Organisatie | Tytsjerksteradiel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels Maatschappelijke Ondersteuning Gemeente Tytsjerksteradiel 2018 |
Citeertitel | Beleidsregels Maatschappelijke Ondersteuning Gemeente Tytsjerksteradiel 2018 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Beleidsregels Maatschappelijke Ondersteuning Gemeente Tytsjerksteradiel 2018 |
Beleidsregels Maatschappelijke Ondersteuning Gemeente Tytsjerksteradiel 2018
Besluit Wet op de Maatschappelijke Ondersteuning, Awb
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2018 | 01-01-2018 | Actualisatie | 21-12-2017 Onbekend | Beleidsregels Maatschappelijke Ondersteuning Gemeente Tytsjerksteradiel 2018 |
Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt, hebben dezelfde betekenis als in de wet, het uitvoeringsbesluit Wmo, de Algemene wet bestuursrecht en de Verordening Wmo gemeente Tytsjerksteradiel 2018 .
Deze beleidsregels vormen de nadere uitwerking van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015 en de vastgestelde Verordening Wmo gemeente Tytsjerksteradiel 2018.
De beleidsregels gaan over de maatschappelijke ondersteuning die het College op grond van de Verordening aan een cliënt kan bieden. Dit ten behoeve van zijn zelfredzaamheid en participatie, voor zover deze in verband met een beperking, chronische of psychosociale problemen niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn netwerk voldoende behaald kan worden. Het betreft een omschrijving van de maatwerkvoorzieningen maar ook de mantelzorgondersteuning.
Deze beleidsregels zijn ingedeeld in verschillende vormen van maatwerkvoorzieningen waarbij wij specifieke informatie per maatwerkvoorziening geven.
Het te bereiken resultaat is het uitgangspunt voor inzet van maatwerkvoorzieningen. Dit komt ook terug in de wijze waarop onze gemeente de voorzieningen inkoopt. Niet het aantal uren is leidend, maar het te bereiken resultaat.
Via het regisseursmodel kan de cliënt samen met de cliëntondersteuner van het dorpenteam een zo optimaal mogelijk voorzieningenarrangement, bestaand uit de inzet van eigen kracht, het sociaal netwerk en maatwerkvoorzieningen, samenstellen om het gewenste resultaat te behalen.
De beoordeling hiervan en de beslissing hierop wordt gedaan door de gemeente.
Beleidsregels ontlenen hun status aan artikel 4:81, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht: "Een bestuursorgaan kan beleidsregels vaststellen met betrekking tot een hem toekomende of onder zijn verantwoordelijkheid uitgeoefende, dan wel door hem gedelegeerde bevoegdheid."
De beleidsregels strekken ertoe tot een goed samenhangend stelsel over de beoordeling van maatwerkvoorzieningen te komen voor inwoners van de gemeente die niet of nog niet zelf of met hulp van anderen in staat zijn tot zelfredzaamheid en participatie.
Er zijn hoofdstukken over de verschillende terreinen waarop maatwerkvoorzieningen kunnen worden verstrekt en hoe de aanspraak daarop wordt beoordeeld. Kernbegrippen zijn eigen verantwoordelijkheid, uitgaan van te bereiken resultaten en het leveren van maatwerk.
De bijlagen maken integraal onderdeel uit van de beleidsregels.
De cliëntondersteuner gaat na een melding in gesprek met de cliënt. Vertrekpunt is de persoonlijke situatie en leefomgeving van de cliënt.
Welke problemen ervaart de cliënt en welke kansen zijn er om deze op te lossen? Hierbij staat de
vraag wat nodig is om de problemen op het gebied van zelfredzaamheid of maatschappelijke
participatie te compenseren centraal. Oplossingen worden eerst gezocht in (het versterken van) de
eigen kracht en/of het sociaal netwerk. Vervolgens wordt nagegaan wat aan algemene of collectieve
voorzieningen mogelijk is. Als het nodig is worden uiteraard maatwerkvoorzieningen verstrekt.
De weergave van het gesprek en de besproken oplossingen worden vastgelegd in het gespreksverslag.
1.7.Het gespreksverslag en ondersteuningsplan
Het gespreksverslag is de weergave van het gesprek van een cliëntondersteuner en de cliënt. Het gespreksverslag geeft aan wat het resultaat is dat een cliënt wil bereiken en de ondersteuning die aangevraagd wordt om dat mogelijk te maken. In het gespreksverslag is vastgelegd wat iemand zelf kan, wat het netwerk kan en welke maatwerkvoorzieningen nodig is (het "wat").
Het ondersteuningsplan wordt voor iedere cliënt individueel op maat gemaakt, dit doet de aanbieder met de cliënt. De exacte invulling van een maatwerkvoorziening (het "hoe") staat in het ondersteuningsplan. De zorgaanbieder heeft hier immers de benodigde kennis voor.
Om de aanbieders voldoende handelingsruimte te bieden zijn de maatwerkvoorzieningen aan de hand van resultaten gedefinieerd. Het is dan ook mogelijk dat verschillende aanbieders een andere invulling geven aan dezelfde maatwerkvoorziening, immers het resultaat kan op verschillende manieren bereikt worden.
Nadat is gestart met de uítvoering van het ondersteuningsplan blijft de cliëntondersteuner
betrokken bij de cliënt. Het is zijn taak om de kwaliteit van de uitvoering van het ondersteuningsplan te bewaken, de tevredenheid van alle betrokkenen periodiek te evalueren en het gesprek aan te gaan over het bijstellen van het ondersteuningsplan waar dit nodig is.
Mensen kunnen op verschillende manieren een melding maken en vragen stellen op het gebied van participatie en zelfredzaamheid. Meldingen kunnen bij het dorpenteam, telefonisch (KCC) of via de mail binnen komen.
De melding mag ook door iemand anders worden gedaan. Als een melding door iemand anders gedaan wordt, wordt altijd gevraagd of de persoon voor wie een melding wordt gedaan toestemming heeft gegeven. Is dit niet het geval dan wordt in gesprek gegaan met de melder om te zorgen dat deze afstemming regelt met de betrokkene.
De melding kan bijvoorbeeld door een familielid, een vriend, kennis, buren etc. gedaan worden.
Als de melding niet bij het dorpenteam thuis hoort wordt de cliënt doorverwezen naar de juiste instantie. Na deze doorverwijzing of wanneer het geven van informatie voldoende is, eindigt hier het contact.
De datum van binnenkomst van de vraag bij het KCC is de datum van de melding; deze wordt geregistreerd.
Als er vervolgacties nodig zijn, dan wordt de melding (schriftelijk) bevestigd. In de bevestiging (mondeling of schriftelijk) wordt in elk geval aangegeven:
• de mogelijkheden om gebruik te maken van kosteloze cliëntondersteuning;
• de mogelijkheid tot het indienen van een persoonlijk plan.
Gemeenten zijn verplicht kosteloze onafhankelijke cliëntondersteuning beschikbaar te stellen aan inwoners die een melding doen tot maatschappelijke ondersteuning. Cliëntondersteuning houdt in dat inwoners recht hebben op algemene ondersteuning in het kader van de zelfredzaamheid en participatie en ondersteuning bij informatie en advies. Ook hierbij wordt een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen gerealiseerd.
Het belang van de inwoner bij de onafhankelijke cliëntondersteuning is het uitgangspunt. De cliëntondersteuning is onafhankelijk, dat wil zeggen dat het nooit dezelfde persoon kan zijn als degene die beslist over de aanvraag van een maatwerkvoorziening.
De cliëntondersteuner van het dorpenteam kan de onafhankelijke cliëntondersteuning bieden maar dat kan ook informele (familie, vrienden) cliëntondersteuning zijn.
Voordat het onderzoek van start gaat, kan de cliënt het College een persoonlijk plan overhandigen waarin de omstandigheden beschreven zijn en aangegeven wordt op welke maatschappelijke ondersteuning een beroep gedaan wordt. Het College brengt de cliënt van deze mogelijkheid op de hoogte bij de melding, dit wordt gedaan door het KCC en/of door het dorpenteam. De cliënt heeft gedurende zeven dagen na de melding de gelegenheid het plan te overhandigen.
De gemeente is wettelijk verplicht om de identiteit vast te stellen van de personen aan wie de gemeente een voorziening verleent. Dat geldt ook voor mensen die zich melden bij het dorpenteam met een ondersteuningsvraag. Daarvoor hoort de cliënt gevraagd te worden naar een geldig legitimatiebewijs (paspoort, ID-kaart of rijbewijs). Gelet op de vertrouwensrelatie en het gegeven dat alle nieuwe cliënten een huisbezoek krijgen, is de check in de gemeentelijke basisadministratie voldoende om de identiteit vast te stellen en hoeft geen legitimatiebewijs gevraagd te worden.
Bij twijfel wordt wel om een legitimatiebewijs gevraagd.
Het onderzoek wordt uitgevoerd door de cliëntondersteuner samen met degene door of namens wie de melding is gedaan. Waar mogelijk worden ook mantelzorger(s), begeleider(s) of vertegenwoordiger(s) betrokken bij het onderzoek.
Het onderzoek wordt zo spoedig mogelijk uitgevoerd maar in elk geval binnen zes weken na de melding.
Onderdeel van het onderzoek is een huisbezoek (of een gesprek op een andere locatie als de melder daar de voorkeur aan geeft), in die gevallen waar iemand al bekend is bij het dorpenteam volstaat een telefonisch gesprek ook.
Tijdens het onderzoek komen de volgende onderwerpen (in elk geval) aan de orde:
Van het onderzoek wordt een verslag gemaakt.
Indien nodig wordt een aanvullend onderzoek gedaan. Ook deze gegevens worden meegenomen in het verslag.
Van het onderzoek en gesprek wordt door de cliëntondersteuner een verslag gemaakt. Binnen tien werkdagen na het laatste gesprek (of als de laatste opgevraagde gegevens voor het (aanvullend) onderzoek binnen zijn) verstrekt het College aan de cliënt een verslag van de weergave van het gesprek. De cliënt heeft de mogelijkheid om opmerkingen of aanvullingen aan het verslag toe te voegen. Deze komen niet in de plaats van het oorspronkelijke verslag, maar worden aan het oorspronkelijke verslag toegevoegd.
Als de cliënt het verslag ondertekent en het verslag is voorzien van zijn naam, Burgerservicenummer (BSN), geboortedatum, NAW-gegevens, telefoonnummer, evt. e-mailadres en een dagtekening, kan het verslag fungeren als aanvraag voor een maatwerkvoorziening. Een aanvraag kan alleen in behandeling worden genomen wanneer het gespreksverslag voorzien van naam, BSN, geboortedatum en ondertekening door de inwoner (of gemachtigde) is ingeleverd. De datum waarop het volledig ingevulde gespreksverslag bij de gemeente wordt ontvangen, geldt als aanvraagdatum.
De cliënt ontvangt de beslissing op zijn aanvraag op grond van de Wmo 2015 binnen twee weken na de aanvraag schriftelijk in een beschikking. In de beschikking staat: de aanvraagdatum, de beslissing, de motivering van de beslissing en bij een positieve uitkomst het te behalen resultaat.
Tegen de beslissing is bezwaar en beroep volgens de Awb mogelijk, ook dit wordt opgenomen in de beschikking.
Dit kan door binnen zes weken na de dagtekening van de beschikking een bezwaarschrift schriftelijk in te dienen bij het College.
3.Algemeen afwegingskader maatwerkvoorziening
Wanneer een persoon een beroep doet op ondersteuning op basis van de Wmo, dan wordt dit verzoek gewogen. Het gaat daarbij om een individuele weging, waarbij we altijd de volgende onderdelen betrekken:
De wet staat niet toe dat op basis van inkomen ondersteuning wordt verleend of geweigerd. Tegelijkertijd biedt het beschikken over financiële middelen de mogelijkheid in eigen oplossingen te voorzien maar mag het geen reden zijn om passende ondersteuning te weigeren.
Afhankelijk van de financiële middelen wordt de hoogte van de eigen bijdrage bepaald. Door middel van de eigen bijdrage betaald iedereen mee aan de oplossing.
De financiële middelen zijn wel onderdeel van het gesprek, het is belangrijk om met mensen in gesprek te gaan over hun eigen verantwoordelijkheid. Daar hoort ook de mogelijkheid bij om zelf een oplossing voor het probleem te financieren. Uiteindelijk kan iedereen zelf bepalen of hij wel of niet eigen middelen wil inzetten.
Op het moment dat betrokkene aangeeft dat een voorziening in zijn/haar situatie niet algemeen gebruikelijk is, of als aangegeven wordt dat de eigen bijdrage niet betaald kan worden, dan biedt dit de mogelijkheid om wel naar de financiële middelen van betrokkene te kijken.
