Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Borger-Odoorn

Steenmarter beleidsplan gemeente Borger-Odoorn

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBorger-Odoorn
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingSteenmarter beleidsplan gemeente Borger-Odoorn
CiteertitelSteenmarter beleidsplan gemeente Borger-Odoorn
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Flora- en faunawet
  2. Woningwet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

18-04-2018Nieuwe regeling

29-01-2013

Gemeenteblad 17 april 2018, nr. 80390

12.22382

Tekst van de regeling

Intitulé

Steenmarter Beleidsplan Gemeente Borger-Odoorn

 

 

Steenmarter Beleidsplan Gemeente Borger-Odoorn

1. inleiding

In januari 2002 riep de Directie Natuurbeheer gemeentebesturen op tot het structureren van de afhandeling van meldingen van overlast door beschermde diersoorten zoals de steenmarter (1) Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, G.H. Faber gaf aan dat bewoners veel overlast kunnen ondervinden wanneer er sprake is van een vaste slaap- of verblijfplaats, die niet verstoord mag worden. De overlast moet natuurlijk kunnen worden verholpen, maar dan wel in overeenstemming met de wet. Daarvoor is het nodig dat de afhandeling van meldingen over overlastveroorzakende beschermde diersoorten gestructureerd wordt en op de juiste manier gebeurd. Dit betekent dat, aldus de staatssecretaris;

  • ·

    één instantie het eerste aanspreekpunt zou moeten zijn voor burgers, zijnde de gemeente

  • ·

    het verhelpen of voorkomen van overlast adequaat gebeurt en in overeenstemming met de wet en

  • ·

    de burger weet waar hij/zij terecht kan met een melding.

Op grond van artikel 8 van de Woningwet moet de gemeente voorschriften opstellen voor het “bestrijden van schadelijke of hinderlijke gedierte”. Steenmarters zijn niet alleen schadelijk of hinderlijk maar daarnaast ook beschermd gedierte. De bestrijding (2) daarvan vraagt een eigen gedegen plan van aanpak.

De directie Natuurbeheer heeft gezorgd voor de ontwikkeling van cursussen bedoeld om een goede inzicht te krijgen van de leefwijze en het “bestrijden” van de steenmarter voor gemeenteambtenaren die belast zijn met het behandelen van meldingen. Op dit moment is dit ook beschikbaar voor particuliere bedrijven en instanties. Daarbij ligt het accent op het inzicht in het voorkomen of verhelpen van overlast. Deelnemers krijgen een certificaat uitgereikt. Gedeputeerde Staten is gevraagd slechts ontheffing te verlenen voor het verontrusten en wegvangen van beschermde soorten indien een certificaat kan worden overlegd. Door een voorlichtingscampagne is het publiek geïnformeerd hoe te handelen bij overlast.

Waarom nu een steenmarterbeheerplan? Een ontheffing ter bestrijding van steenmarter overlast moet op grond van artikel 68 van de Flora- en faunawet (Ffw) worden aangevraagd bij Gedeputeerde Staten van de provincie Drenthe. GS stelt als voorwaarde dat een aanvraag voorzien is van een beheerplan dat bij voorkeur door het college van Burgemeester en wethouders is vastgesteld. Dit laatste met het oog op mogelijke bezwaar- en beroepsprocedures. Op basis van een beheerplan kan een ontheffing worden aangevraagd voor een periode van 5 jaar. Is de ontheffing eenmaal door GS verleend, dan kan in geval van een melding, deze snel worden afgehandeld; een telefoontje naar de provinciale toezichthouder is voldoende.

Een ontheffing voor het bestrijden van overlast door steenmarters moet niet worden verward met een ontheffing die in het kader van bijvoorbeeld bestemmingsplanwijzigingen of gebruikswijzigingen in het kader van de Ffw aangevraagd moeten worden (Artikel 75). Artikel 68 van genoemde wet is uitsluitend gericht op situaties waarbij beschermde diersoorten overlast veroorzaken maar geen sprake is van een bestemmingsplan of gebruikswijziging. In praktische zin; een marter dringt in bestaande bouw door en gebruikt deze als tijdelijke cq vaste verblijfplaats. Er ontstaat daarbij stank en geluidsoverlast. Om de marter te bewegen elders een verblijfplaats te zoeken en derhalve de overlast weg te nemen is verstoring of wegvangen etcetera noodzakelijk. De daarvoor noodzakelijke ontheffing kan door GS worden verleend op grond van artikel 68 van de Flora en Faunawet.

Is er geen beheerplan dan zal per melding een ontheffing moeten worden aangevraagd. De behandeling daarvan kost 3 tot 5 weken met als gevolg dat de burger noodgedwongen moet wachten met alle gevolgen van dien. Dit past niet in de lijn die gemeente Borger-Odoorn voor ogen heeft, we willen de burger snel en adequaat van een probleem af helpen.

2. Steenmarters in Borger-Odoorn

De steenmarter (Martes foina) is een inheemse marterachtige. De dieren ter grootte van een kat zijn voornamelijk nachtactief. Het is een cultuurvolger die zich de laatste decennia in toenemende mate weet aan te passen aan het leven binnen de bebouwde kom. De steenmarter is een carnivoor die echter ook fruit en insecten eet. De aanwezigheid van steenmarters in woningen kan overlast veroorzaken. De dieren verzamelen prooien in hun nest. Met name prooiresten, uitwerpselen en urine leiden tot stank en schade aan de woning. In bijlage 1. is een beschrijving van de soort opgenomen.

2.1. meldingen

Meldingen die binnen komen moeten serieus worden genomen, een burger heeft niet de kennis in huis om een geluid van een steenmarter te herkennen. Veel meldingen die binnen komen, kunnen ook worden toegeschreven aan muizen, dit is niet tegen te gaan. Een goede vraag stelling bij de melding is geen garantie dat het geen steenmarter betreft.

