Organisatie | Pijnacker-Nootdorp |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Warenmarktverordening Pijnacker-Nootdorp 2002 |
Citeertitel | Warenmarktverordening Pijnacker-Nootdorp 2002 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
15-12-2005 | 01-12-2011 | nieuwe regeling | 29-09-2005 Telstar, 14-12-2005 | 2005.099369 |
De raad van de gemeente Pijnacker- Nootdorp;
gezien het voorstel van de Stuurgroep Samenvoeging d.d. december 2001;
gelet op de artikelen 149 en 151 van de Gemeentewet;
vast te stellen de volgende Warenmarktverordening Pijnacker-Nootdorp 2002;
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.2 - Dag, tijd en plaats van de markten
Het college is bevoegd te bepalen dat de markt tijdelijk zal plaatsvinden op een andere dag, indien de in het eerste lid bedoelde dag samenvalt met een van de in artikel 2, eerste lid, onder b van de Winkeltijdenwet genoemde dagen.
Hoofdstuk 2 Bepalingen met betrekking tot de vergunning
Paragraaf 1 Algemene bepalingen
Artikel 2.1 - Vergunning voor innemen standplaats
Het is verboden een standplaats op een markt in te nemen zonder vergunning van het college.
Artikel 2.2 - Toewijzing standplaatsen
Een standplaats wordt toegewezen als vaste plaats, dagplaats of standwerkersplaats.
Artikel 2.3 - De vergunningaanvraag
Voor toewijzing van een standplaats komt uitsluitend in aanmerking een handelingsbekwaam natuurlijk persoon die een schriftelijke aanvraag voor een vergunning heeft ingediend bij het college en die daarbij tevens aantoont dat hij persoonlijk voldoet aan alle publiekrechtelijke verplichtingen op het gebied van bedrijfsuitoefening en bedrijfsorganisatie.
Artikel 2.4 - Intrekking vergunning
Artikel 2.5 - Inhoud vergunning
Indien een vaste plaats kan worden toegewezen, verleent het college een vergunning waarin in ieder geval is bepaald:
Artikel 2.6 - Inschrijving op de anciënniteitslijst
Vergunninghouders van vaste plaatsen worden met vermelding van en in volgorde van de datum, waarop aan hen voor het eerst een vaste plaats is toegewezen, op een doorlopend te nummeren lijst voor betreffende markt ingeschreven. Bij deze inschrijving wordt tevens vermeld welke artikelen de vergunninghouder mag verhandelen.
Artikel 2.7 - Inschrijving op de wachtlijst
Artikel 2.8 - Doorhalen van inschrijving op wachtlijst
De inschrijving op de betreffende wachtlijst wordt doorgehaald:
Artikel 2.9 - Volgorde toewijzing vaste plaatsen
Indien voor de toewijzing van een beschikbare vaste plaats voor betreffende markt meer aanvragers in aanmerking komen, wordt de plaats achtereenvolgens toegewezen aan:
Artikel 2.10 - Overschrijving vergunning
Indien de vergunning niet kan worden overgeschreven op grond van het eerste lid, kan een kind van de vergunninghouder vergunning voor een vaste plaats krijgen indien hij ten minste drie jaar in loondienst van het marktbedrijf van de vergunninghouder heeft gewerkt of gedurende eenzelfde periode als mede-eigenaar in dit bedrijf heeft gefunctioneerd en zich heeft laten inschrijven op de wachtlijst.
Indien de vergunning niet kan worden overgeschreven op grond van het eerste of tweede lid, kan een medewerker van de vergunninghouder vergunning voor een vaste plaats krijgen indien hij ten minste drie jaar in loondienst van het marktbedrijf van de vergunninghouder heeft gewerkt of gedurende eenzelfde periode als mede-eigenaar in dit bedrijf heeft gefunctioneerd en zich heeft laten inschrijven op de wachtlijst. Voorts dient bij notariële akte te worden aangetoond dat de onderneming in eigendom van de medewerker is overgegaan en dat de marktplaats geen economische factor in de overname is.
Hoofdstuk 3 Bepalingen over het gebruik van de standplaats
Artikel 3.6 - Tijdstip innemen standplaats/aan- en afvoer goederen
De vergunninghouder is verplicht zijn standplaats tot de sluitingstijd van de markt te blijven innemen. Het college kan van deze verplichting ontheffing verlenen. Kortstondige afwezigheid, bijvoorbeeld voor veilingbezoek, inkoop, bezoek aan vergaderingen, is toegestaan zonder mededeling of ontheffing.
Hoofdstuk 5 Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Artikel 5.2 - Intrekking vergunning en schorsing
Het college kan een vergunning voor een vaste plaats, al dan niet voorwaardelijk, intrekken dan wel telkens voor ten hoogste vier achtereenvolgende marktdagen schorsen, indien de vergunninghouder of degene die hem bijstaat:
niet of niet tijdig het verschuldigde marktgeld voldoet, dat wordt geheven op grond van artikel 229 van de Gemeentewet.
