Organisatie | Noordoostpolder |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordoostpolder houdende regels omtrent krediethypotheek en pandrecht Beleidsregels krediethypotheek en pandrecht Noordoostpolder 2018 |
Citeertitel | Beleidsregels krediethypotheek en pandrecht Noordoostpolder 2018 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
19-01-2018 | 01-01-2018 | nieuwe regeling | 09-01-2018 | . |
Het college van burgemeester en wethouders van Noordoostpolder
overwegende dat het college gebruik wil maken van de wettelijke bevoegdheid tot het verbinden van verplichtingen aan het verlenen van de uitkering in de vorm van een geldlening zoals dit haar toekomt op grond van artikel 48, derde lid,van de Participatiewet;
gelet op de artikelen 48 en 50 van de Participatiewet,
vast te stellen de volgende beleidsregels:
Beleidsregels krediethypotheek en pandrecht Noordoostpolder 2018
Artikel 1. Begripsomschrijving
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
Voor zover niet anders is bepaald, worden begrippen in deze beleidsregels gebruikt in dezelfde betekenis als in de Participatiewet.
Artikel 2. Vorm van de geldlening
Indien voor belanghebbende, bedoeld in artikel 50 lid 1 van de Participatiewet, recht op algemene bijstand bestaat, heeft die bijstand de vorm van een geldlening onder verband van hypotheek of pandrecht:
Artikel 4. Vaststelling waarde woning
De kosten verbonden aan de hypotheekakte en de inschrijving van de hypotheek, het opmaken van de akte van pandrecht, inschrijving van het pandrecht in de registers van de Inspectie der Registratie en Successie van de Belastingdienst, evenals de bijkomende kosten komen ten laste van de belanghebbende. De eventuele bijstand voor deze kosten wordt aangemerkt als bijzondere bijstand.
Indien belanghebbende naar het oordeel van het college de rente geheel of gedeeltelijk kan betalen, doch niet kan aflossen, wordt een betaling eerst tot ten hoogste het bedrag van de verschuldigde maandrente aangemerkt als aflossing en wordt de rente die daardoor niet wordt betaald bijgeschreven bij het nog niet afgeloste deel van de geldlening.
Artikel 8. Verkoop van de woning
Bij verkoop van de woning kan het college wegens bijzondere omstandigheden van medische of sociale aard van belanghebbende dan wel wegens werkaanvaarding elders door belanghebbende, na toepassing van het eerste lid, besluiten tot het verlenen van een nieuwe geldlening eveneens onder verband van hypotheek voor de aankoop van een andere woning, tot ten hoogste het bedrag van de ingevolge het eerste lid afgeloste geldlening, onder de voorwaarde dat belanghebbende het na aflossing vrijgekomen vermogen met inbegrip van het in het derde lid bedoeld bedrag volledig inzet voor de aankoop van de andere woning.
Bij verkoop van de woning tegen een prijs overeenkomstig de waarde in het economisch verkeer bij vrije oplevering, komt – voor zover de opbrengst daartoe toereikend is – aan belanghebbende in ieder geval het bedrag toe dat op grond van artikel 34 lid 2 en 3 van de wet bij de vaststelling van de geldlening op de waarde van de woning in mindering is gebracht.
Artikel 9. Herleving recht op bijstand
Indien binnen een periode van twee jaar na beëindiging van de bijstandsverlening onder verband van hypotheek of pandrecht opnieuw recht op bijstand bestaat, wordt deze verleend met toepassing van de laatst gevestigde hypotheek of pandrecht.
Aan de belanghebbende wordt telkens na afloop van een kalenderjaar een opgave verstrekt van de stand van de geldlening en van de rentevorderingen.
Aldus besloten door het college in haar vergadering van 9 januari 2018
De secretaris,
De burgemeester,
In de Participatiewet is geregeld dat in bepaalde gevallen bijstandsverlening aan eigenaren, die ook bewoners zijn, van een woning mogelijk is. De hoofdregel van deze bijstandsverlening staat in artikel 50 van de wet. In artikel 3, zesde lid, van de wet staat dat onder een woning ook wordt verstaan een woonwagen of woonschip.