Omdat de Flora en faunawet niet voorziet in ontheffing voor particulieren mag worden aangenomen dat men vaak naar oplossingen zoekt en uitvoert die buitenwettelijk zijn en daardoor ongewenst. Gemeente Borger-Odoorn zal zich daarom moeten inzetten om in het bijzonder mensen te stimuleren marterklachten te melden zodat er op gepaste wijze kan worden gehandeld.

2.2. Ontwikkeling op termijn

Landelijk is er sinds de jaren ‘80 sprake van een toename van steenmarters voornamelijk in de oostelijke provincies, maar ook in de rest van het land komt de steenmarter al voor. De steenmarter is een cultuurvolger die oorspronkelijk op boerenerven te vinden was, maar inmiddels de geneugten van het dorpsleven en de stads grenzen ontdekt heeft.

Aangenomen mag worden dat de steenmarter binnen de gemeente Borger-Odoorn redelijk algemeen is. Daarom moet rekening worden gehouden met regelmatig terugkerende overlastmeldingen. Overigens is het schatten van de populatiedichtheid erg lastig omdat de steenmarter voornamelijk ’s nachts actief is, meerdere verblijfplaatsen heeft en deze vaak niet langer dan een dag gebruikt. Zogenaamd uur hok gegevens (zoogdieratlas) geven dan ook vermoedelijk een nauwelijks realistisch beeld van de populatie (mededeling Vereniging voor Zoogdierkunde VvZ).

Er is binnen de gemeente Borger-Odoorn geen gemeentelijke contactambtenaar steenmarter, wel is er een ongedierte bestrijder in dienst.

De cursus die gevolgd hoort te worden omvat het gehele aanbod van levenswijze en herkenning van de steenmarter, wat wordt afgerond met een examen. Na het behalen krijgt men een certificaat van deskundigheid.

De verwachtingen zijn dat het aantal meldingen en de bekendheid van de steenmarter ook de meldingen zullen toenemen. Ook dat de gemeente op het gebied van overlast kan/gaat bijdragen tot maatregelen omtrent de overlast zal een toename van het aantal klachten tot gevolg hebben.

2.3. Personeel

Borger-Odoorn heeft één medewerker bij de buitendienst die opgeleid zou kunnen worden om meldingen van overlast door steenmarters te kunnen behandelen. Deze (gecertificeerde) contactambtenaar, zoals ze in de Flora en fauna wet (Ffw) genoemd wordt, wordt door het College van Burgemeester en Wethouders bevoegd.

De verwachte toename van het aantal meldingen zal de druk op het personeel verzwaren. Wel moet men ervan uit gaan dat de intensiteit van de meldingen meer druk zal leggen op de ambtenaren. Men moet ervan uitgaan dat de functie van adviseur meer tijd gaat vergen in plaats van de neven functies die men heeft. Ook op het gebied van backoffice en administratie (verwerken melding). Zie hoofdstuk 2.5

Derden, mits kundig, in het bezit van een certificaat kunnen door de gemeente belast worden met de uitvoering van de advisering en eventueel verdere acties.

Het bewijs/certificaat van de aan gestelde contactambtenaar of derden bijvoegen bij dit beheersplan.

2.4. Noodzakelijke ontheffing

Een ontheffing ter bestrijding van steenmarter overlast, moet op grond van artikel 68 van de Flora- en faunawet worden aangevraagd bij Gedeputeerde Staten van de provincie Drenthe. GS stelt als voorwaarde dat een aanvraag voorzien is van een beheerplan dat bij voorkeur door het college van Burgemeester en Wethouders is vastgesteld. Dit laatste is met het oog op mogelijke bezwaar- en beroepsprocedures sterk aan te bevelen.

Op basis van een beheerplan kan een ontheffing worden aangevraagd voor een periode van 5 jaar. Is de ontheffing eenmaal door GS verleend, dan kan in geval van een steenmarterklacht deze snel worden afgehandeld. De gemeentelijke contactambtenaar kan dan na (telefonische) een melding bij de provinciale toezichthouder direct handelend optreden indien noodzakelijk. Dit wordt in de praktijk niet gedaan, maar is wenselijk dit één maal per jaar, een overzicht te doen richting de toezicht houder.

Is er geen beheerplan dan zal per melding een ontheffing moeten worden aangevraagd. De behandeling daarvan kost 3 tot 5 weken met als gevolg dat de burger noodgedwongen moet wachten. Vooral wanneer er sprake is van stankoverlast waarbij prooiresten, uitwerpselen en urine door een plafond / langs de muren lopen is dat niet acceptabel.

Dat past bovendien niet bij de intentie van Gemeente Borger-Odoorn, wel om snel en adequaat haar burgers terzijde te willen staan.

De gemeente Borger-Odoorn heeft een adviserende taak in het nemen van maatregelen ter voorkoming en beperking van schade door marters aan opstallen van derden. Het nemen van de geadviseerde maatregelen geschiedt door betrokkenen of derden, in opdracht van en op rekening van betrokkenen. Vangst, verplaatsing en afschot zijn voorbehouden aan de gemeente en worden slechts door haar of in opdracht van haar door bevoegde partijen uitgevoerd. Indien betrokkenen geadviseerde maatregelen niet uitvoert, zal bij schade door marters als gevolg daarvan de gemeente niet over gaan tot vangst of afschot.

2.5. Plantmatige aanpak

De vermeende aanwezigheid van een steenmarter is voor sommige mensen voldoende om van de overheid te eisen dat het dier uitgeroeid wordt. Ten einde gehoor te geven aan de wettelijke zorgplicht als bedoeld in artikel 2 van de Flora en faunawet (Ffw) dient het gebruik van een ontheffing van GS op grond waarvan de steenmarter kan worden bestreden steeds gericht te zijn op enerzijds;

  • -

    een maximaal effect in de zin van bestrijding van de overlast en schade

  • -

    een minimaal effect op het welzijn van de marter

In Borger-Odoorn wordt, om dit te bereiken het volgende protocol toegepast.