Artikel 5.3 - Uitsluiting dagplaatshouder of standwerker
Het college kan een vergunninghouder van een dagplaats of een standwerkersplaats van de toewijzing van een dagplaats of een standwerkersplaats uitsluiten voor ten hoogste vier marktdagen, gelegen binnen een periode van twee jaar na de bekendmaking van het besluit tot uitsluiting, indien deze:
niet of niet tijdig het verschuldigde marktgeld voldoet, dat wordt geheven op grond van artikel 229 van de Gemeentewet.
Artikel 5.4 Onmiddellijke verwijdering
Onverminderd het bepaalde in artikel 125 van de Gemeentewet kan het college, indien het dit noodzakelijk acht, een vergunninghouder gelasten zich onmiddellijk van de markt te verwijderen, indien hij:
niet of niet tijdig het verschuldigde marktbedrag voldoet, dat wordt geheven op grond van artikel 229 van de Gemeentewet.
Artikel 5.7 - Overgangsbepalingen
Vergunningen en ontheffingen - hoe ook genaamd - verleend krachtens de verordeningen vermeld in artikel 5.6 blijven - indien en voorzover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening - van kracht tot de termijn waarvoor zij werden verleend, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.
Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens verordening vermeld in artikel 5.6 blijven - indien en voorzover de bepalingen ingevolge welke deze verplichtingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening - van kracht tot de termijn waarvoor zij zijn opgelegd, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.
Toelichting op de Warenmarktverordening Pijnacker-Nootdorp 2002
Grondslag en belang verordening
Ingevolge artikel 149 van de Gemeentewet maakt de raad de verordeningen die hij in het belang van de gemeente nodig acht. In artikel 151van de Gemeentewet is bepaald dat de raad besluit tot het instellen, afschaffen of veranderen van jaarmarkten of gewone marktdagen. Artikel 151 is bij amendement ingevoegd. Overweging van het amendement was dat het toezicht op het instellen van markten van groot belang is. Op deze wijze is de bepaling van artikel 178 van de oude gemeentewet gehandhaafd. Met deze bepaling heeft de wetgever duidelijk gemaakt dat het marktwezen tot de gemeentelijke huishouding behoort.
De marktverordening beoogt de gemeentelijke belangen te beschermen. Het gaat hier om belangen van openbare orde, zedelijkheid en gezondheid, beperking van overlast, regulering van het woon- en leefklimaat en de (verkeers)veiligheid binnen de gemeente.
Hoofdstuk 1 van de marktverordening bevat een aantal algemene bepalingen die betrekking hebben op de markt in zijn geheel. Hoofdstuk 2 bevat de regelingen die van belang zijn voor de vergunningaanvraag en de vergunningverlening bezien vanuit de gemeente. De procedure voor het verkrijgen van een vaste plaats, dagplaats en standwerkerplaats wordt beschreven. In hoofdstuk 3 worden de algemene verplichtingen voor de vergunninghouder genoemd die hij met betrekking tot zijn standplaats in acht moet nemen. Hoofdstuk 4 handelt over de overige maatregelen van orde. Hoofdstuk 5 bevat de straf-, overgangs- en slotbepalingen.
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
In dit artikel wordt een aantal begrippen dat in de verordening wordt gehanteerd, gedefinieerd. De onder l genoemde branche-indeling kan de markt aantrekkelijker maken voor de consument. Het onder m genoemde college van burgemeester en wethouders kan als bestuursorgaan besluiten in de zin van de Awb nemen. Tegen deze besluiten kan in beginsel bezwaar en vervolgens beroep worden ingesteld overeenkomstig de procedureregels van de Awb.
Door onder k het woord ‘persoon’ in plaats van het begrip ‘ambtenaar’ te gebruiken kan ook een niet-ambtenaar tot marktmeester worden benoemd. Bij benoeming (=mandaat) van een niet-ondergeschikte dient deze (en zijn werkgever) in te stemmen met de mandaatverlening overeenkomstig artikel 10:4 van de Awb.
Artikel 1.2 Dag, tijd en plaats van de markt
Het eerste lid houdt de instelling van de markt als bedoeld in artikel 151 van de Gemeentewet in. De raad bepaalt op welke dag, tijd en plaats de markten plaatsvinden.
De in het tweede lid en derde lid genoemde dringende redenen en extreme weersomstandigheden dienen het doorgang laten vinden van de markt (op de vaste dag, tijd en/of plaats) praktisch onmogelijk te maken. Te denken valt bijvoorbeeld aan het verrichten van bestratings- en rioleringswerkzaamheden op het marktterrein of zware storm. Het is niet de bedoeling dat het begrip dringende redenen zo ruim wordt opgevat dat de warenmarkt veelvuldig kan worden verplaatst. De ervaring heeft geleerd, dat marktverplaatsingen de kooplieden sterk in hun omzet benadelen. Het is uiteraard van belang om de belanghebbenden in een zo vroeg mogelijk stadium op de hoogte te stellen van een voorgenomen verplaatsingsbesluit.