Het onderpand bij een hypotheek is een registergoed, bijvoorbeeld een woning. Bij het onderpand van een niet-registergoed, bijvoorbeeld een woonwagen, spreekt men van pandrecht (art 3:227 lid 1 BW en artikel 3:228 BW). Een woonschip is een registergoed indien het schip te boek staat, is ingeschreven in het register (art 3:227 lid 1 BW / artikel 8:790 lid 1 BW). Daarnaast kan een woonschip ook een onroerende zaak zijn als deze duurzaam met de grond is verenigd. De bedoeling is ter plaatse te blijven. Is van beide geen sprake dan kan pandrecht op het woonschip worden gevestigd. Vandaar dat ook de term “pandrecht” is opgenomen in de citeertitel.
In artikel 48, tweede lid, wordt aangegeven dat het college de bijstand kan verlenen in de vorm van een geldlening of borgtocht, in het derde lid wordt aangegeven dat het college verplichtingen daaraan kan verbinden. Deze beleidsregels geven aan dat het college gebruik wil maken haar bevoegdheid genoemd in artikel 48 tweede lid en benoemt de daarbij horende verplichtingen. De invulling van deze bevoegdheid wordt overgelaten aan het college.
Het college moet onder meer bepalen in welke situaties nadere zekerheden aan de bijstandsverlening worden verbonden, in welke gevallen het niet redelijk is dit te vragen. wanneer en hoe de geldlening terugbetaald moet worden, welke termijn aan de aflossing wordt verbonden en wanneer wordt afgezien van terugvordering. Hierover moet eigen beleid worden gevoerd. Deze beleidsregels voorzien in dat eigen beleid.
Artikel 1 – Begripsomschrijving
In dit artikel zijn een aantal begrippen nader omschreven. Dit behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 2 – Vorm van de geldlening
De vorm van de geldlening is onder verband van hypotheek of pandrecht. Er wordt pas een hypotheek of pandrecht gevestigd indien wordt voldaan aan de voorwaarden zoals genoemd in artikel 50, tweede lid onder a en b.
Er dient sprake te zijn van een overwaarde boven de maximale vrijlating van vermogen in de eigen woning. Om deze overwaarde te kunnen bepalen worden de volgende stappen genomen:
Artikel 3 – Medewerkingsplicht
De eigenaar / bewoner is, indien er sprake is van een eigen woning, woonschip of woonwagen, verplicht mee te werken aan een onderzoek naar en mogelijke vestiging van krediethypotheek of pandrecht. Indien niet wordt meegewerkt dan wordt de aanvraag voor een uitkering alsnog afgewezen of indien van toepassing herzien.
Artikel 4 – Vaststellen waarde woning
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 5 – Opname voorwaarden in hypotheekakte
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 6 – Vaststelling hoogte aflossing
Met betrekking tot de terugvordering van de geldlening is noch in de wet noch in bijzondere wetten met betrekking tot aanvang, duur en situaties waarin geen aflossing gevergd kan worden, iets geregeld. De gemeente moet hierover eigen beleid formuleren.
Zodra de bijstandsverlening wordt beëindigd, wordt het saldo van de geldlening vastgesteld en het maandbedrag bepaald in overleg met de eigenaar / bewoner (rekening houdend met de wettelijk vastgestelde beslagvrije voet). De duur van de aflossing bedraagt maximaal 10 jaar.
Wordt de aflossing gestaakt, dan is de hoofdregel, dat de lening terstond opeisbaar is en dat daarover wettelijke rente moet worden berekend. Aandachtspunt is, dat bij de besluitvorming de individuele situatie van de belanghebbende moet worden betrokken. Ook voor het invorderingsbesluit geldt immers dat dit een vorm van maatwerk moet zijn. Dat kan ertoe leiden dat geen of een lagere invordering plaatsvindt, dan normaliter aan de orde zou zijn.
Wanneer de aflossingsperiode van ten hoogste tien jaar niet voldoende is om de totale geldlening af te lossen blijft er een restantschuld over. Dit komt erop neer dat voor het nog niet afgeloste deel van de geldlening uitstel van betaling wordt verleend. Aan belanghebbende wordt overgelaten of deze toch aflossingen wil verrichten. Er geldt na de aflossingstermijn namelijk –in tegenstelling tot de bovengenoemde aflossingsperiode van 10 jaren – wel een renteverplichting.