Protocol is zowel voor woningen als voor auto’s samengesteld.

Protocol

  • 1.

    Telefonische aanname van de klacht (KCC)

    • 1a.

      In klachten systeem aannemen (nummering klacht)

    • 1b.

      uitleggen hoe de klachten afhandeling gaat en tot hoever gaat de gemeente met de kosten.

    • 1c.

      doorsturen naar contact ambtenaren of derden (met plattegrond woning)

  • 2.

    Contact ambtenaar of derden

    • 1a.

      Contact opnemen met de klant die de klacht heeft gemeld (binnen 24 uur) en afspraak maken

  • 3.

    Inspectie uitvoeren van woning of auto en eventueel aanwezigheid van een steenmarter vaststellen

    • 1a.

      indien aanwezigheid vastgesteld ga naar 4

    • 1b.

      indien aanwezigheid niet wordt vastgesteld, betrokkenen informeren over wat het dan zal kunnen zijn.

  • 4.

    Vaststellen dat er sprake is van belangrijke overlast of schade in- of uitpandig

    • 1a.

      in geval van overlast in- of uitpandig ga naar 5

    • 1b.

      in geval van schade in- of uitpandig ga naar 6

  • 5.

    Aard en omvang van overlast in- of uitpandig

    • 1a.

      indien belangrijke overlast uitpandig dan adviseren pand ontoegankelijk te maken voor steenmarters.

    • 1b.

      indien belangrijke overlast inpandig dan inspectie buiten zijde en maatregelen treffen uitpandig.

    Pand ontoegankelijk te maken voor steenmarters.

  • 6.

    Aard en omvang van schade vaststellen

    • 1a.

      indien belangrijke schade uitpandig dan adviseren pand ontoegankelijk te maken voor steenmarters.

  • 7.

    Mate van omstandigheden van de marter

    • 1a.

      bij gebruik door jongen of zichtbaar drachtig vrouwtje, aanwezigheid tijdelijk accepteren tot verlaten van nest. Maatregelen treffen om schade te beperken.

    • 1b.

      indien aanwezigheid niet acceptabel is marter (man, vrouw zijnde geen drachtig of zogend vrouwtje) verdrijven/vangen, pand marterproof maken of marter elders uitzetten (na toestemming provincie).

  • 8.

    Maatregelen

    • 1a.

      indien vangen niet lukt en betreffende preventieve maatregelen zijn genomen (advies gemeente opgevolgd). Overlast of schade blijft ontstaan dan adviseren alternatieve huisvesting in de nabijheid aanbieden (Eigenaar of gemeente).

    • 1b.

      indien 1a niet het gewenste effect heeft, afschot na ontheffing provincie.

Schematische beschrijving hoe te werk te gaan bij meldingen.

2.6 Schematische beschrijving van werkzaamheden

 

2.7. Juridische aspecten.

De steenmarter wordt beschermd door de Flora en faunawet. Het verjagen, vangen of doden van steenmarters is alleen toegestaan indien daarvoor een ontheffing is verleend door Gedeputeerde Staten. Ook is het verboden vaste rust- of verblijfplaatsen te verstoren. In het Besluit beheer en schadebestrijding dieren is geregeld (§ 3 artikel 4. lid 1 onder a) dat een ontheffing mogelijk is voor onder andere: “de voorkoming en bestrijding van schade of belangrijke overlast veroorzaakt door steenmarters aan gebouwen of zich daarin of daarbij bevindende roerende zaken.”

In de artikelen 5 en 9 van dit besluit is bepaald met welke middelen schadeveroorzakende dieren, indien noodzakelijk, gevangen of gedood mogen worden.

Het vangen van steenmarters is mogelijk met een vangkooi of kast val, deze kan het beste uitgerust zijn met een meld systeem(4) die direct melding maakt dat er iets in de val zit. De desbetreffende melding moet binnen 3 uur in behandeling worden genomen. Dit tijds limiet wordt gegeven omdat de steenmarter niet gemakkelijk gevangen kan worden en meestal zit een ander dier (kat, bunzing, wezel, hermelijn etc.) in de val. Om overlast van lawaai tegen te gaan in de omgeving van de vangkooi is 3 uur een aannemelijk tijds limiet. In de ontheffing van GS wordt aangegeven welke andere middelen zij toestaat. Ook moet iedere dag vers voedsel in de kooi geplaatst en gecontroleerd worden.

Van belang is dat in artikel 6 van het besluit, is bepaald dat de in artikel 5 aangewezen middelen ter bestrijding van schade door dieren slechts gebruikt mogen worden indien er schriftelijk toestemming verleend is aan betrokkenen. Voor het betreden van de door hem gebruikte gronden of opstallen.

Op grond van Artikel 2 van de Flora en faunawet (zorgplicht) moeten klachten aangaande de steenmarter op een wijze opgelost worden, dat de desbetreffende steenmarters er geen of zo min mogelijk nadeel van ondervind. Een dier doden geeft geen garantie voor het oplossen van problemen. Een steenmarter is een territoriaal dier en laat geen soortgenoten toe in het leefgebied tenzij er sprake is van de voortplantingsperiode. Daarom heeft wegvangen geen nut van betekenis.

De buurman/vrouw zal zodra een gebied niet meer wordt bezet dit gebied overnemen. Het identificeren van de boosdoener is lastig, de kans een “onschuldig” exemplaar af te schieten is dus aanwezig. Bovendien wordt een geschikt territorium weer bezet door een nieuw (jong) dier. Vangen met een kooi (met sensor() en dan verplaatsen is alleen effectief als de dieren ten minste 25 km buiten hun territorium geplaatst worden. Bekend is dat steenmarters over grote afstanden hun oorspronkelijke territorium terug vinden. Dieren die in een reeds bezet territorium belanden worden daar door de eigenaren niet geduld en verjaagd. Als gevolg van territoriumgevechten kunnen dieren uiteindelijk bezwijken.

