Organisatie | Den Helder |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en invordering van lijkbezorgingsrechten 2018 |
Citeertitel | Verordening lijkbezorgingsrechten 2018 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2018 | 01-01-2019 | Nieuwe regeling | 08-11-2017 | RVO17.0051 |
De raad van de gemeente Den Helder;
gelezen het raadsvoorstel nummer RVO17.0051 van het college van burgemeester en wethouders van Den Helder van 3 oktober 2017;
Gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet;
Gelet op artikel 14 Beheerverordening Algemene Begraafplaats Den Helder 2014;
kennis genomen hebbende van de voorbereidende commissievergadering Bestuur en Middelen op 18 oktober 2017;
vast te stellen de volgende verordening:
VERORDENING op de heffing en invordering van lijkbezorgingsrechten 2018
Op basis van deze verordening worden rechten geheven voor het gebruik van de begraafplaats en voor het door of vanwege de gemeente verlenen van diensten in verband met de begraafplaats.
De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.
1.De rechten, bedoeld in hoofdstuk 2 onderdeel 2.1 t/m 2.10.2 van de tarieventabel, kunnen worden geheven oor middel van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld of worden geheven bij wege van aanslag.
2 . Andere rechten dan die bedoeld in lid 1, worden geheven door middel van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.
Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang voor de jaarlijks verschuldigde rechten.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, zijn de rechten bedoeld in hoofdstuk 2 en 3 van de tarieventabel verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de rechten bedoeld in hoofdstuk 2 en 3 van de tarieventabel zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 10,-
Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld voor de overige rechten
Andere rechten dan die bedoeld in hoofdstuk 2 en 3 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening of bij de aanvang van het gebruik van de bezittingen, werken of inrichtingen.
Artikel 10 Termijnen van betaling
In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen of gedagtekende schriftelijke kennisgeving, of als het aanslagbiljet of de kennisgeving één aanslag bevat, en:
en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, de aanslagen op verzoek kunnen worden betaald in vijf gelijke termijnen binnen vijf jaar. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de tweede maand volgend op die welke in de dagtekening van de aanslag is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens één jaar later.
Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rechten.
Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel
Indien de datum van inwerkingtreding van deze verordening ligt na de in het vierde lid genoemde datum van ingang van de heffing, blijft de in het eerste lid genoemde verordening gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover de heffing van de rechten hiervoor in die periode plaatsvindt.
Hoofdstuk 2 Uitgifte en verlengingsrechten van graven
Hoofdstuk 3 Bijzetten van asbussen en urnen.
Hoofdstuk 4 Lichten en verstrooien.