze te onderzoeken, herstellen of te conserveren

m.  toegelaten instelling:

een toegelaten instelling als bedoeld in art. 70, lid 1, van de Woningwet, werkzaam in de gemeente Amsterdam

n. werkingssfeer van het investeringsbudget stedelijke vernieuwing (ISV): het gehele gemeentelijke grondgebied.

 

Art. 2 Doel van de subsidieregeling

a. herbestemming van monumenten

b. beperkt herstel van en onderzoek aan monumenten

c. behoud en herstel van monumentale kunstwerken in of aan gebouwen

 

Art. 3 Criteria

Bij hun beslissing om aanvragen om een subsidie toe te kennen houdt het college in ieder geval rekening met:

  • a.

    de monumentale waarde van het pand of object;

  • b.

    de bouwtechnische staat van het pand of object;

  • c.

    het huidige en toekomstige gebruik van het pand;

  • d.

    de mate waarin op andere wijze in subsidie kan worden voorzien (een gemeentelijk monument heeft hogere prioriteit dan een rijksmonument);

  • e.

    het beschikbare budget.

Art. 4 Kosten waarvoor een subsidie kan worden toegekend

  • 1.

    Het college kan de eigenaar van een monument een subsidie verlenen in de subsidiabele kosten.

  • 2.

    Onder de subsidiabele kosten wordt verstaan:

    • a.

      Het deel van de begroting of offerte van het onderzoek als ook onderdelen die de monumentale waarde van het pand of object in de openbare ruimte mede bepalen, de kosten van onderzoeker, architect en constructeur, alsmede de kosten van toezicht en de kostenbewaking, voor zover deze betrekking hebben op de hierboven bedoelde werkzaamheden die als subsidiabel worden aangemerkt;

    • b.

      de kosten die voortvloeien uit het herstel van onvoorziene bouwkundige gebreken die tijdens het onderzoek en/of de restauratiewerkzaamheden worden geconstateerd, mits bijtijds gemeld en geaccordeerd, tot een maximum van 10% van de kosten zoals vermeld onder a;

    • c.

      het deel van de legeskosten dat betrekking heeft op de onder a en b bedoelde subsidiabele kosten;

    • d.

      de BTW over de onder a, b en c bedoelde subsidiabele kosten, voor zover deze niet bij de rijksbelastingen kan worden teruggevorderd.

  • 3.

    Onder de subsidiabele kosten van noodherstel wordt verstaan:

    • a.

      de kosten van het op sobere en doelmatige wijze waterdicht maken van daken, goten en raampartijen met het doel lekkage te voorkomen in de periode die vooraf gaat aan de restauratie van een pand;

    • b.

      de kosten van stutten en inpakken, noodzakelijk om de standzekerheid van een pand te waarborgen in de periode die vooraf gaat aan de restauratie van een pand.

  • 4.

    Onder subsidiabele kosten voor herbestemmingsonderzoek als bedoeld in art.5 wordt verstaan:

    • a.

      de kosten voor een cultuurhistorisch onderzoek in het kader van herbestemmingsopgaven met bijbehorende rapportage waarin een waardering van de bijzondere waarden van het gebouw/complex/gebied is weergegeven;

    • b.

      de kosten voor het opstellen van studiemodellen voor het hergebruik voor minimaal twee verschillende herbestemmingen (functioneel), uitgevoerd op het niveau van voorlopig ontwerp.

    • c.

      kosten voor schriftelijke analyse(-s) van de gevolgen voor de beschreven cultuurhistorische waarden van het gebouw/complex/gebied in relatie tot de ontwikkelde studiemodellen.

  • 5.

    Het college kan nadere regels stellen voor het doen van cultuurhistorisch onderzoek in het kader van herbestemmingsonderzoek als bedoeld in art.5.

Art. 5 Herbestemmingsonderzoek

Doelgroepen voor subsidieverlening voor herbestemmingsonderzoek, aanvragen en subsidiepercentages.