Het vierde lid geeft het college de bevoegdheid de markt op een andere dag te laten plaatsvinden indien sprake is van een feestdag waarop het ingevolge de Winkeltijdenwet verboden is om markthandel te bedrijven. De markt kan uiteraard gewoon op de normale dag plaatsvinden, indien op grond van artikel 3, eerste lid, van de Winkeltijdenwet vrijstelling is verleend.
Indien de markt gedurende een langere tijd of permanent wordt verplaatst, dient de raad hierover te besluiten overeenkomstig artikel 151 van de Gemeentewet. Over het karakter van het besluit tot wijzigen van de plaats van de markt wordt in de jurisprudentie verschillend geoordeeld. In de uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling Bestuursrechtspraak (Vz ABRS) van 3 oktober 1991, JG (1992) 49 m.nt. M. Bense, wordt de wijziging van de marktverordening ten aanzien van verplaatsing van de markt gezien als een beschikking, zo ook in de uitspraak van de Afdeling van 11 juni 1992, GS (1992) 6950, 5 m.nt. H. Ph.J.A.M. Hennekens. Beide uitspraken zijn overigens gewezen onder vigeur van de Wet administratieve rechtspraak overheidsbeschikkingen (wet arob). In de Awb-uitspraak van de President van de Rechtbank Den Haag, van 22 april 1996, GS (1996) 7041,3 m. nt. E. Brederveld, wordt de wijziging van de marktverordening ter verplaatsing van de markt aangemerkt als een algemeen verbindend voorschrift waartegen geen beroep of bezwaar mogelijk is.
Artikel 1.3 Inrichting van de markt; branche-indeling
Op grond van het eerste lid stelt het college het aantal standplaatsen op de markt vast met onder meer als doel het aantrekkelijk maken van de markt voor de consumenten (a). Bij de opstelling en indeling van de markt wordt rekening gehouden met de verschillende branches (c). Voor de orde op de markt is het van belang te bepalen welke materialen (standaardmaterialen of ook alternatieve materialen) worden toegelaten en waar deze kunnen worden opgesteld.
Teneinde de orde op de markt te waarborgen, dient de mogelijkheid te worden gecreëerd dat voor het handeldrijven met verkoopwagens afzonderlijke gedeelten van het marktterrein kunnen worden aangewezen. Rechtbank Dordrecht, 30 mei 1997, JG (1997) 205 m.nt. M. de Jong, inzake het weren van een markavan; ABRS 16 januari 1997, JG (1997) 208, inzake de indeling van de markt.
Het tweede lid schept de mogelijkheid een beperkt aantal kooplieden per branche toe te laten. Hierdoor wordt bereikt dat op de markt een zo groot mogelijke verscheidenheid aan branches aanwezig is en wordt voorkomen dat te veel kooplieden van één branche op de markt optreden. Hierdoor wordt de markt aantrekkelijker voor de consument. De regels ten behoeve van een brancheverdeling lenen zich voor herhaalde toepassing. De brancheverdeling is daarmee aan te merken als een algemeen verbindend voorschrift. Op grond van de Awb is bezwaar en beroep hiertegen uitgesloten ( RS 18 mei 1995, JG (1995) 363 m.nt. R. Timmer ns, inzake de wijziging van het aantal standplaatsen per branche).
In deze marktverordening is gekozen voor een vrij uitgebreide regeling van de markt. Het college is op grond van dit artikel bevoegd - in aanvulling op artikel 1.3 - nadere regels te stellen.
Nadere regels worden opgevat als algemeen verbindende voorschriften. Zie bijvoorbeeld ABRS 4 juli 1994, JG(1995) 133, m.nt. A.B, Engberts, ARB (1994) 698 m.nt. R.M. van Male.
Artikel 1.6 Voorschriften en beperkingen
Door aan een vergunning of ontheffing voorschriften en beperkingen te verbinden, kan een verfijning in de gewenste rechtstoestand worden aangebracht. De in het eerste lid genoemde belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist, zijn de gemeentelijke belangen van openbare orde, zedelijkheid en gezondheid, beperking van overlast, regulering van het woon- en leefklimaat en de veiligheid binnen de gemeente.
Niet-nakoming van voorschriften die aan een vergunning/ontheffing verbonden zijn, kan grond opleveren voor intrekking van de vergunning/ontheffing of voor toepassing van andere bestuursrechtelijke sancties. De strafbepaling van artikel 5.1 is eveneens van toepassing.
Artikel 2.1 Vergunning voor innemen standplaats
De vergunning geeft het recht om een standplaats op de markt in te nemen. De vergunninghouder moet voldoen aan de voorschriften en beperkingen die aan de vergunning zijn verbonden (artikel 1.6). De vergunning is persoonlijk en niet overdraagbaar.