Immers om te kunnen beoordelen of iemand het niet kan betalen moet daar onderzoek naar gedaan worden. Hierbij is het wel noodzakelijk dat betrokkene toestemming geeft om de financiële middelen in kaart te brengen en het onderzoek te doen.
b.Ondersteuning door mantelzorgers en vrijwilligers
Wanneer verminderde zelfredzaamheid of een participatieprobleem (gedeeltelijk) kan worden opgelost door een mantelzorger of vrijwilliger, kan aanvullend daarop een algemene of maatwerkvoorziening nodig zijn. Bij het bepalen van de meest passende ondersteuningsvorm wordt nadrukkelijk rekening gehouden met de belangen en belastbaarheid van de mantelzorger of vrijwilliger. Dit is een belangrijk onderwerp dat besproken wordt in het gesprek met de cliëntondersteuner.
Mantelzorg is een vorm van ondersteuning die niet afdwingbaar is door de overheid.
c.Afstemmen met voorliggende voorzieningen
Er wordt gekeken naar de (wettelijke) voorzieningen waar eerst een beroep op kan worden gedaan voordat een maatwerkvoorziening aan de orde is. Is er sprake van een voorliggende voorziening, dan wordt op grond van de Wmo geen voorziening verstrekt.
Hierbij moet ook gedacht worden aan de mogelijkheid om voorzieningen op grond van een andere wettelijke regeling te krijgen, zoals de Wet langdurige zorg (Wlz), Zorgverzekeringswet (ZVW), ziektekostenverzekering, het Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen (UWV), ziektewet, WIA, Wajong of de Participatiewet. Maar ook de mogelijkheid om kinderopvang in te zetten.
Het onderscheid tussen de verschillende wetgevingen zoals de Wmo, Wlz en ZVW is complex. In dit verband verwijzen wij naar het Handboek Schulinck.
In de Wmo 2015 is het begrip gebruikelijke hulp gedefinieerd in artikel 1.1.1 Wmo 2015. Daar wordt onder verstaan: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten.
In het kort komt het erop neer dat van een partner of een kind een bijdrage in de ondersteuning wordt verwacht als één van de gezinsleden dat nodig heeft. Dit gaat om de normale dagelijkse activiteiten in een samenlevingsverband (gezin). Denk daarbij aan bijvoorbeeld het helpen van de partner met de financiën.
Onder gebruikelijke hulp kan ook gebruikelijke zorg vallen.
Gebruikelijke zorg is een onderdeel van gebruikelijke hulp. Bij gebruikelijke zorg gaat het om de huishoudelijke taken die je gezamenlijk uitvoert in een gezin/huishouden.
Dit is nader omschreven in het protocol gebruikelijke zorg van het CIZ.
Als het gaat om uitstelbare zorg (stofzuigen, afstoffen e.d.) kan ook een partner/kind met een drukke, onregelmatige baan gebruikelijke zorg bieden. Hierbij moet wel rekening gehouden worden met de belastbaarheid van de partner/kind.
e.Goedkoopst compenserende maatwerkvoorziening
Het College moet, naar objectieve maatstaven gemeten, de goedkoopst compenserende maatwerkvoorziening bieden.
De begrippen “goedkoopst” en “compenserend” moeten in onderlinge samenhang worden bekeken. De volgorde waarin de begrippen zijn geplaatst, betekent niet dat in de beoordeling die bij het verstrekken van een voorziening wordt gemaakt, de hoogte van de kosten van de voorziening voorop staat en pas op de tweede plaats wordt bekeken of de voorziening compenserend is. “Goedkoopst compenserend” betekent dat een voorziening altijd compenserend moet zijn. Pas als er meerdere compenserende voorzieningen zijn, kan de goedkoopste compenserende voorziening worden gekozen.
Het begrip ‘goedkoop’ moet bij de beoordeling niet in absolute zin worden uitgelegd. Zo kan een in aanschaf duurdere voorziening bijvoorbeeld langer meegaan en dus uiteindelijk goedkoper zijn.
Een algemene voorziening is het aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning.
Kenmerkend voor een algemene voorziening is dat het gaat om een laagdrempelige, vrij toegankelijke voorziening. Met de activiteiten of ondersteuning die via deze algemene voorziening wordt geboden, kan een cliënt (een deel van) zijn participatieproblemen verminderen of zijn zelfredzaamheid verhogen. Denk aan bijvoorbeeld maaltijdvoorzieningen, boodschappendienst, een rolstoel- of scootmobielpool of een was en strijkservice, een breiclub of een biljartclub. In deze gevallen is het niet noodzakelijk een maatwerkvoorziening in te zetten of kan worden volstaan met een aanvulling op de algemene voorziening. Er wordt altijd op individueel niveau onderzocht of de cliënt met de algemene voorziening voldoende resultaat kan behalen.
g.Algemeen gebruikelijke voorziening
Het College verstrekt geen voorziening als aannemelijk is dat de bewoner daar - gelet op zijn omstandigheden - over zou (hebben kunnen) beschikken als hij geen beperkingen zou hebben gehad.
Er wordt altijd getoetst of een voorziening algemeen gebruikelijk is voor deze specifieke aanvrager.
Een voorziening is algemeen gebruikelijk als deze:
Bij vervanging en renovatie wordt gekeken of het een reguliere vervanging van zaken is, want dan is de aanpassing algemeen gebruikelijk. Immers, algemene gebruikelijke voorzieningen worden door personen met en zonder beperkingen vervangen als zij (technisch) zijn afgeschreven.
Tevens wordt beoordeeld of het gaat om voorzieningen die technisch of economisch zijn afgeschreven en onder normale omstandigheden ook vervangen moeten worden. Voorbeelden zijn keukens, sanitair, natte cel, kranen, et cetera.
De aanspraak op een maatwerkvoorziening voor het overnemen van huishoudelijke werkzaamheden bestaat aanvullend op eigen mogelijkheden. Daaronder kunnen algemeen gebruikelijke voorzieningen worden gerekend. Hieruit volgt dat er geen indicatie afgegeven wordt als de beperkingen afdoende kunnen worden opgelost met bijvoorbeeld technische hulpmiddelen. Daaronder wordt algemeen gebruikelijke huishoudelijke apparatuur verstaan zoals een wasmachine, een droogtrommel, een afwasautomaat of stofzuiger. Als dergelijke apparaten niet aanwezig zijn maar wel een oplossing kunnen bieden voor het probleem, dan gaat de aanschaf van deze hulpmiddelen in beginsel voor op het indiceren van ondersteuning. De cliënt is zelf verantwoordelijk voor de aanschaf.
De omvang van de te verstrekken maatwerkvoorziening wordt begrensd door artikel 2.3.5 lid 3 Wmo 2015. Dat artikel bepaalt dat een maatwerkvoorziening een passende bijdrage moet leveren aan de zelfredzaamheid of participatie van de cliënt. Als het onderzoek uitwijst dat in het concrete geval maatwerk moet worden geboden, kan niet worden volstaan met standaardoplossingen.
Dit houdt niet in dat alles gecompenseerd dient te worden. De aanvrager hoeft niet in exact dezelfde of wellicht zelfs betere positie te wordt gebracht dan waarin hij verkeerde voor hij de ondersteuning nodig had. De ondersteuning moet in een redelijke verhouding staan tot wat de situatie van de aanvrager was voor hij ondersteuning nodig had en aansluiten bij de leeftijd en leefomstandigheden.
Daarbij is het niet van belang wat de persoon noodzakelijk vindt in het kader van smaak. Ook betekent het niet per definitie dat hij alle hobby’s moet kunnen uitoefenen die hij voorheen uitoefende.
Bij aanvaardbaar niveau gaan we uit van de jurisprudentie zoals deze onder de Wmo 2007 is ontwikkeld. Concreet betekent dit dat van iemand met een beperking wordt verwacht dat hij aanvaardt dat, door de beperking, niet alles meer mogelijk is.
Het begrip voorzienbaarheid gaat over het anticiperen op situaties waarvan gesteld kan worden dat die te voorzien zijn. Bij het beoordelen van een situatie en de mate van voorzienbaarheid zal rekening gehouden worden met de omstandigheden van betrokkene. Van mensen wordt verwacht dat men tijdig rekening houdt met bestaande of bekende komende beperkingen. Bij progressieve ziektebeelden en het ouder worden kan men verwachten dat er op termijn bv een aangepaste woning moet komen of andere voorzieningen. De voorzienbaarheid is gebaseerd op de beperkingen van cliënt.
Ook hier is maatwerk weer het uitgangspunt.
Er wordt altijd beoordeeld of de vraag van de cliënt bijdraagt aan zelfredzaamheid en
participatie. Daarom wordt ook altijd meegenomen of in de afzonderlijke situaties de vraag niet
leidt tot een contra-indicatie.
Bijvoorbeeld: bij bepaalde ziektebeelden is het beter om in beweging te blijven, een rolstoel of
een scootmobiel dragen dan niet (in de juiste vorm) bij. Iemand zal dan sneller achteruit gaan
waardoor er meer problemen ontstaan dan het verstrekken van een maatwerkvoorziening
Het is mogelijk dat bij bepaalde maatwerkvoorzieningen een afwijkend toetsingskader van toepassing is. Mocht dat het geval zijn, dan benoemen wij dit bij de uitwerking van de betreffende maatwerkvoorziening.
De maatwerkvoorziening kan in natura of als persoonsgebonden budget (Pgb) worden verstrekt. In de wet is de verplichting opgenomen om cliënten de keuzemogelijkheid te geven tussen een maatwerkvoorziening in natura of in de vorm van een Pgb. In dit hoofdstuk worden verschillende verstrekkingsvormen en die criteria die hierbij gelden behandeld.
Een voorziening is een algemene voorziening of maatwerkvoorziening.
Een algemene voorziening is het aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning;
Een maatwerkvoorziening is een op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen:
3.ten behoeve van beschermd wonen en opvang;
De gemeente regelt de maatwerkvoorziening in natura voor de cliënt.
4.3Persoonsgebonden budget (Pgb)
Een Persoonsgebonden budget is een bedrag waaruit namens het College betalingen gedaan worden voor diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot een maatwerkvoorziening behoren, en die een cliënt van derden heeft betrokken.
Met een Pgb kan de cliënt zelf ondersteuning, hulpmiddelen of voorzieningen inkopen. De cliënt voert zelf de regie over zijn eigen ondersteuning. Zo kan hij kiezen voor een aanbieder uit een ander gebied, maar ook voor het financieren van hulp die wordt verleend door het eigen sociale netwerk
Het kiezen voor een Pgb dient altijd een bewuste en vrijwillige keuze te zijn van de cliënt. In de wet is tevens een verplichting aan gemeenten meegegeven om de cliënt te informeren over de mogelijkheid om te kiezen voor een Pgb en de gevolgen van die keuze. Wanneer cliënten vooraf helder en volledig geïnformeerd worden over wat er komt kijken bij het beheer van een Pgb, vergroot dit de kans dat men weloverwogen kiest voor het Pgb en hier op adequate wijze mee om kan gaan.
Cliënten kunnen zelf bijbetalen wanneer het tarief van de door hen gewenste aanbieder
duurder is dan het door het College voorgestelde aanbod. Het College kan het Pgb voor maatwerk (zoals een scootmobiel of een rolstoel) toekennen ter hoogte van het bedrag van de goedkoopst compenserende voorziening in natura. Hierbij moet het voor cliënt wel mogelijk zijn tegen dezelfde kosten een voorziening aan te schaffen.
Een cliënt die met een Pgb de ondersteuning zelf organiseert kan deze ondersteuning afnemen bij een formele hulp/professional of een informele hulp/het sociale netwerk.
Tot het sociale netwerk behoren personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt (artikel 1.1.1 Wmo 2015).
Hiertoe worden gerekend familieleden, huisgenoten, echtgenoot of mantelzorger.
·Andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoud
Dit zijn personen met wie de cliënt regelmatig contacten onderhoudt, zoals bijvoorbeeld buren en medeleden van een vereniging.
Is de zorg die verleend wordt door mensen die daar een diploma voor hebben en die daarvoor betaald worden. Wat zij wel en niet mogen doen, staat vast in de kwaliteitseisen zoals opgenomen in het programma van eisen bij de inkoop van Zorg in natura (zie bijlage).
Informele hulp/het sociale netwerk
Informele hulp is ondersteuning uit het eigen sociaal netwerk. Voor de inzet van het informele netwerk wordt een lager Pgb-tarief gehanteerd. Hierbij wordt geen rekening gehouden met de opleiding/betaalde werkzaamheden van de hulpverlener.
In het gespreksverslag kan de cliënt de wens uitspreken om het sociale netwerk of mantelzorgers in te willen zetten. Een Pgb voor het sociale netwerk blijft in elk geval beperkt tot die gevallen waarin het de gebruikelijke zorg of hulp overstijgt.