1.  Het college kan aan de volgende monumenteneigenaren een subsidie verlenen voor herbestemmingsonderzoek:

a. eigenaren van aangewezen monumenten en/of gebouwen/complexen en/of gebieden;

b. eigenaren van terreinen van archeologische betekenis, hoge archeologische waarde en/of beschermde archeologische monumenten;

c. eigenaren van gebouwen/complexen of gebieden die als monument geselecteerd zijn in het kader van het Monumenten Selectie Project, het Gemeentelijk Monumenten Project, de rijks en gemeentelijke top 100 na-oorlogse bouwkunst, maar nog niet zijn aangewezen;

d. eigenaren van karakteristieke beeldbepalende panden en panden gewaardeerd als “orde 2” zoals opgenomen op de Waarderingskaart Beschermd Stadsgezicht van stadsdeel Centrum, behorende bij de welstandsnota;

e. gegadigden voor mogelijke aankoop van een hiervoor omschreven object:

o een restaurerende instelling ( zie ook onder art 1.j);

o een woningbouwcorporatie;

f. eigenaren van woonhuizen zijn uitgesloten als doelgroep van subsidiering onder dit artikel.

 

2. Het percentage bedraagt, in geval van onderzoek herbestemming, 80% van de vastgestelde subsidiabele kosten met een maximum subsidiebedrag van € 25.000,-.

 

3. Het college kan op verzoek van de aanvrager een voorschot op de subsidie verstrekken. Het voorschot bedraagt maximaal 70% van de verleende subsidie

 

Art. 6 Beperkt herstel en onderzoek

Doelgroepen voor subsidieverlening voor kleine subsidie, aanvragen en subsidiepercentages

 

1. Het college kan eigenaren van aangewezen monumenten een subsidie verlenen voor beperkt herstel en onderzoek.

 

2.  Indien de te verlenen subsidie gelijk of minder is dan € 10.000,- kan het college de subsidie ter grootte van 50% van de subsidiabele kosten voor de volgende onderzoeken of objecten direct vaststellen:

a. voor herstel van uitzonderlijke onderdelen in en aan beschermde monumenten, zoals decoratieve gevelelementen, rijk gedecoreerde stoepen, gevelstenen en historische gevelreclames voor zover deze in situ behouden blijven, als ook uitzonderlijke interieuronderdelen, zoals binnenbetimmeringen, gedecoreerde of beschilderde plafonds, bijzonder gedecoreerde wandafwerkingen, schoorsteenmantels e.d. tot een maximum van € 10.000,-;

b. voor herstel van kleine objecten in de openbare ruimte tot een maximum van € 5.000,-;

c. voor herstel van de structuur van beschermde groenvoorzieningen en beschermde parken tot een maximum van € 5.000,-.

 

3.  Een subsidie van 50% van de kosten voor de volgende onderzoeken kan direct door het college worden vastgesteld voor zowel rijksmonumenten als gemeentelijke monumenten:

a. voor bouwhistorisch- of architectuurhistorisch onderzoek van beschermde monumenten tot een maximum van € 2.500,-;

b. onderzoek van belang voor de instandhouding en kleuronderzoek van beschermde monumenten tot een maximum van € 2.500,-;

c. dendrochronologisch onderzoek met een maximum van € 1.500,-.

 

4. Geen subsidie wordt verstrekt wanneer het bedrag kleiner is dan € 750,-

 

Art. 7 Kunstwerken

Doelgroepen voor subsidieverlening voor kunstwerken, aanvragen en subsidiepercentages

  • 1.

    Het college kan aan eigenaren van gebouwen waarin onderdelen aanwezig zijn die door het college als kunstwerk worden gemaakt een subsidie verlenen voor deze onderdelen.

  • 2.

    Onderzoek naar technische staat, kleur, materiaaltoepassing , conserveringstechniek en kosten voor uitneming en herplaatsing van het kunstwerk kunnen worden aangemerkt als subsidiabele kosten.

  • 3.

    Het percentage bedraagt in geval van onderzoek, 50% van de subsidiabele kosten met een maximum subsidiebedrag van € 10.000,-.

  • 4.

    Het percentage bedraagt, in geval van herstel van kunstwerken, 50% van de subsidiabele kosten met een maximum subsidiebedrag van € 40.000,-.

  • 5.

    Subsidie voor uitneming en herplaatsing van een kunstwerk, als gevolg van sloop van het pand waarin het kunstwerk van oorsprong is geplaatst, kent het college slechts toe als herplaatsing is gegarandeerd.

Art. 8 Indieningsvereisten

  • 1.

    Voor de aanvraag van een subsidie wordt gebruik gemaakt van een door het college vastgestelde formulieren.

  • 2.

    Bij de aanvraag dienen tevens te worden overgelegd:

    • a.

      tekeningen (schaal 1:100) en of foto’s van het betreffende object;

    • b.

      een gespecificeerde werkomschrijving van het herstel of onderzoek;

    • c.

      een gespecificeerde offerte of begroting van de werkzaamheden of onderzoek; (voor herbestemmingsonderzoek zie art. 5)

Art. 9 Weigering

  • 3.