3. procedure

Teneinde inzicht te krijgen in de omvang van overlast en schade door steenmarters en de ontheffing van GS is bepalend. Tegen dat besluit kan bezwaar en of beroep worden ingesteld. Betreffende het voorkomen van en bestrijden van schade en of belangrijke overlast veroorzaakt door steenmarters, is registratie van meldingen en archivering van de afhandeling hiervan gewenst. Deze wordt in paragraaf 3.1 beschreven. Aansluitend is in paragraaf 3.2 de procedure beschreven welke gevolgd wordt wanneer besloten wordt gebruik te maken van de ontheffing als bedoeld in artikel 68 van de Ffw.

3.1. Registratie van meldingen.

Indien er sprake is van overlast door steenmarters kunnen particulieren en bedrijven dit melden bij de gemeente. De behandeling van de melding wordt inzichtelijk gemaakt in onderstaand overzicht (zie ook pagina 7).

Een melding komt binnen. Alle meldingen worden geboekt in het gemeentelijk klachtensysteem. De melding wordt door de betreffende afdeling bij de planner van de gemeente of bij derden gemeld. Dit gaat doormiddel van een klachten formulier met een registratie nummer. De afdeling planner of derden gaan verder met de afhandeling van de melding.

De contactambtenaar of derden, maakt een afspraak met de meld(st)er en bezoekt de locatie. Er wordt terplekke een rapportage gemaakt die mondeling medegedeeld wordt aan de meld(st)er. Hierna gaat de rapportage naar de afdeling, waar getypte rapportages worden gemaakt van de bevindingen. Een van de rapporten wordt toegezonden aan de meld(st)er. Indien noodzakelijk, d.w.z. indien de gemeente voornemens is gebruik te maken van de ontheffing, wordt melding gedaan bij provincie (zie ook § 3.2.). Eens per jaar komt de provincie bij de gemeente of derden op bezoek, om inzicht te krijgen van de meldingen die zijn binnen gekomen. Alle stukken gaan naar één dossier.

Nazorg; na 2 maanden neemt de contactambtenaar/derden contact met de meld(st)er op, doet navraag en onderneemt actie indien noodzakelijk. Ook de nazorg wordt gerapporteerd en aan het dossier toegevoegd.

3.2 Registratieformulier steenmarter

Melding

Datum melding

Melder

Adres

Postcode

Woonplaats

Telefoon

e-mail

Eigenaar

Melder

Adres

Postcode

Woonplaats

Telefoon

e-mail

kadastrale aanduiding

kad. Gemeente

sectie

nummer

Brief toestemming betreden pand verzonden d.d.

dossier

Toestemming betreden pand ontvangen d.d.

dossier

Aanwezigheid

Aanwezigheid steenmarter vastgesteld

op (datum)

martercontactambtenaar

(naam)

op (datum)

derden

(naam)

Indien nee:

Model I

Op (datum ……………) is door martercontactambtenaar / derden (doorhalen wat niet van toepassing is) de aanwezigheid van een steenmarter / het gebruik van de locatie niet vastgesteld. Betreffende overlast kan niet worden toegeschreven aan steenmarter. Betrokkene is hiervan door hem schriftelijk op de hoogte gesteld. (toevoegen; Brief model I)

dossier

Indien ja:

Schade / overlast

sprake van belangrijke / minder ernstige / overlast / schade is inpandig / uitpandig (doorhalen wat niet van toepassing is, deze reeks is bepalend voor uitgaande brief model II,III,IV,V,VII)

omschrijving overlast

locatie:

aard schade:

aard overlast:

omvang:

gebruiksfrequentie locatie door steenmarter:

dagelijks / wekelijks / maandelijks / periodiek

zichtbaar zogend dier / nest met jongen ja / nee

opmerking:

Model II

Marter maakt wel gebruik van betreffende locatie maar veroorzaakt geen of in mindere mate schade of overlast. Eigenaar / gebruiker is geïnformeerd betreffende te nemen preventieve maatregelen teneinde ontstaan van overlast en schade te voorkomen. [toevoegen; Brief model II, telefonische melding aan provincie op (datum) door contactambtenaar (naam)].

dossier

Model III

Schriftelijk advies aan eigenaar bij belangrijke overlast of schade uitpandig; pand zo mogelijk ontoegankelijk te maken door; [beschrijving relevante maatregelen toevoegen; Brief model III, telefonische melding aan provincie op (datum) door contactambtenaar (naam)].

dossier

Model IV

Schriftelijk advies aan eigenaar bij belangrijke overlast of schade inpandig en incidenteel bezoek marter; pand zo mogelijk ontoegankelijk te maken door; [beschrijving relevante maatregelen toevoegen; Brief model IV, telefonische melding aan provincie op (datum) door contactambtenaar (naam)].

dossier

Model V

Schriftelijk advies aan eigenaar bij belangrijke overlast of schade inpandig en frequent bezoek en aanwezigheid nest marter; marter zo mogelijk vangen, pand ontoegankelijk te maken door; [beschrijving relevante maatregelen toevoegen; Brief model V, telefonische melding aan provincie op (datum) door contactambtenaar (naam) conform;

dossier

Model VI

Indien aanwezigheid niet acceptabel is marter (man, vrouw zijnde geen drachtig of zogend vrouwtje) vangen, elders uitzetten en pand marterproof maken. Brief sturen waarin vangst wordt aangekondigd + buurt informeren (omwonenden huis aan huisbrief in de bus)

dossier

Model VII

Bij gebruik door jongen of zichtbaar drachtig vrouwtje, aanwezigheid tijdelijk accepteren tot verlaten van nest maatregelen treffen om schade te beperken. Brief sturen waarin tijdelijke acceptatie wordt gemeld.

dossier

Model VIII

Indien vangen niet lukt en belangrijke overlast of schade blijft ontstaan dan adviseren alternatieve huisvesting in de nabijheid aanbieden. Brief sturen waarin we melden dat vangst niet lukt en

vervangende huisvesting wordt aangeboden

dossier

3.4 Toestemming betreden opstal

DIT FORMULIER STUREN AAN:

Het college van burgemeester en wethouders van

t.a.v. HOB-GIETEN

Postbus ????