Wat kan niet uit het Pgb betaald worden/bestedingsregels (deze lijst is niet limitatief):
Wanneer in geval van crisis direct hulp moet worden verleend is er geen tijd om een persoonlijk ondersteuningsplan of gezinsplan op te stellen, de hoogte van het Pgb te bepalen en een (arbeids-) overeenkomst te sluiten met een hulpverlener/ organisatie. Bovendien moet deze hulp voldoen aan kwaliteitseisen. Voor crisishulp is het om deze redenen niet mogelijk een Pgb te ontvangen;
Dit is een Pgb die incidenteel of eenmalig toegekend wordt voor de besteding aan een (woning)aanpassing, verhuiskostenvergoeding of een (vervoers)hulpmiddel.
De eenmalige Pgb wordt door de gemeente uitgekeerd aan de leverancier (dit i.v.m. het trekkingsrecht en totdat de eenmalige Pgb’s ook via de SVB gaan lopen).
De voorwaarden die behoren bij de “gewone” pgb zijn niet van toepassing op de eenmalige pgb.
Deze zijn opgenomen in bijlage.
5.Verstrekking van maatwerkvoorziening
5.1Zelfstandig Leven en Maatschappelijke deelname
Indeling maatwerkvoorzieningen
In de maatwerkvoorzieningen Zelfstandig Leven (ZL) en Maatschappelijke Deelname (MD) staat het te behalen resultaat centraal – niet de hoe de ondersteuning ingevuld gaat worden.
Per situatie wordt bekeken welke ondersteuning ingezet moet worden, dat kan één, meerdere of álle vormen zijn. Maatschappelijke Deelname kan ook gecombineerd worden maar kan samen nooit meer worden dan het maximale aantal dagdelen van 10.
De moeite en inzet die het kost om dit resultaat te behalen hangt af van de aard en zwaarte van de
beperking van de cliënt – en de mate waarin ondersteuning vanuit de eigen/sociale omgeving,
vrijwilligerswerk en/of algemene voorzieningen kan worden gerealiseerd. Per maatwerkvoorziening
worden drie ‘complexiteiten’ onderscheiden: Licht, Midden en Zwaar. Met elke individuele cliënt
bepaalt de cliëntondersteuner per maatwerkvoorziening welke complexiteit nodig is.
Zie bijlage voor het toetsingskader.
In gevallen waar er eerste grondig schoongemaakt moet worden kan het Flitsteam ingezet worden. De kosten van deze inzet zijn voor rekening van de gemeente.
Deze inzet wordt gezien als een eenmalige Pgb er wordt geen eigen bijdrage geint. Reden hiervoor is dat het vaak gaat om zorgmijders en dat het risico op afbreken van de ondersteuning groot is bij het innen van een eigen bijdrage. Doel is om na de grondige schoonmaak een ingang te hebben voor het voortzetten van ondersteuning.
Aanvulling (afwegingskader) Huishoudelijke hulp
Bij gebruikelijke zorg wordt rekening gehouden met de leeftijd van de huisgenoot en de bijbehorende inzet. Dit doen we in lijn met het CIZ-protocol gebruikelijke zorg.
voeren. Alleen bij daadwerkelijke afwezigheid van de huisgenoot gedurende een aantal dagen en nachten kunnen de niet-uitstelbare taken overgenomen worden.
Bij huishoudelijk werk gaat het veelal om uitstelbare taken. Alleen als schoonmaken niet kan blijven liggen (regelmatig geknoeide vloeistoffen en eten) moet dat direct gebeuren. Hier wordt dan, ondanks de gedeeltelijk gebruikelijke zorg, wel voor geïndiceerd.
Er worden geen lakens, theedoeken, zakdoeken en ondergoed etc. gestreken. Wat betreft de kleding wordt uitgegaan van een eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van de keuze van kleding, die in principe niet hoeft te worden gestreken.
Uitzondering 1: als iemand bedlegerig is worden de lakens gestreken.
Uitzondering 2: bij infectiegevoeligheid worden theedoeken en zakdoeken gestreken.
Het doen van boodschappen door de huishoudelijke hulp is een uitzondering en alleen mogelijk als er geen voorliggende voorzieningen (bijvoorbeeld een boodschappendienst) zijn.
Bij boodschappen is het uitgangspunt: één maal in de week boodschappen doen. Het betreft dan de boodschappen die nodig zijn voor levensonderhoud.
Een uitzondering wordt door het College alleen gemaakt als helder is dat dit niet in één maal per week mogelijk is.
De zorg voor kinderen die tot het huishouden behoren is in eerste instantie een taak van de ouders. Zo moeten werkende ouders er zorg voor dragen dat er op tijden dat zij beide werken opvang voor de kinderen is. De Wmo heeft vooral een taak om tijdelijk in te springen zodat de ruimte ontstaat om een al dan niet tijdelijke oplossing te zoeken. Dat wil zeggen: de acute problemen worden opgelost zodat er gezocht kan worden naar een structurele oplossing.
Ook zijn er mogelijkheden om dit via de Participatiewet te regelen. Als er sprake is van sociaal/medisch noodzaak kunnen de kosten vergoed worden uit de bijzondere bijstand. Daar geldt wel een eigen bijdrage van 6 % voor de daadwerkelijke kosten van de opvang.
§Inzet van hulp bij het huishouden in een Hospice
Bij opname in een hospice gelden afwijkende, provinciale afspraken. De noodzaak staat vast
en standaard wordt 5 uur per week huishoudelijke hulp ingezet. Aanmelding door de aanbieder die in het betreffende hospice verantwoordelijk is voor de ondersteuning, is afdoende voor een
toekenning van de voorziening. Een schriftelijke aanvraag is dus niet nodig. Er wordt wel een besluit aan de cliënt gezonden en de eigen bijdrage is van toepassing.
Persoonlijke verzorging valt onder de Wmo 2015 wanneer de behoefte aan persoonlijke verzorging samenhangt met de behoefte aan begeleiding.
Het gaat bij persoonlijke verzorging op grond van de Wmo niet om het daadwerkelijk wassen en aankleden van de cliënt, maar om de begeleiding hierbij. Het gaat dus om cliënten die zichzelf wel kunnen wassen, aankleden en dergelijke, maar daartoe aangespoord moeten worden door de begeleider omdat ze een regieprobleem hebben, bijvoorbeeld cliënten met een verstandelijke handicap of een psychiatrische aandoening. Dit betekent dat de aanspraak op persoonlijke verzorging verband houdt met de zelfredzaamheid en in het verlengde ligt van begeleiding.
Het gaat altijd om boven-gebruikelijke zorg (zorg die niet meer gebruikelijk is voor een partner of kind).
Persoonlijke verzorging op grond van de Wmo 2015 kan dan bestaan uit aansturing bij de algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL), waaronder:
Hierbij geldt altijd dat wanneer andere wetgeving voorliggend is, zoals de Zorgverzekeringswet, er geen sprake is van persoonlijke verzorging gefinancierd vanuit de Wmo.
Het betreft hier enkel persoonlijke verzorging voor mensen met een verstandelijke, zintuigelijke of psychiatrische problematiek die ook thuisondersteuning nodig hebben. Indien er sprake is van de noodzaak voor geneeskundige zorg of een hoog risico, valt de persoonlijke verzorging onder de Zorgverzekeringswet (bijvoorbeeld ouderenzorg).
De ondersteuning wordt geboden met als doel ondersteuning bij de zelfzorg (wassen, kleden en dergelijke). Doel is het behouden van de aanwezige zelfredzaamheid en ondersteuning en/of overname van de zelfzorg.
Persoonlijke verzorging bevat onder andere hulp bij het wassen/douchen en aankleden, het gaat om niet medische activiteiten.
Persoonlijke verzorging onder de Wmo kan alleen wanneer er geen indicatie is voor de WLZ of een aanspraak op de ZVW (Wmo 2015, art. 1.1.1.)
Voor een overzicht van het verschil zie bijlage.
De behoefte aan geneeskundige zorg of een hoog risico hierop, is het leidend criterium en geldt voor iedereen in dezelfde mate, ongeacht de beperking die iemand heeft.
Aanvulling (afwegingskader) Maatschappelijke Deelname
Vervoer naar de locatie kan onderdeel uitmaken bij Maatschappelijke Deelname wanneer dit noodzakelijk is. Uitgangspunt bij het beoordelen van ‘noodzakelijk’ is het gebrek aan zelfredzaamheid van cliënt.
Voor ondersteuning aan cliënten met een zintuiglijke beperking zijn landelijk (via VNG) aparte afspraken gemaakt waarvan we als gemeente gebruik kunnen maken. Het gaat om:
Het gaat om de mogelijke inzet van een maatwerkvoorziening, maar er kunnen ook
producten worden ingezet om optimaal gebruik te maken van de kennis en expertise van
aanbieders voorafgaand aan of tijdens de begeleiding. Bijvoorbeeld voor de uitvoering van of ondersteuning bij vraagverheldering.
Doel van de woonvoorziening is het compenseren van ergonomische belemmeringen die iemand ondervindt bij woonactiviteiten. Het gaat daarbij om belemmeringen die normale woonactiviteiten bemoeilijkt of onmogelijk maken zoals:
De daarvoor bestemde ruimten moeten bruikbaar zijn voor de functies waarvoor ze bestemd zijn. Het gebruik van hobby-, werk- of recreatieruimte, zolder en bergruimte valt in principe niet onder het normale gebruik van de woning. Dit betekent dat voor deze ruimten geen woonvoorzieningen mogelijk zijn, tenzij dit noodzakelijk is.
Aanvulling (afwegingskader) Wonen
Uitgangspunt is dat iedereen eerst zelf zorg moet dragen voor een geschikte woning. Daarbij mag er vanuit worden gegaan dat rekening wordt gehouden met bekende beperkingen, ook wat betreft de toekomst. Een eigen woning kan zowel een gekochte woning zijn als een huurwoning. Ook bij afwijkende situaties, zoals een (woon)boot of een woonwagen met vaste standplaats spreken we in principe van een woning.
Blijkt na toepassing van het algemeen afwegingskader dat de cliënt niet in staat is om de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen uit de voeren, dan bekijkt het College of compensatie via een verhuizing tot de mogelijkheden behoort. Hierbij wegen we onderstaande aspecten mee:
Een verhuiskostenvergoeding is bedoeld voor onder andere de kosten voor een verhuisbedrijf. Een verhuiskostenvergoeding kan zowel in natura als in een Pgb verstrekt worden.
Een Pgb voor een verhuizing (verhuiskosten) stellen we vast op basis van minimaal twee, door de gemeente, goedgekeurde offertes. Bij twijfel vraagt de gemeente zelf een offerte op.
Wanneer aanbouw noodzakelijk is, dan overweegt het College – naast de optie tot een vaste aanbouw – met name vanwege financieel-economische argumenten het plaatsen van een herbruikbare losse woonunit. Een losse woonunit wordt in bruikleen verstrekt.
Bij het plaatsen van een unit zijn de bijkomende kosten voor rekening van de gemeente. Ook de verwijderkosten, c.q. de kosten om de woning terug te brengen in de oude staat, worden door de gemeente vergoed.
De eigen bijdrage wordt berekend over de kosten die gemaakt worden voor de plaatsing en huur/koop van de unit.
Als een inpandige aanpassing mogelijk is, bijvoorbeeld in de situatie van een ruime benedenverdieping of garage, dan beoordeelt het College allereerst die situatie, voordat uitbouwen van de woning of het plaatsen van een traplift aan de orde komt.
Uitgangspunt hierbij is de goedkoopst compenserende oplossing.
§Woonwagens, woonschepen en binnenschepen
Een woningaanpassing kan ook worden toegekend aan cliënten die in een woonwagen of op een woonschip of binnenschip wonen. Er gelden in deze gevallen extra voorwaarden in verband met de duurzaamheid van de voorzieningen, namelijk:
Een voorziening aan een binnenschip kan slechts aan het woongedeelte worden aangebracht en het schip moet geregistreerd zijn en bedrijfsmatig worden gebruikt.
Bij bouwkundige aanpassingen aan/in de woning werkt het College altijd eerst met een
programma van eisen, waarmee zo nodig meerdere offertes opgevraagd kunnen worden.
Een bouwkundige aanpassing kan zowel in natura als in een Pgb verstrekt worden.
Voor uitbreiding of aanbouw van ruimten wordt aansluiting gezocht bij de normen zoals gehanteerd in het Handboek toegankelijkheid (http://www.platformtoegankelijkheid.nl/files/HandboekToegankelijkheid.pdf). Dezelfde richtlijnen gelden ook voor een woonunit.
Voor de slaapkamer en doucheruimte gelden onderstaande richtlijnen:
Het Bouwbesluit juli 2017 moet worden toegepast bij bouwkundige aanpassingen.
§Hoogte Pgb bouwkundige aanpassingen
De hoogte van het Pgb bij bouwkundige aanpassingen wordt bepaald op basis van een door het college vastgestelde begroting. De volgende kosten worden hierin meegenomen:
Het is mogelijk om een woonvoorziening te treffen voor het bezoekbaar maken van de woning wanneer de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een verzorgingsinstelling. In dat geval is artikel 10, tweede lid, onderdeel b van de Verordening Maatschappelijke ondersteuning van toepassing.