    Een subsidie wordt niet verleend, indien:

    • a.

      met de werkzaamheden het belang van de monumentenzorg niet of in onvoldoende mate wordt gediend;

    • b.

      de kosten van de werkzaamheden niet geacht kunnen worden in een redelijke verhouding te staan tot het te verkrijgen resultaat;

    • c.

      de subsidie wordt aangevraagd voor werkzaamheden aan onderdelen van een pand waarvoor in een periode van 15 jaar voorafgaande aan de aanvraag reeds een subsidie voor hetzelfde, onderdeel of object van overheidswege werd verleend, behoudens subsidie voor haalbaarheidsonderzoek en subsidie voor herbestemmingsonderzoek.

    • d.

      het werk waarvoor een subsidie wordt aangevraagd, reeds is uitgevoerd of indien een begin is gemaakt met de werkzaamheden zonder schriftelijke toestemming van het college.

  • 4.

    Indien de Gemeenteraad een besluit heeft genomen tot onteigening van een pand dan wel beëindiging van het erfpachtrecht, wordt een subsidie voor het betrokken pand geweigerd, tenzij deze is ingediend door het college.

Art. 10 Beslissing op de aanvraag

Het college beslist uiterlijk binnen twaalf weken na de dag waarop een aanvraag is ontvangen. Indien het college niet binnen twaalf weken beslist over de aanvraag, stellen zij de aanvrager schriftelijk in kennis van de termijn waarbinnen een beslissing tegemoet kan worden gezien. De subsidieaanvragen worden verdeeld op volgorde van binnenkomst tot aan het door het college vastgestelde subsidieplafond.

Art. 11 Verplichtingen

De subsidie wordt verleend onder oplegging van de verplichting dat:

  • a.

    de werkzaamheden zijn voltooid vóór een bij de verlening te bepalen tijdstip;

  • b.

    niet wordt afgeweken van de goedgekeurde aanvraag of het goedgekeurde plan, behalve voor zover voorafgaande aan de werkzaamheden toestemming van het college is verkregen;

  • c.

    bij de uitvoering van de werkzaamheden niet wordt gehandeld in strijd met het bepaalde in art. 3 van het Vestigingsbesluit bedrijven.

  • d.

    na acceptatie van de verstrekte subsidie dient de eigenaar goedkeuring te verlenen aan het publiceren van het gesubsidieerde onderdeel of onderzoek door Monumenten en Archeologie. Privacygevoelige aspecten zullen in overleg en na goedkeuring van de eigenaar niet worden gepubliceerd.

  • e.

    een subsidie wordt verleend onder oplegging van de verplichting dat de eigenaar het gesubsidieerde onderdeel of kunstwerk zal onderhouden.

Indien niet aan de onderhoudsverplichting wordt voldaan, kan het college besluiten:

  • -

    de subsidie geheel of gedeeltelijk in te trekken, al naar gelang de ernst van de overtreding, en/of

  • -

    reeds betaalde voorschotten op de subsidie geheel of gedeeltelijk terug te vorderen.

Art. 12 Vaststelling subsidie

Het college stelt de subsidie als volgt vast nadat de in de aanvraag opgenomen werkzaamheden schriftelijk gereed zijn gemeld en verklaard is dat de werkzaamheden naar behoren zijn uitgevoerd en van gemeentewege zijn gecontroleerd en akkoord bevonden:

  • a.

    Subsidies tot € 5.000,- kunnen direct door het college worden vastgesteld.

  • b.

    Als de subsidie meer bedraagt dan € 5.000, maar minder dan € 50.000,- dient de subsidieontvanger de volgende zaken te overleggen: de originele rekeningen, betalingsbewijzen inzake de uitgevoerde werkzaamheden, de kostenopstelling waarin de verrichte werkzaamheden op dezelfde wijze zijn gerangschikt als in de begroting en, voor zover van toepassing, een lijst van meer- en minderwerk in.

Artikel 13 Subsidieplafond

Het college stelt een subsidieplafond vast voor de activiteiten die op grond van deze subsidieregeling voor subsidie in aanmerking komen.

Art. 14 Overgangsbepalingen.

  • 1.

    Op aanvragen van subsidie voor herbestemming, beperkt herstel en onderzoek en behoud en herstel monumentale kunstwerken waarop bij de inwerkingtreding van deze verordening nog niet is beslist, wordt met toepassing van deze verordening een beslissing genomen.

  • 2.