De verkoop van waren op een markt dient uitsluitend te geschieden door degenen aan wie door het college vergunning daarvoor is verleend. Iedere andere wijze van verkopen op markten is verboden.
Op grond van artikel 3.1 kan een vergunninghouder zich op de standplaats wel doen bijstaan.
De verkoop van waren op een markt dient uitsluitend te geschieden door diegenen aan wie door het college vergunning daarvoor is verleend. Iedere andere wijze van verkopen op markten is verboden. Een uitzondering op deze regel kan worden gemaakt voor degenen, die de kooplieden van koffie, soepen en dergelijke voorzien. Zie ook ABRS 20 januari 1998, jbmarkten bladzijde 9, inzake de onverenigbaarheid van het venten op het marktterrein met de verplichting de standplaats persoonlijk in te nemen.
Artikel 2.2 Toewijzing standplaatsen
Een standplaats wordt toegewezen als vaste plaats, dagplaats of standwerkersplaats. In de paragrafen 2 (artikelen 2.5 tot en met 2.10), 3 (artikel 2.11) en 4 (artikel 2.12) wordt aangegeven op welke manier de toewijzing van de verschillende standplaatsen geschiedt.
Artikel 2.3 De vergunningaanvraag
De genoemde publiekrechtelijke verplichtingen zijn de vestigingsvergunning (indien van toepassing), de inschrijving in het handelsregister en de registratiekaart van het Centraal Registratiekantoor (CRK). Indien de aanvrager niet voldoet aan de genoemde eisen, kan dit reden zijn de vergunning te weigeren (of in te trekken op grond van artikel 2.4). Zie Vz S 8 november 1991, jbmarkten bladzijde 65, inzake de intrekking op grond van het niet in bezit zijn van de vereiste papieren; en ABRS 15 oktober 1997, jbmarkten bladzijde 41, inzake de inschrijving op de wachtlijst.
Het is dwingend vastgelegd dat alleen natuurlijke personen tot de markt worden toegelaten. Hiermee wordt voorkomen dat rechtspersonen een overheersende positie op de markt kunnen innemen. Door de koppeling van de vergunning aan een natuurlijk persoon wordt een zo eerlijk mogelijke verdeling van alle marktstandplaatsen bereikt. Uiteraard kan het wel zo zijn dat de natuurlijke persoon een onderneming drijft in de vorm van een rechtspersoon. Ook dan wordt de natuurlijke persoon (de bedrijfsleider) aangemerkt als vergunninghouder. Het is echter niet mogelijk de vergunning op naam van de rechtspersoon te stellen. Zie ook ABRS 18 april 1995, JG (1995) 241, inzake onderscheid natuurlijk persoon/rechtspersoon.
Een model-aanvraagformulier is als bijlage bij deze verordening gevoegd. Op het formulier is ook een vraag met betrekking tot een WA-marktverzekering opgenomen. Een plicht tot verzekering is niet in de verordening opgenomen, aangezien dit niet tot de belangen van de gemeente behoort. De vergunning kan dus niet worden geweigerd, indien de aanvrager niet verzekerd is tegen vorderingen tot schadevergoeding, waartoe hij als vergunninghouder op een markt krachtens wettelijke aansprakelijkheidsbepalingen zou kunnen worden verplicht wegens aan derden toegebrachte schade.
Artikel 2.4 Intrekken vergunning
Tot intrekking van de vergunning wordt altijd op de in het eerste lid genoemde gronden overgegaan. Het eerste lid betreft alleen de vaste plaatsen. In het tweede lid worden intrekkingsbevoegdheden genoemd ten aanzien van de vergunning in het algemeen.
Intrekking ligt uiteraard minder voor de hand bij niet-vaste plaatsen, maar het kan onder omstandigheden toch gewenst zijn een dag- of standwerkersplaats in te trekken. In de regel zal echter eerder worden overgegaan tot bestuursdwang of onmiddellijke verwijdering op grond van artikel 5.4. Het derde lid vormt het sluitstuk van artikel 2.10.
Om aan de houders van vaste plaatsen de nodige rechtszekerheid te verschaffen, is het gewenst hun een vergunning voor die plaats te verstrekken, waaruit blijkt dat zij hun plaats rechtsgeldig bezetten. Onder een duidelijke omschrijving, bedoeld in het eerste lid, onder b, wordt bij voorkeur gedacht aan een tekening of plattegrond waarop de afmetingen van de plaatsen en de nummering daarvan zijn aangegeven.
Ingevolge het vermelde onder d worden in de vergunning de verkoopmaterialen (kramen, tafels, wagens en dergelijke) opgesomd die de vergunninghouder bij het innemen van de plaats mag gebruiken. Ter verkrijging van uniformiteit op de markt is het plaatsen van marktkramen aan de marktkramenexploitant in handen gegeven.