Ook in het geval van een gehandicapt kind met ouders die niet samenwonen, is het mogelijk om één woning aan te passen en de woning van de andere ouder bezoekbaar te maken.
Verhuist de cliënt vanuit onze gemeente naar een andere gemeente of binnen onze gemeente en staan bij de achterblijvende partner/ouder(s) voorzieningen en stelt cliënt er prijs op om deze te behouden? Dan is maatwerk mogelijk, waarbij als uitgangspunt geldt dat cliënt (of partner/ouders) de voorziening overneemt van de gemeente (al dan niet in termijnen te voldoen), of een redelijke huurprijs betaalt voor de voorziening.
Voor overname van voorzieningen (door cliënt, familie of gemeente) hanteren we de afschrijftermijnen van de aanbieder. Op basis daarvan wordt de overnameprijs bepaald.
5.3Verplaatsen in en om de woning (rolstoel)
Het te bereiken resultaat ten aanzien van het zich verplaatsen in en om de woning bestaat uit
het in staat zijn de woonkamer, het slaapvertrek en/of de slaapvertrekken, het toilet en de
douche, de berging, de tuin of het balkon kunnen bereiken en er zich zodanig kunnen redden
dat normaal functioneren mogelijk is.
Een maatwerkvoorziening voor een rolstoel kan aan de orde zijn als er sprake is van belemmeringen in het zich verplaatsen in of om de woning. Bij verplaatsingen om de woning gaat het om verplaatsingen in de directe omgeving van de eigen woning: om het huis, naar de buren of bestemmingen in de wijk die op loopafstand liggen.
Aanvulling (afwegingskader) verplaatsen in en om de woning
Er zijn diverse typen rolstoelen te verkrijgen. De selectie van een rolstoel is maatwerk en wordt door de aanbieder in samenspraak met de cliënt bepaald. Bij het beoordelen (door het dorpenteam) of iemand een rolstoel nodig heeft worden in elk geval de volgende factoren meegenomen:
Cliënten die voor de beoefening van hun sport een sportrolstoel nodig hebben, kunnen in aanmerking komen voor een sportrolstoel in de vorm van een persoonsgebonden budget. Daarbij wordt uitgegaan van het niveau van recreatie/ breedte sport. De meerkosten van duurdere sportrolstoelen voor sportbeoefening op wedstrijdniveau komen voor rekening van de cliënt.
Het verplaatsen van cliënten om deel te kunnen nemen aan het leven van alledag is van wezenlijk belang om contacten te onderhouden. Het gaat hier om de directe leef- en woonomgeving van de cliënt. Het lokaal verplaatsen per vervoermiddel is de mogelijkheid om in de eigen woon- en leefomgeving te gaan en staan waar men wil. Er wordt gesproken over lokaal verplaatsen, waarbij gedacht moet worden aan verplaatsingen in een straal van maximaal 30 kilometer rond de woning. Buiten dit gebied kan gebruik worden gemaakt van de mogelijkheden van het bovenregionale vervoer, dat Valys in opdracht van het ministerie van VWS verricht.
Aanvulling (afwegingskader) vervoer
Moeten we compenseren, dan beoordelen we of deze behoefte bij een persoon ingevuld kan worden met een systeem van collectief vervoer. Is collectief vervoer een compenserende voorziening in het individuele geval? Dan heeft de cliënt geen keuzevrijheid voor een persoonsgebonden budget voor vervoer.
Hierbij houden wij rekening met de persoonskenmerken en behoeften van de cliënt.
Is collectief vervoer niet mogelijk, dan kunnen we een individuele voorziening in de vorm van een voorziening in natura of een persoonsgebonden budget verstrekken.
Met een systeem voor collectief vervoer of met een andere individuele voorziening dient tenminste een afstand van 1500 km per jaar te kunnen worden afgelegd. Wanneer daar
aanleiding voor is kan dit aantal worden verhoogd of verlaagd.
Bij dit aantal kilometers kan het gebruik van een andere, verstrekte, voorziening zoals
een scootmobiel, meegenomen worden wat invloed kan hebben op het aantal
Wanneer vaststaat dat er een medische indicatie bestaat voor begeleiding tijdens vervoer, dan kan een vervoerspas met begeleiding worden verstrekt. De begeleider reist gratis mee.
Er is alleen indicatie mogelijk voor begeleiding bij het collectief vervoer wanneer:
1.er een medische noodzaak is voor verzorging onderweg; te denken valt aan
het moeten toedienen van medicijnen die acuut nodig zijn
2.er sprake is van een gedragsstoornis, waarbij de chauffeur niet kan optreden
of betrokkene rustig kan maken of houden.
Bij personen bij wie het collectief vervoer de behoefte niet in voldoende of volledige mate compenseert, beoordeelt het College of er naast of in plaats van deze voorziening een andere voorziening verstrekt moet worden.
De meest voorkomende individuele vervoersvoorziening is de scootmobiel. Het gaat hier om een
vervoermiddel dat voorziet in de vervoersbehoefte op de korte afstand, in de directe omgeving
van de eigen woning en op de iets langere afstand. Deze voorziening kan gecombineerd worden
met collectief vervoer. Een scootmobiel wordt vooral geïndiceerd wanneer er sprake is van een substantiële vervoersbehoefte in de directe omgeving van de woning. Dit is het geval als de cliënt met een scootmobiel zelf boodschappen kan doen, familie en kennissen kan bezoeken en kan voorzien in recreatief vervoer.
Bij verstrekking van deze voorziening is het van belang dat de cliënt:
Aanpassingen aan auto of autobus
Bij de beoordeling of cliënten in aanmerking komen voor een aanpassing, bekijken we eerst of de vervoersbehoefte bij de cliënt kan worden ingevuld met een systeem van collectief vervoer. In de regel wordt hiermee voorzien in de vervoersbehoefte. In enkele gevallen kunnen aanpassingen aan een beschikbare eigen auto(bus) een adequate en goedkope oplossing voor mobiliteitsproblemen zijn. In dat geval is vergoeding van aanpassingen mogelijk. Wij beoordelen de aanvraag in samenhang met eventueel eerder getroffen (vervoers) voorzieningen. In de volgende gevallen kan een aanpassing een adequate en goedkope oplossing zijn:
Vorm van verstrekking aanpassing aan auto of autobus
De vorm van verstrekking bestaat in de meeste gevallen uit een eenmalige Pgb. Slechts in enkele gevallen bestaat de verstrekking uit een verstrekking in natura.
De gemeente vergoedt de kosten van de aanpassing evenals onderhoud en reparatie daarvan. De hoogte van het Pgb wordt bepaald op basis van een ingediende offerte.
Voorwaarden aanpassing aan auto of autobus
Vergoeding van de kosten voor aanpassing van de auto is alleen mogelijk als de auto:
Aanpassingen aan de eigen auto worden maximaal één keer per vijf jaar vergoed.
Voorwaarden aanschaffen auto of autobus
In uitzonderlijke gevallen is het mogelijk om een auto of autobus te verstrekken. Dit kan alleen als er geen andere mogelijkheden zijn om de belemmeringen op het gebied van het vervoer op te lossen.
Bij de aanschaf wordt er vanuit gegaan dat, indien er een eigen auto/autobus is, deze ingeruild worden en de waarde geïnvesteerd wordt in de aan te schaffen voorziening.
Per situatie wordt beoordeeld welke kosten voor rekening komen van de cliënt.
Vanaf 1 januari 2015 is de centrumgemeente Leeuwarden verantwoordelijk voor het bieden van Beschermd wonen voor de regio Friesland. Deze regionale taak is belegd bij Sociaal Domein Fryslân (SDF). De gemeente Leeuwarden koopt namens de 24 Friese gemeenten beschermd wonen in en draagt zorg voor de toegang en het afgegeven van een beschikking.
Voor cliënten die voor 1 januari 2015 al een indicatie voor een GGZ C pakket hadden is er sprake van overgangsrecht. Voor cliënten die Zorg in Natura afnemen geldt dat zij voor een periode van vijf jaar hun indicatie behouden. Voor cliënten die gebruikmaken van het Pgb geldt dat zij gedurende een periode van één jaar, dit betrof 2015, recht hadden op verzilvering middels Pgb. In een herbeoordeling is gekeken of een Pgb nog past bij de situatie en/of hun indicatie in natura verzilverd kan worden.
Een cliënt wordt aangemeld voor beschermd wonen bij het dorpenteam van de gemeente waar deze persoon woont of stroomt door vanuit een andere opvang of behandelsetting. Het dorpenteam bekijkt samen met de cliënt en een eventuele huidig betrokken aanbieder welke hulpvraag er is en of beschermd wonen noodzakelijk is. De cliënt moet hiervoor voldoen aan de criteria voor beschermd wonen.
Als er sprake is van een noodzaak tot beschermd wonen, vult de cliëntondersteuner van het dorpenteam, eventueel met de zorgaanbieder, een besluitformulier voor beschermd wonen in. Dit besluit wordt getoetst door de daartoe aangewezen uitvoeringsorganisatie . Deze organisatie geeft een beschikking af waarmee de cliënt formeel toegang tot Beschermd Wonen krijgt.
Beschermd Wonen is een landelijk toegankelijke voorziening. Dit betekent dat cliënten in principe te allen tijde gebruik kunnen maken van de voorziening, ongeacht waar zij vandaan komen of zich melden. Er wordt afstemming gezocht met de gemeente van herkomst.
Uitgangspunt in de provincie Friesland is wel dat cliënten zo veel mogelijk uit de regio Friesland, Groningen of Drenthe komen. Wanneer de cliënt geen binding heeft met de regio, dan wordt in samenspraak tussen cliënt, zorgaanbieder en het betrokken dorpenteam gezocht naar mogelijkheden om de cliënt te plaatsen in een Beschermde Woonvorm in de regio van herkomst. Ten zij dit niet in het belang van de cliënt is.
Voor het afwegingskader en verdere uitwerking zie de ‘Beleidsregels Wmo 2017’ van de gemeente Leeuwarden.
De Maatschappelijke Opvang en Vrouwenopvang hebben als taak het bieden van tijdelijk en veilig verblijf aan mensen zonder dak boven hun hoofd. De kerntaak van de opvang richt zich op het bieden van een vangnet en een stuk nazorg. Vaak gaat het om kwetsbare cliënten met combinaties van verschillende problematiek. Voor ambulante begeleiding, geboden door Maatschappelijke Opvanginstellingen en vrouwenopvang (Fier Fryslân, Zienn, Limor en Leger des Heils) geldt dat de toegang verloopt via het dorpenteam in de direct omgeving waar iemand woont. Zij geven een indicatieadvies waarna Sociaal Domein Friesland (SDF) een beschikking afgeeft. Ook een aanbieder waar een cliënt bekend is, kan in afstemming met het dorpenteam een advies geven aan SDF.
5.6.2Centrumgemeente versus regio
De centrumgemeente Leeuwarden heeft vanuit de Wmo een belangrijke rol bij Opvang, waaronder maatschappelijke- en vrouwenopvang. De uitvoeringstaken rondom opvang zijn ondergebracht bij Sociaal Domein Fryslân. De centrumgemeente Leeuwarden maakt namens 24 Friese gemeenten afspraken met de aanbieders van opvang over het vangnet dat ze bieden voor de regio Fryslân. De centrumgemeente Leeuwarden werkt nauw samen met de lokale gemeenten met als gezamenlijk doel het verminderen van het aantal daklozen, het zo kort mogelijk verblijven in het vangnet, het zo snel mogelijk weer doorstromen naar een zo zelfstandig mogelijk bestaan en het verminderen van overlast en geweld in afhankelijkheidsrelaties. Dit is beschreven in het document ‘Uitgangspunten voor de financiering van: Opvang, Beschermd Wonen en Veilig Thuis 2016’ (https://www.sdfryslan.nl/sites/default/files/inline_content/uitgangspunten_financiering_bw-opvang-veilig_thuis_2016.pdf).
De opvangvoorzieningen in de regio zijn van belang voor cliënten die in een (dreigende) situatie van dak- of thuisloosheid verkeren. Cliënten kunnen zich rechtstreeks wenden tot aanbieders om een beroep te doen op de voorzieningen. Een toets op de toegang vindt plaats door aanbieders. Voor alle voorzieningen geldt dat ze worden gesubsidieerd door de centrumgemeente Leeuwarden zodat beschikbaarheid en continuïteit gegarandeerd zijn.
Binnen de opvang kan onderscheid worden gemaakt naar algemene- en maatwerkvoorzieningen. De algemene voorzieningen in de gemeente zijn in principe toegankelijk voor iedereen met (dreigende) dak- of thuisloosheid, een lichte toegangstoets wordt door de zorgaanbieders uitgevoerd. De toets bestaat uit het nagaan of de cliënt tot de doelgroep, namelijk (dreigend) dak- of thuisloos, behoort. De algemene voorzieningen zijn voorliggend op maatwerkvoorzieningen.