    Op aanvragen die voor de inwerkingtreding van deze verordening zijn ingediend en waarop een subsidie is toegekend, blijven de bepalingen van de Subsidieverordening monumentale gebouwen, complexen en gebieden, Amsterdam 2012 onverkort van toepassing.

Art. 15 Slotbepalingen.

  • 1.

    Deze verordening treedt drie dagen na publicatie in het Gemeenteblad in werking.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als:

“Bijzondere subsidieverordening erfgoed Amsterdam 2017”

Toelichting

Artikel 4

Onder de onderdelen die de monumentale waarde van het pand of object in de openbare ruimte mede bepalen zijn bijvoorbeeld: kunstwerken, decoratieve gevelelementen, stoepen, gevelstenen en historische gevelreclames voor zover deze in situ blijven behouden, als ook interieuronderdelen, zoals binnenbetimmeringen, gedecoreerde of beschilderde plafonds, bijzonder gedecoreerde wandafwerkingen, schoorsteenmantels e.d..

 

Artikel 5

Een aanvraag voor herbestemmingsonderzoek dient een gespecificeerde offerte van het onderzoek te bevatten waarin in opgenomen:

A.Een volledig projectvoorstel:

Een projectvoorstel dient in ieder geval een beschrijving te bevatten van de volgende onderdelen:

  • 1.

    een projectvoorstel van aanpak waarin de opzet van het onderzoek uiteengezet wordt.

  • 2.

    overzicht van de bij het onderzoek betrokken partijen;

  • 3.

    welke deskundige of welke instantie het cultuurhistorische onderzoek met de rapportage van het object/complex/gebied zal opstellen beschreven onder B.3.:

  • (een bouwhistorisch bureau wordt als zodanig aangemerkt als deze lid is van de Stichting Bouwhistorie Nederland. Archeologisch onderzoek dient te worden uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie);

  • 4.

    welke deskundige of welke instantie het inspectierapport van het bestaande object/complex zal opstellen beschreven onder B.4;

  • 5.

    welke deskundige of welke instantie de kostenraming beschreven onder B.5, de studiemodellen beschreven onder B.6 en de analyse beschreven onder B.7 zal opstellen.

  • (een architect of architectenbureau wordt als zodanig aangemerkt als deze is ingeschreven in het architectenregister van het SBA)

 

B.Een gespecificeerde offerte:

De offerte voor het uitvoeren van het haalbaarheidsonderzoek dient gericht te zijn aan de aanvrager.

 

De in de offerte beschreven werkzaamheden dienen te leiden tot het volgende resultaat:

  • 1.

    Beschrijving van het uitgevoerde onderzoek;

  • 2.

    Achtergronden, aanleiding en doel van de herbestemming;

  • 3.

    Een cultuurhistorisch onderzoek met bijbehorende rapportage waarin een waardering van de bijzondere waarden van het gebouw/complex/gebied zijn weergegeven;

  • 4.

    Cultuurhistorische uitgangspunten voor de herontwikkeling die geformuleerd zijn op basis van het onderzoek en de analyse. Het onderzoek, rapportage en het opstellen van de uitgangspunten dienen uitgevoerd te worden door een onafhankelijk deskundige;

  • 5.

    Indien het een gebouw of complex betreft, een inspectierapport van het bestaande gebouw/complex/gebied waarin, voor zover relevant, alle bouwkundige gebreken zijn vermeld. Het inspectierapport dient opgesteld te worden door een onafhankelijk deskundige. Tekeningen van de bestaande toestand bijvoegen, waarin de gebreken zijn aangegeven;

  • 6.

    Een kostenraming van alle voorzieningen en werkzaamheden om de bouwkundige gebreken op te heffen en die noodzakelijk zijn voor de herbestemming. De kostenraming kan een elementenbegroting zijn;

  • 7.

    Studiemodellen voor het hergebruik voor minimaal twee verschillende herbestemmingen (functioneel). Dit kan uitgevoerd worden op het niveau van voorlopig ontwerp;

  • 8.

    Schriftelijke analyse(-s) van de gevolgen voor de beschreven cultuurhistorische waarden van het pand in relatie met de ontwikkelde studiemodellen;

  • 9.

    Een door de aanvrager ondertekende machtiging (voor zover van toepassing).

 

Artikel 5,6 en 7

Het aanvraagformulier Herbestemmingsonderzoek, het aanvraagformulier Beperkt herstel en onderzoek en het aanvraagformulier Behoud en herstel monumentale kunstwerken zijn op verzoek verkrijgbaar bij Monumenten en Archeologie.