9461 HK gieten

Ondergetekende

Adres

Postcode + woonplaats

Telefoonnummer

Verklaart hierbij eigenaar te zijn van het perceel en de zich hierop bevindende opstallen;

Adres

Postcode+ woonplaats

Kadastrale aanduiding

Kad. Gemeente

Sectie

nr.

Ondergetekende verklaart de door gemeente ------------------- aangewezen “contactambtenaar steenmarter” ----------------------------- evenals hem in die functie bijstaande personen , toestemming te verlenen voor het betreden van bovenstaand perceel alsmede zich hierop bevindende opstallen teneinde onderzoek naar het gebruik door steenmarter te kunnen uitvoeren.

Voorzover ondergetekende niet de gebruiker van het perceel en de opstallen is informeert hij/zij de gebruiker over de aan ----------------- verleende toestemming.

Datum:

Handtekening: ……………………. ( dhr./mevr. ………………………..)

3.5 Procedure gebruik ontheffing.

Bij constatering van belangrijke overlast en of schade wordt gebruik gemaakt van de ontheffing voor verjagen van de steenmarter via de buiten zijde van het pand.

Het vangen, uitzetten en doden van steenmarters wordt gemeld bij de provinciale toezichthouder. De te volgen procedure bij toepassing van de ontheffing wordt hieronder beschreven.

Het voorgenomen gebruik van de ontheffing wat betrekking heeft op het vangen, uitzetten en doden van de steenmarter wordt gemeld bij de provinciale toezichthouder. De omgeving wordt geïnformeerd. Na toestemming van de toezichthouder worden de dieren gevangen met een vangkooi of klap val, (zoals besproken in §2,6) of gedood. De dieren worden op ten minste 25 km van de vanglocatie losgelaten in een geschikte biotoop. Betreffend opstal wordt alsnog steenmarter proof gemaakt.

De in het kader van de melding opgestelde rapportage (zie § 3.1) wordt op verzoek naar de provincie verzonden. Jaarlijks wordt een overzicht van het gebruik van de ontheffing verstuurd aan Gedeputeerde Staten van Drenthe, t.a.v. Team Flora- en fauna wet Mevrouw H. Vrugteman, postbus 122, 9400 AC Assen.

Bij gebruik van de ontheffing moet de gemeentelijke contactambtenaar of derden altijd een kopie van de ontheffing bij zich dragen plus een legitimatiebewijs, certificaat steenmarters en bewijs van vakbekwaamheid5.

Bijlage 1 Steenmarter Beheerplan Gemeente Borger-Odoorn

Beschrijving Steenmarter

(Martes foina)

 

Algemeen

Komt voor in Europa met uitzondering van IJsland, Scandinavië, Groot-Brittannië en Ierland. In Nederland vroeger bijna overal, maar alleen in oosten en zuiden algemeen. Sterke achteruitgang door jacht in de 19e en 20e eeuw. Tussen ’60 en ’75 dieptepunt. Eind jaren zeventig raakte Noordoost Nederland (Zuidoost Groningen (Ter Apel e.o.), Oost Drenthe en aansluitend Twente) weer bevolkt. Momenteel in geheel Noord, midden en Oost Nederland. Rekolonisatie Brabant vanuit België. Behalve op platteland ook in steden en verstedelijkt gebied.

Uiterlijk

Formaat kleine kat, slank; poten korter, bij lopen kun je er niet onderdoor kijken (“kleeft” aan de grond). Staart lang en vol behaard, eenderde van de totale lengte. Grijsbruin, ondervacht grijswit of wit. Keelvlek is (vuil)wit en loopt door tot op de voorpoten. Klein oren aan randen dun behaard. Neuspunt lichtgekleurd / vleeskleurig. Snuit tussen neuspunt en oren is veel lichter dan de poten. Onbehaarde voetzolen.

Leefwijze

Leeft in zowel agrarische gebieden als in verstedelijk gebied. Territoria 10 –150 ha, bij mannetjes tot 500 ha. Overlap is mogelijk. Voedsel knaagdieren, jonge konijnen, vogels, eieren, kevers, rupsen, vruchten en bessen een echte omnivoor. In de winter de maaltijden die de mensen ophangen voor de vogels zoals: vetballen, pinda’s, brood en dergelijke. Slaapt in de zomermaanden in takkenhopen, houtstapels, boomholtes, struwelen en in de winter op zolders, kruipruimtes, plekken waar het aangenaam warm is en aanwezigheid is van diverse isolatie materialen. Wisselt regelmatig van slaapplaats. Bij slaapplaats vaak latrine waarin keutels en zijn (voedsel)kadavers, waar in de zomer de meeste klachten van komen s’Nachts actief (6 tot 8 uur) en territoriaal. Paartijd juni-juli. Een tot twee jongen, uitzonderingen vier tot vijf, in maart-april. Na 6 á 9 weken binnen te hebben gezeten gaan ze naar buiten. Ongeveer na 4 à 5 maanden zelfstandig, de zoon blijft langer bij de moeder waardoor je ook wel eens twee steenmarters in de winter hoort en ziet. Voornaamste vijanden hond en vos, veel verkeersslachtoffers. Maken weinig geluid; mekkerende tokkende geluiden, soms grommen / schreeuwen bij angst of opwinding. Jongen in nest piepen.

Bijlage 2 Steenmarter Beheerplan Gemeente Borger-Odoorn

Overzicht meldingen Steenmarter 2011/2012.