Een maatwerkvoorziening is in de wet een individuele voorziening waarop een toets op rechtmatigheid plaatsvindt. In 2017 vindt deze toegangstoets plaats door middel van de intake die door de aanbieders wordt gedaan. Een beschikking wordt afgegeven door de gemeente waar een cliënt feitelijk verblijft in een voorziening en wanneer deze cliënt een Participatiewetuitkering heeft. Bij een andere vorm van inkomen wordt de beschikking afgegeven door de instelling zelf, namens de gemeente. Voor maatwerkvoorzieningen geldt een inkomensafhankelijke eigen bijdrage.
Landelijk is bepaald dat de voorzieningen van de opvang toegankelijk moet zijn voor iedereen die in Nederland woont, waarbij de centrumgemeente van aanmelding, wanneer nodig, de eerste opvang verzorgt en vervolgens bepaalt, in overleg met de cliënt, in welke plaats een individueel traject het meest kansrijk is. Deze centrumgemeente verzorgt de opvang. De opvanginstellingen in de regio Friesland werken conform de criteria zoals benoemd in de beleidsregels van de handreiking Landelijke toegankelijkheid in de maatschappelijke opvang. In de drie noordelijke provincies is afgesproken dak- of thuislozen onderling niet door te verwijzen.
Toegang tot een opvangvoorziening kan worden geweigerd wanneer een cliënt zich (na toegang tot de voorziening) niet houdt aan de huisregels van een voorziening.
Voor het afwegingskader en verdere uitwerking zie de ‘Beleidsregels Wmo 2017’ van de gemeente Leeuwarden.
Bij kortdurend verblijf gaat het om logeren gedurende maximaal drie etmalen per week. Het doel is het overnemen van de zorg ter ontlasting van de gebruikelijke zorg of de mantelzorger. Of het tijdelijk onttrekken van de cliënt uit de thuissituatie om tot rust te komen. Het verblijf is aanvullend op het wonen in de thuissituatie en niet bedoeld om voor het grootste deel van de week te wonen in een instelling.
Cliënten die in aanmerking komen voor kortdurend verblijf:
Respijtzorg biedt mantelzorgers de mogelijkheid hun zorgtaken tijdelijk aan een ander over te dragen. Daardoor kunnen zij de zorg beter volhouden. Is ontlasting van de gebruikelijke zorg of de mantelzorger noodzakelijk, dan kan respijtzorg worden ingezet.
Aandachtspunt: kijken naar voorliggende mogelijkheden zoals vergoeding via de zorgverzekering.
De volgende vormen van respijtzorg kunnen bijvoorbeeld worden ingezet om de gebruikelijk zorg of de mantelzorger te ontlasten:
6.1.Inwerkingtreding en overgangsrecht
De Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Tytsjerksteradiel 2018 zijn van toepassing op alle aanvragen die vanaf de datum van inwerkingtreding worden ingediend. De Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Tytsjerksteradiel 2015 zijn van toepassing op alle aanvragen die tot 31 december 2017 worden ingediend.
Deze beleidsregels wordt aangehaald als: Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Tytsjerksteradiel 2018.
Bijlage 1: Onderscheid Persoonlijke Verzorging in de Wmo, de Zorgverzekeringswet en de Wlz
Bijlage 2: Overzicht maatwerkvoorzieningen
De maatwerkvoorzieningen voor Huishoudelijke Hulp ZL. 8 tot en met ZL. 11 vervangen de huidige maatwerkvoorzieningen ZL. 6 en ZL. 7.
Maatwerkvoorziening ZL. 6. wordt in 2018 nog gehanteerd als overgangsregeling, maar kent geen nieuwe toetreding meer. Cliënten worden in de loop van 2018 omgezet naar de nieuwe maatwerkvoorzieningen ZL 8. t/m 11. Maatwerkvoorziening ZL.7. vervalt per 31-12-2017 waarbij de Cliënten worden omgezet naar een nieuwe maatwerkvoorziening ZL. 8 t/m 11.
De volgende paragrafen geven per groep maatwerkvoorzieningen toelichting op de concrete resultaten, de tarieven en onderbouwing daarvan.
De maatwerkvoorzieningen Zelfstandig Leven 1, 2, 4 en 5 worden niet gewijzigd ten opzichte van de huidige systematiek. Zelfstandig Leven 3 is aangevuld met enkele sub resultaten corresponderend met Persoonlijke Verzorging. De tabel hieronder geeft de concrete resultaten per maatwerkvoorziening weer.
De tarieven voor ZL. 1 t/m 5 zijn berekend zoals omschreven in de bijlage Openhouse Uitgangspunten Tariefberekening welke is doorgesproken met de deelnemers aan de Overlegtafels.
Deze calculatie levert een gemiddelde inspanning op voor elke combinatie van resultaatgebied en complexiteit. Deze inspanningen zijn vermenigvuldigd met een gewogen gemiddelde inzet van twee tariefgroepen waaruit de volgende tarieven per periode van 4 weken resulteren:
De huidige resultaatgerichte maatwerkvoorziening Huishoudelijke Hulp wordt vanaf 2018 aangepast. De uitspraken van de Centrale Raad van Beroep rondom resultaatgerichte voorzieningen Huishoudelijke Hulp maken duidelijk dat voor cliënten voldoende duidelijk moet zijn wat een toegewezen maatwerkvoorziening nu precies inhoudt: op welke ondersteuning kan men rekenen. Tevens moet deze ondersteuning gebaseerd zijn op een objectieve maatstaf en normenkader. Dit betekent niet dat een cliënt een beschikking in uren moet krijgen – resultaten zeggen immers meer dan een aantal uren ondersteuning – maar dat resultaten wel voldoende concreet beschreven moeten worden.
De Opdrachtgever heeft vanuit dit kader in dialoog met zorgaanbieders nieuwe maatwerkvoorzieningen Huishoudelijke Hulp ontwikkeld. Hierbij sluiten we – op onderdelen – aan bij objectief onderzoek dat andere gemeenten al eerder hebben laten uitvoeren. Belangrijk: de sub resultaten, activiteiten en frequentie bij de resultaatgebieden zijn in veel detail bepaald. Dit is van belang om aan te sluiten bij een objectief normenkader (‘wat is een objectieve norm voor het schoonmaken van bepaalde vertrekken in een huis’) en een objectieve maatstaf (‘hoe lang duurt het schoonmaken van een vertrek als dit door een professionele schoonmaakhulp gebeurt’). De gemeente wil echter op geen enkele wijze voorschrijven hoe de resultaten bereikt moeten worden. Als een zorgaanbieder een innovatieve methode of werkwijze heeft om bepaalde sub resultaten te bereiken, dan wordt inzet van deze methode of werkwijze juist toegejuicht. Mits de resultaten en genoemde frequenties uit het normenkader maar op vergelijkbare wijze worden gerealiseerd.
In Bijlage 1 Objectief normenkader en maatstaf huishoudelijke hulp is per maatwerkvoorziening in detail omschreven welke sub resultaten (activiteiten en frequenties) volgen uit het objectieve normenkader. Tevens volgt uit extern onderzoek een maatstaf voor de inzet om de norm te bereiken. Wij schrijven nadrukkelijk geen inzet voor, maar hanteren deze wel als gegeven om reële tarieven voor de resultaatgebieden te bereken.
Per maatwerkvoorziening worden hierna de voorwaarden, bekostiging en tarieven beschreven.
De maatwerkvoorziening voorziening Schoon Huis voorziet in de ondersteuning bij het periodiek schoonmaken van de leefvertrekken van het huis van de cliënt. Bijlage 1 geeft de concrete schoonmaakactiviteiten per type vertrek, frequentie volgend uit de onafhankelijk gestelde norm, en gemiddelde tijdsbesteding volgend uit onafhankelijk onderzoek weer. Voor Schoon Huis hanteert de Opdrachtgever de resultaatgerichte bekostiging met een vast vier-weken tarief.
De maatwerkvoorziening Schone Kleding en Linnengoed voorziet in de ondersteuning bij het wassen, drogen, opbergen en waar nodig strijken van kleding en linnengoed. Bijlage 1 benoemt de concrete activiteiten, frequentie en gemiddelde tijdsbesteding volgend uit extern onafhankelijk onderzoek. Voor Schone Kleding en Linnengoed hanteert de Opdrachtgever een resultaatgerichte bekostiging met een vast vier-wekentarief.
In de maatwerkvoorziening Maaltijdvoorziening onderscheid de Opdrachtgever drie verschillende onderdelen: (1) boodschappen doen, (2) het klaarzetten van broodmaaltijden en (3) het klaarzetten van warme maaltijden. Uit gesprekken met de cliëntondersteuners in de dorpenteams en met de huidige leveranciers van maatwerkvoorzieningen Hulp bij het Huishouden blijkt dat een beperkte groep cliënten een zeer uiteenlopende ondersteuningsbehoefte heeft ten aanzien van de maaltijdvoorziening. Tevens zijn er diverse voorliggende voorzieningen aanwezig op dit terrein. Voor de cliënten waarbij deze voorliggende voorzieningen geen passende oplossing bieden, biedt de Opdrachtgever de maatwerkvoorziening Maaltijdverzorging.
De maatwerkvoorziening Maaltijdverzorging wordt inspanningsgericht bekostigd. De beperkte groep gebruikers en de uiteenlopende behoefte laat niet toe dat er een resultaatgericht gemiddeld tarief wordt gebruikt. Bijlage 1 geeft het afwegingskader en rekenkader weer dat cliëntondersteuners gebruiken bij toewijzing van een maatwerkvoorziening Maaltijdvoorziening.
De norm en maatstaf voor ZL. 8 - Schoon Huis en ZL. 9 - Schone Kleding en Linnen zijn gebaseerd op uitgebreid onafhankelijk onderzoek. Echter, deze norm en maatstaf houden geen rekening met buitengewone verzwarende omstandigheden. Daar waar sprake is van een of meerdere verzwarende omstandigheden biedt de maatwerkvoorziening Huishoudelijke Hulp Plus extra financiële ruimte voor een hoger niveau van hygiëne, extra aanvullende resultaten en de inzet van hoger gekwalificeerd personeel. Een maatwerkvoorziening ZL. 11 Huishoudelijke Hulp Plus komt altijd in de plaats van ZL. 8 en/of ZL. 9 en kan dus niet tegelijk met één of beide van deze voorzieningen toegekend worden. Een combinatie met ZL. 10 - Maaltijdvoorziening is wel mogelijk.
De maatwerkvoorziening Huishoudelijke Hulp Plus kan worden ingezet in situaties waarin:
er is sprake van snellere vervuiling door situatie in het huishouden (door aard van de beperking van de cliënt of aanwezigheid van jonge kinderen in het huishouden) of er is een hoger niveau van hygiëne nodig waardoor er vaker moet worden schoongemaakt, en er dus meer tijd nodig is om schoon te maken dan de basisnorm; en/of
Als één of meerdere van de genoemde omstandigheden speelt, biedt de maatwerkvoorziening Huishoudelijke Hulp Plus een hoger tarief om een hoger gekwalificeerde hulpverlener in te zetten, om met een reguliere hulpverlener vaker de resultaten te bereiken of extra resultaten te bereiken, of een combinatie hiervan.
In het Gespreksverslag maakt de cliëntondersteuner duidelijk met welke doelen en bijbehorende concrete resultaten Huishoudelijke Hulp Plus wordt ingezet.
Huishoudelijke Hulp Plus kan alleen worden toegewezen als een cliënt een ondersteuningsbehoefte heeft op het vlak van het Schone Huis en/of Schone Kleding en Linnen, én bovendien is er ten minste een verzwarende omstandigheid geconstateerd. De cliëntondersteuner stelt eerst vast of de ondersteuningsbehoefte:
Als er enkel sprake is van ondersteuning voor het schoonmaken van het huis, en er is sprake van één verzwarende omstandigheid – dan is complexiteit Licht passend voor deze cliënt. Bij meerdere verzwarende omstandigheden tegelijkertijd is complexiteit Midden passend.
Als er ondersteuning nodig is voor het schoonmaken van het huis én de kleding/ linnengoed, en er is sprake van één verzwarende omstandigheid – dan is complexiteit Midden passend voor deze cliënt.
In de situaties waarin meerdere verzwarende omstandigheden tegelijkertijd aan de orde zijn, is complexiteit Zwaar passend.
De onderstaande tabel geeft schematisch weer welke complexiteit (licht, midden of zwaar) aan de orde is in welke situatie.