De vergunninghouder aan wie vergunning is verleend geringe eet- en drinkwaren voor consumptie gereed te maken en te verkopen, dient aan de voorzijde van zijn standplaats voldoende afvalbakken te plaatsen.
Het is de standplaatshouder verboden op zijn standplaats:
Kook-, bak- en verwarmingsapparatuur
Artikel 2.6 Inschrijving op de anciënniteitlijst
Omdat er nog geen anciënniteitlijst bestaat, wordt bij introductie van deze lijst een overgangsregeling gemaakt, om te voorkomen dat reeds gevestigde vergunninghouders achter worden gesteld bij nieuwkomers. Voor alle duidelijkheid worden alle vergunninghouders schriftelijk bericht hoe ze zijn ingeschreven op deze lijst. Immers, indien volgens het overgangsrecht bestaande vergunningen van kracht blijven onder de nieuwe verordening, is uit deze vergunningen niet de positie op de lijst af te lezen.
Artikel 2.7 Inschrijving op de wachtlijst
Voor het goed functioneren van de markt is een goede registratie van de marktkooplieden noodzakelijk. De wachtlijst is bedoeld voor die personen die graag een vaste plaats op de markt willen verwerven, maar aan wie op het moment dat zij de aanvraag doen geen plaats kan worden toegewezen.
Om rechtszekerheid aan de aanvrager te verschaffen, is het gewenst dat hij van zijn inschrijving als gegadigde voor een vaste plaats een schriftelijk bewijs krijgt. ABRS 15 oktober 1997, jbmarkten bladzijde 41, inzake bepalendheid datum van inschrijving; ABRS 27 april 1992, B (1992) 446, inzake verloting van vrijgekomen standplaats bij gering verschil in data van inschrijving.
Ingevolge het vierde lid dient de aanvrager op eigen initiatief zijn inschrijving te verlengen. Het verzoek dient voor 1 januari van elk jaar te zijn gedaan. Om verlenging te vergemakkelijken wordt voorzien in een standaard-verlengingsformulier.
Artikel 2.8 Doorhalen van inschrijving op wachtlijst
In dit artikel worden de dwingende redenen genoemd waarom een gegadigde voor een vaste plaats van de wachtlijst dient te worden gehaald. Het verdient aanbeveling de invulling van bijzonder omstandigheden als genoemd onder d, duidelijk te omschrijven teneinde onduidelijkheden omtrent de plaats op de wachtlijst te voorkomen. ABRS 17 augustus 1995, GS (1996) 7037,5 m-nt. C.P.J. Goorden, inzake onbevoegde doorhaling van de wachtlijst.
Artikel 2.9 Volgorde toewijzing vaste plaatsen
In dit artikel is de volgorde van toewijzing van vaste plaatsen op de markt geregeld. Aangezien niet alle standplaatsen dezelfde mogelijkheden bieden, is het redelijk dat in eerste aanleg aan vergunninghouders van een vaste plaats de gelegenheid wordt geboden een naar hun oordeel betere standplaats te verkrijgen. Na hen kan de vaste plaats worden toegewezen aan de ingeschrevene(n) die op de wachtlijst ingeschreven staan in dezelfde branche. De volgorde van inschrijving op de wachtlijst van deze personen is hierbij bepalend.
Artikel 2.10 Overschrijving vergunning
Komt een vergunninghouder te overlijden of wordt hij blijvend arbeidsongeschikt, dan moet het op sociale overwegingen gerechtvaardigd worden geacht, dat zijn vergunning voor een vaste plaats op de achterblijvende echtgenoot, de geregistreerde partner (als bedoeld in artikel 1:80a van het Burgerlijk Wetboek) of de levenspartner kan worden overgeschreven. In het eerste lid is vastgelegd dat de echtgenoot en de daarmee gelijkgestelde partners recht hebben op de vaste plaats van de vergunninghouder. Een kind van de vergunninghouder dat voldoet aan de in het tweede lid gestelde eisen heeft recht op een vaste plaats op de markt. Het kind is immers, in vergelijking met de echtgenoot of de daarmee gelijkgestelde partner, minder direct in zijn inkomensvoorziening geschaad door het overlijden van de vergunninghouder.
In lid 3 is voor de medewerker een soortgelijke regeling getroffen. Als extra eis dient bij notariële akte te worden aangetoond dat de onderneming in eigendom van de medewerker is overgegaan en dat de marktplaats geen economische factor in de overname is.
Als bewijs van arbeidsongeschiktheid dient een verklaring van een arts te worden overgelegd. Het gaat hier uiteraard om arbeidsongeschiktheid voor de markthandel.
In het vijfde lid is een hardheidsclausule opgenomen.