Kern (n)

Melding 2011

2012

Totaal

De meldingsoverzichten van 2011 en 2012 komen uit het meld systeem van de gemeente

In betreffende periode werd er niet systematisch geregistreerd. Niet duidelijk is of er werkelijk sprake is van een steenmarter of van een andere diersoort die overlast veroorzaakt.

Men heeft deze meldingen in behandeling genomen en geadviseerd aan de hand van wat men weet.

Omdat de Flora en faunawet niet voorziet in ontheffing voor particulieren mag worden aangenomen dat genoemde oplossingen buitenwettelijk zijn en daarom ongewenst. Borger-Odoorn zal zich daarom moeten inzetten om mensen te stimuleren marterklachten te melden opdat er op gepaste wijze kan worden gehandeld.

Bijlage 3 Steenmarter Beheerplan Gemeente Borger-Odoorn

Besluit beheer en schadebestrijding dieren

Tekst zoals deze geldt op 23 juli 2010

BESLUIT van 28 november 2000, houdende regels voor beheer en de bestrijding van schade aangericht door dieren (Besluit beheer en schadebestrijding dieren)

WIJ BEATRIX, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz.

enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 18 februari 2000, nr. TRCJZ/2000/1840, Directie Juridische Zaken;

Gelet op artikel 8 van Richtlijn nr. 79/409/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (PbEG L 103) en artikel 15 van Richtlijn nr. 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PbEG L 206);

Gelet op de Beschikking van het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie van 24 mei 1976 met betrekking tot de bescherming van de vogelstand (Trb. 1976, 108) en de Beschikking van het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie van 24 september 1984 strekkende tot de limitatieve opsomming van de te bezigen geweren en munitie bij de jacht op de onderscheiden wildsoorten (Trb. 1987, 2);

Gelet op de artikelen 15, eerste en tweede lid, 65, eerste lid, 68, eerste lid, onderdeel e, 72, 75, eerste en vierde lid, onderdeel c, en 76, eerste lid, van de Flora- en faunawet;

De Raad van State gehoord (advies van 26 mei 2000, nr. W11.00.0067/V);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 21 november 2000, nr. TRCJZ/2000/9482, Directie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: Flora- en faunawet;

  • b.

    mistnetten: netten, in banen, aan het stuk of in bepaalde vorm, vervaardigd van garens van synthetische of kunstmatige vezels met een totale massa van minder dan 150 deniers (16,2 milligram per meter) en waarvan de maaswijdte gemeten over het garen, van knoop tot knoop, kleiner is dan 35 millimeter;

  • c.

    richtlijn 92/43/EEG: richtlijn nr. 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PbEG L 206).

§ 2. Aanwijzing schadelijke beschermde inheemse diersoorten

Artikel 2

Als beschermde inheemse diersoorten die in het gehele land veelvuldig belangrijke schade aanrichten als bedoeld in artikel 65, eerste lid, onderdeel a, van de wet zijn aangewezen de soorten genoemd in bijlage 1 bij dit besluit.

Artikel 3

Als beschermde inheemse diersoorten die in delen van het land veelvuldig belangrijke schade aanrichten als bedoeld in artikel 65, eerste lid, onderdeel b, van de wet zijn aangewezen de soorten genoemd in bijlage 2 bij dit besluit.

§ 3. Aanwijzing andere belangen voor het verlenen van ontheffingen en vrijstellingen

Artikel 4

Als andere belangen als bedoeld in artikel 68, eerste lid, onderdeel e, van de wet, zijn aangewezen:

  • a.

    de voorkoming en bestrijding van schade of belangrijke overlast veroorzaakt door steenmarters aan gebouwen of zich daarin of daarbij bevindende roerende zaken, en

  • b.

    de voorkoming en bestrijding van schade veroorzaakt door vossen aan niet bedrijfsmatig gehouden vee;

  • c.

    de voorkoming en bestrijding van onnodig lijden van zieke of gebrekkige dieren, behorende tot de diersoorten edelhert, ree, damhert of wild zwijn;

  • d.

    de voorkoming en bestrijding van schade veroorzaakt door konijnen of vossen op sportvelden of industrieterreinen;

  • e.

    het reguleren van de populatieomvang van dieren, behorende tot de diersoorten edelhert, ree, damhert of wild zwijn, met dien verstande dat vanwege dit belang slechts ontheffing kan worden verleend indien de aanleiding is gelegen in de schadehistorie ter plaatse en van het omringende gebied of de maximale populatieomvang in relatie tot de draagkracht van het gebied waarin de dieren zich bevinden;

  • f.

    de voorkoming en bestrijding van schade veroorzaakt door dieren behorende tot een beschermde inheemse zoogdiersoort op begraafplaatsen.

§ 4. Middelen voor beheer en bestrijding van schade

Artikel 5

  • 1.

    Onverminderd artikel 50 van de wet, zijn als middelen als bedoeld in artikel 72, eerste lid, van de wet waarmee dieren mogen worden gevangen of gedood aangewezen:

    • a.

      geweren;

    • b.

      honden, niet zijnde lange honden;

    • c.

      jachtvogels;

    • d.

      fretten;

    • e.

      kastvallen;

    • f.

      vangkooien;

    • g.

      klemmen, niet zijnde pootklemmen;

    • h.

      buidels;

    • i.

      lokvogels, mits niet blind of verminkt;

    • j.

      kunstmatige lichtbronnen;

    • k.

      middelen die krachtens de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden zijn toegelaten of vrijgesteld, en

    • l.

      rodenators.

  • 2.

    Als middelen, bedoeld in artikel 72, tweede lid, van de wet, waarmee de zwarte rat, de bruine rat en de huismuis mogen worden bestreden, zijn aangewezen de middelen genoemd in de onderdelen a, b, e en g van het eerste lid.