De berekening van de tarieven voor de bouwstenen is enerzijds gebaseerd op de objectieve maatstaf per resultaatgebied: welke gemiddelde inzet volgt uit extern onderzoek om de resultaten te bereiken? Deze inzet wordt vermenigvuldigd met een rekentarief per uur om tarieven voor de maatwerkvoorzieningen te berekenen. Onderstaande tabel toont de resulterende tarieven per periode van 4 weken. Hierbij is stapeling mogelijk van tarieven voor ZL. 8., ZL. 9. en ZL. 10. óf tussen ZL.10 en ZL. 11. (licht, midden óf zwaar). Er is nadrukkelijk géén stapeling mogelijk tussen ZL. 11. en de basisvoorzieningen ZL. 8. en ZL. 9.
Stapeling met ZL.6. is in geen enkel geval mogelijk. Voor ZL.6. wordt in het overgangsjaar 2018 het tarief niet aangepast.
NB: Mogelijk treedt gedurende 2018 de nieuwe cao-salarisschaal voor Hulp bij het Huishouden – reeds vermeldt in de CAO VVT 2014-2016 – in werking. Deze nieuwe schaal heeft grote gevolgen voor de rekentarieven voor Hulp bij het Huishouden: de tarieven gaan vanaf het van kracht worden van de nieuwe CAO omhoog, en stijgen in daaropvolgende jaren verder door. Op het moment dat de cao-salarisschaal voor Hulp bij het Huishouden bindend wordt voor zorgaanbieders, zullen de Opdrachtgevers nieuwe tarieven voor de maatwerkvoorzieningen ZL. 8, 9, 10 en 11 berekenen. Deze tarieven zullen dan ingaan vanaf het moment dat de CAO van kracht wordt.
De maatwerkvoorzieningen Maatschappelijke Deelname 1 tot en met 3 worden inhoudelijk niet gewijzigd ten opzichte van de bestaande systematiek en omschrijvingen.
Wanneer een cliënt voor de ondersteuning Maatschappelijke Deelname zich niet op eigen kracht naar de locatie kan begeven waar de ondersteuning wordt geleverd, is de Opdrachtnemer verantwoordelijk voor het organiseren van vervoer. Bij vervoer gaat het om verplaatsingen per auto of autobus.
Een groep inwoners met andere beperkingen dan die met een GGZ-grondslag hebben ondersteuning nodig om zelfstandig verantwoord en veilig thuis te gaan of juist blijven wonen. Voor inwoners met een GGZ-grondslag koopt Sociaal Domein Fryslân (SDF) een product ‘Thuisplus’ in op regionaal niveau. De opdrachtgever constateert dat er andere groepen cliënten zijn die ook baat hebben bij deze vorm van ondersteuning.
De maatwerkvoorziening ZL. 12 - Thuisplus Maatwerk richt zich op cliënten met een vergelijkbare ondersteuningsbehoefte, maar die niet passen binnen de doelgroep van ‘SDF ThuisPlus’.
Deze maatwerkvoorziening kan bijvoorbeeld worden ingezet om:
cliënten met gevorderde dementie langer thuis te laten wonen met reguliere ambulante begeleiding en opname in een verpleegtehuis te kunnen uitstellen.
cliënten met een Licht Verstandelijke Beperking of met autisme met begeleiding en training zelfstandig te leren en laten wonen.
begeleiding te bieden aan (jong-) volwassenen met dementie
een meer natuurlijke overgang in ondersteuning te bieden voor inwoners die 18 worden en onder de Wmo gaan vallen, maar tot hun 18e een intensief behandeltraject doorlopen. Hiervoor is op dit moment nog geen geschikte bouwsteen waarmee de wenselijke ‘zachte landing’ en natuurlijke overgang kan worden gerealiseerd.
Thuisplus Maatwerk beoogt begeleiding bij, en training voor zelfstandig wonen. Denk hierbij aan zorgvormen als ‘begeleid wonen’ en ‘kamertraining’, maar dan in het kader van de Wmo. Het uitgangspunt is dat cliënten zelfstandig wonen met geplande – en soms ongeplande - ondersteuning. De Opdrachtgever heeft met Thuisplus Maatwerk geen intramurale zorgvorm voor ogen.
Bij inzet van Thuisplus Maatwerk geldt dit als een integrale maatwerkvoorziening met corresponderende vergoeding. Er is nadrukkelijk geen gelijktijdige toekenning mogelijk van maatwerkvoorzieningen Zelfstandig Leven 1 tot en met 5.
De groep cliënten voor deze maatwerkvoorziening is klein, en binnen deze groep is de ondersteuningsbehoefte zeer variabel. Dit betekent dat deze maatwerkvoorziening zich niet leent voor resultaatgerichte bekostiging met een vast 4-weken tarief.
Deze maatwerkvoorziening richt zich op de volgende doelgroepen:
cliënten met gevorderde dementie langer thuis te laten wonen met reguliere ambulante begeleiding en opname in een verpleegtehuis te kunnen uitstellen.
cliënten met een Licht Verstandelijke Beperking of met autisme met begeleiding en training zelfstandig te leren en laten wonen.
begeleiding te bieden aan (jong-) volwassenen met dementie
een meer natuurlijke overgang in ondersteuning te bieden voor inwoners die 18 worden en onder de Wmo gaan vallen, maar tot hun 18e een intensief behandeltraject doorlopen. Hiervoor is op dit moment nog geen geschikte bouwsteen waarmee de wenselijke ‘zachte landing’ en natuurlijke overgang kan worden gerealiseerd.
Er is geen sprake van voorliggende of gelijktijdige inzet van voorzieningen uit:
WLZ (verstandelijke of lichamelijke beperking)
ThuisPlus Maatwerk kan worden ingezet om een thuissituatie van de cliënt te stabiliseren, bijvoorbeeld bij cliënten die met ondersteuning langer thuis kunnen wonen. ThuisPlus Maatwerk kan ook gericht zijn op ontwikkelen en trainen: het aanleren van vaardigheden om zelfstandig te wonen. Het stabiliseren richt zich met name op de groep ouderen met dementie die met stevige ondersteuning langer thuis kunnen blijven wonen. Het aanleren/ ontwikkelen richt zich op (jong)volwassenen met een beperking (bijvoorbeeld LVB of Autisme) die vaardigheden moeten aanleren om zelfstandig(er) thuis te wonen.
De voorziening ThuisPlus Maatwerk richt zich op inwoners waarvoor de reguliere voorzieningen Zelfstandig Leven niet voldoende ruimte bieden om de benodigde ondersteuning te realiseren. De ernst en omvang van de beperking is zo zwaar dat de benodigde ondersteuning buiten de bandbreedte van Zelfstandig Leven valt – zelfs als meerdere of alle resultaatgebieden in zware complexiteit gestapeld toegewezen worden. Ter illustratie: het gaat dan om situaties waarin meer dan 10 uur individuele begeleiding óf meer dan 8 uur specialistische individuele begeleiding per week noodzakelijk is.
Het introduceren van de voorziening ThuisPlus beoogt ook situaties te voorkomen waarin maatwerkvoorzieningen Zelfstandig Leven worden toegewezen puur uit financiële noodzaak (‘opplussen’) terwijl ondersteuning bij de corresponderende resultaten en sub resultaten voor de betreffende cliënt niet aan de orde is.
Het is de verantwoordelijkheid van de cliëntondersteuners in de dorpenteams om te adviseren over de exacte inzet van de elementen ‘basis-begeleiding’ en ‘specialistische begeleiding’ in het kader van de voorziening ThuisPlus maatwerk. Hierbij weegt de cliëntondersteuner de aard en omvang van de beperking, en de mate van informele ondersteuning die aanwezig is. De cliëntondersteuner kan bij deze afweging advies vragen van een zorgaanbieder en/of onafhankelijke derde partij.
De maatwerkvoorziening Thuisplus Maatwerk bestaat uit het bieden van ondersteuning op (meerdere) geplande en mogelijk ook ongeplande momenten per dag. In voorkomende gevallen worden afspraken gemaakt over de aard en omvang van bereikbaarheid en beschikbaarheid van de zorgaanbieder. Er geldt echter niet per definitie 24-uurs bereikbaarheid of beschikbaarheid.
De zorgaanbieder draagt de verantwoordelijkheid om te signaleren dat iemand achteruit gaat en maatregelen te nemen om tijdig een interventie te doen. Dat betekent ook dat de zorgaanbieder op ongevraagde momenten ondersteuning biedt aan de cliënt.
Ondersteuning vindt integraal plaats, dat betekent dat er een breed gedragen ondersteuningsplan wordt opgesteld door de zorgaanbieder en de cliënt waarin diverse leefgebieden zoals wonen, daginvulling, financiën, persoonlijke verzorging aan bod komen. De Cliëntondersteuner houdt de regie op het behalen van het gewenste resultaat. Er is één zorgaanbieder die regie heeft op de ondersteuning vanuit Thuisplus Maatwerk en hiervoor de eindverantwoordelijkheid draagt. Deze aanbieder schakelt waar nodig aanvullende expertise in om het palet aan ondersteuning dat de cliënt nodig heeft te kunnen bieden.
ThuisPlus Maatwerk kenmerkt zich door een hoog intensieve inzet. Wanneer het resultaat gericht is op de ontwikkeling van vaardigheden dan zal de inzet na verloop van tijd (bijvoorbeeld na een half jaar of een jaar) afhankelijk van de vorderingen teruggebracht kunnen worden. De Cliëntondersteuner houdt bij deze cliënten regelmatig de vinger aan de pols, en in deze situatie passen beschikkingen met een beperkte duur. Wanneer het resultaat gericht is op stabiliseren, dan zal de inzet na verloop van tijd wellicht juist moeten toenemen. Ook hier houdt de cliëntondersteuner – naar eigen inzicht – regelmatig de vinger aan de pols.
Concrete sub resultaten kunnen overeenkomen met de sub resultaten van Zelfstandig Leven 1 tot en met 5, en worden op maat aangevuld door de cliëntondersteuner.
Voor ThuisPlus Maatwerk geldt een inspanningsgerichte bekostiging, waarbij de cliëntondersteuner in overleg met cliënt (en eventueel zorgaanbieder) vaststelt welke inzet nodig is. De cliëntondersteuner heeft hierbij de beslissende en doorslaggevende rol. De vergoeding voor ThuisPlus Maatwerk wordt per cliënt – op maat - samengesteld op basis van de volgende inspanningsgerichte componenten:
inzet specialistische begeleiding
Voor deze elementen bepaalt de Opdrachtgever een vast tarief per uur of dagdeel. De cliëntondersteuner bepaalt in overleg met de zorgaanbieder en de cliënt hoeveel eenheden per element (dus bijvoorbeeld uren basis begeleiding) moet worden ingezet. Er is geen stapeling mogelijk met maatwerkvoorzieningen Zelfstandig Leven 1 tot en met 5. Het resulterende 4-wekentarief kan worden opgebouwd uit:
Kortdurend Verblijf is tijdelijke ondersteuning voor bepaalde vooraf vastgestelde duur ter ontlasting van de gebruikelijke zorg of de mantelzorgers. Het resultaat is het bieden van tijdelijk verblijf en noodzakelijke ondersteuning aan cliënten zodat de mantelzorger ontlast wordt en de thuissituatie leefbaar blijft.
Bij Kortdurend Verblijf gaat het om logeren gedurende maximaal drie etmalen per week gemiddeld. Het verblijf is ter aanvulling op het wonen in de thuissituatie en niet bedoeld als wonen in een instelling voor het grootste deel van de week. Kortdurend verblijf betreft de mogelijkheid voor de inwoner om ergens te logeren waarbij zo nodig zorg en ondersteuning geboden wordt. Enkel zorg en ondersteuning die normaliter door de mantelzorger wordt geleverd wordt hierbij overgenomen. Het uitgangspunt is om het verblijf thuis tijdelijk te vervangen – niet om ook in zorg of begeleiding op te schalen. Als vormen van ondersteuning in de thuissituatie door (andere) professionele zorgaanbieder worden geleverd, dan blijft deze zorgaanbieder hiervoor verantwoordelijk tijdens het kortdurend verblijf – mits dit onder vergelijkbare condities kan worden georganiseerd. Een aanzienlijke grotere reistijd naar verblijfslocatie is bijvoorbeeld een reden om van het voorgaande uitgangspunt af te wijken.
Cliënten die in aanmerking komen voor kortdurend verblijf:
Bij een aanvraag voor kortdurend verblijf toetst de Cliëntondersteuner of er mogelijkheden zijn voor het inschakelen van netwerk of dat andere alternatieve voorliggende oplossingen aanwezig zijn. Denk aan: respijthuis, kortdurend eerstelijnsverblijf vanuit Zorgverzekeringswet (via aanvullende verzekering) of logeren vanuit een indicatie Wet Langdurige Zorg, alarmering of video op afstand, inschakelen van anderen uit het netwerk en inzet van vrijwilligers. Als voorliggende mogelijkheden de ondersteuningsvraag voldoende oplossen, is er geen indicatie voor kortdurend verblijf.