De renteverplichting is bedoeld als stimulans tot aflossing. Hierbij wordt niet uitgegaan van de wettelijke rente maar van de helft van de wettelijke rente tot een minimum van één procent. De rente kan uiteraard niet negatief worden, maar voor de duidelijkheid is dat tevens in het tweede lid, bepaald. Het kan zich voordoen dat belanghebbende naar het oordeel van de gemeente de rente of een gedeelte daarvan kan opbrengen, maar dat belanghebbende daardoor niet aan aflossen toe kan komen. De renteverplichting belemmert dan het aflossen. Om dit te vermijden, is in lid 3 opgenomen dat de betaling eerst tot ten hoogste het bedrag van de renteverplichting wordt aangemerkt als aflossing van de geldlening.
Door de aflossingen neemt de schuld af. De bij deze schuld bij te schrijven rente die telkens niet betaald kan worden zal daardoor op termijn afnemen. Omdat over de bijgeschreven rentevordering geen rente is verschuldigd – lid 5- loopt de totale schuld niet nog verder op. Op het moment dat de geldlening geheel is afgelost, zal de rentevordering daardoor beperkt zijn. Voor zover dat bedrag dan niet betaald kan worden, wordt dat afgerekend bij verkoop van de woning zoals ook gebeurt als een deel van de geldlening niet kan worden afgelost.
Is er naar het oordeel van de gemeente voor belanghebbende zelfs geen mogelijkheid om de rente te betalen, dan wordt deze bijgeschreven bij het nog niet afgeloste deel van de geldlening. Het is dan niet te vermijden dat de totale schuld blijft oplopen. Een beoordeling van de betalingscapaciteit in het inkomen vindt na tien jaar alleen nog plaats ten aanzien van de dan in werking tredende renteverplichting.
Artikel 8 – Verkoop van de woning
Verkoop van de woning gedurende de verlening van de bijstand kan gevolgen hebben voor het recht op bijstand. Indien de woning wordt verkocht dan dient de belanghebbende de geldlening direct terug te betalen. Als het om krediethypotheek gaat, stelt de notaris de gemeente hiervan in kennis. Bij verpanding ligt dit anders, de gemeente dient dit zelf in de gaten te houden.
Als de opbrengst uit verkoop zodanig is dat de belanghebbende, na aflossingen van de schulden en/of geldleningen een bedrag overhoudt, dan telt dit bedrag als vermogenstoename en moet de belanghebbende, voor zover dit hoger is dan het wettelijk bepaalde vrij te laten vermogen, daarop interen. De uitkering wordt dan beëindigd.
Als de belanghebbende verhuist naar een nieuwe koopwoning dan kan het college in plaats van te laten interen, ook toestemming verlenen om het bedrag boven het vrij te laten vermogen aan te wenden voor de aankoop van de nieuwe woning. Deze redenen kunnen van medische dan wel sociale aard zijn of bij werkaanvaarding elders, maar niet nader omschreven. Toestemming zal afhangen van de individuele situatie, een omschreven situatie die verifieerbaar en valideerbaar is, maar er dient enige terughoudendheid te worden betracht.
Indien na verkoop een bedrag resteert, feitelijk een restantschuld, dan wordt dat bedrag kwijtgescholden. Er dient wel sprake te zijn van vrije oplevering en overeenkomstig de waarde in het economische verkeer. Bij een verplichte verkoop, bijvoorbeeld gevorderd door de eerste hypotheekverstrekker, en/of een waarde onder het economische verkeer zal het restant worden teruggevorderd.
Artikel 9 – Herleving van het recht op bijstand
Een periode van langer dan twee jaar wordt gezien als een duurzame onderbreking van de bijstandsverlening. Bij een kortere periode wordt geen nieuwe krediethypotheek of pandrecht gevestigd maar herleeft de eerder gevestigde krediethypotheek dan wel pandrecht.
Artikel 10, 11 en 12 – Jaarlijkse opgave, citeertitel en inwerkingtreding