Artikel 2.11 Toewijzing dagplaats
De in het eerste lid vereiste vergunning wordt verleend, door de marktmeester in mandaat, door middel van een (standaard voorbedrukte) schriftelijke vergunning waarop hij het nummer van de standplaats invult. Uiteraard dient, indien voor de markt een branche-indeling is vastgesteld, daarmee bij het toewijzen van dagplaatsen rekening te worden gehouden.
Artikel 2.12 Toewijzing standwerkerplaats
Wanneer standwerkerplaatsen worden toegewezen, is het gewenst dat dit zo objectief mogelijk gebeurt om de bekende en de minder bekende standwerkers een gelijke kans te geven. Daarom is in het eerste lid bepaald dat de toewijzing geschiedt door loting. Voorrang wordt gegeven geven aan de marktkooplieden van wie is gebleken dat zij in de uitoefening van de markthandel uitsluitend en daadwerkelijk als standwerker plegen op te treden.
Belangrijk is voorts de in het vierde lid opgenomen mogelijkheid om als koppel of duo een standwerkerplaats te kunnen betrekken. Uitdrukkelijk is hierbij echter de voorwaarde gesteld dat een duo zich tevoren als zodanig bij de marktmeester moet melden en dat een duo als één loteling wordt aangemerkt.
Artikel 3.1 Persoonlijk innemen standplaats
In artikel 3.1 is bepaald dat de vergunninghouder in principe verplicht is zelf op zijn standplaats aanwezig te zijn. Aangezien in artikel 2.3 is bepaald dat de vergunninghouder een natuurlijk persoon moet zijn, betekent dit dat de standplaats niet door bijvoorbeeld een medevennoot van de vergunninghouder kan worden ingenomen. Vz ARRVS, 2 juli 1993, JG 1994/206, inzake onderscheid natuurlijk persoon/rechtspersoon; Rechtbank Almelo 18 augustus 1995, GS (1995) 7022,3 m.nt. van E. Brederveld, inzake aanschrijving om standplaats persoonlijk in te nemen.
De vergunninghouder kan zich doen bijstaan op grond van het tweede of derde lid. De artikelen 3.3 ("bijzondere omstandigheden") en 3.6 geven aan de vergunninghouder de mogelijkheid om zaken te regelen, bijvoorbeeld om naar de veiling te gaan.
Artikel 3.2 Aantal keren innemen standplaats
De plicht voor de vergunninghouder van een vaste plaats om de standplaats het minimumaantal vastgestelde keren in te nemen, is noodzakelijk om de continuïteit in de bezetting te waarborgen.
Artikel 3.3 Afwezigheid wegens ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden
In dit artikel worden de uitzonderingen gegeven op het uitgangspunt dat de vergunninghouder zelf op de standplaats aanwezig dient te zijn.
Het is wel noodzakelijk dat het college of de marktmeester van elke verhindering tot marktbezoek zo tijdig mogelijk op de hoogte wordt gesteld.
Voor kortstondige afwezigheid is geen mededeling of ontheffing vereist. Dit is van belang voor vergunninghouders, bijvoorbeeld voor veilingbezoek, inkoop, bezoek aan vergaderingen en overige bedrijfs- en sociale verplichtingen.
De ontheffing van het derde lid wordt voor een maximum van twee jaar verleend. Indien de ziekte langer dan twee jaar duurt, is veelal sprake van blijvende arbeidsongeschiktheid.
Artikel 3.4 Ontheffing en vervanging
In geval van ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden kan het college de vergunninghouder van een vaste plaats toestaan zich op zijn plaats te laten vervangen. Een maximumtermijn van zes weken is voor vakantie gebruikelijk. Het college kan (bij langdurige vervanging) als voorwaarde stellen dat de vervanger aan de vereisten van artikel 2.3 voldoet. Vz RS 29 maart 1994, jbmarkten bladzijde 11, inzake weigering vervanging door niet-gezinslid, ABRS 23 september 1991, JG (1992) 5 m.nt. L.J.J, Rogier, inzake ongeoorloofde vervanging.
Artikel 3.5 Legitimatie en identiteit vergunninghouder
Bij herhaling is gebleken dat de kopers op de markt er behoefte aan hebben te weten bij wie zij hun inkopen hebben gedaan. In de praktijk wordt hier echter weinig de hand aan gehouden. Het moet ook door iedere bonafide marktkoopman of -koopvrouw van belang worden geacht. Het vormen van een vaste klantenkring kan hierdoor tevens worden bevorderd. vermelding van adres en woonplaats wordt in verband met gevaar van inbraak bij de koopman, die tijdens de markt immers van huis is, niet wenselijk geacht.
Artikel 3.6 Tijdstip innemen standplaats/aan- en afvoer goederen
Het tweede lid maakt duidelijk dat het in het algemeen, in het belang van de orde op de markt, de vergunninghouder niet kan worden toegestaan de markt op willekeurige, voor de sluitingstijd gelegen, momenten te verlaten. Kortstondige afwezigheid voor bijvoorbeeld veilingbezoek, inkoop etcetera is wel toegestaan.