Het meest wezenlijke resultaat is het ontlasten van een mantelzorger of gebruikelijke hulpverlener door de ondersteuning van de cliënt gedurende een afgesproken tijdsduur uit zijn of haar handen te nemen, en de ondersteuning gedurende een afgesproken tijdsduur over te nemen
De maatwerkvoorziening Kortdurend Verblijf worden inspanningsgericht bekostigd. De duur van de ondersteuning is een wezenlijk aspect en hierdoor levert een resultaatgerichte bekostiging naar verwachting geen of een te geringe meerwaarde.
De maatwerkvoorziening heeft twee complexiteiten:
Kortdurend verblijf etmaal ‘met aandacht’: gedurende een etmaal (24 uur) verblijft de cliënt in een instelling waarbij geen persoonlijke verzorging uit de Wmo nodig is. De aanvulling ‘met aandacht’ geeft aan dat er in dit geval vaak wel enige mate van toezicht nodig is: een aanspreekpunt, iemand die een oogje in het zeil houdt en die in voorkomende gevallen een cliënt even gerust kan stellen.
NB: Bij bestaande ondersteuning van Persoonlijke Verzorging van uit de Zorgverzekeringswet gaat deze ondersteuning in principe mee indien daarbij een redelijke reisafstand kan worden gehanteerd. In die gevallen kan Kortdurend Verblijf met aandacht worden ingezet. In alle andere gevallen wordt Kortdurend Verblijf met Zorg ingezet en wordt de Persoonlijke Verzorging overgenomen door de Opdrachtnemer.
Kortdurend Verblijf met aandacht omvat het bieden van een onderdak met in ieder geval de basale voorzieningen die men thuis ook zou verwachten: een bed, toegang tot toilet en wastafel, de cliënt moet kunnen voorzien in zijn algemene dagelijkse levensverrichtingen, eten en drinken.
Eisen aan onderneming/dienstverlening geldig voor alle percelen van de Opdracht.
De Opdrachtnemer accepteert de (beleids-)uitgangspunten en werkwijze van de Opdrachtgever zoals beschreven in dit Programma van Eisen, de Procesovereenkomst en Uitvoeringsovereenkomst voor levering van maatwerkvoorzieningen, en verklaart niet in strijd met deze uitgangspunten en werkwijze te zullen handelen.
Opdrachtnemer heeft acceptatieplicht voor alle betreffende inwoners van de gemeenten Tytsjerksteradiel en Achtkarspelen op die maatwerkvoorzieningen waarop is ingeschreven en draagt er zorg voor dat de betreffende inwoner geleverd krijgt wat is toegekend binnen de gestelde termijnen. Wachtlijsten zijn niet toegestaan. Opdrachtnemer draagt er zorg voor dat levering binnen gestelde termijnen geschiedt.
De Opdrachtnemer maakt met de cliënt afspraken over hoe de zorgaanbieder handelt op het moment dat een cliënt zorg gaat mijden en afspraken niet nakomt. Opdrachtnemer treedt bij zorg mijdend gedrag van de cliënten onmiddellijk in overleg met de Cliëntondersteuner om tot een juiste inzet en aanpak te komen.
Opdrachtnemer garandeert dat kwaliteit (inclusief veiligheid, doeltreffendheid en cliëntgerichtheid) systematisch wordt geborgd in de organisatie, bijvoorbeeld middels een geldig HKZ, ISO voor de zorg of een vergelijkbaar branche specifiek certificaat en overlegt dit certificaat bij inschrijving. Indien Opdrachtnemer geen certificaat kan overleggen dient Opdrachtnemer zelf door het overleggen van een schriftelijk kwaliteitsplan aan de gemeente aantoonbaar te maken hoe de kwaliteit in de organisatie duurzaam is geborgd. Doel is dat de aanbieder zich aantoonbaar richt op handhaving of verbetering van kwaliteit van de ondersteuning door een verbetercyclus in te richten. Tevens wordt geïnvesteerd in vernieuwingen en ontwikkelingen van de zorg. Hierbij wordt nadrukkelijk gekeken naar kansen en verbetermogelijkheden. Interne en externe audits, risico-inventarisaties, cliënt- en medewerkers tevredenheidsonderzoeken worden gehouden. De resultaten worden schriftelijk vastgelegd en zijn input voor nieuw (kwaliteits-)beleid. Bijlage 4 beschrijft de vereisten aan dit schriftelijk kwaliteitsplan.
Opdrachtnemers werken mee aan het verder ontwikkelen van kwaliteitseisen. De huidige kwaliteitseisen, beschreven in de Wet maatschappelijke ondersteuning, dienen als uitgangspunt. De ambitie is om samen met aanbieders en burgervertegenwoordiging de normen met betrekking tot de kwaliteit van de uitvoering verder te ontwikkelen. Deze normen zijn vervolgens weer onderwerp van – gezamenlijk op te zetten - proactief toezicht.
Opdrachtnemer werkt onverkort en zonder meerkosten mee aan het uitvoeren van incidentele proactieve onderzoeken die de toezichthoudend ambtenaar doet naar de toepassing van de uitvoering van de eisen die worden gesteld aan kwaliteit bij de uitvoering van de maatwerkvoorzieningen. Om overmatige belasting van Opdrachtnemers te voorkomen past Opdrachtgever deze onderzoeken met mate toe.
Opdrachtgever treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweldsincidenten bij de verstrekking van een maatwerkvoorziening door de Opdrachtnemer. Opdrachtnemer voldoet onverkort aan de eisen zoals deze door Opdrachtgever in de regeling worden gesteld. Opdrachtnemer meldt iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een maatwerkvoorziening onverwijld, doch binnen drie werkdagen, aan de toezichthoudend ambtenaar en stelt ter uitvoering hiervan een interne regeling op. Opdrachtnemer werkt mee aan het onderzoek dat de toezichthoudend ambtenaar doet naar de calamiteiten en geweldsincidenten.
Opdrachtnemer stelt een effectieve en laagdrempelige regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van gedragingen van de Opdrachtnemer jegens een cliënt. Jaarlijks wordt een overzicht van het aantal klachten en de wijze van afhandeling opgeleverd aan de Opdrachtgever. Dit wordt nader gedetailleerd vastgelegd in administratieve afspraken.
Opdrachtnemer is van alle (betaalde en onbetaalde) medewerkers met cliëntcontacten in bezit van een verklaring omtrent gedrag (VOG) gericht op de uit te voeren werkzaamheden, als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens. Deze verklaring is op het moment van inzet van de medewerker niet ouder dan drie jaar.
Opdrachtnemer garandeert dat er geen onverenigbaarheid van functies en belangenverstrengeling zal zijn. Bestuurders en directieleden van de Opdrachtnemer hebben geen belang of indirecte invloed in het voorliggende proces van toeleiding of enige functies of taken die direct of indirect verband houden met besluitvorming van de Opdrachtgever.
Opdrachtnemers die vanaf 1 januari 2018 toegelaten worden tot de Uitvoeringsovereenkomst maatwerkvoorzieningen Wmo 2018 moeten in overleg treden over de mogelijke overname van personeel van Opdrachtnemers die vanaf 1 januari 2018 niet worden toegelaten, maar tot 1 januari 2018 nog wel een Raamovereenkomst hebben. Deze verplichting tot overleg geldt ook voor situaties waarbij een tussentijdse ontbinding dan wel beëindiging van de Uitvoeringsovereenkomst van een Opdrachtnemer op gerede gronden plaatsvindt.
De Opdrachtgever hecht belang aan het thema Social return om duurzame arbeid te realiseren. Het door de Inschrijver creëren van werkgelegenheid voor arbeidsdeelname van werkzoekenden die staan ingeschreven bij het UWV werkbedrijf, en/of door arbeidsdeelname van mensen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt krijgt veel aandacht. De Opdrachtnemer levert een bijdrage aan Social Return waar dit in redelijkheid te realiseren is. Hierbij is sprake van een inspanningsverplichting
Daartoe dient de Inschrijver een gesprek aan te gaan met het werkgeversteam van de gemeenten om te streven naar de invulling van een afspraak over SROI op de juiste maat. Het initiatief tot dit gesprek wordt genomen door het werkgeversteam van de gemeenten. Door in te schrijven gaat Inschrijver akkoord met deze voorwaarde waaraan na gunning uitwerking wordt gegeven.
Na afsluiting van het boekjaar verstrekt Opdrachtnemer aan Opdrachtgever (per Gemeente) een productieverantwoording over de uitgevoerde werkzaamheden, in het format zoals landelijk afgestemd en gepubliceerd op website i-Sociaaldomein. Deze productieverantwoording dient vóór 1 april van het opvolgend kalenderjaar bij opdrachtnemer te zijn ingediend. Indien Opdrachtnemer voor de geleverde Wmo maatwerkvoorzieningen een totale jaaromzet heeft kleiner dan €125.000 dan is geen controleverklaring van haar accountant vereist.
Opdrachtnemer neemt deel aan leveranciersgesprekken (voortgangsoverleg). Deze gesprekken vinden in principe eens per half jaar plaats, maar de Opdrachtgever kan de frequentie naar boven of beneden bijstellen als de situatie zich hiertoe leent, met een minimum van één en een maximum van vier gesprekken per jaar.
Opdrachtnemer werkt mee aan de administratieve uitvoering die benodigd is voor de inhouding van de eigen bijdragen die wettelijk van toepassing zijn. De eigen bijdragen worden (landelijk) door het CAK geïnd. Dit is in een Algemene Maatregel van Bestuur vastgelegd. Opdrachtnemer geeft voor de Maatwerkvoorzieningen Maatschappelijke deelname (MD 1,2 en 3 inclusief eventueel toegekend vervoer), Thuisplus Maatwerk en Kortdurend verblijf, binnen 4 weken na het aflopen van de betreffende periode, de gegevens van de Cliënt en de door de gemeenten Tytsjerksteradiel en Achtkarspelen vergoede tarieven door aan het CAK conform de door het CAK aangegeven digitale interfacestandaard. Eventuele hieruit voortvloeiende kosten zijn voor rekening van de Opdrachtnemer. Voor de overige maatwerkvoorzieningen worden de gegevens door Opdrachtgever aan het CAK verstrekt.
De medewerkers van de Opdrachtnemer die contact hebben met Cliënten beschikken over een aanvaardbare beheersing van de Nederlandse taal in woord en geschrift en zijn in ieder geval in staat de Friese taal te verstaan. Bij de uitvoering van de werkzaamheden dienen de medewerkers van de Opdrachtnemer probleemloos te kunnen communiceren met cliënten die zich in de Friese taal (wensen te) uiten. Cliënten krijgen in voorkomende gevallen een medewerker toegewezen die de Friese taal in elk geval passief beheerst. Voor specifieke percelen kan van deze eis worden afgeweken.
Voor alle percelen van de maatwerkvoorzieningen die betrekking hebben op ondersteuning Zelfstandig Leven 1 tot en met 5 in de zware complexiteit geldt dat de begeleiding wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van een professional met minimaal HBO denk en werkniveau VVT, MWD, GGZ of een vergelijkbare richting. Daar waar de situatie van de cliënt en de inhoudelijke complexiteit van de ondersteuningsbehoefte dit toestaan, is het toegestaan de begeleiding (deels) uit te voeren door een professional van minimaal MBO 4 denk en werk niveau VVT, WMD, GGZ of een vergelijkbare richting. De kwaliteit van ondersteuning en veiligheid van de cliënt mogen hierdoor niet in gevaar komen.
Begeleiding Zelfstandig Leven 1 Licht wordt uitgevoerd door een professional van minimaal MBO 3 denk en werk niveau VVT, WMD, GGZ of een vergelijkbare richting.
Begeleiding Zelfstandig Leven 1 Midden wordt uitgevoerd door een professional van minimaal MBO 4 denk en werk niveau VVT, WMD, GGZ of een vergelijkbare richting.
Begeleiding Zelfstandig Leven 1 Zwaar wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van een professional met minimaal HBO denk en werk niveau VVT, WMD, GGZ of een vergelijkbare richting.
Begeleiding Zelfstandig Leven 2 wordt uitgevoerd door een professional van minimaal MBO 3 denk en werk niveau VVT, WMD, GGZ of een vergelijkbare richting.
Begeleiding Zelfstandig Leven 2 Midden wordt uitgevoerd door een professional van minimaal MBO 4 denk en werk niveau VVT, WMD, GGZ of een vergelijkbare richting.
Begeleiding Zelfstandig Leven 2 Zwaar wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van een professional met minimaal HBO denk en werk niveau VVT, WMD, GGZ of een vergelijkbare richting.
Begeleiding Zelfstandig Leven 3 Licht wordt uitgevoerd door een professional van minimaal MBO 3 denk en werk niveau VVT, WMD, GGZ of een vergelijkbare richting.
Begeleiding Zelfstandig Leven 3 Midden wordt uitgevoerd door een professional van minimaal MBO 4 denk en werk niveau VVT, WMD, GGZ of een vergelijkbare richting.
a) Begeleiding Zelfstandig Leven 3 Zwaar wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van een professional met minimaal HBO denk en werk niveau VVT, WMD, GGZ of een vergelijkbare richting.