  • 3.

    De middelen, genoemd in het eerste lid, onderdelen e, f en j, mogen niet worden gebruikt voor het doden of vangen van:

    • a.

      vogels als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, van de wet, en

    • b.

      dieren die behoren tot de soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, of in bijlage V, onderdeel a, bij richtlijn 92/43/EEG.

Artikel 6

  • 1.

    Onverminderd artikel 67, vierde lid, van de wet, worden de in artikel 5 aangewezen middelen slechts gebruikt op gronden of in of aan opstallen, voorzover de grondgebruiker voor het betreden van de betrokken door hem gebruikte gronden of opstallen schriftelijk toestemming heeft verleend.

  • 2.

    Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de gebruiker van opstallen, niet zijnde grondgebruiker, in of aan de door hem gebruikte opstallen of op de daarbij behorende erven.

Artikel 7

  • 1.

    Geweren voor het doden van dieren en munitie voor deze geweren voldoen aan het tweede tot en met twaalfde lid.

  • 2.

    Een geweer wordt slechts gebruikt door personen die in bezit zijn van een geldige jachtakte.

  • 3.

    Een geweer heeft een gladde loop met een kaliber van ten minste 24 en ten hoogste 12 of een getrokken loop met een nominaal kaliber van ten minste .22 inch of 5,58 millimeter.

  • 4.

    Een enkelloops hagelgeweer heeft een magazijn dat ten hoogste twee patronen kan bevatten.

  • 5.

    Een kogelgeweer heeft een magazijn dat ten hoogste twee patronen kan bevatten, tenzij het is voorzien van een grendelinrichting waarmee het wapen handmatig schot voor schot wordt geladen.

  • 6.

    Een geweer is niet voorzien van een geluiddemper, een kunstmatige lichtbron, een voorziening om de prooi te verlichten, een vizier met beeldomzetter, een elektronische beeldversterker of enig ander instrument om 's-nachts te schieten.

  • 7.

    Er wordt bij het doden van dieren met geweren geen gebruik gemaakt van hagel:

    • a.

      waarvan de korrelgrootte een doorsnede van 3,5 millimeter overschrijdt, of

    • b.

      die metallisch lood bevat.

  • 8.

    Er wordt bij het doden van dieren met geweren geen gebruik gemaakt van militaire kogelpatronen, met inbegrip van fosfor- of lichtspoorpatronen, noch van kogelpatronen met volmantel of kogels die niet vervormen bij het treffen.

  • 9.

    Geweren worden niet gebruikt:

    • a.

      voor zonsopgang en na zonsondergang, met dien verstande dat wilde eenden waarop de jacht is geopend ook mogen worden gedood gedurende een half uur voor zonsopgang en een half uur na zonsondergang;

    • b.

      in de bebouwde kommen der gemeenten en in de onmiddellijk aan die kommen grenzende terreinen;

    • c.

      binnen de afpalingskring van een geregistreerde eendenkooi, en

    • d.

      vanuit vliegtuigen of rijdende motorvoertuigen;

    • e.

      vanuit vaartuigen die varen met een snelheid van meer dan 5 kilometer per uur indien de geweren worden gebruikt voor het doden van vogels, behorende tot de soorten bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, van de wet.

  • 10.

    Edelherten, damherten, en wilde zwijnen worden slechts gedood:

    • a.

      op gronden waarvoor een faunabeheerplan geldt voor ten minste 5 000 hectare;

    • b.

      met geweren met ten minste één getrokken loop, en

    • c.

      met kogelpatronen van een kaliber van ten minste 6,5 millimeter voor getrokken loop waarvan de (tref)energie ten minste 2200 Joule op 100 meter afstand van de loopmond bedraagt.

  • 11.

    Reeën worden slechts gedood:

    • a.

      op gronden waarvoor een faunabeheerplan geldt voor ten minste 5 000 hectare;

    • b.

      met geweren met ten minste één getrokken loop, en

    • c.

      met kogelpatronen voor getrokken loop waarvan de (tref)energie ten minste 980 Joule op 100 meter afstand van de loopmond bedraagt.

  • 12.

    Het tweede tot en met zesde lid en negende lid, onderdelen a en b, gelden niet voor het doden van huismussen en verwilderde rotsduiven met luchtdrukgeweren in gebouwen.

Artikel 7a

  • 1.

    Het doden van wilde zwijnen door middel van de methode, bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de wet, is toegestaan, indien:

    • a.

      Onze Minister heeft bepaald dat in enig jaar het leggen van lokvoer niet voldoende effectief is om het benodigde afschot anderszins te realiseren en

    • b.

      de methode is toegestaan in een besluit op grond van artikel 67, eerste lid, of artikel 68, eerste lid, van de wet.

  • 2.

    Uiterlijk op 1 april van enig jaar wordt van de inzet van de methode en het resultaat daarvan telkenmale door de houder van de vergunning, bedoeld in artikel 67, eerste lid, van de wet, of van de ontheffing bedoeld in artikel 68, eerste lid, van de wet schriftelijke melding gemaakt bij het bestuursorgaan dat het besluit, bedoeld in onderdeel b, heeft genomen.

  • 3.

    Een besluit als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt door Onze Minister bekend gemaakt in de Staatscourant.

Artikel 8

Geen ontheffing wordt verleend van het verbod van artikel 9 van de wet op grond van de belangen als bedoeld in artikel 68, eerste lid, onderdeel c en d, van de wet voor edelherten, damherten, reeën en wilde zwijnen die even op ingerasterde terreinen met een oppervlakte kleiner dan 5000 hectare.

Artikel 9

  • 1.

    Jachtvogels worden voor het vangen of doden van dieren slechts gebruikt door personen die in het bezit zijn van een geldige valkeniersakte.

  • 2.

    Kastvallen worden niet gebruikt voor het vangen van:

    • a.

      vogels als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, van de wet, of

    • b.

      zoogdieren behorende tot soorten genoemd in bijlage IV en V, onderdeel a, van richtlijn 92/43/EEG.

  • 3.

    Klemmen worden slechts gebruikt voor het vangen of doden van mollen, veldmuizen, bosmuizen, huismuizen, woelratten, bruine ratten, zwarte ratten, muskusratten en beverratten.

  • 4.

    Buidels worden slechts gebruikt voor het vangen en doden van konijnen.

  • 5.

    Levende lokvogels worden slechts gebruikt voorzover:

    • a.

      het gefokte eksters, gefokte zwarte kraaien of gefokte kauwen betreft, als hulpmiddel voor het vangen van eksters, zwarte kraaien onderscheidenlijk kauwen, met vangkooien of met kastvallen die zodanig zijn vervaardigd dat in de kastval geen lichamelijk contact mogelijk is tussen de lokvogel en de te vangen vogel, en

    • b.

      de lokvogels zijn voorzien van voldoende voedsel en water.

  • 6.

    Kunstmatige lichtbronnen worden uitsluitend gebruikt indien is voldaan aan elk van de volgende voorwaarden:

    • a.

      het middel wordt gebruikt voor het vangen of doden van vossen;

    • b.

      voor het gebruik is toestemming verleend door gedeputeerde staten.

  • 7.

    Onverminderd artikel 72, tweede lid, van de wet, worden middelen die krachtens de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden zijn toegelaten of vrijgesteld slechts gebruikt voor het vangen en doden van mollen, veldmuizen en bosmuizen.

  • 8.

    Aardhonden worden ten behoeve van het vangen en doden van vossen niet gebruikt in holen in de periode van 1 maart tot 1 september.

  • 9.

    Rodenators worden slechts gebruikt voor het vangen en doden van woelratten.

Artikel 10

  • 1.

    De in artikel 5 genoemde middelen worden, voorzover zij strekken tot het vangen en doden van dieren op grond van een besluit als bedoeld in artikel 67, eerste lid, of 68, eerste lid, van de wet, slechts gebruikt indien daartoe door gedeputeerde staten schriftelijk toestemming is verleend.

  • 2.

    Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing indien een besluit als bedoeld in artikel 67, eerste lid, of artikel 68, eerste lid, van de wet krachtens artikel 70 van de wet wordt genomen door Onze Minister.

§ 5. Aanwijzing verboden middelen

Artikel 11

  • 1.

    Als middelen als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de wet, zijn mistnetten aangewezen.

  • 2.

    Als middelen als bedoeld in artikel 15, tweede lid, van de wet, zijn aangewezen:

    • a.

      hagelpatronen die metallisch lood bevatten;

    • b.

      klemmen, met uitzondering van klemmen uitsluitend geschikt en bestemd voor het vangen en doden van mollen, zwarte ratten, bruine ratten of huismuizen;

    • c.

      vallen, met uitzondering van kastvallen;

    • d.

      strikken;

    • e.

      vangkooien;

    • f.

      lijm en

    • g.

      netten geschikt en bestemd om te worden gebruikt voor het vangen van vogels.

  • 3.

    De aanwijzingen, bedoeld in artikel 15, tweede lid, van de wet zijn niet van toepassing voor klemmen en vangkooien voorzover de houder daarvan kan aantonen dat deze middelen strekken tot geoorloofd gebruik voor het vangen of doden van dieren bij of krachtens de artikelen 65 tot en met 70 van de wet.

Artikel 11a [Vervallen per 05-10-2009]

§ 6. Slotbepalingen

Artikel 12

Een wijziging van richtlijn 92/43/EEG gaat voor de toepassing van de artikelen van dit besluit gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven.

Artikel 13

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 14

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit beheer en schadebestrijding dieren.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 28 november 2000

BEATRIX

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, G.H. Faber

Uitgegeven de zevende december 2000

De Minister van Justitie,

A.H. Korthals

Bijlage 1, als bedoeld in artikel 2 van het Besluit beheer en schadebestrijding dieren

Nederlandse naam

Wetenschappelijke naam

 

 

Canadese gans

Branta canadensis

 

 

Houtduif

Columba palumbus

 

 

Konijn

Oryctolagus cuniculus

 

 

Kauw

Corvus monedula

 

 

Vos

Vulpes vulpes

 

 

Zwarte kraai

Corvus corone corone

 

 

Bijlage 2, als bedoeld in artikel 3 van het Besluit beheer en schadebestrijding dieren

Nederlandse naam

Wetenschappelijke naam

 

 

Brandgans

Branta leucopsis

 

 

Ekster

Pica pica

 

 

Fazant

Phasianus colchicus

 

 

Grauwe gans

Anser anser

 

 

Haas

Lepus europaeus

 

 

Holenduif

Columba oenas

 

 

Huismus

Passer domesticus

 

 

Kleine rietgans

Anser brachyrhynchus

 

 

Knobbelzwaan

Cygnus olor

 

 

Kolgans

Anser albifrons

 

 

Meerkoet

Fulica atra

 

 

Rietgans

Anser fabalis

 

 

Ringmus

Passer montanus

 

 

Roek

Corvus frugilegus

 

 

Rotgans

Branta bernicla

 

 

Smient

Anas penelope

 

 

Spreeuw

Sturnus vulgaris

 

 

Wilde eend

Anas platyrhynchos

 

 

Woelrat

Arvicola terrestris

 

 

Bijlage 4 Steenmarter Beheerplan Gemeente Borger-Odoorn

 

 


1)

Directie Natuurbeheer noemt ook vleermuizen als voorbeeld, deze worden in dit beleidsplan verder buiten beschouwing gelaten.

2)

Er wordt gesproken over bestrijden, dit houdt in weren van de steenmarter.

4)

Vangkooien met een melder naar de gsm

5

Vakbekwaamheidsdiploma Bestrijdingstechnicus dierplagen