Op grond van het derde lid is het mogelijk dat over een vaste plaats beschikt kan worden ten gunste van een andere koopman, indien de vergunninghouder de markt op een bepaalde dag niet bezoekt. Daartoe is bepaald dat de vaste plaats vóór een bepaald uur ingenomen moet zijn.
Indien bekend is dat de rechthebbende later op de markt verschijnt, zal de plaats uiteraard open moeten blijven. Het vierde lid bevat hiervoor een regeling.
Vroegtijdig - eventueel vóór de openingstijd van de markt - toewijzen van de dagplaatsen (zie hiervoor ook artikel 2.11) biedt het voordeel, dat het publiek geen of weinig hinder ondervindt van het aanvoeren van de marktartikelen.
Gedurende de tijd dat het betreffende terrein is aangewezen als markt, valt het niet meer aan te merken als openbare weg in de zin van artikel 1 der Wegenverkeerswet. Eventuele wegsleepregelingen gelden niet meer, maar het marktterrein komt direct onder de werking van artikel 125 Gemeentewet te vallen. Dit houdt in dat alle belemmeringen ogenblikkelijk (in combinatie met artikel 130 Gemeentewet) kunnen worden verwijderd, zonder schriftelijke waarschuwing. (bestuursdwang). Er is hier immers bovendien sprake van “spoedeisende gevallen”.
Ten onrechte geparkeerde auto’s kunnen daarom, op kosten van de eigenaars, van het marktterrein worden verwijderd nog voor de eigenlijke opbouw van de markt.
Voorwaarde is wel dat de tijden waarop het terrein beschikbaar moet zijn ten behoeve van de markt, duidelijk worden medegedeeld.
Ten aanzien van het tweede lid kan het volgende worden opgemerkt. Veel hinder wordt ondervonden van fietsen op het marktterrein. Een ontheffing zou kunnen worden verleend voor aan de hand meegevoerde fietsen door ouderen of mindervaliden dien hun boodschappen niet kunnen dragen.
Deze artikelen zijn opgenomen om te voorkomen dat het aanzien van de markt wordt geschaad door praktijken van marktkooplieden, die hetzij misleidende prijsaanduidingen gebruiken, dan wel hun waren op minder hygiënische wijze uitstallen of ondeugdelijke meet- of weegwerktuigen gebruiken.
Weliswaar zullen bepaalde overtredingen ook door andere instanties kunnen worden geconstateerd, doch het algemeen marktbelang vergt een snel en doelmatig optreden. Dit wordt mogelijk gemaakt door de sancties die zijn genomen in deze verordening. Om strijd met (hogere) wetgeving te voorkomen, waardoor gevaar van onverbindendverklaring van deze artikelen door rechterlijke instanties dreigt, is in deze artikelen verwezen naar de betreffende wetten.
De verkoop van waren op een markt dient uitsluitend te geschieden door de marktkooplieden aan wie door het bevoegd gezag vergunning daarvoor is verleend. Iedere andere wijze van verkopen op markten behoort verboden te zijn. Een uitzondering op deze regel kan worden gemaakt voor degenen, die de kooplieden van koffie, frisdranken, snacks en dergelijke voorzien.
Ten aanzien van de in artikel 5.1 opgenomen strafbepaling geldt dat van overtreding alleen sprake kan zijn indien de verordening een ge- of verbodsnorm (een verplichtende norm) inhoudt.
Tegen overtredingen van de in deze verordening opgenomen bepalingen alsmede tegen handelingen die de orde op de markt op enigerlei wijze kunnen verstoren, verdient voor wat de marktkooplieden betreft een administratieve afhandeling de voorkeur. Verwacht mag worden dat van de bepalingen, opgenomen in de artikelen 5.2 en 5.3, een sterk preventieve werking zal uitgaan.
Artikel 5.2 Intrekking vergunning en schorsing
In artikel 5.2 worden de gronden genoemd waarop een vergunning kan worden ingetrokken of geschorst. Gelet op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 juli 1999 (JG 99.0184), is dit nu ook mogelijk bij het niet betalen van marktgeld, ondanks de aanwezigheid van andere invorderingsmogelijkheden hiervoor. Het betrof het hoger beroep van S. Gonesh tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 6 november 1998. De afdeling overwoog in deze zaak dat ingevolge de Verordening op de straathandel van de gemeente Amsterdam een vergunning voor een vaste plaats kon worden ingetrokken ‘wegens het niet voldoen aan verplichtingen die voor de vergunninghouder voortvloeien uit de voor die markt geldende heffingsverordening’. Het stond tussen de partijen vast dat Gonesh ten tijde van het nemen van de beslissing op bezwaar reeds gedurende langere tijd niet aan zijn uit de geldende heffingsverordening had voldaan. Het dagelijks bestuur van het stadsdeel zuidoost van de gemeente Amsterdam kon de aan Gonesh verleende vergunning derhalve intrekken. Het moge duidelijk zijn dat deze intrekkings- of schorsingsgrond niet lichtvaardig mag worden gebruikt. Het kan wel een oplossing bieden voor (notoire) wanbetalers. Voor alle duidelijkheid wordt hier vermeld dat deze uitspraak zich alleen uitstrekt tot betalingsverplichtingen op basis van publiekrechtelijke regelingen. De vraag of intrekking of schorsing ook mogelijk is bij het niet nakomen van privaatrechtelijke betalingsverplichtingen (huur of pacht) blijft in deze uitspraak onbeantwoord.
Artikel 5.3 Uitsluiting dagplaatshouder of standwerker
In artikel 5.2 is de intrekking of schorsing van een vergunning voor een vaste plaats geregeld. Intrekking of schorsing ligt uiteraard minder voor de hand bij niet-vaste plaatsen, maar in de praktijk is het van belang gebleken om naast de bevoegdheid tot onmiddellijke verwijdering (artikel 5.4) ook een vergunninghouder van een dagplaats of standwerkersplaats langdurig van de markt te kunnen verwijderen. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen indien een vergunninghouder voor een vaste plaats op de vuist gaat met een dagplaatshouder of standwerker.
In dit artikel 5.3 is dan ook de mogelijkheid opgenomen om in de daarin genoemde gevallen de vergunnighouder voor maximaal vier marktdagen uit te sluiten van de toewijzing van een dagplaats of een standwerkersplaats. Deze vier dagen moeten zijn gelegen binnen een periode van twee jaar na de bekendmaking van het uitsluitingsbesluit. Deze termijn is gekoppeld aan de bekendmaking, aangezien in artikel 3:40 van de Awb is bepaald dat een besluit niet in werking treedt voordat het is bekend gemaakt. De maximale termijn van twee jaar is gekozen om te voorkomen dat de uitsluiting voor onbepaalde tijd voortduurt. Indien de dagplaatshouder of de standwerker (pas) na afloop van deze twee jaar weer op de markt komt, kan hij weer in aanmerking komen voor een plaats op de markt.
Artikel 5.4 Onmiddellijke verwijdering
In artikel 125 van de Gemeentewet is bepaald dat ter uitvoering van wetten, algemene maatregelen van bestuur en provinciale en gemeentelijke verordeningen het gemeentebestuur de bevoegdheid heeft om bestuursdwang toe te passen. Dit artikel bevat voor het college de bevoegdheidsgrondslag om bestuursdwang toe te passen bij overtreding van de marktverordening en de daarop gebaseerde voorschriften. In de artikelen 5:21 tot en met 5:36 van de Awb worden regels over de besluitvorming omtrent en de toepassing van bestuursdwang (en dwangsom) gegeven. De in artikel 5.4 geregelde onmiddellijke verwijdering is een vorm van bestuursdwang, waarbij de spoedeisendheid als bedoeld in artikel 5:24, zesde lid, van de Awb wordt verondersteld. Achteraf dient dan het besluit tot het toepassen van bestuursdwang op papier te worden gesteld. Van deze bevoegdheid dient uiteraard alleen in zeer spoedeisende gevallen gebruik te worden gemaakt. overigens is in artikel 5.23 van de Awb geregeld dat de bepalingen over bestuursdwang niet van toepassing zijn indien wordt opgetreden ter onmiddellijke handhaving van de openbare orde.
Zie voor de het gestelde onder d hetgeen hierboven is vermeld bij de toelichting op artikel 5.2.
Op grond van artikel 4.8 van de Awb dienen belanghebbenden bij toepassing van artikel 5.4 in beginsel in de gelegenheid te worden gesteld hunzienswijze (mondeling dan wel schriftelijk) kenbaar te maken. Onderdeel c is gewijd aan de niet-actieve standwerker om verkapte “stille kramers” aan te kunnen pakken.
In artikel 5:11 van de Awb wordt aangegeven dat onder toezichthouder wordt verstaan: een natuurlijk persoon, die bij of krachtens een wettelijk voorschrift is belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift. Een persoon die aangewezen is als toezichthouder beschikt in beginsel over alle in afdeling 5.2 van de Awb opgenomen bevoegdheden. op grond van artikel 5:14 van de Awb kunnen deze bevoegdheden bij verordening of bij besluit van het college worden beperkt.
De marktmeester is als toezichthouder aangewezen.
Artikel 5.6 Intrekking oude regeling
De datum waarop de oude regeling vervalt, is de datum waarop de verordening in werking treedt.
Artikel 5.7 Overgangsbepalingen
Een uitgebreide overgangsregeling als hier opgenomen, is noodzakelijk voor de rechtszekerheid van de betrokkenen. Het is van belang oude rechten te eerbiedigen.
In de citeertitel is een jaartal opgenomen om de betrokken regeling te onderscheiden van de voorgaande regelingen.