Begeleiding Zelfstandig Leven 4 Licht wordt uitgevoerd door een professional van minimaal MBO 3 denk en werk niveau VVT, WMD, GGZ of een vergelijkbare richting.
Begeleiding Zelfstandig Leven 4 Midden wordt uitgevoerd door een professional van minimaal MBO 4 denk en werk niveau VVT, WMD, GGZ of een vergelijkbare richting.
Begeleiding Zelfstandig Leven 4 Zwaar wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van een professional met minimaal HBO denk en werk niveau VVT, WMD, GGZ of een vergelijkbare richting.
Begeleiding Zelfstandig Leven 5 Licht wordt uitgevoerd door een professional van minimaal MBO 3 denk en werk niveau VVT, WMD, GGZ of een vergelijkbare richting.
Begeleiding Zelfstandig Leven 5 Midden wordt uitgevoerd door een professional van minimaal MBO 4 denk en werk niveau VVT, WMD, GGZ of een vergelijkbare richting.
Begeleiding Zelfstandig Leven 5 Zwaar wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van een professional met minimaal HBO denk en werk niveau VVT, WMD, GGZ of een vergelijkbare richting.
Voor de voorzieningen Zelfstandig Leven 8, 9 en 10 gelden geen aanvullende specifieke eisen.
Aanvullende eisen Zelfstandig Leven 11 – Huishoudelijke Hulp Plus Licht, Midden, Zwaar:
Bij toewijzing van Zelfstandig Leven 11 Licht, Midden of Zwaar kan er sprake zijn een ondersteuningsbehoefte bij het voeren van regie óf een situatie waarbij de hulpverlener kennis moet hebben van het ziektebeeld van de cliënt. In deze situaties wordt Huishoudelijke Hulp Plus (Licht, Midden of Zwaar) uitgevoerd door een professional van minimaal MBO 4 denk en werkniveau VVT, WMD, GGZ of een vergelijkbare richting.
De voorziening wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van een professional met minimaal MBO 3 denk en werk niveau VVT, WMD, GGZ of een vergelijkbare richting.
De voorziening wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van een professional met minimaal MBO 4 denk en werk niveau VVT, WMD, GGZ of een vergelijkbare richting.
De voorziening wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van een professional met minimaal HBO denk en werk niveau VVT, WMD, GGZ of een vergelijkbare richting.
Aanvullende eisen voor de inzet van basis begeleiding:
Basis begeleiding als onderdeel van de maatwerkvoorziening ThuisPlus Maatwerk wordt uitgevoerd door een professional van minimaal MBO 4 denk en werk niveau VVT, WMD, GGZ of een vergelijkbare richting.
Aanvullende eisen voor de inzet van specialistische begeleiding:
Specialistische begeleiding als onderdeel van de maatwerkvoorziening ThuisPlus Maatwerk wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van een professional met minimaal HBO denk en werk niveau VVT, WMD, GGZ of een vergelijkbare richting.
De mantelzorger van de Cliënt is tijdelijk ontlast van ondersteuningstaken.
De noodzakelijke levering van andere vormen van Wmo-ondersteuning (individuele begeleiding, dagbesteding, ondersteuning bij zelfzorg) en eventuele ondersteuning uit andere wetten (bijv. wijkverpleging) gedurende het kortdurend verblijf blijft de verantwoordelijkheid van de vaste zorgaanbieder – maar vindt dus mogelijk plaats op de locatie van de zorgaanbieder die kortdurend verblijf levert. Het uitgangspunt is dus Kortdurend verblijf zonder persoonlijke verzorging.
Wanneer de mantelzorger of gebruikelijke hulp noodzakelijke persoonlijke verzorging en ondersteuning biedt aan de cliënt en hiervoor geen professionele ondersteuning aanwezig is, dan wordt deze persoonlijke verzorging en ondersteuning onderdeel van het kortdurend verblijf. Hier wordt Kortdurend verblijf met persoonlijke verzorging ingezet.
In deze bijlage staat de onderbouwing voor de bouwstenen Huishoudelijke Hulp. Deze onderbouwing is gebaseerd op onafhankelijk onderzoek uitgevoerd voor Achtkarspelen en Tytsjerksteradiel, waarbij tevens gebruik is gemaakt van onafhankelijke onderzoeksrapporten voor andere gemeenten met dezelfde beleidskaders voor Huishoudelijke Hulp.
De tabellen hieronder beschrijven de basis-activiteiten en incidentele activiteiten voor resultaatgebied Schoon Huis. Niet elke cliënt heeft voor elk van deze activiteiten altijd professionele ondersteuning nodig.
De tabel hieronder beschrijft de activiteiten voor het resultaatgebied Schone Kleding en Linnen. Niet elke cliënt heeft voor elk van deze activiteiten altijd professionele ondersteuning nodig.
De tabel hieronder beschrijft de activiteiten resultaatgebied Maaltijdverzorging. Niet elke cliënt heeft voor elk van deze activiteiten altijd professionele ondersteuning nodig.
Alle maatstaven hieronder zijn overgenomen uit objectieve onderzoeksrapporten (ons ‘referentie-onderzoek’) uitgevoerd voor andere gemeenten met dezelfde systematiek en uitgangspunten van de resultaatgebieden. De maatstaven zijn bepaald op basis van het vaststellen van een objectieve norm door experts: hoe vaak moeten bepaalde activiteiten worden uitgevoerd? Vervolgens is gemeten hoelang het uitvoeren van deze activiteiten duurt bij volledige overname. Bij deze uitkomsten wordt indirecte tijd opgeteld, en vervolgens worden weegfactoren meegerekend: bijvoorbeeld dat niet bij elke cliënt álle activiteiten moeten worden overgenomen. De resulterende maatstaf-tijden zijn dus gemiddelden, en de daadwerkelijk benodigde tijd zal bij een deel van de cliënten iets hoger liggen (als alles moet worden overgenomen in het betreffende resultaatgebied) óf lager liggen (als slechts een deel van de activiteiten moet worden overgenomen).
Wij wijken gemotiveerd af van de vastgestelde maatstaven als naar onze inschatting de situatie in Achtkarspelen en Tytsjerksteradiel niet volledig vergelijkbaar is met die in de steden waarvoor het referentie-onderzoek is uitgevoerd.
Voor dit resultaatgebied wordt aangesloten bij onderzoeken van HHM voor respectievelijk de gemeente Amsterdam en (HHM samen met KPMG Plexus) gemeente Utrecht. Tevens zijn resultaten vergeleken met onderzoek voor de gemeente ‘s Hertogenbosch.
Elk deelaspect wordt in een normale thuissituatie met een bepaalde frequentie per leefvertrek in het huis (woonkamer, keuken, hal en ruimtes waarin wordt geslapen) uitgevoerd om vervuiling te voorkomen. De onderstaande tabel geeft deze norm: de norm omvat álle regels in de tabel – dus per ruimte elke genoemde basisactiviteit en bijbehorende frequentie. Uit het ‘Amsterdamse’ onderzoek volgt dat al deze activiteiten samen met 104 uur per jaar kunnen worden bereikt. Zie voor volledige onderbouwing van de maatstaf de onderzoeksrapporten
Voor dit resultaatgebied wordt aangesloten bij onderzoek van de gemeente Amsterdam. Zie voor volledige onderbouwing van de maatstaf het onderzoeksrapport Onderzoek Maatstaf hulp bij het huishouden, Gemeente Amsterdam, HHM, 28 februari 2017.
Voor het vaststellen van een maatstaf voor tijdsduur weegt mee dat machinaal drogen (in voorkomende gevallen mogelijk) tijdwinst oplevert. Uit het onderzoek volgt dat het volledig overnemen van alle activiteiten neerkomt op een inzet van 62 minuten per week. Vervolgens wordt meegewogen dat de cliënt een deel van de activiteiten nog zelf kan uitvoeren, en dat soms het sociale netwerk kan worden ingezet voor een deel van de activiteiten. Na meewegen van deze factoren volgt een maatstaf voor dit resultaatgebied van 38 minuten per week.
Factoren die van invloed zijn op deze norm: fysieke beperkingen zoals incontinentie, nachtzweten en veel knoeien met eten en drinken; andere medische aandoeningen; de omvang en samenstelling van het huishouden; besmet wasgoed (bijvoorbeeld bij chemotherapie of Noro-virus) en het dragen van strijkvrije kleding.
Gesprekken met medewerkers uit de dorpenteams van Achtkarspelen en Tytsjerksteradiel bevestigen dat in veel gevallen slechts een deel van de taken moet worden overgenomen. Het verzamelen en sorteren van was, en het inruimen van een wasmachine lukt dan wel zelf, maar het uithalen en ophangen van de vochtige was lukt niet. Tevens is er variatie in de mate waarin de cliënt strijken van kleding noodzakelijk acht. Toch wordt de Amsterdamse norm erg beperkt geacht, en wordt deze omhoog bijgesteld naar 45 minuten per week.
Voor dit resultaatgebied wordt aangesloten bij onderzoek van de gemeente Amsterdam. Omdat de gemeenten Achtkarspelen en Tytsjerksteradiel vanuit geografisch perspectief behoorlijk afwijken van de gemeente Amsterdam, achten wij de tijdsbesteding volgend uit het Amsterdamse onderzoek voor boodschappen doen niet geheel representatief. Deze maatstaf wordt naar boven bijgesteld om grotere afstand tussen woonruimte en winkels te compenseren. Zie voor volledige onderbouwing van de maatstaf het onderzoeksrapport Onderzoek Maatstaf hulp bij het huishouden, Gemeente Amsterdam, HHM, 28 februari 2017.
Voor het beschikken over boodschappen volgt uit het Amsterdamse onderzoek een wekelijkse tijdsbesteding van 41 minuten. Om ruimere afstand van woonruimte naar winkels in Achtkarspelen en Tytsjerksteradiel te compenseren, wordt deze norm naar boven bijgesteld naar 50 minuten.
Voor maaltijden bereiden, opdienen, afruimen en afwassen volgen uit het Amsterdamse onderzoek de volgende normtijden:
Amsterdam berekent een vaste tijd per maaltijd per jaar, omdat het aantal maaltijden per week waarbij een cliënt ondersteuning nodig heeft in grote mate varieert.
De CIZ Wmo-richtlijn hanteert voor deze deelaspecten de volgende maatstaf:
De norm in het CIZ-indicatieprotocol gaat hierbij uit van het koken van een warme maaltijd. Gezien het aanbod van kant-en-klare maaltijden wordt hier van afgeweken en wordt uitgegaan van het opwarmen van een kant-en-klare maaltijd. Dit kost tevens minder tijd – om deze reden is de norm van het CIZ voor de warme maaltijd naar beneden bijgesteld tot 20 minuten per maaltijd.
In het kader van het verzorgen van maaltijden kan een indirecte tijd van 5 minuten per bezoek worden opgeteld, omdat maaltijden klaarzetten niet altijd gecombineerd kan worden met andere activiteiten.
Resulterend afwegingskader Maaltijdverzorging:
Tafel dekken en afruimen, broodmaaltijd klaarzetten, afwassen, koffie/thee zetten | |||
Tafel dekken en afruimen, warme maaltijd opwarmen, afwassen, koffie/thee zetten | |||
Er zijn voor elke bouwsteen Huishoudelijke Hulp omstandigheden mogelijk die van invloed zijn op de benodigde inzet om de resultaten te bereiken. Bij het bepalen van de normtijden is al rekening gehouden met verlichtende omstandigheden, maar bij aantoonbare verzwarende omstandigheden voldoen de normtijden niet. Wij onderscheiden diverse verzwarende omstandigheden, die elk afzonderlijk óf in combinatie kunnen voorkomen. Als er sprake is van één of meerdere verzwarende omstandigheden dan kan een plusmodule worden ingezet. De tabel hieronder maakt duidelijk welke verzwarende omstandigheden worden onderscheiden en wat de impact is op de maatstaven voor de bouwstenen HH.
De extra vergoeding bij verzwarende omstandigheden voor de extra benodigde tijd en/of inzet van een hoger gekwalificeerde (en ingeschaalde) hulp hangt af van de bouwstenen die ingezet zijn. De onderstaande tabel geeft weer welke plusmodule aan de orde is bij welke (combinatie van) bouwstenen en (combinatie van) verzwarende omstandigheden.
Voor de inhoud van dit schriftelijke kwaliteitsplan sluiten we aan bij de wettelijke kwaliteitseisen zoals die beschreven zijn in de Wmo. De aanbieder beschrijft hoe de uitwerking van de kwaliteitseis wordt vormgegeven. Hiermee wordt bedoeld dat de aanbieder beschrijft in welke mate de uitwerking van toepassing is en op welke wijze de uitwerking gerealiseerd wordt.
Wanneer in het kader van Maatschappelijke Deelname het vervoer naar de instelling/locatie (medisch gezien) noodzakelijk is, geldt per dag het maximale onderstaande tarief: